Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Rooderkerk over snel aanvullende klimaatmaatregelen nemen
Vragen van het lid Rooderkerk (D66) aan de Minister van Klimaat en Groene Groei over snel aanvullende klimaatmaatregelen nemen (ingezonden 28 oktober 2024).
Antwoord van Minister Hermans (Klimaat en Groene Groei) (ontvangen 26 november 2024).
Vraag 1
Klopt het dat u van plan bent om bij de voorjaarsnota 2025 over nieuwe klimaatmaatregelen
te besluiten omdat de Klimaat- en Energieverkenning (KEV) laat zien dat de doelen
buiten bereik zijn gekomen?
Antwoord 1
Ja. In de Klimaatnota heeft het kabinet in reactie op de KEV aangegeven dat in het
voorjaar tot alternatief beleid besloten zal worden zodat de afgesproken doelen, conform
het Hoofdlijnenakkoord, binnen bereik komen.
Vraag 2 en 3
Hoe apprecieert u de uitspraak van de Raad van State dat het onzeker is of het alternatief
beleid dat in het voorjaar zal worden gepresenteerd «toereikend zal zijn en op tijd
zal komen om de doelstellingen voor 2030 te halen»?1
Klopt het dat de Raad van State in de beschouwing van de Klimaatnota adviseert om
eerder dan bij voorjaarnota 2025 over nieuwe klimaatmaatregelen te besluiten omdat
de tijd richting 2030 dringt?
Antwoord 2 en 3
De Raad van State adviseert het kabinet om zo snel mogelijk effectieve maatregelen
te nemen om de klimaatdoelen te halen. In reactie daarop erkent het kabinet dat de
Klimaat- en Energieverkenning aangeeft dat het huidige beleid onvoldoende is om de
klimaat- en energiedoelen te halen. Daarom zal het kabinet, op basis van de Klimaatwet
en de begrotingscyclus, de komende maanden werken aan alternatief beleid en hier in
het voorjaar over besluiten. Tegelijkertijd neemt het kabinet, mede op advies van
de Raad van State, al direct acties op korte termijn op belangrijke knelpunten. Zo
zijn bijvoorbeeld extra acties op netcongestie aangekondigd in de Klimaatnota en voeren
we het reeds geagendeerde beleid voortvarend uit.
Vraag 4
Klopt het dat nergens in de Klimaatwet staat wanneer besluitvorming precies moet plaatsvinden?
Deelt u de conclusie dat de Klimaatwet dus ruimte laat om eerder dan bij voorjaarsbesluitvorming,
en zelfs zo snel mogelijk, aanvullende maatregelen te treffen?
Antwoord 4
Het klopt dat in de Klimaatwet nergens staat wanneer de besluitvorming moet plaatsvinden.
Het kabinet volgt bij de besluitvorming de reguliere begrotingscyclus, zoals die ook
de afgelopen jaren heeft plaatsgevonden. Dit doet het kabinet om de benodigde besluitvorming
zorgvuldig te kunnen voorbereiden en aan te kunnen sluiten op het hoofdbesluitvormingsmoment.
Het gaat hier in de regel om grote maatregelen, die veelal ook financiële consequenties
hebben, en een zorgvuldige afweging vragen met andere maatschappelijke doelen die
het kabinet wil realiseren. Bij Voorjaarsnota is ruimte voor dit integrale financiële
weegmoment. Dan wordt bijvoorbeeld ook het ontwerpMeerjarenprogramma 2026 van het
Klimaatfonds met de Kamer gedeeld.
Vraag 5
Bent u voornemens om het advies van de Raad van State op te volgen en eerder dan bij
voorjaarsbesluitvorming (een deel van de) aanvullende maatregelen aan te kondigen?
Antwoord 5
Zie het antwoord bij vraag 2, 3 en 4.
Vraag 6
Welke voorbereidingen treft u reeds en kunt u aanvullend reeds treffen om de besluitvorming
over aanvullende klimaatmaatregelen zo snel mogelijk te nemen?
