Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over de kabinetsreactie op de jaarverslagen 2023 van de Nationale ombudsman en de Kinderombudsman (Kamerstuk 36521-3)
2024D45934 Inbreng verslag van een schriftelijk overleg
Binnen de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken hebben de onderstaande fracties
de behoefte vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Minister van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties over de brief inzake Jaarverslag van de Nationale ombudsman,
de
Kinderombudsman en de Veteranenombudsman over 2023 (Kamerstuk 36 521, nr. 3).
De voorzitter van de commissie,
De Vree
De griffier van de commissie,
Honsbeek
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
II Antwoord / reactie van de Minister
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van
de kabinetsreactie op de jaarverslagen van de Nationale ombudsman en de Kinderombudsman
over het jaar 2023. Deze leden hebben over deze kabinetsreactie een aantal vragen
en zorgen.
Alvorens in te gaan op deze vragen en zorgen willen de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
de Nationale ombudsman, de Kinderombudsman en hun staf bedanken voor het vele belangrijke
werk.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen in de jaarverslagen van de Ombudsmannen
grote urgentie voor een aantal hardnekkige problemen in de samenleving. In de kabinetsreactie
lezen deze leden minder urgentie. Het kabinet schrijft wel dat zij de aanbevelingen
belangrijk vindt, maar deze leden missen hierbij de noodzakelijke concrete reactie.
Graag zouden zij daarom aan het kabinet willen vragen of het kabinet de grote urgentie
van de problematiek rondom bijvoorbeeld armoede en specifiek kinderarmoede onderschrijft.
En zo ja, kan het kabinet concreet aangeven hoe zij ervoor gaat zorgen dat de grote
zorgen zo spoedig mogelijk kunnen worden weggenomen en dat de jaarverslagen van de
ombudsmannen hier in de toekomst minder zorgen over hoeven uit te spreken?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen dat het kabinet de ambitie heeft dat
de rijksdienst aantoonbaar meer inzet op vakmanschap, kennis, uitvoering en burgerperspectief.
Deze leden delen het belang van die ambitie. In dat verband zouden zij willen wijzen
op het rapport van Raad voor het Openbaar Bestuur (ROB) «Naar een uitvoerende macht»
waarin onder andere gewezen wordt op de te harde scheiding in het denken tussen beleid
en uitvoering in de ambtelijke dienst. De ROB doelt er daarbij op dat bij het maken
van beleid te weinig wordt gelet op de gevolgen voor het uitvoeren ervan. Een belangrijke
verklaring daarvoor is, volgens de ROB, dat op beleidsdepartementen een grote gerichtheid
op de politieke belangen van bewindspersonen bestaat. Deelt het kabinet die opvatting
van de ROB? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waarom? En zo ja, deelt het kabinet dan ook
de opvatting van de ROB dat daaruit volgt dat uitvoerders als de ondergrenzen van
de beginselen van goed en behoorlijk openbaar bestuur in zicht komen een opdracht
– al dan niet tijdelijk – moeten kunnen teruggeven aan beleidsmakers en politici wanneer
die onuitvoerbaar of onrechtsstatelijk is?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vinden het net zoals het kabinet van belang
dat mensen proactief worden gewezen op regelingen waarop ze recht hebben en zo te
voorkomen dat mensen niet op de hoogte zijn van de mogelijkheden die er voor hen zijn.
Hoe worden mensen die recht hebben op een regeling proactief opgespoord en benaderd?
Deelt het kabinet de mening van deze leden dat door het minimumloon, en daaraan gekoppeld
de uitkeringen, te verhogen wellicht veel minder noodzaak bestaat om van regelingen
gebruik te hoeven te maken? Bestaan veel van de regelingen, met name bij gemeenten,
niet vooral omdat het huidige minimum niet toereikend is?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben de indruk dat met name minder mondige
ouders, of laaggeletterde ouders die weg moeilijker weten te vinden. De Kinderombudsman
zegt hierover letterlijk dat er in Nederland te weinig doorleefde kennis is van kinderrechten.
