Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Joseph over de spreidingsmethodes in de uitkeringsfases van de nieuwe premieregelingen
Vragen van het lid Joseph (Nieuw Sociaal Contract) aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de spreidingsmethodes in de uitkeringsfases van de nieuwe premieregelingen (ingezonden 12 november 2024).
Antwoord van Minister Van Hijum (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) (ontvangen 4 december
2024).
Vraag 1
Bent u bekend met de artikelen «De uitkeringsfase is vooral complex onder de motorkap»1 en «Nieuwe spreidingsmethode: onder motorkap ingewikkelder, uitkomst hetzelfde»?2
Antwoord 1
Ja, ik ben hiermee bekend.
Vraag 2
Klopt het dat veel pensioenfondsen voornemens waren asymptotisch (afnemend) spreiden
toe te passen via de dekkingsgraadmethode, waarbij jaarlijks de uitkeringen van alle
pensioengerechtigden worden verhoogd/verlaagd met 1/Xe deel van het nog niet verwerkte
resultaat? Klopt het dat toezichthouder De Nederlandsche Bank (DNB) wettelijke beperkingen
zag die deze uitvoering belemmerde, vanwege onder andere de interpretatie van artikel 63a
Pensioenwet dat een financiële schok altijd binnen tien jaar verwerkt moet zijn in
de uitkering, wat bij asymptotisch spreiden in theorie niet altijd het geval is?
Antwoord 2
In het najaar van 2023 bleek uit signalen van sectorpartijen dat het amendement Palland3 zonder nadere uitvoeringskaders pensioenuitvoerders onvoldoende duidelijkheid geeft
over de voorwaarden waar een uitkeringsfase met gelijke aanpassingen met spreiden
aan moet voldoen in de uitvoering van een solidaire premieregeling. Zo bleek inderdaad
dat asymptotisch (geheugenloos) spreiden, een methode om gelijke aanpassingen met
spreiden te realiseren, zonder nadere uitwerking in het besluit niet mogelijk te zijn.
Zo was bijvoorbeeld onduidelijk waar de toedelingsregels op moeten zien, of het uitkeringspatroon
vast moet staan en hoe schokken binnen een spreidingsperiode van maximaal 10 jaar
moeten zijn verwerkt. Om de gewenste helderheid bij het amendement te bieden, is overleg
gevoerd met toezichthouders en sectorexperts over uitvoerbare kaders. Hierover heb
ik uw kamer ook eerder geïnformeerd4 en Kamervragen over beantwoord5. In nauwe samenwerking met deze partijen is het Besluit gelijke aanpassingen met
spreiden bij de solidaire premieregelingen tot stand gekomen.6 Met dit besluit is tegemoetgekomen aan de wens van de pensioensector om gelijke aanpassingen
met spreiden uitvoerbaar te maken in de solidaire premieregeling. Hieruit volgt onder
andere dat een financiële schok altijd binnen 10 jaar moet zijn verwerkt in de uitkering.
Vraag 3
Klopt het dat voetnoot 51 in de memorie van toelichting van de Wet toekomst pensioenen
het asymptotisch spreiden expliciet wél toestaat?7
Antwoord 3
Het klopt dat in deze voetnoot staat dat fondsen minimaal 1/10 van een financiële
schok mogen verwerken in de uitkering. Dit impliceert dat er onder bepaalde voorwaarden
asymptotisch kon worden gespreid. In de praktijk bleek dat echter onduidelijk was
welke voorwaarden van toepassing waren op het asymptotisch spreiden en hoe dit in
de praktijk tot uitvoering moest komen. Zoals toegelicht in het antwoord op vraag
2 en in eerdere kamerbrieven8 was onduidelijk waar de toedelingsregels op moeten zien, of het uitkeringspatroon
vast moet staan en hoe schokken binnen een spreidingsperiode van maximaal 10 jaar
moeten zijn verwerkt. Daarnaast was op het moment dat de memorie van toelichting van
de Wet toekomst pensioenen bij de Tweede Kamer was ingediend9 nog geen herverdeling tussen pensioengerechtigden mogelijk om gelijke aanpassingen
met spreiden te realiseren. Dit werd pas mogelijk met het aangenomen amendement van
het lid Palland.10 Om de gewenste helderheid te geven, is in nauwe samenwerking met toezichthouders
en sectorexperts het Besluit gelijke aanpassingen met spreiden bij de solidaire premieregelingen
tot stand gekomen.11 Hiermee wordt tegemoet gekomen aan de wens van de sector om gelijke aanpassingen
met spreiden uitvoerbaar te maken in de solidaire premieregeling, via onder andere
het spreiden met een afnemende mate (asymptotisch).
