Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Piri en Hirsch over recente ontwikkelingen in Israël-Palestina
Vragen van de leden Piri en Hirsch (beiden GroenLinks-PvdA) aan de Ministers van Buitenlandse Zaken en voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp over recente ontwikkelingen in Israël-Palestina (ingezonden 30 oktober 2024).
Antwoord van Minister Veldkamp (Buitenlandse Zaken), mede namens de Minister voor
Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp (ontvangen 14 november 2024).
Vraag 1
Hoe beoordeelt u de wetten die recent zijn aangenomen in de Knesset, die het functioneren
en de aanwezigheid van het United Nations Relief and Works Agency for Palestine Refugees
in the Near East (UNRWA) in de bezette Palestijnse gebieden ernstig bedreigen?
Antwoord 1
Dit zijn zorgelijke ontwikkelingen. Het is van belang dat zorgen over de neutraliteit
van de organisatie geadresseerd worden en dat UNRWA de aanbevelingen uit het Colonna-rapport
implementeert. De noden in de regio zijn groot, in het bijzonder in Gaza. Het wegvallen
van UNRWA zal de dramatische situatie daar alleen maar erger maken.
Israël behoudt op basis van het bezettingsrecht de plicht de bevolking van de bezette
Palestijnse gebieden te voorzien van noodzakelijke levensmiddelen en andere noodzakelijke
voorzieningen. Voor zover deze op dit moment door UNRWA worden verzorgd, dient Israël
zeker te stellen dat toereikende alternatieven beschikbaar zijn. Ook heeft Israël
de plicht de toegang voor humanitaire hulp toe te staan en te faciliteren.
Vraag 2 en 3
Bent u bekend met de gezamenlijke verklaring van de regeringen van Spanje, Slovenië,
Ierland, Noorwegen1, de gezamenlijke verklaring van Canada, Australië, Frankrijk, Duitsland, Japan, Zuid-Korea,
het Verenigd Koninkrijk,2 en de verklaring van de Verenigde Staten3, waarin deze landen duidelijk stelling nemen tegen een verbod door Israël van UNRWA?
Onderschrijft u deze stellingname?
Waarom heeft Nederland niet meegetekend met deze verklaringen, of niet zelf onmiddellijk
publiekelijk stelling genomen door een dreigend verbod van UNRWA te ontmoedigen en
te veroordelen? Bent u bereid dit alsnog te doen?
Antwoord 2 en 3
De Minister van Buitenlandse Zaken heeft de dag na de aanname van de wetten contact
opgenomen met de Israëlische Minister van Buitenlandse Zaken om de zorgen van het
kabinet te uiten. Vervolgens hebben de Minister van Buitenlandse Zaken en de Minister
voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp hun zorgen geuit op X. Ook is Nederland
betrokken geweest bij de totstandkoming van de EU27 verklaring4 en de conclusies van de Europese Raad5.
Vraag 4
Hoe beoordeelt u de woorden uit de verklaring van Canada c.s. dat zonder UNRWA de
verstrekking van hulp en diensten in Gaza en op de Westelijke Jordaanoever «ernstig
wordt belemmerd, zo niet onmogelijk wordt gemaakt, met verwoestende gevolgen voor
een reeds kritieke en snel verslechterende humanitaire situatie»?
Antwoord 4
De humanitaire context in Gaza is zeer zorgelijk, de voedselzekerheidssituatie blijft
kritiek en humanitaire organisaties, waaronder VN-organisaties, de Rode Kruis- en
Halve Maanbeweging en ngo’s, hebben nog altijd onvoldoende toegang om hulp te bieden
op de schaal die nodig is. Het kabinet blijft onverkort bij de Israëlische autoriteiten
aandringen op het verbeteren van humanitaire toegang. UNRWA speelt momenteel een cruciale
rol in het bieden van hulp in Gaza, onder uiterst moeilijke omstandigheden.