Hoe ziet het kabinet dit? Gaat zij hier concreet aan doen om dit te verbeteren? Wat
zijn dan de concrete doelstellingen hierbij? Ook constateren deze leden dat er grote
zorgen zijn over de jeugdzorg. Hoe beoordeelt het kabinet zijn eigen uitvoering hierbij?
Kan het kabinet hierop reflecteren?
In de kabinetsreactie staan mooie woorden. Maar de zorgen nemen alleen maar toe. Wat
gaat het kabinet hieraan doen? Het Kinderrechtencollectief spreekt over een morele
ondergrens als het gaat om veilig onderwijs en onderwijs aan nieuwkomers. Ondanks
de waarschuwingen verdubbelde het aantal asielkinderen in noodopvang. Welke concrete
doelen heeft het kabinet als het gaat om inclusief onderwijs? Kan het kabinet reageren
op de zorgen van de Kinderombudsman op de punt?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie zijn blij dat de Nationale ombudsman en de
Kinderombudsman ook ruim aandacht besteden aan Caribisch Nederland. Deze leden onderschrijven
de zorgen. In het rapport «Eindjes aan elkaar knopen» doen de Ombudsmannen een aantal
concrete aanbevelingen, te weten: 1) zorg dat er naast het sociaal minimum dat er
komt ook aandacht is voor zaken als, goed werkend openbaar vervoer en laagdrempelige
schuldhulpverlening; 2) zorg voor betere huisvesting, en zeker voor voldoende opvangmogelijkheden
voor kwetsbare jongeren; 3) zorg voor meer mogelijkheden voor scholing en trainingen
voor jongeren én volwassenen, en zorg dat naschoolse activiteiten voor kinderen blijven
bestaan en 4) een buddy, toegankelijke kinderopvang en opvang voor ouderen zijn noodzakelijke
maatregelen om meer zorg en meer ondersteuning te krijgen voor de verschillende generaties.
Deze leden vinden het teleurstellend dat het kabinet geen echte inhoudelijke reactie
geeft op deze aanbevelingen en slechts verwijst naar een nog te ontvangen kabinetsbrief
over het rapport van de commissie over het sociaal minimum. Zij zouden daarom alsnog
graag per aanbeveling een concrete reactie van het kabinet willen ontvangen omdat
zij anders bezorgd zijn dat de aanbevelingen van de ombudsmannen in een andere kabinetsreactie
vervagen. Daarom dus de vraag om een inhoudelijke reactie op deze aanbevelingen.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen in het jaarverslag dat een kind op Bonaire
dat geen onderwijs krijgt en een kind dat zeer intensieve zorg nodig heeft. In beide
gevallen gaat het om mensenrechten, die pas worden nageleefd nadat ouders de weg naar
de Kinderombudsman vinden. Dit lijkt een vorm van rechtsongelijkheid ten opzichte
van Europees Nederland. Is het kabinet het hiermee eens en hoe kan deze problematiek
worden opgelost?
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie
De leden van de NSC-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de brief van
de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de kabinetsreactie
op de jaarverslagen 2023 van de Nationale ombudsman en de Kinderombudsman. Deze leden
benadrukken en erkennen de centrale boodschap van de ombudsmannen dat het waarborgen
van het burgerperspectief zeer wenselijk is. Het is goed te lezen dat het kabinet
dit pleidooi ook onderschrijft. Graag willen deze leden de volgende vragen stellen.
Het kabinet geeft aan dat zijn ambitie is dat de rijksdienst aantoonbaar meer inzet
op vakmanschap en kennis. Hoe draagt dit bij aan waarborgen van het burgerperspectief,
aangezien kennis en vakmanschap niet direct gericht zijn op het perspectief van de
burger? Hoe gaat het kabinet borgen dat het burgerperspectief beter wordt meegewogen
bij besluitvorming? Is het kabinet bereid met regelmaat te evalueren of de verschillende
aspecten waarop acties ondernomen gaan worden ook aantoonbaar daadwerkelijk verbeterd
zijn?
