Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid El Abassi over het bericht ‘Overheid gebruikte nationaliteit bij misdaadbestrijding en verzweeg dat’
Vragen van het lid El Abassi (DENK) aan de Minister van Justitie en Veiligheid over het bericht «Overheid gebruikte nationaliteit bij misdaadbestrijding en verzweeg dat» (ingezonden 25 september 2024).
Antwoord van Minister Van Weel (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 18 november 2024).
Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2024–2025, nr. 318.
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Overheid gebruikte nationaliteit bij misdaadbestrijding
en verzweeg dat»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Was u op de hoogte van de werkwijze waarbij Turkse Nederlanders door het Regionale
Informatie- en Expertisecentrum (RIEC) zijn uitgezonderd en onderzocht vanwege hun
nationaliteit? Zo ja, sinds wanneer bent u op de hoogte en wat was uw reactie hierop?
Antwoord 2
In het artikel van Follow the Money wordt verwezen naar een conceptanalyse die in
2016 door het RIEC Noord-Holland is opgesteld. De RIEC-samenwerkingsverbanden voeren
onderzoek uit om de aard en omvang van ondermijnende criminaliteit beter te kunnen
begrijpen en te komen tot interventies om deze vorm van criminaliteit te voorkomen
of aan te pakken. Daarin zijn land van herkomst en nationaliteit nooit de aanleiding,
dus ook niet bij deze conceptanalyse. Echter zijn in de conceptanalyse bewoordingen
gebruikt waar ik en met mij ook de betrokken organisaties bij het RIEC-Noord-Holland
afstand van nemen.
Vraag 3
Welke waarborgen bestaan er voor individuele burgers voor het goed kunnen controleren
van dit soort brede samenwerkingsverbanden? Vindt u het problematisch dat ze niet
op dezelfde manier gecontroleerd kunnen worden zoals, bijvoorbeeld, een (zelfstandig)
bestuursorgaan? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 3
Op grond van artikel 15 van de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) kunnen
individuele burgers verzoeken om inzage in het gebruik van de individuele persoonsgegevens.
Dat geldt ook voor inzage in het gebruik van persoonsgegevens door de RIEC-samenwerkingsverbanden.
Dergelijke verzoeken kunnen gericht worden aan de convenantpartners en zullen conform
de AVG worden afgehandeld. In de beantwoording van een verzoek om een overzicht van
persoonsgegevens wordt onder meer informatie verstrekt over het doel van de verwerking
van de persoonsgegevens, de ontvangers van de gegevens en de herkomst van de gegevens.
Een individuele burger kan bij de convenantpartners te allen tijde schriftelijk bezwaar
aantekenen tegen de verwerking van diens persoonsgegevens in het RIEC-samenwerkingsverband.
Binnen vier weken na ontvangst van het bezwaar wordt beoordeeld of dit bezwaar gerechtvaardigd
is.
In de Wet gegevensverwerking door samenwerkingsverbanden (Wgs) die in 2025 ingaat,
worden AVG-verzoeken makkelijker voor de burger, omdat er voor elk RIEC-samenwerkingsverband
een algemeen contactpunt wordt ingericht waar burgers een AVG-verzoek kunnen indienen.
Vraag 4
Klopt het dat het volgens de richtlijnen van het RIEC niet nodig is dat er een concrete
verdenking bestaat om gehele gebieden, wijken of bevolkingsgroepen onder de loep te
nemen en gevoelige informatie over ze uit te wisselen?
Antwoord 4
Dat is niet juist. Een casus of handhavingsknelpunt binnen het RIEC-samenwerkingsverband
start altijd met een RIEC-signaal. Een signaal bestaat uit meerdere aanwijzingen (gedragingen
of situaties) van meerdere RIEC-partners met betrekking tot een persoon, gebied of
bedrijf dat mogelijk sprake is van ondermijnende georganiseerde criminaliteit (zoals
vastgelegd in het RIEC-convenant).
De regionale stuurgroepen van de RIEC-samenwerkingsverbanden hebben binnen het convenant
de mogelijkheid om een regionaal handhavingsknelpunt aan te wijzen indien een mogelijke
maatschappij ondermijnende situatie ontstaat. Hiervoor zijn wel concrete signalen
nodig. Beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit zijn leidend in dit proces.
Dit betekent dat er niet zonder kaders informatie kan worden verwerkt over de burgers
en bedrijven die binnen het gebied van een handhavingsknelpunt wonen of werken.
De RIEC-samenwerkingsverbanden werken onder de principes van de AVG. Dat betekent
dat er zo min mogelijk verwerking van persoonsgegevens is, dat er een doelbinding
moet zijn en dat het proportioneel moet zijn.
Vraag 5, 6 en 7
Wie is de eindverantwoordelijk voor de data-analyses die het RIEC maakt, gezien het
RIEC een samenwerkingsverband is van verschillende organisaties?
Klopt het dat zelfs familieverbanden tot kinderen en facebook-foto’s aan toe zijn
verzameld en gedeeld door het RIEC? Zo ja, bent u het eens dat dat verwerpelijk is?