Vraag 4
Kan worden gesteld dat met het opstellen van de wet beoogd is dat asymptotisch spreiden
is toegestaan?
Antwoord 4
Zoals toegelicht in het antwoord op vraag 3, klopt het inderdaad dat binnen de kaders
van de wet dit was beoogd. Daarbij blijft wel staan dat destijds geen herverdeling
was beoogd. Ook is het een wettelijke eis dat financiële resultaten binnen een spreidingsperiode
van maximaal 10 jaar in de uitkering moeten zijn verwerkt. Om te zorgen dat gelijke
aanpassingen met spreiden ook bij de solidaire premieregeling mogelijk werd, is in
nauwe samenwerking met de toezichthouders en de sector het Besluit Gelijke aanpassingen
met spreiden bij de solidaire premieregeling tot stand gekomen.12 In dit besluit blijft daarmee het asymptotisch (in afnemende mate) spreiden mogelijk
onder voorwaarden.
Vraag 5
Klopt het dat, op basis van onder andere de transitieplannen, de meeste pensioenfondsen
een spreidingsparameter van 3 of 5 willen hanteren, waarbij jaarlijks respectievelijk
1/3e of 1/5e van het onverwerkte resultaat wordt verwerkt?
Antwoord 5
Ja, ik zie in de sector dat de meeste pensioenuitvoerders kiezen voor een spreidingsparameter
van 3 of 5. Dit is ook een gevolg van hetgeen bepaald in artikel 1ca, zevende lid,
onderdeel a, van Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling.
Hierin is opgenomen dat in het geval uitvoerders kiezen voor de asymptotische variant
(afnemende mate) de contante waarde van de nog totaal in de uitkering te verwerken
financiële resultaten voor meer dan zestig procent in de eerste helft van de spreidingsperiode
ligt. Met deze voorwaarde wordt voorkomen dat financiële resultaten onnodig worden
uitgesteld.
Vraag 6
Klopt het dat asymptotisch/afnemend spreiden volgens de nieuwe «AMvB-methode»13 bij een spreidingsparameter van 5 in ca. 99% van de gevallen dezelfde (aanpassing
van) uitkeringen oplevert als de dekkingsgraadmethode zonder de nieuwe wettelijke
restricties, en dat wanneer er een verschil optreedt, dit gemiddeld ca. 1% bedraagt?
Antwoord 6
In hoe vaak van de gevallen er een aanpassing van de uitkeringen moet worden gedaan,
is afhankelijk van diverse factoren. Zo is dit afhankelijk van het beleggingsbeleid
in de uitkeringsfase, en daarmee de toedeling van beschermingsrendement en overrendement
aan pensioengerechtigden, de grenzen die worden gesteld aan het spreidingsvermogen
en de spreidingsparameter. In algemene zin kan niet worden gesteld dat de methode
waar de vragensteller naar verwijst, in circa 99% van de gevallen dezelfde aanpassing
van de uitkering oplevert als bij een spreidingsparameter van 5.
Vraag 7
Klopt het dat bij een spreidingsparameter van 3 de uitkeringen met AMvB-restricties
100,0% van de gevallen gelijk zijn aan de uitkomsten volgens de dekkingsgraadmethode?
Antwoord 7
Zoals in het antwoord op vraag 6 toegelicht, is het afhankelijk van diverse factoren
hoe vaak van de gevallen er een aanpassing in de uitkeringen moet worden gedaan. In
algemene zin kan niet worden gesteld dat de methode waar de vragensteller naar verwijst,
in alle gevallen dezelfde aanpassing van de uitkering oplevert als bij een spreidingsparameter
van 3.
Vraag 8
Indien u ontkennend heeft geantwoord op één van de twee vorige vragen, wat is volgens
u de kans op en de grootte van een verschil tussen de uitkeringen bij de dekkingsgraadmethode
en de asymptotische methode met AMvB-restricties? Kunt u hiervoor rekenen met een
recente P-scenarioset, een pensioenfonds dat haar pensioengerechtigden 100% renteafdekking
en 30% exposure naar zakelijke waarden toebedeelt, geen grenzen stelt aan het spreidingsvermogen,
waarvan de populatie in evenwicht is en jaarlijks 10% van het uitkeringsvermogen aan
pensioengerechtigden uitkeert?
