Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid De Kort over het rapport 'Re-integratiedienstverlening in het kader van de Participatiewet'
Vragen van het lid De Kort (VVD) aan de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over het rapport «Re-integratiedienstverlening in het kader van de Participatiewet» (ingezonden 11 oktober 2024).
Antwoord van Staatssecretaris Nobel (Sociale Zaken en Werkgelegenheid), mede namens
de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (ontvangen 11 november 2024).
Vraag 1
Bent u bekend met het rapport «Re-integratiedienstverlening in het kader van de Participatiewet»
van de Nederlandse Arbeidsinspectie (NLA)?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Eén van de conclusies is dat professionals in de uitvoering van de Participatiewet
een gebrek aan tijd hebben door grote caseloads en tijdrovende administratieve verplichtingen,
consulenten vinden dat zij 40% van hun cliënten onvoldoende helpen, was u al bekend
met deze knelpunten? Zo ja, hoe lang?
Antwoord 2
De Nederlandse Arbeidsinspectie (NLA) voert periodiek enquêtes uit onder bijstandsgerechtigden
en klantmanagers. Uit enquêtes onder klantmanagers in het kader van de Spiegel Bestaanszekerheid
2022 kwam al naar voren dat de administratieve- en registratielasten drukken op de
tijd die zij hebben voor hun klanten (NLA, 2023). Ook uit eerdere enquêtes onder gemeenten
in het kader van de evaluatie Participatiewet bleek al dat veel gemeenten een administratieve
belasting bij uitvoerende afdelingen ervaren sinds de invoering van de Participatiewet
(CentERdata, 2019). In de nieuwe enquête wordt specifiek gevraagd naar hoeveel tijd
klantmanagers kwijt zijn aan administratieve handelingen. Deze informatie was nog
niet eerder bekend, omdat dit niet eerder op die manier is uitgevraagd.
Vraag 3
Door deze knelpunten worden volgens de NLA vooral mensen met een korte afstand tot
de arbeidsmarkt of een hoge motivatie om te werken geholpen, vindt u het zorgwekkend
dat er dus juist voor de groep die de meeste begeleiding nodig heeft minder tijd en
aandacht is? Vindt u dat er, gelet op deze knelpunten, momenteel een juiste prioritering
is van de re-integratiemiddelen?
Antwoord 3
Gemeenten ontvangen via het gemeentefonds middelen voor de uitvoering van de re-integratie-activiteiten
voor mensen die behoren tot de doelgroep van de Participatiewet en zijn vrij in hun
keuzes en prioriteitstelling daarbinnen, zoals past in een stelsel van gedecentraliseerde
uitvoering. Uit de eindevaluatie van de Participatiewet van november 2019 bleek al
dat de meeste ondersteuning wordt ingezet aan de doelgroep voor wie uitstroom naar
betaald werk het meest kansrijk is.2 Het rapport van de NLA bevestigt dit beeld opnieuw. Gemeenten geven aan dat ze niet
de middelen en menskracht hebben om iedereen in de doelgroep passend te ondersteunen.
Zij moeten scherpe keuzes maken en in dat licht heb ik er begrip voor dat gemeenten
zich richten op mensen met een relatief korte afstand tot de arbeidsmarkt en een hoge
motivatie, opdat zoveel mogelijk gebruik kan worden gemaakt van de mogelijkheden die
de krappe arbeidsmarkt op dit moment biedt.
Overigens blijkt uit de meeste recente Factsheet Participatiewet dat gemeenten steeds
meer re-integratievoorzieningen inzetten voor mensen met een forse afstand tot de
arbeidsmarkt, zoals beschut werk, loonkostensubsidie en jobcoaches3.
