Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Erkens over het artikel 'RWE hoopt op geitenpaadje voor project met waterstof uit afval'
Vragen van het lid Erkens (VVD) aan de Ministers voor Klimaat en Energie en van Economische Zaken en Klimaat over het artikel «RWE hoopt op geitenpaadje voor project met waterstof uit afval» (ingezonden 21 juni 2024).
Antwoord van Minister Hermans (Klimaat en Groene Groei) (ontvangen 18 november 2024).
Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2023–2024, nr. 2116.
Vraag 1
Met het Fuse Reuse Recycle-project (FUREC-project) zal er groene en circulaire waterstof
worden geproduceerd uit niet recyclebaar huishoudelijk afval, voldoet het FUREC-project
aan de voorwaarden om mee te tellen voor de bindende doelstelling voor groene waterstof
die binnen de Renewable Energy Directive (RED-III) wordt gesteld?1
Antwoord 1
Nee. In de RED-III wordt de term «hernieuwbare brandstof van niet-biologische oorsprong»
(in het Engels afgekort tot RFNBO) gehanteerd voor groene waterstof. In gedelegeerde
verordeningen is verder uitgewerkt aan welke eisen deze brandstoffen moeten voldoen
om als RFNBO te mogen worden gekwalificeerd. De waterstof die wordt geproduceerd via
het FUREC-project voldoet niet aan deze eisen. Zo wordt er in het geval van het FUREC-project
geen hernieuwbare elektriciteit ingezet voor de productie van waterstof, maar afval
met een deels biogene component.
Vraag 2
Zijn er in andere Europese landen vergelijkbare projecten waar groene waterstof wordt
geproduceerd uit huishoudelijk afval? Tellen deze projecten in die landen mee voor
de groene waterstofverplichting uit de RED-III? Waarom wel of waarom niet?
Antwoord 2
Ook in andere Europese landen wordt gekeken naar waterstofproductie uit afval. Dit
is ook een van de onderwerpen waar ESWET, de Europese associatie die fabrikanten op
het gebied van energie uit afval vertegenwoordigt, zich op richt. Ook de andere EU-lidstaten
hebben zich te houden aan de eisen in RED-III en de gedelegeerde verordeningen; ofwel,
waterstof uit afval kan niet als RFNBO worden gekwalificeerd om mee te mogen tellen
voor de RFNBO-doelen die aan lidstaten zijn opgelegd voor de industrie en mobiliteitssector.
Vraag 3
Hoe wordt er in andere Europese landen invulling gegeven aan de bindende doelstelling
voor groene waterstof uit de RED-III? Hoe verhoudt dit zich tot de interpretatie die
Nederland hanteert?
Antwoord 3
Uit de contacten die ik met andere EU-lidstaten heb, blijkt dat wij in Nederland relatief
voorop lopen met de implementatie van RED-III en het instrumentarium voor opschaling
van de markt voor hernieuwbare waterstof. Via bilaterale en multilaterale contacten
blijf ik de ontwikkelingen in andere EU-lidstaten volgen. De Europese Commissie is
in september met een mededeling gekomen waarin nadere richtsnoeren zijn gegeven over
het gebruik van RFNBO’s in de industrie en mobiliteitssector en over waterstof die
mag worden uitgezonderd van de noemer. Deze richtsnoeren dragen bij aan de eenduidige
interpretatie van de in RED-III opgenomen eisen op het gebied van RFNBO’s.
Vraag 4
Deelt u de mening dat het van belang is om duurzame en circulaire projecten als het
FUREC-project zoveel mogelijk aan te moedigen en waar mogelijk te stimuleren zodat
deze projecten doorgang kunnen vinden? Vindt u dat u dit op dit moment voldoende doet?
Antwoord 4
Projecten die bijdragen aan onze ambitie om als Nederland in 2050 klimaatneutraal
en circulair te zijn kunnen op mijn aanmoediging rekenen. Onder meer via het Nationaal
Programma Circulaire Economie (NPCE) zetten we in op groene groei in Nederland. Mocht
het instrumentarium niet toereikend zijn, dan kan het kabinet bezien waar mogelijkheden
liggen om dergelijke projecten te stimuleren. Bij deze afweging kijkt het kabinet
ook naar een zo hoogwaardig mogelijke inzet van secundaire grondstoffen en houdt het
kabinet rekening met het duurzaamheidskader voor biogrondstoffen.
