Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Dijk en van Nispen over het nieuws dat veel kinderen in erbarmelijke omstandigheden wonen in de asielnoodopvang in Nederland
Vragen van de leden Dijk en van Nispen (beiden SP) aan de Minister van Asiel en Migratie over het nieuws dat veel kinderen in erbarmelijke omstandigheden wonen in de asielnoodopvang in Nederland (ingezonden 23 oktober 2024).
Antwoord van Minister Faber – Van de Klashorst (Asiel en Migratie) (ontvangen 13 november
2024).
Vraag 1
Bent u bekend met het onderzoek van het Kinderrechtencollectief waaruit blijkt dat
steeds meer kinderen moeten wonen in de asielnoodopvang onder zeer erbarmelijke en
kindonvriendelijke woonomstandigheden?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Hoe kunt u de toename van het aantal kinderen in de noodopvang van 65 procent sinds
de zomer van 2023 verklaren?
Antwoord 2
De toename van het aantal kinderen in de noodopvang is te verklaren door de aanhoudende
druk op de opvangcapaciteit van het COA. De bezetting op opvanglocaties blijft toenemen
en ligt op veel plekken rond of zelfs boven de 100%, waardoor er bijna geen bewegingsruimte
meer zit in (ver)plaatsingen. Daarbij bevindt 40% van de asielzoekers die bij het
COA verblijven zich inmiddels op noodopvanglocaties. Dit onderschrijft de wens van
mijzelf en het COA om te komen tot meer duurzame, stabiele opvangvoorzieningen zonder
doelgroepbeperkingen.
Daarbij moet wel opgemerkt worden dat er kwaliteitsverschillen zijn tussen noodopvanglocaties.
Sommige van dergelijke locaties doen qua voorzieningenniveau niet onder voor reguliere
locaties. Al zijn deze locaties nog steeds wel kortdurend, hetgeen bijvoorbeeld meer
verhuisbewegingen tot gevolg heeft.
Vraag 3, 4 en 5
Hoe kan het dat het niet de bedoeling is dat kinderen langer dan enkele dagen op noodlocaties
verblijven, maar zij in werkelijkheid daar soms maanden leven? Waarom gaan niet alle
alarmbellen rinkelen bij uw ministerie als deze situatie zich voordoet?
Trekt u zich als Minister iets aan van de conclusie dat kinderrechten elke dag worden
geschonden? Zo ja, wat gaat u doen om dit te voorkomen?
Wat is uw reactie op het feit dat bij de noodopvang veel verhuismomenten plaatsvinden
en er over het algemeen minder privacy en veiligheid voor kinderen is dan bij een
regulier asielzoekerscentrum (azc)? Erkent u dat dit erg schadelijk is voor kinderen?
Zo ja, wat gaat u doen om deze schade te voorkomen?
Antwoord 3, 4 en 5
Zoals uw Kamer bekend is staat de asielopvang al geruime tijd onder grote druk. Hierdoor
is het noodzakelijk om gebruik te maken van noodopvanglocaties. Deze locaties zijn
minder goed geschikt voor langdurig verblijf van kwetsbare doelgroepen, waaronder
kinderen. Zo beschikken de bewoners van deze locaties over minder privacy en gaat
verblijf in noodopvanglocaties gepaard met meer verhuisbewegingen. Noodopvanglocaties
zijn immers kortdurend en moeten noodgedwongen weer sluiten, hetgeen verhuisbewegingen
tot gevolg heeft. Mij is bekend dat verhuisbewegingen een negatieve impact op het
welbevinden van kinderen hebben, omdat zij een stabiele en vertrouwde omgeving nodig
hebben waar zij zich in veiligheid kunnen ontwikkelen. Daarnaast zorgen de verhuisbeweging
ervoor dat het onderwijs en de eventuele zorg waar een kind gebruik van maakt moeilijker
voortgezet kunnen worden.
Alle inzet van het COA is erop gericht om kinderen zo weinig mogelijk verhuisbewegingen
te laten maken en hen zo min mogelijk in de noodopvanglocaties te plaatsen. Met de
huidige druk op de opvangcapaciteit lukt dit momenteel helaas onvoldoende. Dit is
een onwenselijke situatie.
Omdat kinderen een kwetsbare doelgroep betreffen is binnen de asielopvang extra aandacht
voor hen. Het COA doet er alles aan om de veiligheid en het welbevinden van kinderen
op alle opvanglocaties te waarborgen. Zo is het streven dat op iedere locatie een
contactpersoon kind aanwezig is. De contactpersoon kind is coördinerend in het organiseren
van activiteiten en voorlichting voor kinderen. Het COA stelt daarnaast voor alle
locaties financiering beschikbaar om activiteiten voor kinderen te organiseren, al
is dat voor zeer kortdurende noodlocaties niet altijd mogelijk. Specifiek voor alleenstaande
minderjarige vreemdelingen (amv) geldt dat amv-medewerkers opgeleid zijn om te werken
met deze doelgroep. Deze medewerkers staan zoveel mogelijk in contact met de amv,
zodat eventuele zorgelijke signalen snel opgepakt kunnen worden. Tevens is mijn ministerie
met de Ministeries van OCW en VWS en de VNG in gesprek om de toegang tot onderwijs
en zorg voor deze kinderen te verbeteren.