Tegelijk geldt dat een aanzienlijk deel van de mensen die nu nog in de bijstand zitten,
te maken heeft met meerdere belemmeringen om te kunnen werken. Veel voorkomend zijn
schulden, psychische klachten, fysieke of verstandelijke beperkingen. Veel mensen
in de bijstand hebben geen startkwalificatie, een taalachterstand en/of zijn bezig
met inburgeren. Vaak staan de problemen dus niet op zichzelf en gaat het om gecombineerde
problematiek, die elkaar versterkt en niet los van elkaar opgelost kan worden.4 Op dit moment zet ik verschillende stappen om meer mensen uit deze doelgroep aan
het werk te helpen. Zo wordt momenteel gewerkt aan de verbreding en vereenvoudiging
van de banenafspraak. Hiermee wordt een nieuwe uitvoerbare quotumregeling ingevoerd,
het loonkostenvoordeel structureel beschikbaar gemaakt voor iedereen in de doelgroep
banenafspraak, en de doelgroep voor de banenafspraak uitgebreid. Voor mensen waar
werk bij een reguliere werkgever een brug te ver voor is zet ik stevig in op de versterking
van de infrastructuur van sociaal ontwikkelbedrijven en beschut werk. Deze sociaal
ontwikkelbedrijven zijn voor veel mensen een opstap naar werk, een plek waar je in
een beschutte omgeving kunt werken en een plek waarop je kunt terugvallen als het
even niet lukt bij een reguliere werkgever. Structureel wordt € 100 miljoen extra
per jaar extra beschikbaar gesteld voor de infrastructuur van sociaal ontwikkelbedrijven
en beschut werk. Dit laat zien hoe belangrijk wij een goed functionerende sociale
infrastructuur vinden. Het streven is een inclusieve arbeidsmarkt voor iedereen. Met
mijn brief van 14 oktober jl. heb ik uw Kamer hier nader over geïnformeerd.
Daarnaast werk ik in het kader van spoor 2 van het programma Participatiewet in balans5 deze problematiek nader uit, waarbij dit rapport van NLA wordt betrokken en verken
ik wat er nodig is om mensen die een beroep doen op de Participatiewet goede ondersteuning
te bieden. Binnenkort zal ik uw Kamer informeren over de voortgang van spoor 2, op
basis waarvan ik het gesprek met uw Kamer kan aangaan.
Vraag 4
Waarom komt het volgens u dat de caseload van klantmanagers in de Participatiewet
te hoog is? Kunt u dit duiden aan de hand van het relatief lage aantal mensen in de
Participatiewet?
Antwoord 4
De wijze van uitvoering van de Participatiewet en de daarbij gehanteerde organisatiemodellen
en dienstverleningsconcepten is de verantwoordelijkheid van de gemeenten. In het algemeen
geldt dat de Participatiewet zich primair richt op de uitstroom naar betaald werk,
mede vanuit de gedachte dat een baan mensen het beste helpt om weer zelfstandig in
het levensonderhoud te kunnen voorzien. Daarop is de gemeentelijke uitvoering van
de Participatiewet ook van oudsher ingericht. De samenstelling van het bijstandsbestand
is echter aan het veranderen.
In de eerste plaats omdat als gevolg van de krapte op de arbeidsmarkt de meer kansrijke
bijstandsgerechtigden inmiddels hun weg naar de arbeidsmarkt hebben gevonden en ook
omdat vanaf 2015 de toegang tot de Wajong is beperkt en de Wsw is gesloten voor nieuwe
instroom6. Zoals hierboven bij vraag 3 aangegeven kampt een grote groep mensen in de bijstand
vaak met problemen op meerdere levensdomeinen, zoals een arbeidsbeperking, schulden,
gezondheids- en huisvestingsproblematiek. Voor een passende dienstverlening is vaak
een meer intensieve begeleiding nodig, die zich vertaalt in de wenselijkheid van een
kleinere caseload per klantmanager.
Vraag 5
Deelt u de opvatting dat het in een structureel krappe arbeidsmarkt van groot belang
is dat al het onbenut arbeidspotentieel wordt ingezet om de krapte te verlichten en
de economie te laten groeien?
Antwoord 5
Ja, die opvatting deel ik. Zo veel mogelijk mensen de kans geven om mee te doen, is
een belangrijk doel van mijn beleid. Niet alleen omdat ik vind dat iedereen de kans
moet hebben om zijn of haar talenten te ontplooien en om bij te dragen aan onze samenleving,
maar ook om de krapte op de arbeidsmarkt aan te pakken.