De leden van de NSC-fractie lezen dat de ombudsmannen terecht stellen dat een responsieve
overheid niet voldoende is. Het kabinet geeft aan verschillende mogelijkheden te verkennen
om mensen proactief te wijzen op regelingen waarop ze recht hebben. Hiertoe is met
ruime meerderheid een motie (Kamerstuk 36 600-VII, nr. 24) aangenomen om te komen tot een uniforme grondslag op basis van de Algemene Verordening
Gegevensbescherming (AVG) om gegevens te delen die in het voordeel van burgers proactief
regelingen toekennen. Op welk gebied ziet het kabinet de meeste ruimte voor verbetering
als het gaat om proactief wijzen op regelen en hoe onderscheid proactief wijzen op
regelingen zich van de huidige situatie waarin vaak gebruik wordt gemaakt van campagnes?
De leden van de NSC-fractie lezen dat het kabinet het versterken van bestaanszekerheid
en het aanpakken van armoedeproblematiek hoog op de agenda heeft staan. Dit ondersteunen
deze leden van harte. Een belangrijk vraagstuk binnen dit thema is het verlagen van
administratieve lasten, dat wil zeggen het niet weten, niet willen en niet kunnen
van mensen om gebruik te maken van regelingen. Daartoe komt het kabinet met verschillende
voorstellen, zoals het Persoonlijk Digitaal Regelingenoverzicht (PDR). Hoe zorgt het
PDR ervoor dat doorverwijzingen naar regelingen ook daadwerkelijk leiden tot eenvoudige
en toegankelijke aanvraagprocedures? Hoe wordt geborgd dat ook niet-digitaal vaardige
of kwetsbare groepen toegang hebben tot het PDR en daadwerkelijk gebruik kunnen maken
van de geboden diensten? Gaat het kabinet over tot het voorinvullen van aanvraagformulieren
overeenkomstig de vooringevulde fiscale aangifte?
De leden van NSC-fractie lezen dat volgens de Kinderombudsman betere naleving van
het kinderrechtenverdrag van de Verenigde Naties (VN) nog steeds nodig is. Kan het
kabinet toelichten op welke punten verbetering betracht wordt en hoe dit geïntegreerd
wordt in lopende initiatieven, bijvoorbeeld de ontwikkeling van een nationale jeugdstrategie?
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de fractie van D66 heeft kennis genomen van de reactie van de het kabinet
op de jaarverslagen. Deze leden vinden hierin enkele goede ideeën om de positie van
mensen vis-à-vis de overheid te verstevigen. Zij hopen dat het kabinet voortvarend
met deze voorstellen aan de slag gaat en niet blijft hangen in goede bedoelingen.
Rapporten van de ombudsman worden vaak met veel plechtigheid en mooie woorden in ontvangst
genomen. De ernst van de aanbevelingen wordt erkend, maar niet met dezelfde ernst
opgevolgd. Hoe wil het kabinet die cirkel doorbreken, zo vragen deze leden. Ook vragen
zij bij welke uitkomst in het jaarverslag volgend jaar het kabinet tevreden is.
De leden van de D66-fractie missen in deze reactie het verankeren van het recht op
vergissing, wat wel in het regeerprogramma werd aangekondigd. Op welke wijze wil het
kabinet hier invulling aan geven?
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
De leden van de BBB-fractie hebben kennisgenomen van de kabinetsreactie op de jaarverslagen
2023 van de Nationale ombudsman en de Kinderombudsman (Kamerstuk 36 521, nr. 3) op 21 november 2024. Deze leden willen dit schriftelijk overleg gebruiken om de
Nationale ombudsman en de Kinderombudsman te bedanken. Hun jaarverslagen zijn met
veel interesse gelezen en zullen gebruikt worden bij de voorbereidingen van inbrengen
van deze leden.
II Antwoord/reactie van de Minister
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.H. de Vree, voorzitter van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken -
Mede ondertekenaar
G.C. Honsbeek, griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.