Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Bushoff over diverse post-COVID problematieken
Vragen van het lid Bushoff (GroenLinks-PvdA) aan de Minister en de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en sport en de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over diverse post-COVID problematieken (ingezonden 11 oktober 2024).
Antwoord van Minister Van Hijum (Sociale Zaken en Werkgelegenheid), mede namens de
Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport (ontvangen 22 november 2024). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar
2024–2025, nr. 449.
Vraag 1
Bent u bekend met de problemen waar veel post-COVID patiënten tegenaan lopen door
onbekendheid en ontbrekende richtlijnen bij diverse instanties?
Antwoord 1
Deze signalen hebben het kabinet bereikt. Het is spijtig om te horen dat patiënten
daar tegenaanlopen. Dit beeld past bij ontwikkelingen die eerder gezien zijn bij een
relatief nieuw ziektebeeld. Het Ministerie van VWS en het Ministerie van SZW ondersteunen
daarom onderzoek naar post-COVID en dragen bij aan o.a. de ontwikkeling van richtlijnen
en protocollen. Zo heeft het Ministerie van SZW de totstandkoming van leidraden ondersteund
voor arbodeskundigen, waaronder bedrijfsartsen, verzekeringsartsen en paramedische
zorgprofessionals, voor begeleiding van werkenden met post-COVID volgens de stand
van de wetenschap. Het Ministerie van VWS financiert met ruim € 40 miljoen het ZonMw
programma post-COVID: Onderzoeksprogramma, kennisinfrastructuur en expertisenetwerk.
Vanuit het expertisenetwerk worden kennis en inzichten uit onderzoek naar de praktijk
gebracht. Ook is € 27 miljoen vrijgemaakt voor de totstandkoming van de post-COVID
expertisecentra, waarvan de eerste drie in het Amsterdam UMC, Maastricht UMC+ en Erasmus
MC begin november geopend zijn.
Ten slotte financiert het Ministerie van VWS de nazorgorganisatie C-support. C-support
biedt ondersteuning aan mensen met langdurige coronaklachten op verschillende gebieden,
waaronder het gebied van inkomen en werkgerelateerde problemen. C-support biedt ook
voorlichting aan verschillende professionals. Door deze inspanningen hoopt het kabinet
mensen met post-COVID meer perspectief te bieden.
Vraag 2
Deelt u de mening dat het onwenselijk is dat jongeren die post-COVID hebben vaak niet
in aanmerking komen voor een Wajong-uitkering, omdat er nog niet aangetoond kan worden
dat de ziekte blijvend is (omdat de ziekte nog niet zo lang bestaat)? Zo ja, wat gaat
u hieraan doen? Zo nee, vindt u het rechtvaardig dat deze jongeren daardoor financieel
in de problemen komen?
Antwoord 2
De Wajong 2015 is alleen toegankelijk voor mensen die vanwege beperkingen door ziekte
of gebrek ontstaan voor het 18e jaar of tijdens studie
1 duurzaam geen arbeidsvermogen hebben. Jongeren die vanwege post-COVID zijn uitgevallen
kunnen tot één van beide groepen behoren en als zij aan de criteria voldoen aanspraak
maken op een Wajong-uitkering. Het onzekere verloop van een ziekte speelt niet alleen
bij post-COVID. Ook andere ziektes zijn soms lastig te voorspellen; daarnaast kan
het verloop per persoon verschillen. De Wajong 2015 houdt hiermee rekening door de
mogelijkheid een herbeoordeling aan te vragen. Jongeren bij wie niet is vastgesteld
dat het arbeidsvermogen duurzaam ontbreekt, kunnen vervolgens vijf jaar lang ieder
jaar een herbeoordeling aanvragen om te bezien of het arbeidsvermogen alsnog duurzaam
is komen te ontbreken. Is dat het geval, dan ontstaat er vanaf het moment van de aanvraag
van de herbeoordeling alsnog een Wajong-recht.
Mocht het arbeidsvermogen wel ontbreken maar de duurzaamheid kan niet worden vastgesteld,
dan mag UWV het ontbreken van de duurzaamheid aannemen als de jongere in de tien jaar
na de eerste beoordeling geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft gehad. De
jongere komt dan vanaf dat moment op aanvraag alsnog in aanmerking voor een Wajong-uitkering,
uiteraard als ook aan de overige voorwaarden wordt voldaan.
Als een jongere niet in aanmerking komt voor een Wajong-uitkering, bestaat mogelijk
recht op een uitkering op grond van de Participatiewet of, als zij nog studerend zijn,
op studiefinanciering. Ook kunnen zij mogelijk in aanmerking komen voor fiscale toeslagen
en gemeentelijk minimabeleid. Studenten die post-COVID-klachten hebben, kunnen in
sommige gevallen financiële steun krijgen bijvoorbeeld via het mbo-studentenfonds
of het Studentenondersteuningsfonds van hun instelling. Hierdoor hoeven jongeren niet
financieel in de problemen te komen.
