Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Paulusma over het bericht 'Toezichthouder: toegankelijkheid jeugdzorg onder druk'
Vragen van het lid Paulusma (D66) aan de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over het bericht «Toezichthouder: toegankelijkheid jeugdzorg onder druk» (ingezonden 11 oktober 2024).
Antwoord van Staatssecretaris Karremans (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) (ontvangen
15 november 2024). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2024–2025, nr. 426.
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Toezichthouder: toegankelijkheid jeugdzorg onder druk»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Hoe reageert u op de bevindingen dat de toegankelijkheid van jeugdzorg onder druk
staat? Wat is uw reactie op de verslechtering van de jeugdzorg ten opzichte van 2023?
Antwoord 2
De constatering van de Jeugdautoriteit dat de (toegankelijkheid van) jeugdhulp onder
druk staat deel ik. Het staat buiten kijf dat jeugdigen die het echt nodig hebben,
moeten kunnen rekenen op tijdig beschikbare en passende (specialistische) jeugdzorg.
Daarom heeft het kabinet in het Regeerprogramma de uitvoering van de Hervormingsagenda
bekrachtigd, waarin we een gezamenlijke aanpak formuleren om het jeugdstelsel te verbeteren.
De trajecten die hier de afgelopen periode voor in gang zijn gezet, zet ik stevig
en – waar mogelijk – versneld door, om ervoor te zorgen dat kinderen en jongeren weerbaar
opgroeien en de meest kwetsbare jeugdigen tijdig de passende hulp ontvangen die zij
zo hard nodig hebben. Dit moet tevens bijdragen aan een houdbaar stelsel.
Vraag 3
Kunt u een cijfermatig overzicht geven van de ontwikkeling van de wachtlijsten in
de jeugdzorg?
Antwoord 3
Gemeenten zijn verantwoordelijk voor het organiseren van jeugdhulp. Inzicht in wachttijden
gebeurt dus in eerste instantie op gemeentelijk en regionaal niveau. Cijfers over
wachttijden zijn niet op landelijk niveau beschikbaar. Dit komt onder andere doordat
gemeenten en regio’s op hun eigen manier aanmelding en start van een traject registreren
en er dus geen eenduidige definitie is van wachttijden. De data die er is, is weinig
inzichtelijk en niet goed onderling vergelijkbaar. Daarom wordt gewerkt aan het verbeteren
van inzicht in wachttijden op landelijk niveau door in te zetten op het verbeteren
van het (uniforme) gebruik van het berichtenverkeer.
Vraag 4
Hoe reageert u op de bevinding van de Jeugdautoriteit dat er te weinig betrouwbare
gegevens beschikbaar zijn om een goed beeld te krijgen van de sector?
Antwoord 4
Ik vind ook dat er beter inzicht moet komen in het functioneren van het stelsel om
te leren en tijdig te kunnen bijsturen. Ik werk aan het inrichten van een centrale
monitor van het jeugdstelsel en aan het verbeteren van de datakwaliteit en databeschikbaarheid.
Eén van de stappen die al zijn gezet, is dat per 2025 een andere indeling gaat gelden
voor de financiële informatie die we van gemeenten krijgen. Dit verbetert de kwaliteit
van data. Hierdoor kunnen ook de uitgaven van gemeenten beter aan andere databronnen
gekoppeld worden. Tevens heb ik een coördinerende werkgroep «data en monitoring jeugdstelsel»
ingericht die samenhang aanbrengt en borgt in de (ontwikkeling van) data en monitoring
van het jeugdstelsel.
Vraag 5
Hoe reageert u op de oproep om meer regie vanuit de Rijksoverheid als stelselverantwoordelijke
voor de jeugdzorg en met welke concrete acties ondersteunt u dit?
Antwoord 5
In haar rapport benadrukt de Jeugdautoriteit niet zozeer dat het Rijk regie moet nemen,
maar dat partijen goed moeten samenwerken om de beoogde doelen te realiseren. Dat
doen gemeenten, aanbieders, professionals, (vertegenwoordigers van) cliënten en het
Rijk in het kader van de Hervormingsagenda en het daaruit voortvloeiende implementatieplan.
Daarin is beschreven hoe wij de beoogde doelen (jeugdigen groeien weerbaar op en voor
de meest kwetsbare jeugdigen is tijdige en passende zorg beschikbaar) willen realiseren,
welke maatregelen we hiervoor nemen en welke partijen hierin welke rol hebben. Partijen
werken hier actief aan door in te zetten op stevige lokale wijkteams, waarmee de toegang
wordt verbeterd. Vanuit het Rijk neem ik mijn verantwoordelijkheid onder andere door
het wetsvoorstel Verbetering beschikbaarheid jeugdzorg2. Met dit wetsvoorstel wordt regionale samenwerking voor de inkoop van specialistische
jeugdzorg verplicht op basis van een regiovisie. Het is wenselijk dat gemeenten die
afstemmen met de relevante partijen uit het veld, waaronder de aanbieders.