Betreffende het FUREC-project is destijds vanuit het Ministerie van Economische Zaken
en Klimaat een steunbrief gestuurd aan RWE voor haar succesvolle aanvraag bij het
Europese innovatiefonds ten behoeve van het FUREC-project. Ook heeft het Ministerie
van KGG, zoals aangegeven in de beantwoording op eerdere Kamervragen over hetzelfde
Energeia-artikel2, de afgelopen maanden regelmatig contact met RWE over het FUREC-project. Daarbij
is met RWE over de verschillende openstaande uitzoekpunten gesproken voordat het bedrijf
een definitief investeringsbesluit kan nemen. Uiteraard is daarbij ook bekeken hoe
het Rijk kan bijdragen aan een positief investeringsbesluit van RWE. Deze gesprekken
lopen nog. Ook het kabinet ziet het belang van dit mogelijke project, en is dus voornemens
deze rol te blijven invullen.
Vraag 5
Wat is de stand van zaken rond de mogelijke tweejarige vertraging van de netaanslutiing
van het FURECT-project? Komt FUREC in aanmerking voor prioritaire behandeling?
Antwoord 5
In voornoemd Kamerstuk (2024Z00081) is de Kamer recent geïnformeerd over dit standpunt. Op 18 april 2024 is door de
Autoriteit Consument & Markt (ACM) het codebesluit prioriteringsruimte bij transportverzoeken
gepubliceerd. Netbeheerders moeten het prioriteringskader vanaf 1 oktober 2024 gebruiken
in gebieden met netcongestie. Ik heb bij de prioritering van de klantaanvragen en
de toepassing van het kader geen rol.
Vraag 6
Wat is het resultaat van uw gesprekken met het cluster Chemelot over dit onderwerp?
Heeft dit geleid tot het vinden van een oplossing? Waarom wel of waarom niet? Welke
acties bent u nog voornemens te ondernemen?
Antwoord 6
Het Ministerie van KGG heeft gekozen voor een alomvattende clusteraanpak waarbij versnelling
van projecten op clusterniveau wordt ontwikkeld. Daarnaast zijn er energyboards opgericht
om een nauwere samenwerking tussen betrokken partijen, zoals de provincie, gemeenten
en industrie te bevorderen, met als doel de processen te optimaliseren. Projecten
in het cluster worden alleen in onderlinge samenhang gecoördineerd en behandeld. Om
deze reden zijn er niet specifiek overleggen over dit project met RWE, Enexis, TenneT,
Chemelot en de provincie Limburg.
Vraag 7
Deelt u de mening dat het kabinet steviger moet optreden om knelpunten bij verduurzamingsprojecten
op te lossen aangezien deze projecten van belang zijn voor het halen van de klimaatdoelstellingen
en bijdragen aan het realiseren van een groene industrie?
Antwoord 7
In 2023 heeft de Minister van Economische Zaken en Klimaat het Nationaal Programma
Verduurzaming Industrie (NPVI) gelanceerd om versnelling aan te brengen in de verduurzamingsprojecten
van de industrie en om knelpunten daarbij in gezamenlijkheid en onderlinge samenhang
aan te pakken. In de Kamerbrief «Voortgang verduurzaming industrie» d.d. 10 oktober
20243 is de Kamer recent geïnformeerd over de stand van zaken van het NPVI. Ook netcongestie
heeft mijn grote aandacht. In de Kamerbrief «Voortgang aanpak netcongestie» d.d. 11 juni
20244 is de Kamer geïnformeerd over de te hanteren aanpak. Waar het kabinet mogelijkheden
ziet om knelpunten versneld op te lossen, zal het kabinet deze zeker aangrijpen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S.T.M. Hermans, minister van Klimaat en Groene Groei
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.