Vraag 3
Deelt u de mening dat jongeren met post-COVID die in de bijstand komen daar niet passen?
En hoe beoordeelt u de combinatie van overbelaste jongeren als gevolg van post-COVID
en de extra belasting die bijstandsregels zoals niet samenwonen, sollicitatieplicht,
geen giften mogen ontvangen etc., met zich meebrengen?
Antwoord 3
De bijstand is het financiële vangnet voor mensen die niet op andere manieren in voldoende
middelen van bestaan kunnen voorzien. Dus in voorkomende gevallen ook voor de groep
post-COVID. Aan het ontvangen van bijstand zijn verplichtingen verbonden. Gemeenten
hebben hierbij, binnen het wettelijk kader, mogelijkheden om rekening te houden met
de omstandigheden van betrokkenen. Bijvoorbeeld als het gaat om het (tijdelijk) vrijstellen
van arbeidsverplichtingen. De Onafhankelijke Commissie Toekomst Arbeidsongeschiktheidsstelsel
(OCTAS) heeft geconcludeerd dat de Participatiewet voor sommige mensen met een chronische
ziekte die niet in staat zijn om te werken nu niet passend is. In de fundamentele
herziening van de Participatiewet wordt bekeken hoe mensen zonder of met beperkt arbeidsvermogen,
bijvoorbeeld door een chronische ziekte, beter kunnen worden ondersteund (in hun inkomen
of naar participatie).
Vraag 4
Krijgt u ook signalen dat bij gemeenten de ziekte post-COVID nog onbekend is, dan
wel dat post-COVID nog niet kwalificeert om aanspraak te maken op gemeentelijke voorzieningen
zoals de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) en/of bijzondere bijstand? Indien
u deze signalen niet krijgt, kunt u hier actief uitvraag naar doen? Indien ook u deze
signalen krijgt, wat gaat u ermee doen?
Antwoord 4
Op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) 2015 ondersteunen gemeenten
inwoners die niet of verminderd in staat zijn op eigen kracht of met hulp van hun
sociale netwerk zelfredzaamheid te zijn of te participeren in de samenleving. De oorzaak
voor en de vraag naar het inroepen van gemeentelijke ondersteuning is uiteenlopend
en kan ook gelegen zijn in de gevolgen van Covid. Mensen kunnen bijvoorbeeld geholpen
zijn met een hulpmiddel, Wmo-vervoer of hulp bij het huishouden.
Het kabinet betreurt het dat post-COVID nog een (te) onbekende aandoening is om tijdens
een onderzoek in het kader van de Wmo 2015 een goede afweging te maken, terwijl de
gevolgen van post-COVID ontwrichtend kunnen zijn; zeker als het om een gezinssituatie
gaat. Dit heeft de aandacht van zowel de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en
Sport als de Staatssecretaris voor Langdurige en Maatschappelijke Zorg. Zij willen
daarom in gesprek met de VNG om te bezien hoe we de kennis over post-COVID kunnen
vergroten en zullen daarin afstemmen met onder andere C-support. Als organisatie die
patiënten met post-COVID ondersteunt en adviseert, heeft C-support veel ervaring met
het beleid van gemeenten. Het is van groot belang dat het collectieve kennisniveau
over dit relatief nieuwe ziektebeeld stijgt.
Vraag 5
Deelt u de mening dat in gezinssituaties waar één partner vrijwel volledig uitvalt
door post-COVID en het huishouden, de opvoeding, het kostwinnaarschap én de zorg voor
de zieke partner dan op de ander neerkomt, het verschil tussen wél of niet toekennen
van Wmo-voorzieningen het verschil kan maken tussen een gezin-in-crisis of het net
wel redden?
Antwoord 5
De Minister van VWS en de Staatssecretaris voor Langdurige en Maatschappelijke Zorg
kunnen het zich voorstellen dat in voorkomende gevallen een (specifieke) Wmo-voorziening
het verschil kan maken. Als andere oplossingen in bijvoorbeeld het sociale netwerk
geen soelaas bieden, kan een Wmo-voorziening mogelijk een reële bijdrage leveren aan
het welzijn van een gezin of een bijdrage leveren aan de zelf- of samenredzaamheid
van een gezin.
Vraag 6
Bent u bekend met de vele signalen dat bedrijfsartsen alsmede keuringsartsen van het
UWV veelal onbekend zijn met post-COVID?