Vraag 5
Hoe beoordeelt u de woorden van professionele en neutrale organisaties die in Gaza
aanwezig zijn, zoals Unicef, Save the Children, Artsen zonder Grenzen en het Rode
Kruis, dat zij zonder UNRWA geen hulp in Gaza kunnen leveren en verwachten dat alle
hulp voor Gaza stilvalt als UNRWA door Israël verboden wordt?6
7 Hoe reageert u op de zorgen van deze leidende humanitaire organisaties?
Antwoord 5
Strenge handhaving van het wettelijk verbod op UNRWA zal nagenoeg alle hulporganisaties
in Gaza raken. Hulporganisaties waarschuwen ervoor dat zij de toestroom van hulpbehoevenden
bij wegvallen van UNRWA niet kunnen opvangen, nog los van de vraag of hun mandaten
dit zouden toelaten. Daarnaast maken de meeste hulporganisaties die actief zijn in
Gaza gebruik van het personeel, de expertise en de faciliteiten van UNRWA. Zonder
deze structuur zouden zij (delen van) hun hulpactiviteiten niet meer kunnen implementeren.
Ook kunnen leraren, dokters of verpleegkundigen die momenteel voor UNRWA werken niet
zomaar vervangen worden door gekwalificeerde mensen van andere organisaties.
Vraag 6
Wat voor consequenties verbindt u, mogelijk in gezamenlijkheid met bovengenoemde regeringen,
aan het ernstig belemmeren van humanitaire hulp door de Israëlische regering, indien
zij dit verbod gaat implementeren?
Antwoord 6
In dit stadium is het te vroeg om te speculeren over mogelijke consequenties. Samen
met andere landen dringt het kabinet er bij de Israëlische regering op aan om internationale
verplichtingen te respecteren en de impact van de wetgeving zorgvuldig te overwegen
voordat ze verdere actie onderneemt en de wetten in werking treden.
Vraag 7
Kent u de berichtgeving dat adviseurs uit het Israëlische veiligheidsapparaat de politieke
leiding hebben geadviseerd tegen het verbieden van UNRWA?8 Bent u het ermee eens dat een effectief functionerend UNRWA in het veiligheidsbelang
van Israël is? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 7
Als UNRWA het mandaat niet (of slechts ten dele) kan uitvoeren, heeft dat een grote
impact op de humanitaire situatie, mogelijkheden voor basisdienstverlening als onderwijs
en gezondheidszorg en, daarmee, de stabiliteit in de regio. De Commissaris Generaal
Lazzarini waarschuwt voor het ontstaan van een vacuüm als dienstverlening door UNRWA
wegvalt. Verdere onrust in de regio is in niemands belang, ook niet van Israël.
Vraag 8
Gezien de constatering van Minister Klever tijdens het commissiedebat Humanitaire
Hulp, dat Israël zelf verantwoordelijk wordt voor dienstverlening als UNRWA wegvalt
(«Israël zal ook moeten beseffen dat het als bezettende macht verantwoordelijk wordt
voor alle diensten die UNRWA niet meer zou kunnen verlenen in Gaza en de Westbank
als UNRWA zou wegvallen»)9, bent u van plan de Israëlische regering te houden aan deze verantwoordelijkheid,
indien zij dit verbod doorzet?
Antwoord 8
Deze verantwoordelijkheid is een internationaalrechtelijke verplichting onder het
bezettingsrecht. Israël heeft op basis van het bezettingsrecht de plicht de bevolking
van de bezette Palestijnse Gebieden te voorzien van noodzakelijke levensmiddelen en
andere noodzakelijke voorzieningen. Voor zover deze op een nader moment niet langer
door UNRWA verzorgd kunnen worden, dient Israël zeker te stellen dat toereikende alternatieven
beschikbaar zijn.
Vraag 9
Bent u bekend met het bericht van de Times of Israel, dat al in december 2023 onthulde
dat de Israëlische regering een plan had klaarliggen om UNRWA te ontmantelen?10
Antwoord 9
Ja.
Vraag 10
Bent u bereid in EU-verband te pleiten voor onderzoek naar een dergelijke ontmantelingscampagne?
Antwoord 10
Het zekerstellen van humanitaire hulp aan de Gaza is van groot belang. Zoals gesteld
is het potentieel onmogelijk maken van het werk van UNRWA op dit moment niet de juiste
weg voorwaarts. De noden in de regio en vooral in de Gazastrook zijn daarvoor simpelweg
te groot. Het wegvallen van UNRWA zal de dramatische situatie daar alleen maar erger
maken.