Vraag 6
Erkent u dat het onderwijs in de asielnoodopvang, in vergelijking met een regulier
azc, laat, slecht of niet geregeld is? Zo ja, deelt u de mening dat we daarom moeten
voorkomen dat kinderen terechtkomen in de asielnoodopvang? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 6
Ik erken dat het onderwijs op noodopvanglocaties lastig te organiseren is. Plotselinge
verhuisbewegingen en incidentele toestroom van leerlingen zijn voor scholen minder
voorspelbaar en planbaar, waardoor het onderwijs moeilijker te organiseren is rond
noodopvanglocaties dan rond reguliere azc’s. Ik heb daarom grote waardering voor de
inzet die scholen in zowel primair als voortgezet onderwijs plegen om leerlingen die
in noodopvanglocaties verblijven zo snel mogelijk een onderwijsaanbod te bieden.
Het Ministerie van OCW heeft tijdelijke wetgeving mogelijk gemaakt om scholen extra
ruimte te bieden om de onderwijscapaciteit op te schalen. Een regulier onderwijsaanbod
is echter altijd te verkiezen boven een tijdelijke plek in een tijdelijke nieuwkomersvoorziening.
Zoals ik in mijn antwoord op de vragen 3, 4 en 5 aangeef is alle inzet van het COA
er op gericht om kinderen zo weinig mogelijk verhuisbewegingen te laten maken en zo
min mogelijk in noodopvanglocaties te plaatsen. Dit lukt met de huidige druk op de
opvangcapaciteit onvoldoende, wat ik een onwenselijke situatie vind.
Vraag 7
Bent u op de hoogte van het feit dat ook GGD-artsen aan de alarmbel hebben getrokken
als het gaat om de toegang tot de gezondheidszorg en ook de slechte mentale gezondheidszorg
voor kinderen? Zo ja, wat is uw reactie op deze oproep van de GGD-artsen en gaat u
hierop actie ondernemen?
Antwoord 7
Ja. Ik heb mijn reactie op deze oproep bij brief van 4 november aan uw Kamer verzonden.
Vraag 8
Ziet u in het kader van deze problematiek ook het grote belang van de spreidingswet
zodat er voldoende ruimte beschikbaar is voor kinderen in een regulier azc? Zo ja,
welk gevolg geeft u hieraan?
Antwoord 8
Uw Kamer is door de Minister-President bij brief van 25 oktober 2024 geïnformeerd
over het voornemen van het kabinet om de spreidingswet in te trekken, zo mogelijk
nog dit jaar. Dit laat onverlet dat het COA zich onverminderd blijft inzetten om voldoende
opvangplekken te creëren voor kinderen in bestaande en nieuwe azc’s.
Vraag 9
Bent u van plan om in het asielbeleid prioriteit te geven aan goede en gezonde opvang
voor kinderen? Zo ja, kunt u de concrete stappen die u gaat nemen hiervoor toelichten?
Antwoord 9
Een goede en gezonde opvang voor kinderen blijft uiteraard uitgangspunt van het asielbeleid.
Stabiliteit in het leven van een kind is cruciaal voor een goede ontwikkeling. Daarnaast
is het van groot belang om te voorkomen dat we kinderen en hun zorgbehoeften uit het
oog verliezen. Mijn ministerie en het COA vinden het daarom belangrijk dat de situatie
van kinderen in de asielopvang zo snel mogelijk verbetert.
De oplossing voor het verbeteren van de situatie in de opvang, ook voor kinderen,
ligt in het creëren van voldoende duurzame opvangplekken voor asielzoekers. Momenteel
loopt de realisatie van voldoende duurzame opvangplekken achter op het geprognosticeerde
benodigde aantal. Een andere oorzaak van de grote druk op de asielopvang is het achterblijven
van de uitstroom van statushouders naar huisvesting in gemeenten. Specifiek voor amv
geldt dat er onvoldoende kleinschalige opvangplekken voor amv met een verblijfsstatus
beschikbaar zijn bij Nidos, waardoor deze jongeren noodgedwongen langer in de opvang
van het COA verblijven. Met de Minister van VRO ben ik hierover in gesprek. Voor de
andere stappen die ik onderneem om de opvang van kinderen te verbeteren verwijs ik
naar het antwoord op vragen 3, 4 en 5
Vraag 10, 11 en 12
Hoe wordt uitvoering gegeven aan de aangenomen motie van het lid Van Nispen over zorgen
dat kinderen opgevangen worden op plekken waar voorzieningen voor kinderen zijn?2
Hoe gaat u ervoor zorgen dat op korte termijn kinderen alleen nog maar op reguliere
locaties worden opgevangen, zodat het aantal kinderen in de noodopvang snel afneemt?
Kunt u aangeven vanaf welke datum het niet meer voor zal komen dat kinderen worden
opgevangen in de noodopvang of op andere plaatsen die niet geschikt zijn voor kinderen?
Antwoord 10, 11 en 12
Het COA is voortdurend op zoek naar nieuwe structurele locaties. Het uitgangspunt
is dat kinderen en andere kwetsbare personen met voorrang worden opgevangen op locaties
die van structurele aard zijn en zo min mogelijk op noodopvanglocaties verblijven.
Ik zet mij hier samen met het COA blijvend voor in. Met de huidige druk op de opvangcapaciteit
is echter niet te zeggen op welke termijn het niet meer voor zal komen dat kinderen
op noodopvanglocaties verblijven.
Vraag 13
Kunt u deze vragen beantwoorden vóór de begrotingsbehandeling van het Ministerie van
Asiel en Migratie?
Antwoord 13
Dat is helaas niet gelukt.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.H.M. Faber-van de Klashorst, minister van Asiel en Migratie
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.