Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Mutluer over het landelijk kwaliteitskader in relatie tot Preventie met gezag
Vragen van het lid Mutluer (GroenLinks-PvdA) aan de Minister van Justitie en Veiligheid over het landelijk kwaliteitskader in relatie tot Preventie met gezag (ingezonden 13 november 2024).
Antwoord van Minister Van Weel (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 20 november 2024)
Vraag 1
Hoe is het Landelijk kwaliteitskader effectieve jeugdinterventies voor preventie van
jeugdcriminaliteit tot stand gekomen? Zijn gemeenten daar voldoende in meegenomen?
Zo ja, waaruit blijkt dat? Zo nee, waarom niet en kunt u alsnog met gemeenten in overleg
treden over de invulling en uitwerking van het kwaliteitskader en wetenschappelijke
en praktijk- en ervaringskennis vertalen naar beleid?
Antwoord 1
In zijn initiatiefnota «Opvoeden die handel» stelde het voormalig lid Verkuijlen (VVD)
voor een pragmatisch kwaliteitskader te ontwikkelen met als referentie erkende bewezen
effectieve programma’s. Dit voorstel is door het kabinet omarmd.
Ter uitvoering van dit voorstel zijn twee hoogleraren en voormalig voorzitters van
de Erkenningscommissie Justitiële Interventies van het Nederlands Jeugdinstituut (NJi)1 gevraagd te komen tot dit Landelijk Kwaliteitskader. Het Landelijk Kwaliteitskader
Effectieve Jeugdinterventies voor Preventie van Jeugdcriminaliteit, «Wat werkt laten
werken» is op 5 juni jl. aan uw Kamer gestuurd.2 De opdracht aan deze wetenschappers is in de inleiding van het rapport vermeld. De
opdracht bestaat uit twee fases: 1) het opstellen van een onafhankelijk wetenschappelijk
rapport en; 2) de ontwikkeling van een tool voor gemeenten waarmee ze de wetenschappelijke
kennis kunnen vertalen naar de praktijk.
In fase één hebben de wetenschappers het onafhankelijke wetenschappelijke rapport
opgesteld. Het Kwaliteitskader is gebaseerd op bestaande wetenschappelijke inzichten
en onderzoek, zoals bijvoorbeeld toegepast bij de certificering van interventies door
het Nederlands Jeugdinstituut, met aanvullend metaonderzoek door de wetenschappers.
Het Kwaliteitskader geeft aan wat werkt en wat niet werkt. Dat is belangrijk met het
oog op de jongeren en hun gezin in een kwetsbare positie. We weten inmiddels dat het
niet is «baat het niet, dan schaadt het niet», maar dat ongewenst gedrag kan worden
versterkt door de inzet van ineffectieve interventies of de verkeerde inzet van effectieve
interventies.
Het Kwaliteitskader is geen eenmalig, statisch rapport, maar zal in de loop van de
tijd aanpassing verdienen in vervolg op ervaringen en nadere wetenschappelijke inzichten.
Bij wetenschappelijke rapporten zoals deze zijn de wetenschappers verantwoordelijk
voor de inhoud van het rapport. Het is vervolgens aan mijn ministerie, gemeenten en
andere partners om na publicatie met de inhoud daarvan aan de slag te gaan, bijvoorbeeld
binnen de lerende aanpak van Preventie met Gezag (PmG). Daarnaast bestond er al voordat
het rapport gereed was veel aandacht vanuit de journalistiek voor het verschijnen
en de inhoud daarvan, wat spoedige publicatie nodig maakte. Meteen na openbaarmaking
hebben de PmG-gemeenten het rapport ontvangen en heeft mijn ministerie een gesprek
gefaciliteerd met de wetenschappers over het Kwaliteitskader.
In fase twee reflecteren we samen met gemeenten op het gebruik van het Kwaliteitskader
en wordt er in gezamenlijkheid een tool ontwikkeld waarmee de theoretische inzichten
naar de praktijk worden vertaald. Hiervoor is recent een werkgroep opgestart met vertegenwoordigers
vanuit PmG-gemeenten, waarmee zij meteen vanaf het begin betrokken zijn. De inzet
van deze werkgroep is mede gericht op afstemming over de uitvoering van de op 20 juni
jl. door het lid Mutluer ingediende motie over nader onderzoek naar de tot op heden
ingezette interventies binnen PmG.3
Ook wordt de werkgroep met PmG-gemeenten nauw betrokken bij de implementatie van het
Kwaliteitskader binnen PmG.
Het Kwaliteitskader richt zich namelijk louter op gedragsinterventies4 die jeugdcriminaliteit terugdringen, terwijl binnen PmG ook andere maatregelen van
belang zijn. Hierbij valt te denken aan preventieve interventies die zowel jongeren
als volwassenen weerbaar maken tegen (de georganiseerde) criminaliteit, bestuurlijke
maatregelen en justitiële maatregelen.
Er worden op dit moment bijeenkomsten in het land voor (meerdere) PmG-gemeenten georganiseerd.
