Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Van Kent en Beckerman over stagiairs van Transavia die in 2023 als personeel werden ingezet
Vragen van de leden Van Kent en Beckerman (beiden SP) aan de Ministers van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over stagiairs van Transavia die in 2023 als personeel werden ingezet (ingezonden 24 september 2024).
Antwoord van Minister Van Hijum (Sociale Zaken en Werkgelegenheid), mede namens de
Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (ontvangen 6 november 2024). Zie ook
Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2024–2025, nr. 267.
Vraag 1 en 2
Wat is uw reactie op de uitzending van Radar van 16 september 2024, waarin duidelijk
wordt dat stagiairs van Transavia zijn ingezet als volwaardig personeel?1
Hoe reageert u op de uitspraken van voormalige stagiairs Reneé, die zegt, «wij werden
volop in dienst gezet, net als alle andere collega’s die loon krijgen. Wij hebben
dezelfde verantwoordelijkheden en hetzelfde werkschema, dus eigenlijk zag ik daar
geen verschil in» en Thimo, die zegt, «ik vind drie stagebegeleidingsvluchten onder
maat. Er zijn ook stagiairs die 0 stagebegeleidingsvluchten hebben gehad. Dit gaven
ze aan bij het bedrijf, en dan werd er op gereageerd dat ze geen tijd hadden om dit
in te plannen.»? Deelt u de conclusie dat deze omschrijving van de stage duidelijk
maakt dat deze stagiairs niet daadwerkelijk een stage hebben gelopen, maar voor Transavia
moesten werken?
Antwoord 1 en 2
In het fragment van Radar van 16 september 2024 geven verschillende oud-stagiaires
van luchtvaartmaatschappij Transavia aan dat ze gedurende hun stage zijn ingezet voor
reguliere werkzaamheden en hiervoor geen passende vergoeding hebben ontvangen.
Stagiaires hoofdzakelijk inzetten voor regulier werk is niet de bedoeling en ook niet
toegestaan. Een stage vindt namelijk plaats in het kader van de opleiding en hierbij
staat het leeraspect centraal. Studenten nemen tijdens hun stage een additionele plek
in binnen de organisatie en vervangen niet een reguliere werknemer. En zij krijgen
daarbij begeleiding van zowel het leerbedrijf als hun school. Voor regulier werk geldt
dat het alleen is gericht op het draaien van productie en het maken van omzet. In
het geval van regulier werk is er sprake van een arbeidsovereenkomst en is er rechtop
het bij het verrichtte werk behorende loon, of in ieder geval op het wettelijk minimumloon.
Of de overeenkomst tussen de stagiaire en het stagebedrijf, en eventueel de opleidingsinstelling,
het «label» van arbeids- of stageovereenkomst heeft is niet doorslaggevend. Relevant
is vooral de feitelijke uitvoering van de werkzaamheden en niet zozeer wat schriftelijk
is overeengekomen. Het is echter niet aan het kabinet om hier in individuele gevallen
uitspraken over te doen. De beoordeling van de vraag of in een concrete situatie sprake
is van een arbeidsovereenkomst of niet, is uiteindelijk aan de rechter.
Stagiairs die vermoeden dat zij feitelijk regulier werk op basis van een arbeidsovereenkomst
uitvoeren hebben de mogelijkheid hierover met de stagebegeleider op school en het
leerbedrijf waar zij stagelopen in gesprek te gaan (zie ook het antwoord op vragen
8 en 9 voor informatie over het meldproces bij vermoedens van ontoereikende kwaliteit
van onderwijs en stage en van oneigenlijke inzet). Indien daadwerkelijk sprake is
van inzet op basis van een arbeidsovereenkomst kan er in voorkomende gevallen een
loonvorderingsprocedure gestart worden bij de civiele rechter. Bij de vakbond, rechtsbijstandsverzekeraar
of het Juridisch Loket kan een stagiair hier vaak kosteloos juridisch advies over
inwinnen. Als sluitstuk op het civiele recht kunnen er ook meldingen worden gedaan
bij de Nederlandse Arbeidsinspectie en de Inspectie van het Onderwijs (zie het antwoord
op vraag. Zij houden risicogericht toezicht.