Antwoord 6
Het is teleurstellend als mensen zich niet gehoord voelen. Post-COVID is een relatief
nieuw ziektebeeld. Dat bedrijfs- en verzekeringsartsen veelal onbekend zijn met het
ziektebeeld verdient wel enige nuancering, omdat mensen die tevreden zijn met de begeleiding
zich minder vaak melden. In het algemeen geldt dat de kennis hierover nog in opbouw
is in de gehele medische sector. Op congressen en in bij- en nascholingen komt post-COVID
dan ook aan de orde. Ook in het domein Arbeid en Gezondheid. Zo heeft UWV in oktober
ruim 700 (verzekerings)artsen en verpleegkundigen middels een symposium van een dag
de laatste stand van zaken rondom post-COVID gepresenteerd. Dit in samenwerking met
onder andere C-support en het post-COVID Netwerk Nederland. Ook de Nederlandse Vereniging
van Verzekeringsgeneeskunde (NVVG) heeft aandacht voor post-COVID. Zo ontwikkelt de
NVVG ankercasuïstiek (voorbeeld casuïstiek) en een factsheet met de laatste wetenschappelijk
onderbouwde feiten en bevindingen. Het Ministerie van SZW heeft daarnaast de totstandkoming
ondersteund van leidraden voor arbodeskundigen, waaronder bedrijfsartsen, verzekeringsartsen
en paramedische zorgprofessionals, voor begeleiding van werkenden met post-COVID volgens
de stand van de wetenschap.
Vraag 7
Deelt u de mening dat het onwenselijk is dat deze onbekendheid tot gevolg heeft dat
post-COVID patieten voor regelingen worden afgewezen waar ze wel van afhankelijk zijn?
Antwoord 7
Het beeld dat de onbekendheid van post-COVID leidt tot afwijzingen voor de WIA herken
ik niet. Post-COVID kan op zichzelf of naast andere aandoeningen leiden tot langdurige
arbeidsongeschiktheid. Uit cijfers van UWV blijkt dat ruim 85% van de WIA-aanvragen
waarbij post-COVID een rol speelt leidt tot een WIA-uitkering vanwege (volledige of
gedeeltelijke) arbeidsongeschiktheid.
Vraag 8
Kunt u aangeven hoe groot de groep zelfstandigen is die in de problemen is gekomen
door post-COVID en welke voorzieningen er voor hen zijn om na het noodgedwongen niet
meer kunnen werken toch het hoofd boven water te houden?
Antwoord 8
Langs verschillende wegen wordt gemitigeerd dat zelfstandigen in grote problemen komen.
Dat laat onverlet dat een behoorlijk aantal zelfstandigen er fors op achteruit kan
gaan. Zelfstandigen met een arbeidsongeschiktheidsverzekering (AOV) komen in principe
in aanmerking voor een uitkering bij vastgestelde beperkingen door post-COVID, waarbij
het inkomen uit uitkering minder kan zijn dan hetgeen de zelfstandige eerst als ondernemer
verdiende. Hoe groot deze groep precies is, is niet bekend, maar in de Zelfstandigen
Enquête Arbeid van CBS/TNO (2023) geven zzp-ers die niet tevens inkomen uit loondienst
hebben, zelf aan dat zo’n 24% een AOV heeft. Daarnaast heeft een klein aantal zelfstandigen
een vrijwillige verzekering afgesloten bij het UWV, en hetzelfde geldt voor zelfstandigen
die de eerste periode van ziekte overbruggen doordat ze zijn aangesloten bij een schenkkring.
Zelfstandigen maken in sommige gevallen ook gebruik van andere voorzieningen, zoals
spaargeld, inkomen uit loondienst of partnerinkomen. Zo geeft 65% van de zelfstandigen
aan dat ze een voorziening tegen arbeidsongeschiktheid hebben (Zelfstandigen Enquête
Arbeid, 2023). Het voorgaande laat onverlet dat een behoorlijk aantal zelfstandigen
er fors op achteruit zal gaan indien door post-COVID niet langer kan worden gewerkt.
En dat er in sommige gevallen een beroep zal moeten worden gedaan op spaargeld of
het inkomen van de partner van de zelfstandige, wat het beschikbare huishoudinkomen
(sterk) zal verminderen. Indien er geen sprake is van een verzekering, en ook weinig
vermogen, en geen of weinig ander (partner-)inkomen, zal de betrokkene in aanmerking
komen voor bijstand vanuit de Participatiewet. Daarmee wordt voorzien in een uitkering
op sociaal minimumniveau.
Vraag 9
Kunt u een inschatting maken van hoeveel mensen geheel of gedeeltelijk arbeidsongeschikt
zullen zijn de komende jaren als gevolg van post-COVID? En wordt hier rekening mee
gehouden in beleid?
Antwoord 9
Tot en met augustus 2024 zijn er ruim 8.000 WIA-uitkeringen toegekend met als hoofddiagnose
post-COVID. Hoeveel mensen er de komende jaren een WIA-uitkering krijgen vanwege post-COVID
is niet in te schatten. Het beleid op het gebied van ziekte en arbeidsongeschiktheid
geldt voor alle ziektebeelden en aandoeningen. In elke situatie wordt gekeken naar
de mogelijkheden om te werken van de individuele werknemer, waarbij rekening wordt
gehouden met diens mogelijkheden en beperkingen op dat moment. Daarmee biedt het beleid
rond sociale zekerheid ruimte om aan te sluiten op de situatie van de individuele
werknemer. Ik zie op dit moment geen reden tot aanpassing specifiek voor post-COVID.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
Y.J. van Hijum, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid -
Mede namens
V. Maeijer, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede namens
M. Agema, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.