Vraag 11
Hoe beoordeelt u de Israëlische confiscatie van het UNRWA-kantoor in Oost-Jeruzalem
en het plan om er nederzettingen voor kolonisten te bouwen? Zijn deze nederzettingen
een schending van het internationaal recht?11
Antwoord 11
Het Internationaal Gerechtshof heeft in het advies inzake de bezetting van de Palestijnse
Gebieden geoordeeld dat de aanwezigheid van Israël in de Gazastrook en de Westelijke
Jordaanoever, inclusief Oost-Jeruzalem, in strijd is met het internationaal recht.
Het Hof stelt tevens dat het nederzettingenbeleid van Israël in de Westelijke Jordaanoever,
inclusief Oost-Jeruzalem, in strijd is met het internationaal recht. Het voornemen
om huizen te bouwen op het terrein waar het hoofdkantoor van UNRWA op gevestigd is
in Oost-Jeruzalem is derhalve in strijd met het internationaal recht.
Vraag 12
Bent u van mening dat het politieke mandaat van UNRWA de opvang van de Palestijnse
vluchtelingenbevolking betreft, totdat er een politieke overeenkomst is voor het Israëlisch-Palestijnse
conflict?
Antwoord 12
Ja. UNRWA heeft een door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties verleend
mandaat voor het leveren van essentiële hulp en basisdiensten aan Palestijnse vluchtelingen,
onder meer op gebied van gezondheidszorg en onderwijs in afwachting van een duurzame
politieke oplossing.
Vraag 13
Bent u het ermee eens dat UNRWA – als een agentschap van de Verenigde Naties (VN)
dat in 1949 en stelselmatig daarna met grote steun door de Algemene Vergadering gemandateerd
is – een uiting is van de wil van de internationale gemeenschap? Indien ja, deelt
u de mening dat het verbieden van UNRWA een obstructie van de wil van de internationale
gemeenschap en een schending van het VN-Handvest is?
Antwoord 13
Alvorens UNRWA diensten kan leveren dient het gastland – of Israël voor de bezette
Palestijnse Gebieden – daarmee in te stemmen. Nadat Israël in juni 1967 de Westelijke
Jordaanoever en de Gazastrook bezette, heeft Israël UNRWA gevraagd om assistentie
te verlenen ten aanzien van Palestijnse vluchtelingen. Dit verzoek en de acceptatie
daarvan door UNRWA is neergelegd in de zogeheten Comay-Michelmore Exchange of Letters. De overeenkomst voorziet in de mogelijkheid tot eenzijdige opzegging en dus kan
Israël deze overeenkomst opzeggen. Dat er in de Algemene Vergadering van de VN brede
steun bestaat voor het mandaat van UNRWA staat buiten kijf.
Vraag 14
Wat voor consequenties verbindt u, mogelijk in gezamenlijkheid met internationale
partners, aan deze flagrante ondermijning van het multilaterale systeem?
Antwoord 14
Zoals gesteld is het te vroeg om te speculeren over mogelijke consequenties. Samen
met andere landen dringt het kabinet er bij de Israëlische regering op aan om internationale
verplichtingen te respecteren en de impact van de wetgeving zorgvuldig te overwegen
voordat ze verdere actie onderneemt en de wetten in werking treden. Dat heeft nu de
prioriteit.
Vraag 15
Gaat u zo spoedig mogelijk, ruim voordat de aangenomen wet na 90 dagen ingaat, in
gesprek met de Israëlische regering, teneinde te voorkomen dat de wet wordt uitgevoerd?
Neemt u hierin bovenstaande zorgen mee? Op welke manier? Kunt u hierover rapporteren
naar de Kamer?
Antwoord 15
Zie ook het antwoord op vraag 14. Samen met andere landen en in bilaterale contacten
spreekt het kabinet de huidige zorgen uit. Ook heeft Nederland tijdens de spoedsessie
van de Algemene Vergadering van de VN op 6 november jl. een verklaring12 uitgesproken. Nederland zal samen met andere landen blijven optrekken, onder andere
in EU-verband.