Antwoord 8
Een berekening biedt gelet op de geschetste factoren en de fondsspecifieke keuzes
die aanvullend hierop gedaan moeten worden geen nader inzicht. Zoals in de antwoorden
op vragen 6 en 7 toegelicht, is hoe vaak van de gevallen er een aanpassing moet worden
gedaan, afhankelijk van diverse factoren. Verder is het kiezen van een spreidingsparameter
rond de 3 of 5 ook een gevolg van hetgeen bepaald in artikel 1ca, zevende lid, onderdeel
a, van Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling. Hierin
is opgenomen dat in het geval uitvoerders kiezen voor de asymptotische variant (afnemende
mate), de contante waarde van de nog totaal in de uitkering te verwerken financiële
resultaten voor meer dan zestig procent in de eerste helft van de spreidingsperiode
ligt. Met deze voorwaarde wordt voorkomen dat financiële resultaten onnodig worden
uitgesteld. Hoe vaak de uitkeringen moeten worden aangepast bij spreidingsparameters
3 of 5 blijft daarmee een fondsspecifieke keuze.
Vraag 9
Bent u zich ervan bewust dat er veel onduidelijkheid bestaat over de nieuwe regels
omtrent spreiden en dat sommige uitvoerders/uitvoeringsorganisaties daarom reeds hebben
besloten af te zien van de asymptotische methodiek? Klopt het dat de nieuwe regels
voor uitvoerders en deelnemers tot extra complexiteit en handelingen leiden door het
jaarlijks berekenen en vastleggen van tien toekomstige aanpassingen met complexe formules?
Antwoord 9
Ik herken dit signaal niet, maar blijf de komende tijd uiteraard alert voor signalen
in de sector. Met het Besluit gelijke aanpassingen met spreiden bij de solidaire premieregeling14 wordt tegemoetgekomen aan de wens van de pensioensector om gelijke aanpassingen met
spreiden uitvoerbaar te maken in de solidaire premieregeling. Sectorexperts zijn bij
de totstandkoming van het besluit nauw betrokken geweest. De reacties op de internetconsultatie
waren ook overwegend positief15 en partijen geven aan geholpen te zijn met dit besluit en hiermee uit de voeten kunnen.
In de ogen van de betrokken partijen ligt er met dit besluit een uitvoeringskader
dat recht doet aan de doelen van het amendement van het lid Palland en dat helderheid
biedt over hoe deze doelen beheerst en integer in de uitvoeringspraktijk kunnen worden
gerealiseerd. Ik herken dan ook niet dat de voorgestelde maatregelen de complexiteit
rondom de uitvoering onnodig verhogen.
Vraag 10
Bent u zich ervan bewust dat de eenvoudigere dekkingsgraadmethode, met nagenoeg identieke
resultaten, mogelijk kan worden gemaakt door een aanpassing van artikel 63a van de
Pensioenwet? Zo ja, hoe weegt u de voor- en nadelen van een dergelijke wetswijziging
voor pensioenfondsen en hun uitvoerders?
Antwoord 10
Bij de zogenoemde dekkingsgraadmethode blijft onduidelijkheid bestaan over de kaders
waarbinnen deze methodiek mag plaats vinden. Daarbij komt dat resultaten tot ver in
de toekomst (meer dan 10 jaar spreidingsperiode) kunnen worden gespreid waardoor ze
niet toekomen aan de gepensioneerden waaraan ze moeten worden toegedeeld. Positieve
en negatieve resultaten kunnen daardoor voor rekening van toekomstige gepensioneerden
komen. Het doorschuiven van resultaten naar volgende generaties past daarmee niet
bij de doelen van de Wet toekomst pensioenen. Daarbij was het geen doel van het Besluit
gelijke aanpassingen met spreiden bij de solidaire premieregeling om de resultaten
wezenlijk te veranderen. Het doel was om de gewenste helderheid bij het amendement
van het lid Palland16 te bieden. Verder ligt er in de ogen van de betrokken partijen met dit besluit17 een uitvoeringskader dat recht doet aan de doelen van het amendement van het lid
Palland en dat helderheid biedt over hoe deze doelen beheerst en integer in de uitvoeringspraktijk
kunnen worden gerealiseerd.
Vraag 11
Acht u het wenselijk dat de dekkingsgraadmethode middels een wetswijziging mogelijk
wordt gemaakt? Zo nee, wat zijn de overwegingen hiervoor?