Antwoord 6
Ik heb de afgelopen weken gesprekken gevoerd met alle bewindspersonen die een klimaatsector
onder hun hoede hebben en zal ook de komende maanden met hen in overleg blijven. Hierin
staan wij stil bij de uitkomst van de KEV en de resterende opgave. In deze gesprekken
vraag ik iedereen met open vizier te kijken naar alternatief beleid. Ik zelf doe dat
ook voor de sectoren waarvoor ik verantwoordelijk ben. Daarnaast heb ik ook het gesprek
gevoerd met het PBL over de mogelijkheden voor het aanpassen en intensiveren van het
bestaande beleid en alternatief beleid die het PBL ziet. Tot slot heb ik de uitvoeringsoverleggen
voor de verschillende sectoren verzocht in kaart te brengen welke oplossingen voor
knelpunten en mogelijkheden voor alternatief beleid zij voor hun sector zien.
Vraag 7
Kunt u toezeggen om een concept-maatregelenpakket uiterlijk eind januari 2025 met
de Kamer te delen en door het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) te laten doorrekenen,
zodat u met zekerheid voldoende en breed gedragen maatregelen treft?
Antwoord 7
Het kabinet zal het reguliere begrotingsproces volgen. Op basis van het voorstel van
het kabinet bij de VJN kan in de Tweede Kamer het debat over de voorgestelde maatregelen
worden gevoerd.
Zoals ik ook tijdens het debat over de begroting van KGG heb aangegeven geldt voor
veel maatregelen dat deze met elkaar samenhangen. Dit vraagt om een integrale doorrekening,
nadat het kabinet een besluit heeft genomen over de gewenste maatregelen. Omdat de
besluitvorming over deze maatregelen tijdens de voorjaarsbesluitvorming plaatsvindt
kan PBL deze maatregelen pas na die tijd doorrekenen. Bij het aanbieden van het voorstel
van het kabinet voor het alternatieve beleid zal zo goed mogelijk op basis van beschikbare
onderzoeken inzicht geboden worden over de verwachte CO2-effecten van de individuele maatregelen. De kanttekening daarbij is dat het totale
effect van het pakket minder zal zijn dan de optelsom van alle individuele maatregelen.
Daarnaast ben ik, zoals eerder met de Kamer is gedeeld, voornemens de Klimaatwet aan
te passen waardoor de KEV niet meer in oktober komt maar met Prinsjesdag. Hiervoor
heb ik een wetswijziging in voorbereiding. Vooruitlopend hierop heb ik het PBL verzocht,
zoals toegezegd tijdens de begrotingsbehandeling, de KEV dit jaar al met Prinsjesdag
te publiceren.
Vraag 8
Hoe zorgt u ervoor dat de maatregelen die u uiterlijk bij voorjaarsbesluitvorming
2025 treft met zekerheid genoeg zijn om de klimaatdoelen te halen?
Antwoord 8
In de Klimaatnota heeft het kabinet in reactie op de KEV aangegeven dat in het voorjaar
tot alternatief beleid besloten zal worden zodat de afgesproken doelen, conform het
Hoofdlijnenakkoord, binnen bereik komen. De inzet is er op gericht om de klimaatdoelen
te halen. Dit heeft het kabinet ook in het Regeerprogramma aangekondigd. Het klimaatdoel
van 55% valt nu niet in bandbreedte van het PBL – het is mijn doel om 55% weer in
de bandbreedte te krijgen. In algemene zin geldt dat hoe meer maatregelen worden genomen,
hoe groter de zekerheid is. Maar er zal altijd bepaalde mate van onzekerheid blijven,
alleen achteraf kan met zekerheid worden geconstateerd of dat gelukt is. Daarbij geldt
dat de oplossing niet alleen zit in extra maatregelen; PBL geeft ook aan dat belemmeringen in de uitvoering een belangrijk
aandachtspunt is. Het kabinet zal daarom met voorrang knelpunten in de uitvoering
aanpakken en werken aan het op orde brengen van de randvoorwaarden.
Vraag 9
Kunt u toezeggen om erop in te zetten dat de doelen minstens «waarschijnlijk» worden
gehaald, dus met 60%-80% zekerheid volgens het PBL?
Antwoord 9
Zie het antwoord op vraag 8.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S.T.M. Hermans, minister van Klimaat en Groene Groei
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.