Vraag 6
Welke acties heeft u in uw eerste 100 dagen ondernomen om de grote personeelstekorten
in de jeugdzorg te adresseren?
Antwoord 6
De aanpak van personeelstekorten in zorg en welzijn heeft grote prioriteit, zoals
ook verwoord in het Regeerprogramma. Mijn collega, de Minister van VWS, heeft een
aanpak ingericht op het verminderen van de personeelstekorten voor de sector zorg
en welzijn via drie lijnen. Ten aanzien van deze drie lijnen en de onderliggende beleidswensen
is de Minister van VWS momenteel de verschillende (wettelijke) opties aan het onderzoeken.
U wordt hier voor het einde van het jaar over geïnformeerd. Bij lijn 1 is het streven
de administratietijd voor professionals in 2030 te halveren, onder andere door in
te zetten op AI, digitaal werken en standaardisatie. De uitvoering van de werkagenda
van de Regiegroep Aanpak Regeldruk wordt door VWS ondersteund. Lijn 2 «de juiste inzet
van medewerkers» is erop gericht om de beschikbare medewerkers, in samenwerking met
mantelzorgers en vrijwilligers, zo efficiënt mogelijk in te zetten. Het gaat hierbij
onder andere om arbitrage tussen zorgwetten en over verschillende vormen van innovatieve
zorg. Lijn 3 zet in op het vergroten van vakmanschap en werkplezier. Voor het einde
van 2024 wordt er een leidraad vakmanschap en werkplezier opgesteld. Het doel hiervan
is dat mensen graag blijven werken in zorg en welzijn. Het gaat hierbij onder andere
om het belang van adequaat opleiden, autonomie en vertrouwen in de medewerker, de
balans tussen vast personeel en flexibel personeel en het tegengaan van agressie.
Aanvullend op deze zorg en welzijn brede aanpak, wordt er specifiek voor de jeugdzorg
uitvoering gegeven aan een arbeidsmarktagenda jeugd waar betrokken partijen werken
aan het delen van goede voorbeelden en handreikingen op thema’s als goed werkgeverschap
en het inwerken en begeleiden van personeel; agressie vrij werken en mbo’ers in de
jeugdhulp.
Vraag 7
Deelt u de mening dat de toegankelijkheid van de jeugdzorg een acuut en urgent probleem
is en welke stappen heeft u in uw eerste 100 dagen ondernomen om de toegankelijkheid
te verbeteren?
Antwoord 7
In het Regeerprogramma is de uitvoering van de Hervormingsagenda bekrachtigd en de
toegankelijkheid van jeugdzorg is daarin een belangrijk doel3. Onder meer het wetsvoorstel Verbetering beschikbaarheid jeugdzorg dat in april jl.
is ingediend bij de Tweede Kamer moet hieraan bijdragen. Verder is de afgelopen periode
de lagere regelgeving uitgewerkt. Daarnaast is een onderzoek afgerond door PwC naar
mogelijke meerwaarde van het normeren van wachttijden. Dit zijn allemaal onderwerpen
die eraan bijdragen dat de toegankelijkheid verbetert. Daarnaast is voor acute problemen
een ondersteuningsstructuur ingericht door het ondersteuningsteam Zorg voor de Jeugd,
de regionale expertiseteams (RETs) en de bovenregionale expertisenetwerken (BENs).
Vraag 8
Bent u bereid om op korte termijn in gesprek te gaan met gemeenten en zorgaanbieders
om te inventariseren hoe de samenwerking en coördinatie verbeterd kan worden om de
toegankelijkheid van de jeugdzorg te waarborgen?
Antwoord 8
VWS is al in gesprek met verschillende partijen, waaronder gemeenten en zorgaanbieders
over de toegankelijkheid van de jeugdzorg. Alle afspraken worden in gezamenlijkheid
uitgewerkt.
Vraag 9
Deelt u de mening dat preventie belangrijk is voor het verminderen van de druk op
de jeugdzorg? Zo ja, welke stappen heeft u hiertoe ondernomen?
Antwoord 9
Ik deel deze mening. Wel is het belangrijk dat preventie op zo’n manier wordt ingezet
dat dit ook effectief is, zoals in het rapport van de Jeugd Autoriteit te lezen is
op pagina 43. In de Hervormingsagenda hebben we daarom afgesproken dat de verantwoordelijkheid
van gemeenten benadrukt wordt met betrekking tot het versterken van de sociale en
pedagogische basis en de inzet op preventie, waaronder ook vanuit het jongerenwerk
en de jeugdgezondheidszorg.