Vraag 16
Bent u bekend met het statement van Joyce Msuya, waarnemend hoofd van het United Nations
Office for the Coordination of Humanitarian Affairs (UNOCHA), die stelt dat de gehele
bevolking van Noord-Gaza het risico loopt te sterven? Deelt u deze zorg van UNOCHA?
Antwoord 16
De humanitaire situatie in de hele Gazastrook is kritiek en met name in Noord-Gaza,
waar de bevolking ernstig lijdt onder het oorlogsgeweld en waar al geruime tijd veel
te weinig humanitaire hulp geleverd kan worden. In de meest recente versie (medio
oktober jl.) van het Integrated Phase Classification (IPC) rapport werd geconcludeerd dat het risico op hongersnood in de hele Gazastrook
blijft bestaan.
Vraag 17
Hoeveel vrachtwagens met hulpgoederen zijn er sinds 1 oktober 2024 gemiddeld per dag
Gaza binnengekomen?
Antwoord 17
Dit aantal fluctueert per dag, maar de toevoer van humanitaire hulp en commerciële
goederen bereikte in september en oktober nieuwe dieptepunten. Volgens de door Israëlische
autoriteiten (CoGAT) gedeelde cijfers gingen in de maand oktober gemiddeld per dag
circa 60 vrachtwagens (ongeveer 1.200 ton goederen, of circa 0,6 kilogram per persoon)
naar de Gazastrook. Ook de distributie van hulp binnen de Gazastrook verloopt uiterst
moeizaam, onder meer door het aanhoudende geweld, kapotte infrastructuur, het gebrek
aan veiligheid voor hulpverleners, en plunderingen door criminelen maar ook door de
wanhopige burgerbevolking.
Vraag 18
Hoeveel vrachtwagens kwamen er vóór 7 oktober 2023 gemiddeld per dag Gaza binnen?
Antwoord 18
Vóór 7 oktober 2023 gingen gemiddeld 500 vrachtwagens per dag de Gazastrook binnen.
Vraag 19
Bent u van mening dat Israël zich houdt aan de voorlopige voorzieningen, opgelegd
door het Internationaal Gerechtshof op 26 januari 2024, die het land verplichten afdoende
humanitaire hulp toe te laten tot Gaza? Zo ja, op grond van welke feiten en omstandigheden
vindt u dat?
Antwoord 19
Het is niet aan Nederland om vast te stellen of Israël de voorlopige voorzieningen
naleeft, dat is aan het Internationaal Gerechtshof zelf. Nederland maakt zich echter
zorgen over de humanitaire catastrofe in de Gazastrook en het aanhoudende gebrek aan
humanitaire toegang. Het staat voor Nederland buiten kijf dat er veel meer moet gebeuren
om de burgerbevolking te helpen en te beschermen. Israël heeft als bezettende macht
verplichtingen onder het humanitair oorlogsrecht en de verantwoordelijkheid om duidelijk
aan te tonen dat het alles in het werk stelt om humanitaire toegang tot en binnen
de Gazastrook te faciliteren, ook in lijn met de bepalingen van het Internationaal
Gerechtshof.
Vraag 20
Bent u van mening dat Israël zich houdt aan VN-Veiligheidsresolutie 2728, die eist
dat alle barrières voor humanitaire hulp worden opgeheven? Zo ja, op grond van welke
feiten en omstandigheden vindt u dat?
Antwoord 20
De humanitaire hulpverlening in de Gazastrook wordt nog steeds belemmerd. Op basis
van het bezettingsrecht heeft Israël de verantwoordelijkheid en de plicht de toegang
voor humanitaire hulp toe te staan en te faciliteren. Het is aan de Veiligheidsraad
van de VN om te bepalen of Israël zich houdt aan de VN-Veiligheidsraadresolutie 2728.
Nederland is momenteel geen lid van de Veiligheidsraad.
Vraag 21
Bent u bekend met het «Generaalsplan»?13
Antwoord 21
Ja.