Zijn er, vanwege een familieverband of een vriendschappelijke relatie, ook gegevens
van derden gedeeld die niet direct onderdeel waren van dit soort onderzoeken? Zo ja,
om wat voor gegevens ging het dan?
Antwoord 5, 6 en 7
De informatie die binnen het RIEC-samenwerkingsverband worden verwerkt is afkomstig
van de partners. De partners van het RIEC-samenwerkingsverband zijn aan te merken
als verwerkingsverantwoordelijken in de zin van de AVG. Zij geven de opdracht en bepalen
het doel en de middelen van de verwerking. Het RIEC coördineert op instructie en onder
verantwoordelijkheid van de gezamenlijke partners de informatie-uitwisseling binnen
het RIEC -samenwerkingsverband.
Indien dit in het kader van onderzoek noodzakelijk is, kunnen de RIEC-samenwerkingsverbanden
naast de gegevens ten aanzien van een subject waarover een signaal ontvangen is, tevens
gegevens over personen welke behoren tot de directe kring van een subject verwerken.
Deze gegevens dienen ter zake dienend en niet bovenmatig te zijn. Gegevens van kinderen
worden niet verzameld als zij geen subject van onderzoek zijn. Het is mogelijk dat
er informatie over kinderen meekomt in een onderzoek, bijvoorbeeld omdat zij staan
ingeschreven op een adres. Andere situaties waarin persoonsgegevens van een minderjarigen
kunnen worden verwerkt, is als er signalen zijn dat deze minderjarigen zelf actief
betrokken zijn als lid van het onderzochte criminele netwerk en daarmee bij het plegen
van strafbare feiten. Waar in de conceptanalyse melding wordt gemaakt van kinderen,
betreffen dit meerderjarige kinderen.
Vraag 8
Wat vindt u van de uitspraak: «Het gaat hier niet zozeer om een netwerk van malafide
Turkse ondernemers De Turkse gemeenschap zelf kan als het netwerk worden omschreven»?
Is dat een generaliserende of discriminerende uitspraak wat u betreft?
Antwoord 8
Zoals aangegeven in mijn antwoord op vraag 2, nemen zowel ikzelf als alle betrokken
organisaties die verbonden zijn aan het RIEC-samenwerkingsverband nadrukkelijk afstand
van de verwerpelijke bewoordingen. In onze organisaties hoort dit taalgebruik niet
thuis. Deze bewoordingen zijn generaliserend en mogelijk discriminerend.
Vraag 9, 10 en 11
Kunt u aangeven of er vergelijkbare (concept)analyses zijn gemaakt over andere minderheden
en migrantengroepen? Zo ja, welke groepen betrof dit en kunt u die analyses delen?
Heeft u bij de brede aanpak van ondermijning signalen opgevangen over etnisch en/of
cultureel profileren? Zo ja, ziet u een aanleiding om dat onder de loep te nemen?
Zijn personen met een niet-Nederlandse achtergrond gemiddeld vaker het onderwerp van
onderzoeken en/of maatregelen geweest door het RIEC? Bent u bereid dit te laten onderzoeken
als u het antwoord niet weet?
Antwoord 9, 10 en 11
Signalen over etnisch en/of cultureel profileren bij de brede aanpak van ondermijning
zijn mij niet bekend.
Een onderzoek bij een RIEC-samenwerkingsverband kan alleen worden opgestart op basis
van signalen van georganiseerde ondermijnende criminaliteit van minimaal twee RIEC-partners
over een specifieke persoon, gebied of bedrijf. Nationaliteit vormt geen signalen.
Etniciteit is nooit geregistreerd. Mensen met een bepaalde nationaliteit hebben niet
meer kans om in een RIEC-casus te belanden op basis van hun nationaliteit. Sinds 2022
wordt nationaliteit niet meer verwerkt, tenzij het noodzakelijk is voor casuïstiek,
om zeker te weten dat men het over de juiste persoon heeft om persoonsverwisseling
te voorkomen. Deze uitzondering op het verwerken van nationaliteit is tevens opgenomen
in de Wgs, die binnenkort in werking treedt.
Op basis daarvan en op basis van het feit dat de RIEC-samenwerkingsverbanden sinds
twee jaar de gegevens over nationaliteit en geboorteland niet meer standaard verwerken
middels het signaalformulier lijkt het mij niet opportuun om hiernaar onderzoek te
laten doen.
Het is overigens wel mogelijk dat in bepaalde vormen van criminaliteit, zoals bijvoorbeeld
mensenhandel, nationaliteit een rol speelt in de criminele keten. Dat kan dan zorgen
voor een aantal subjecten met eenzelfde achtergrond in deze casus. Het vertrekpunt
is dan echter niet nationaliteit.
Toelichting:
Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen terzake van de leden Van Nispen
(SP) en Bamenga (D66), ingezonden 25 september 2024 (vraagnummer 2024Z14250).
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
D.M. van Weel, minister van Justitie en Veiligheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.