Daarnaast is het van belang dat problemen in de context van het gezin worden opgepakt.
Niet altijd is jeugdhulp het meest passende antwoord op een hulpvraag. Daarom zijn
er acties ingezet op het versterken van de verbinding met onderwijs, kinderopvang,
bestaanszekerheid en volwassen ggz.
Vraag 10
Vindt u dat de Hervormingsagenda voldoende maatregelen bevat om de grote financiële
tekorten bij gemeenten op het jeugdzorgbudget te adresseren? Zo ja, gaat u dan ook
op korte termijn de wet- en regelgeving behorende bij de Hervormingsagenda een stap
verder brengen, zoals de afbakening van de reikwijdte van jeugdzorg? Zo nee, welke
aanvullende stappen heeft u ondernomen?
Antwoord 10
In de Hervormingsagenda is met gemeenten een Meerjarig Financieel Kader (MFK) afgesproken,
waar een besparing van 1 miljard euro onderdeel van uitmaakt. Inhoudelijke maatregelen
zijn onderliggend aan deze besparingsopgaven. Alle partijen zijn hard aan de slag
om deze maatregelen – en andere die zijn afgesproken in de Hervormingsagenda – uit
te voeren. Zo werken de regio’s hard aan de versterking van hun regionale samenwerking
en inkoop om de beschikbaarheid van de specialistische jeugdzorg te vergroten. Het
wetsvoorstel Verbetering beschikbaarheid jeugdzorg zal deze ontwikkeling verder ondersteunen
en verankeren. Ook ten aanzien van het thema reikwijdte ligt er een pakket aan maatregelen,
waarbij het Ministerie van VWS faciliteert met wetgeving. Het wetsvoorstel zal naar
verwachting in de zomer van 2025 in consultatie gaan. In de beoogde «beweging naar
voren» zijn veel gemeenten nu al aan de slag om lokale teams te versterken om laagdrempelig
en integraal ondersteuning te bieden aan jeugdigen en het gezin. Het wetsvoorstel
over reikwijdte zal deze beweging verder gaan aanmoedigen, verstevigen en uiteindelijk
verankeren, waarbij gemeenten nu ook al mogelijkheden hebben om de reikwijdte zelf
te beperken.
Daarnaast is de afspraak gemaakt om de uitvoering van de Hervormingsagenda goed te
monitoren en bij te sturen waar noodzakelijk. De commissie van deskundigen zal het
Rijk en de VNG vanuit hun onafhankelijke positie adviseren over de uitvoering van
de Hervormingsagenda en of de afgesproken inspanningen zijn geleverd. Ook bekijkt
zij of dit het gewenste effect heeft op de uitgaven en zo niet, hoe daarmee om te
gaan. Hun eerste advies volgt begin 2025.
Vraag 11
Herkent u het beeld dat veel gemeenten nu geld toe leggen op jeugdzorg die ze wettelijk
verplicht zijn te leveren, zonder beleidsinstrumenten om de toestroom van jeugdzorg
te verminderen?
Antwoord 11
Ik herken het beeld dat de totale uitgaven hoger zijn dan in het Meerjarig Financieel
Kader (MFK) in de Hervormingsagenda is afgesproken. Dit blijkt ook uit het recent
met u gedeelde onderzoek van Improven4. Zoals in het antwoord op vraag 10 aangegeven, zie ik wel degelijk sturingsinstrumenten
voor gemeenten. Ik zie ook grote verschillen in het jeugdhulpgebruik tussen gemeenten.
Eind januari verwacht ik het advies van de Deskundigencommissie Jeugd, die onder andere
kijkt naar de door de door het Rijk en gemeenten gepleegde inspanningen en ook adviseert
over hoe om te gaan met een afwijkende uitgavenontwikkeling.
Vraag 12
Bent u bereid in kaart te brengen hoeveel gemeenten gemiddeld uit eigen middelen toeleggen
op de jeugdzorg bovenop het landelijke budget?
Antwoord 12
Ik zie nu geen noodzaak om dit extra onderzoek uit te zetten. In de Hervormingsagenda
is een MFK met gemeenten afgesproken. Daarbij is ook afgesproken om de totale uitgaven
van gemeenten aan jeugdzorg in beeld te brengen, zodat inzichtelijk is in hoeverre
deze afwijken van het afgesproken MFK.
Recent is er onderzoek gedaan naar de uitgaven van gemeenten aan jeugdzorg in 2023
en een prognose voor 2024. Deze is recent met u gedeeld in de voortgangsbrief Jeugd.
Voor de jaren 2015 t/m 2022 is dit al eerder gedaan en met de Kamer gedeeld.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
V.P.G. Karremans, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.