Dit is om met elkaar beter inzicht te krijgen in de betekenis van het Kwaliteitskader
en mede ter voorbereiding van de ontwikkeling van de tool. Tijdens deze bijeenkomsten
kunnen gemeenten direct met de wetenschappers het gesprek voeren over de toepassing
van het Kwaliteitskader.
Binnen de lerende aanpak van PmG reflecteren we samen met gemeenten op de inzet van
het kader en daarmee werken we op de lange termijn samen aan de wetenschappelijke
basis van de aanpak. Alle partners binnen PmG zijn gemotiveerd de aanpak te doen slagen
en erkennen het belang van een zorgvuldige en effectieve inzet voor jongeren en hun
gezinnen. Dit is een lang en structureel proces waar we de aankomende jaren bij blijven
faciliteren. Veel PmG-gemeenten werken zelf direct samen met een universiteit of hogeschool
aan hun aanpak. Dit kunnen ze doen met de toegekende middelen. Daarnaast ligt er inmiddels
een aanbod voor academische ondersteuning aan deze gemeenten.
Vraag 2
Klopt het dat in het landelijk kwaliteitskader waarden als jongerenparticipatie ondergeschikt
zijn aan risicotaxatie-instrumenten? Zo ja, waarom is dat? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 2
De hoogleraren die het rapport hebben opgesteld zijn verantwoordelijk voor de inhoud
van het Landelijk kwaliteitskader. Zoals bij het antwoord op vraag 1 toegelicht richt
het kader zich op preventieve gedragsinterventies ten behoeve van jeugdcriminaliteit.
Jongerenparticipatie is geen gedragsinterventie en daarom geen onderdeel van het kwaliteitskader.
Vraag 3 en 4
Is het waar dat mede naar aanleiding van het landelijk kwaliteitskader programma’s
nu worden stopgezet (zoals jongerenrechtbank, buurtrechtbank en school&veilig) omdat
ze te weinig «bewezen effectief» zouden zijn? Zo nee, waar blijkt dat uit? Zo ja,
waarom worden die programma’s stopgezet? Zo nee, wat is er dan niet waar?
Is het waar dat de in de vorige vraag genoemde programma’s op inzichten uit de wetenschap
zijn gebaseerd en/of zelf onderzoek laten meelopen om de effectiviteit te onderzoeken?
Antwoord 3 en 4
Gemeenten hebben de regie over hun eigen lokale aanpak PmG. Wanneer blijkt dat interventies
bewezen ineffectief zijn dan is het aan hen deze te stoppen om zo de doelgroep geen
verdere schade toe te brengen. Het Kwaliteitskader is een instrument dat hierbij kan
ondersteunen. Zoals ook in de aanbiedingsbrief van het Kwaliteitskader aan uw Kamer
is vermeld, mogen de richtlijnen uit het Kwaliteitskader niet vrijblijvend zijn, maar
moeten ze worden gebruikt om de interventies gefinancierd vanuit PmG nader te onderzoeken,
bij te stellen of te stoppen.5 In vervolg op voornoemde motie van het lid Mutluer, zal ik hier in de volgende PmG-voortgangsrapportage
nader op ingaan.
De wijkrechtspraak en veiligheid in en om de school zijn niet stop gezet. Voor zover
bekend is de jongerenrechtbank ook niet stop gezet.
Deze programma’s zijn gebaseerd op bekende risico- en beschermende factoren en werkzame
bestanddelen. Voor de wijkrechtspraak verricht het WODC een meerjarig evaluatieonderzoek.
Ten aanzien van veiligheid in en om de school zal onderzoek worden gedaan en wordt
gekeken naar de werkzame bestanddelen, mede gefinancierd vanuit de aanpak van high
impact crimes en de lerende aanpak PmG. Hier ben ik zeer content mee. Ten aanzien
van de jongerenrechtbank verwijs ik naar de Verzamelbrief justitiële jeugd van 27 juni
jl., waarin apart is ingegaan op de jongerenrechtbank.6
Vraag 5
Deelt u de aanname dat de woorden «bewezen effectief» nu te nauw geïnterpreteerd worden
terwijl het kwaliteitskader eerder als een leidraad voor gemeenten zou moeten gelden
om beter te kunnen kiezen uit bewezen effectieve interventies en om het onnodig gebruik
van initiatieven die niet bewezen effectief zijn te voorkomen? Zo ja, welke conclusies
verbindt u hieraan? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 5
Ik deel deze aanname niet. Zoals in de antwoorden hierboven uitgelegd is het Kwaliteitskader
bedoeld om te voorkomen dat onnodig ineffectieve interventies worden ingezet bij een
kwetsbare doelgroep, die schade kunnen veroorzaken. Tevens is het aan gemeenten zelf
om deze interventies stop te zetten. Ik onderschrijf de stelling dat het Kwaliteitskader
een belangrijke leidraad zou moeten zijn voor gemeenten om beter te kunnen kiezen
uit bewezen effectieve interventies. Zoals hiervoor aangegeven mogen de richtlijnen
uit het Kwaliteitskader niet vrijblijvend zijn.