Antwoord 11
Nee, dat acht ik niet wenselijk. Zoals toegelicht in het antwoord op vraag 10, blijft
bij de zogenoemde dekkingsgraadmethode onduidelijkheid bestaan over de kaders waarbinnen
deze methodiek mag plaats vinden. Daarbij komt dat resultaten tot ver in de toekomst
(meer dan 10 jaar spreidingsperiode) kunnen worden gespreid waardoor ze niet toekomen
aan de gepensioneerden waaraan ze moeten worden toegedeeld. Positieve en negatieve
resultaten kunnen daardoor voor rekening van toekomstige gepensioneerden komen. Het
alsmaar doorschuiven van resultaten naar volgende generaties past daarmee niet bij
de doelen van de Wet toekomst pensioenen. Met het Besluit gelijke aanpassingen met
spreiden bij de solidaire regeling18 ligt er een uitvoeringskader dat recht doet aan de doelen van het amendement van
het lid Palland en dat helderheid biedt over hoe deze doelen beheerst en integer in
de uitvoeringspraktijk kunnen worden gerealiseerd. Daarmee kan ook in de solidaire
premieregeling gelijke aanpassingen met spreiden bij de solidaire premieregeling worden
gerealiseerd.
Vraag 12
Bent u zich ervan bewust dat het spreiden via de AMvB-methode in de flexibele premieregeling
momenteel juridisch niet kan vanwege artikel 63a lid 5 Pensioenwet, waarin staat «Gedurende
de spreidingsperiode worden uitsluitend de uitkeringen en aanspraken van de bij aanvang
van de spreidingsperiode tot de toedelingskring behorende personen in gelijke stappen
aangepast», terwijl in de AMvB-methode de aanpassingen niet «in gelijke stappen» plaatsvinden?
Antwoord 12
Het Besluit is inderdaad bedoeld voor de solidaire premieregeling. Doel hiervan was
verduidelijken van het amendement van het lid Palland, omdat deze zonder kaders onvoldoende
duidelijkheid geeft over de voorwaarden waaraan een uitkeringsfase met gelijke aanpassingen
met spreiden moet voldoen in de uitvoering van een solidaire premieregeling. Het Besluit
ziet dus niet op de flexibele premieregeling. Met de huidige wet- en regelgeving kunnen
in de flexibele premieregeling financiële schokken al collectief worden gespreid in
een van de individuele opbouwfase gescheiden uitkeringsfase. In de praktijk is reeds
gebleken dat dit uitvoerbaar is.
Vraag 13
Bent u het met mij eens dat het wenselijk is voor de deelnemers aan de flexibele premieregeling
om binnen de flexibele premieregeling ook asymptotisch spreiden (via de dekkingsgraadmethode
of de AMvB-methode) mogelijk te maken, zodat alle gepensioneerden gelijke aanpassingen
van de uitkeringen kunnen krijgen? En zo niet, waarom niet?
Antwoord 13
Het Besluit gelijke aanpassingen met spreiden bij de solidaire premieregelingen was
nodig om het amendement van het lid Palland te verduidelijken. Dit amendement gaf
zonder kaders onvoldoende duidelijkheid waarbinnen gelijke aanpassingen en spreiden
mag plaatsvinden binnen de solidaire premieregeling. Met de huidige wet- en regelgeving
kunnen in flexibele premieregeling financiële schokken al collectief gespreid worden
in een van de individuele opbouwfase gescheiden uitkeringsfase via de zogenoemde dakpansgewijze
methode. Binnen de verbeterde premieregeling is reeds gebleken dat deze methode uitvoerbaar
is. Bovendien past de zogenoemde dakpansgewijze methode goed bij het meer individuele
karakter van de flexibele premieregeling.
Ik wil evenwel bezien of er nog substantiële additionele uitvoeringswinst te behalen
is met een door de vragensteller voorgestelde wijziging conform de AMvB-methode. Dit
zal ik afwegen tegenover de inhoudelijke noodzaak, het extra beslag dat een eventuele
wijziging vraagt van sectorpartijen om nieuwe regelgeving te accommoderen en het beslag
op de wetgevende capaciteit. Ik zal uw Kamer hierover in het voorjaar informeren,
zodat u dit bij de voorgenomen behandeling van de Toezeggingenwet kunt betrekken.
Vraag 14
Bent u zich ervan bewust dat een dergelijke wetswijziging (dekkingsgraadmethode mogelijk
maken, danwel 63a lid 5 Pensioenwet aanpassen in geval de AmvB-methode blijft) ook
minder volatiele aanpassingen binnen de flexibele premieregeling mogelijk zou maken?
Vindt u dit wenselijk? En zo niet waarom niet?
Antwoord 14
Het spreiden van financiële resultaten over tijd zorgt voor een stabielere uitkering.
Dit is reeds mogelijk in de flexibele premieregeling.
Vraag 15
Kunt u deze vragen één voor één beantwoorden binnen drie weken?
Antwoord 15
Ja.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
Y.J. van Hijum, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.