Amendement : Amendement van de leden Maatoug en Stultiens over verhoging van het minimale bezitspercentage om gebruik te mogen maken van de deelnemingsvrijstelling in de vpb naar 10%
36 602 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2025)
Nr. 69
                   AMENDEMENT VAN DE LEDEN MAATOUG EN STULTIENS
            
Ontvangen 11 november 2024
De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:
In artikel XV wordt na onderdeel G een onderdeel ingevoegd, luidende:
Ga
In artikel 13, tweede lid, onderdelen a, b, d en e, derde lid, en zestiende lid, wordt
                        «5%» vervangen door «10%».
                     
Toelichting
               
Dit amendement verhoogt het minimale bezitspercentage om gebruik te mogen maken van
                  de deelnemingsvrijstelling in de vennootschapsbelasting van 5% naar 10%. Het doel
                  daarvan is voorkomen dat over beleggingsinkomen geen vennootschapsbelasting en/of
                  dividendbelasting hoeft te worden betaald. Ook maakt het verhogen van het minimale
                  bezitspercentage moeder-dochterconstructies, waarbij complexe bedrijfsstructuren worden
                  gebruikt om de vennootschaps- of dividendbelasting te ontwijken, minder aantrekkelijk.
               
Het voorgestelde percentage sluit aan bij wat internationaal gebruikelijk is. Onder
                  andere Australië, België, Finland, Luxemburg en Oostenrijk hanteren hetzelfde percentage.
                  Daarnaast is de in OESO-verband afgesproken minimumbelasting voor multinationals gebaseerd
                  op hetzelfde percentage; het voorgestelde amendement neemt daarmee een mismatch tussen
                  de minimumbelasting en de Nederlandse vennootschapsbelasting weg. Tenslotte schrijft
                  ook de Europese Moeder-dochterrichtlijn, die ziet op grensoverschrijdende dividenden
                  in de EU, een tegemoetkoming zoals een deelnemingsvrijstelling pas voor vanaf een
                  deelnemingspercentage van 10%.
               
Dit amendement wijzigt de deelnemingsvrijstelling van artikel 13 van de Wet op de
                  vennootschapsbelasting 1969 (Wet Vpb 1969). Op grond van de deelnemingsvrijstelling
                  in de vennootschapsbelasting zijn de voordelen uit hoofde van een binnenlandse of
                  buitenlandse deelneming onder voorwaarden vrijgesteld. Daarbij wordt een bepaald bezitspercentage,
                  thans 5%, gehanteerd om te bepalen of al dan niet sprake is van een deelneming. Dit
                  amendement regelt dat het vereiste bezitspercentage voor het kwalificeren als deelneming
                  in de zin van artikel 13, tweede lid, Wet Vpb 1969 wordt verhoogd van 5% naar 10%.
                  In samenhang met het aanpassen van het bezitspercentage in de definitie van een deelneming
                  wordt door middel van dit amendement ook het percentage voor de toepassing van en
                  de aflopende deelneming in artikel 13, zestiende lid, Wet Vpb 1969 aangepast. De voorgestelde
                  aanpassing van het bezitspercentage voor de deelnemingsvrijstelling werkt door naar
                  de inhoudingsvrijstelling van de Wet op de dividendbelasting 1965.
               
Budgettaire gevolgen
Het verhogen van het bezitspercentage van 5% in de deelnemingsvrijstelling en de inhoudingsvrijststelling
                  naar 10% leidt tot een budgettaire opbrengst. Deze opbrengst is afhankelijk van de
                  gedragsreactie van bedrijven. Als gevolg van de maatregel zal naar verwachting een
                  aanzienlijk deel van de bedrijven die een 5% tot 10%-belang in andere bedrijven bezitten
                  het belang vergroten tot meer dan 10%, het belang verkopen, of herstructureren en
                  het belang samen met belangen van anderen bundelen via een tussenhoudster. Een ander
                  aanzienlijk deel van de bedrijven, waaronder beleggers in beursgenoteerde aandelen
                  zoals beleggingsfondsen, vermogende particulieren en verzekeringsmaatschappijen, zullen
                  naar verwachting accepteren dat over hun beleggingsinkomen regulier vennootschapsbelasting
                  wordt geheven. De opbrengst zal, rekening houdend met deze gedragsreacties, naar schatting
                  uiteindelijk € 283 miljoen per jaar bedragen. Het deel van de opbrengst dat ziet op
                  de vennootschapsbelasting is pas na 15 jaar gerealiseerd, omdat bedrijven een compartimenteringsreserve
                  kunnen vormen. Hierdoor zijn voordelen die na de sfeerovergang (als gevolg van de
                  wetswijziging) worden genoten onbelast voor zover deze voordelen toerekenbaar zijn
                  aan de periode vóór de sfeerovergang.
               
2025
2026
2027
2028
Struc (=2039)
Verhogen bezitseis deelnemingsvrijstelling naar 10%
18
36
54
72
270
Verhogen bezitseis inhoudingsvrijstelling dividendbelasting naar 10%
13
13
13
13
13
Uitvoeringsgevolgen
Alle deelnemingen tussen 5% en 10% moeten worden gewaardeerd voor de bepaling van
                  de compartimenteringsreserve. Omdat dit om ten minste 15.000 deelnemingen gaat heeft
                  dit gevolgen voor de handhaving. Niet alleen voordelen zullen belast zijn, maar ook
                  eventuele verliezen zullen aftrekbaar zijn. Herstructureringen om de effecten van
                  deze maatregel te ontlopen, zullen door de Belastingdienst moeten worden beoordeeld.
                  De verwachting is dat in meer gevallen beleggingsinkomen regulier zal worden belast
                  in de vennootschapsbelasting en niet langer kan profiteren van de deelnemingsvrijstelling.
               
Andere regelingen in de vennootschapsbelasting behoeven geen aanpassing als gevolg
                  van deze voorgestelde wijziging omdat die slechts een aanscherping van een toepassingsvoorwaarde
                  van de deelnemingsvrijstelling inhoudt.
               
Maatoug Stultiens
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
S. Maatoug, Tweede Kamerlid - 
              
                  Mede ondertekenaar
Luc Stultiens, Tweede Kamerlid