Vraag 6
In navolging van de vorige vraag, kijkt u voor de re-integratie van (langdurig) uitkeringsgerechtigden
ook naar particuliere partijen met expertise op het gebied van re-integratie of matching?
Zoals uitzendbureaus, intermediairs en andere HR-dienstverleners? Bent u met deze
partijen in gesprek over de mogelijkheden? Zo ja, hoe lopen die gesprekken? Zo nee,
waarom niet?
Antwoord 6
De ondersteuning bij de arbeidsinschakeling van bijstandsgerechtigden is in het kader
van de decentrale uitvoering van de Participatiewet een wettelijke taak van gemeenten,
die daarbij samenwerken met UWV. De uitvoering van deze taak is vormvrij. Anders dan
bij het UWV is geen sprake van een wettelijke verplichting tot uitbesteding van re-integratieondersteuning
aan marktpartijen zoals re-integratiebedrijven en aanbieders van scholing. In de praktijk
vindt deze uitbesteding overigens regelmatig plaats op grond van het eigen gemeentelijk
beleid.
De rijksoverheid is niet rechtstreeks betrokken bij gesprekken tussen individuele
gemeenten en particuliere partijen met betrekking tot (inkoop van) van re-integratie,
maar beoogt met de hervorming van de arbeidsmarktinfrastructuur wel het kader te bieden
voor samenwerking op regionaal niveau tussen alle relevante partijen. Binnen de 35
arbeidsmarktregio’s spannen publieke en private organisaties, zoals UWV, gemeenten,
werkgeversorganisaties, vakbonden, Samenwerkingsorganisatie Beroepsonderwijs Bedrijfsleven
(SBB) en onderwijs- en opleidingsinstellingen, zich in om mensen te begeleiden naar
passend werk of (arbeidsmarktgerichte) scholing. In de arbeidsmarktdienstverlening
spelen daarnaast organisaties als sociaal ontwikkelbedrijven, brancheorganisaties,
uitzendbureaus en re-integratiebureaus een belangrijke rol. Het Ministerie van SZW
voert overleg met deze organisaties over de hervorming van de arbeidsmarktinfrastructuur.
Een mooi bestaand voorbeeld van samenwerking met private partijen is Baanbrekend Drechtsteden
(WSP BBD): een samenwerkingsverband tussen Sociale Dienst Drechtsteden, UWV en Randstad
Groep Nederland. Hierbij zet Randstad haar expertise op het gebied van matching en
arbeidsmarktdienstverlening in binnen het werkgeversservicepunt van de Drechtsteden
om mensen vanuit de doelgroepen van UWV en de sociale dienst aan het werk te helpen
en om werkgevers te ondersteunen bij maatschappelijk betrokken ondernemen.
Zoals ik al aangaf in het antwoord op vraag drie, zijn sociaal ontwikkelbedrijven
een belangrijk vangnet én een springplank voor mensen die kunnen werken, maar voor
wie dit bij reguliere werkgevers (nog) niet haalbaar is. Veel van deze bedrijven werken
nauw samen met reguliere werkgevers, zodat medewerkers na verloop van tijd, met de
juiste begeleiding en eventueel via detachering, kunnen doorstromen naar een reguliere
baan. Ik ken verschillende voorbeelden van bedrijven die hier erg succesvol in zijn.
Zoals bijvoorbeeld Scalabor in Arnhem, AM Match in de regio Amstelland en Meerlanden
en Ergon in Eindhoven.
Vraag 7
Kijkt u voor het plaatsen van onbenut arbeidspotentieel naar de in vraag 6 genoemde
particuliere partijen? Speelt het hierbij voor u een rol dat particuliere partijen
mogelijk geen (of minder) kosten meebrengen dan een overheid die «in house» re-integratiedienstverlening
verschaft?
Antwoord 7
Het is aan gemeenten om zelfstandig een afweging te maken over de vraag hoe zij de
ondersteuning voor hun inwoners organiseren en tegen welke kosten. In het algemeen
geldt dat, gelet op de financieringswijze (gemeenten zijn financieel verantwoordelijk
voor de bijstand en de re-integratie) sprake is van een prikkel voor gemeenten om
de doelmatigheid van de besteding te bevorderen en kostenefficiënt te werken.