Daarnaast formuleert het kader richtlijnen en handvatten die mijn ministerie, gemeenten
en andere organisaties kunnen gebruiken bij het verder vormgeven van hun preventieve
aanpak tegen jeugdcriminaliteit. Zo kunnen erkende interventies gebruikt worden, waar
dat passend is, bijvoorbeeld via de inzet van de gedragsinterventie «Alleen jij bepaalt
wie je bent». Ten slotte vind ik het belangrijk dat gemeenten nieuwe kansrijke en
effectieve interventies ontwikkelen voor problematiek waar momenteel nog geen interventie/maatregel
beschikbaar is. Juist omdat er nog maar weinig bewezen effectieve interventies beschikbaar
zijn. Het Kwaliteitskader is hierbij een waardevol hulpmiddel en geen doel op zich.
Vraag 6
Op welke wijze houdt het kwaliteitskader nu rekening met de mogelijkheid dat gemeenten
de ruimte nodig hebben voor het inzetten van interventies die passen bij de specifieke
lokale behoeften?
Antwoord 6
Gemeenten ontwikkelen zelf op basis van de lokale problematiek en doelgroep hun brede
aanpak Preventie met Gezag. Het Kwaliteitskader geeft gemeenten handvatten voor wat
er inmiddels bewezen wel en niet werkt als het gaat over preventieve gedragsinterventies
voor jeugdcriminaliteit. Wij stimuleren de inzet van bestaande bewezen effectieve
interventies. Het ontwikkelen van een nieuwe interventie kost immers ook veel inzet
van gemeenten en wetenschap.
Vanuit de wetenschap weten we welke werkzame bestanddelen bepaalde interventies moeten
bevatten om de effectiviteit te vergroten, zoals een bepaald niveau van expertise
en inzet op risico- en beschermende factoren. Deze handvatten zijn opgenomen in het
Kwaliteitskader. Dat laat nog veel ruimte voor gemeenten voor een passende inzet op
de eigen lokale doelgroep en voorkomt dat er onnodige schade wordt berokkend, temeer
omdat er beperkt bewezen effectieve interventies voor de verschillende doelgroepen
beschikbaar zijn.
Vraag 7
Op welke wijze biedt het kwaliteitskader de ruimte voor het gebruiken van nieuwe wetenschappelijke
onderbouwde interventies die nodig zijn en ontwikkeld moeten worden om te voorkomen
dat jongeren de criminaliteit ingaan?
Antwoord 7
Binnen het programma Preventie met Gezag worden allerlei nieuwe interventies ontwikkeld.
Dit wordt binnen het programma PmG ondersteund en gefaciliteerd. Denk hierbij bijvoorbeeld
aan de criminele familieaanpak en de doorontwikkeling van aanpakken met het oog op
de veiligheid in en om de school. Binnen de lerende aanpak worden hieromtrent lerende
netwerken georganiseerd samen met gemeenten en de wetenschap.
Zoals in mijn beantwoording op vragen 1 en 5 vermeld, verdient het Kwaliteitskader
in de loop van de tijd aanpassing op basis van onderzoek. Ook dit vindt onder andere
plaats binnen de lerende aanpak PmG. Het gaat erom dat we doen wat nodig is voor deze
doelgroep en daarvoor is (door)ontwikkeling van interventies en maatregelen met gemeenten,
de wetenschap en andere partners nodig. Mijn ministerie is hierover met gemeenten
en de wetenschap in gesprek.
Vraag 8
Deelt u de mening dat door de huidige steeds kortdurende financiering van Preventie
met Gezag-projecten er geen solide basisfinanciering tot stand komt? Zo ja, welke
gevolgen gaat u hieraan verbinden? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 8
Vanaf het begin van het programma Preventie met Gezag is duidelijk aan de 27 gemeenten
met de domeinoverstijgende aanpak en de justitiepartners gecommuniceerd dat de middelen
voor Preventie met Gezag structureel zijn. Voor de eerste periode tot half 2026 zijn
de budgetten aan gemeenten toegekend. Dit staat zowel in de beschikkingen, als in
communicatie aan uw Kamer vermeld. Vanaf 2025 wordt samen met de gemeenten, partners
en de wetenschap gekeken naar de wijze van voortzetting van het programma in 2026.
Op grond daarvan is herijking en bijstelling mogelijk zodat voor 2026 en verder het
programma effectiever en doelmatiger wordt.
Sinds juli jl. zijn er twintig gemeenten toegevoegd aan het programma met de incidentele
preventieve aanpak van jeugdcriminaliteit. Voor een periode van maximaal drie jaar
ontvangen deze gemeenten middelen tot maximaal half 2027. Bij aanvang is een gestelde
voorwaarde vanuit Preventie met Gezag dat de aanpak, inclusief de werkwijze en interventies,
wordt verankerd in een structurele gemeentelijke aanpak.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
D.M. van Weel, minister van Justitie en Veiligheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.