Vraag 22
Is het naar uw mening juridisch en moreel toegestaan om de Palestijnse burgerbevolking
op grote schaal voedsel, medische zorg, en andere basisvoorzieningen zoals water en
elektriciteit te ontnemen om de militaire strijd tegen Hamas te winnen? Zo ja, kunt
u dat toelichten?
Antwoord 22
Israël moet zich houden aan het humanitair oorlogsrecht en er dus bij de uitvoering
van militaire operaties voor zorgen dat burgers en burgerobjecten worden ontzien.
Daarnaast heeft Israël als bezettende macht een aantal plichten om de burgerbevolking
te beschermen en te ontzien, zoals de plicht de bevolking van de bezette Palestijnse
gebieden te voorzien van noodzakelijke levensmiddelen en andere noodzakelijke voorzieningen
en het toestaan en faciliteren van toegang van humanitaire hulp.
Vraag 23 en 24
Bent u van mening dat het implementeren van het Generaalsplan een schending is van
het internationaal humanitair recht? Zo nee, waarom niet?
Is de uitvoering van het Generaalsplan voor u een rode lijn? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 23 en 24
Het kabinet beschikt niet over informatie waaruit blijkt dat (onderdelen) van het
zogenoemde Generaalsplan op dit moment daadwerkelijk door het Israëlische leger (IDF)
wordt uitgevoerd. Wel ziet het kabinet berichten van zeer zorgelijke ontwikkelingen
die lijken op onderdelen van dit plan. Het staat voor het kabinet buiten twijfel dat
uitvoering van bepaalde onderdelen hiervan mogelijk schendingen van het humanitair
oorlogsrecht met zich meebrengt. Daarom bespreekt het kabinet de catastrofale situatie
in Gaza via verschillende wegen met de Israëlische autoriteiten en roept het Israël
op zich aan het internationaal recht te houden en de burgerbevolking van Gaza te beschermen,
onder meer door meer veel meer humanitaire hulp toe te staan en de toegang daarvan
te faciliteren.
Vraag 25
Bent u, in navolging van Minister Klevers’ uitspraken tijdens het dertigledendebat
over de export van F-35-onderdelen («Er zijn vermeende mensenrechtenschendingen. Daar
moet onderzoek naar gedaan worden» en «Zeker vinden er mensenrechtenschendingen plaats
in Gaza»), van mening dat er moet worden onderzocht of Artikel 2 van het EU-Israël
Associatieakkoord, dat stelt dat de betrekkingen tussen beide partijen zijn onderworpen
aan het respect voor mensenrechten, door Israël wordt nageleefd? Zo ja, op grond van
welke feiten en omstandigheden vindt u dat?
Antwoord 25
Nederland ziet het Associatieakkoord en de daarbij horende Associatieraad als een
belangrijk instrument om met Israël te spreken over de brede relatie. Het biedt ook
de mogelijkheid om serieuze zorgen over schendingen van het internationaal recht onder
de aandacht te brengen. Zodra de EU en Israël een akkoord bereiken over de voorgestelde
agenda, zal de EU tot een gemeenschappelijke positie moeten komen. Het kabinet zal
zich inzetten om de serieuze zorgen op de agenda te krijgen.
Vraag 26
Wat zijn naar uw mening de meest effectieve drukmiddelen die Nederland en de Europese
Unie ter beschikking hebben om naleving van het internationaal (humanitair) recht
door Israël en Hamas te bevorderen?
Antwoord 26
Nederland en de EU heeft verschillende drukmiddelen om naleving van het internationaal
(humanitair) recht door Israël en Hamas te bevorderen, zoals het EU sanctie instrumentarium
of handelsmaatregelen. Welke daarvan het meest effectief zijn, is afhankelijk van
tijd en plaats.
Vraag 27
Bent u bereid al deze drukmiddelen in te zetten? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 27
Het kabinet maakt continu de afweging welke instrumenten op welk moment het beste
kunnen worden ingezet.
Vraag 28
Kunt u alle vragen afzonderlijk en vóór de behandeling van de begroting Buitenlandse
Handel en Ontwikkelingshulp in de Tweede Kamer beantwoorden?
Antwoord 28
Ja.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.C.J. Veldkamp, minister van Buitenlandse Zaken -
Mede ondertekenaar
R.J. Klever, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.