Vraag 8
Lijkt het u nuttig om particuliere partijen te betrekken bij re-integratie en activering
van onbenut arbeidspotentieel om de kabinetsambities over de arbeidsmarktkrapte uit
het Regeerprogramma te verwezenlijken? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke stappen gaat
u zetten?
Antwoord 8
Ja, ik vind het belangrijk dat gemeenten en UWV werkgevers in de kraptesectoren goed
ondersteunen in hun zoektocht naar geschikt personeel. Mensen uit het onbenut potentieel
zijn voor de hand liggende kandidaten. Het vraagt zowel publieke als private inspanningen
en investeringen om deze mensen de juiste vaardigheden aan te leren en een duurzame
match te realiseren. Zoals hierboven bij vraag 6 aangegeven is de (hervorming van
de) arbeidsmarktinfrastructuur een belangrijke manier om deze ambities te realiseren.
Daarnaast stimuleer ik het ontstaan van zogenoemde sectorale ontwikkelpaden, met name
in kraptesectoren zoals de techniek, waarin beschreven staat hoe een (beoogd) werknemer
zich stapsgewijs via verschillende functies binnen een sector kan ontwikkelen tot
een volledig gekwalificeerde beroepskracht. Ontwikkelpaden kunnen benut worden door
de brede doelgroep werkenden en werkzoekenden, waaronder ook mensen met een grotere
ondersteuningsbehoefte. Deze paden worden in nauwe samenwerking met betrokken sectoren
ontwikkeld.
Meer recentelijk zie ik ook steeds meer initiatieven die zich richten op het opleiden/trainen
van potentiële werknemers in samenwerking met werkgevers, zoals bijvoorbeeld de «Bovengrondse
Vakschool» van de gemeente Heerlen, de «SitY Academy» van AMR Gorinchem, «Kansrijk
Opleiden» van de gemeente Groningen en de «GAP-Academy». Binnen deze opleidingen krijgt
ook de specifieke personele vraag van de werkgever aandacht.7
Vraag 9
Vindt u re-integratie, matching, jobcarving en arbeidsbemiddeling in de kern taken
voor de overheid, of taken die marktpartijen – eventueel samen met de overheid – het
beste kunnen oppakken? Hoe beziet u deze taakverdeling in de uitdaging die onze krappe
arbeidsmarkt structureel zal vormen? Hoe beziet u een publiek-private samenwerking
in de Regionale Mobiliteitsteams en de Werkcentra?
Antwoord 9
De Nederlandse arbeidsmarkt functioneert over het algemeen gelukkig goed. De meeste
werkgevers kunnen aan geschikt personeel komen en werkzoekenden slagen er in werk
te vinden en aan het werk te blijven bij een werkgever of als zelfstandige. Daar waar
dat niet goed functioneert en economische groei respectievelijk de positie van bepaalde
(kwetsbare) groepen mensen op de arbeidsmarkt in het geding is, is optreden van de
overheid nodig, met inachtneming van de eigen verantwoordelijkheid van arbeidsmarktpartijen.
UWV en gemeenten hebben daartoe terecht wettelijke taken. In de brief van 29 april
2024 aan uw Kamer heeft mijn ambtsvoorganger aangegeven hoe de publiek-private samenwerking
in de toekomstige regionale Werkcentra (waarin de Regionale Mobiliteitsteams zullen
opgaan) eruit komt te zien (TK 33 566, nr. 109). Daarbij is nadrukkelijk aandacht voor een versterkte publiek-private governance.
Om samenwerking tussen publieke en private organisaties te verankeren komt er één
Landelijk Beraad en in iedere arbeidsmarktregio één Regionaal Beraad. Deze beraden
leggen meerjarig arbeidsmarktbeleid vast in een meerjarenagenda. Deze structuur is
een landingsplaats voor nieuwe en bestaande beleidsimpulsen en middelen (Europees,
rijk, provincies, gemeenten, privaat).
Vraag 10
Klopt het dat het is toegestaan om geanonimiseerd de gegevens van cliënten in de Participatiewet
te delen met werkgevers of uitzenders, mits de privacy hierbij gewaarborgd wordt?
Zo ja, gebeurt dit al? Zo nee, welke bezwaren zijn er momenteel om gegevens van de
professionele competenties van uitkeringsgerechtigden te delen met particuliere re-integratiedienstverleners?
Antwoord 10
Het klopt dat het mogelijk is geanonimiseerd gegevens te delen met private partijen.
Dan gaat het vooral om CV’s van kandidaten die met een potentiële werkgever worden
gedeeld. Deze CV’s moeten zijn ontdaan van persoonlijke gegevens (naam, adres, telefoonnummer,
BSN en dergelijke) die het mogelijk maken de CV te koppelen aan een persoon. De gegevensuitwisseling
die ondersteund wordt door de technische uitwisselingsvoorziening van VUM gebruikt
de techniek van pseudonimiseren bij het delen met potentiële werkgevers. Daarbij worden
werkzoekenden teruggebracht tot een combinatie van gegevens, zoals geboortedatum en
de vier cijfers van de postcode, die alleen met behulp van een aanvullende gegevensbron
zijn te herleiden naar de kandidaat. Voor werkzoekenden die vallen onder de verantwoordelijkheid
van gemeenten worden alleen de contactgegevens van de gemeentelijke casemanager gedeeld,
als aanvullende bescherming van de privacy van betrokkenen.
Vraag 11
In navolging van de vorige vraag: hoe staat het met de uitvoering van de motie-De
Kort/Pouw-Verweij?8 Is de matching tussen bijstandsgerechtigden en werkgevers verbeterd? Op welke manier
is het inzicht in het werkzoekendenbestand verbeterd sinds de Stand van de Uitvoering
van december 2023? Worden in de uitvoering van de motie ook particuliere re-integratiedienstverleners
meegenomen?
Antwoord 11
Over de uitvoering van de genoemde motie-De Kort/Pouw-Verweij is uw Kamer geïnformeerd
via het memo «Inzicht werkzoekendenbestand bijstandsgerechtigden», dat als bijlage
is opgenomen bij Stand van de Uitvoering (Kamerstukken II, 2023–2024, 26 448 nr. 742). In het memo is de voortgang van het programma VUM (Verbeteren Uitwisseling Matchingsgegevens)
beschreven. De in het memo beschreven pilots om de VUM-producten te toetsen, lopen
op dit moment nog. Bij de gemeenten die aansluiten op VUM verbetert het zicht op werkzoekenden
en hun profielen, dit is ook onderdeel van het afsprakenstelsel waaraan gemeenten
die aansluiten moeten voldoen. Het beeld ten tijde van het versturen van de Kamerbrief
over de Stand van de Uitvoering is niet wezenlijk veranderd.
Vraag 12
Wanneer kan de Kamer het programma Verbeteren Uitwisseling Matchingsgegevens ontvangen?
Neemt u het betrekken van particuliere re-integratiepartijen in de Participatiewet
hierbij ook mee?
Antwoord 12
Re-integratiebedrijven leveren in opdracht van gemeenten en UWV dienstverlening aan
mensen die nog niet gelijk aan het werk kunnen. VUM richt zich voornamelijk op het
matchingsproces, waarbij werkzoekenden en werkgevers met een personeelsvraag beter
met elkaar in verbinding kunnen worden gebracht.
Ik informeer u periodiek over de voortgang van VUM via de Stand van de Uitvoering,
voor het laatst op 22 januari 2024 (Kamerstukken II, 2023–2024, 26 448, nr. 742). In de volgende Stand van de Uitvoering worden de actuele ontwikkelingen rondom
pilots en implementatie opgenomen. Naar verwachting komt die eind van dit jaar.
Vraag 13
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het commissiedebat Participatiewet?
Antwoord 13
Ja.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.N.J. Nobel, staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid -
Mede namens
Y.J. van Hijum, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.