Vraag 3
Welke onderzoeken en gesprekken hebben sinds de boeteopleg van de Arbeidsinspectie
plaatsgevonden over hoe Transavia met stagiairs omgaat?
Antwoord 3
Rondom stages en stagekwaliteit en -begeleiding is een stelsel ingeregeld om leerervaringen
voor stagiairs, leerbedrijven en scholen nuttig te laten zijn. Binnen dit stelsel
gaat het bovenal om direct en persoonlijk contact tussen de betrokkenen op het individuele
niveau. Als stagiairs problemen ervaren, kunnen zij op meerdere plekken terecht, zoals
bij een meldpunt of klachtenfaciliteit van hun school, het klachtenloket bij Samenwerkingsorganisatie
Beroepsonderwijs Bedrijfsleven (SBB) en, indien nodig, hebben zij de mogelijkheid
om een melding bij de Inspectie van het Onderwijs te doen. Indien zij er met elkaar
niet uitkomen, staan andere wegen open zoals de civiele rechter en/of het doen van
een melding bij de Arbeidsinspectie (zie de beantwoording van vragen 1 en. Bij het
bepalen van haar capaciteitsinzet betrekt de Arbeidsinspectie ook hoe dit stelsel
werkt in de praktijk.
Daarnaast is van belang dat de Arbeidsinspectie in de regel geen uitspraken over individuele
zaken doet. Daarbij past ook dat de Arbeidsinspectie grote terughoudendheid betracht
bij het noemen van bedrijfsnamen. Vanwege de aandacht in dit geval biedt de Arbeidsinspectie
desalniettemin meer informatie over haar gemaakte afwegingen.
De Arbeidsinspectie heeft begin april 2024 een boetebeschikking vastgesteld waarin
is bepaald dat een luchtvaartmaatschappij Nederlandse stagiairs als volwaardige werknemers
heeft ingezet. Hierover heeft de Arbeidsinspectie ook een nieuwsbericht uitgebracht.2 Als onderdeel van de reguliere boeteprocedure3 krijgt de werkgever, als de Arbeidsinspectie de overtreding bewezen acht en voornemens
is een boete op te leggen, een zogeheten kennisgeving boete. Deze luchtvaartmaatschappij
kreeg daarnaast een voorgenomen waarschuwing preventieve stillegging.4 De werkgever kan een zienswijze hierover indienen, waarover de onafhankelijke boeteoplegger
binnen de Arbeidsinspectie vervolgens beslist. Deze luchtvaartmaatschappij heeft haar
zienswijze ingediend. De boeteoplegger heeft geoordeeld dat de luchtvaartmaatschappij
voldoende heeft aangetoond aanpassingen aan de stagewerkwijze te hebben gedaan om
een vergelijkbare situatie in de toekomst te voorkomen. De Arbeidsinspectie heeft
deze inspanningen dus als adequaat beoordeeld. Conform de geldende boetebeleidsregels
is de boete daarom gematigd. Ook is de voorgenomen waarschuwing preventieve stillegging
ingetrokken.
Begin juli 2024 heeft de Arbeidsinspectie nog een gesprek met de luchtvaartmaatschappij
gehad. Daarbij is ook gesproken over de doorgevoerde aanpassingen aan de stagewerkwijze
en de interne controle op de uitvoering van de nieuwe stagewerkwijze. Ook zijn nieuwe
meldingen van studenten van een later studiejaar besproken. Dit heeft niet geleid
tot gewijzigde inzichten bij de Arbeidsinspectie.
Vraag 4
Wat is er gedaan met de informatie die de Arbeidsinspectie heeft ontvangen van de
Onderwijsinspectie over deze misstanden?
Antwoord 4
De studenten hebben hun ervaringen zelf gemeld bij de Arbeidsinspectie; deze informatie
is niet via de Inspectie van het Onderwijs gedeeld.
De Arbeidsinspectie beoordeelt alle meldingen die zij ontvangt. Daar waar de meldingen
op de stagewerkwijze tijdens de onderzoeksperiode betrekking hadden, heeft de Arbeidsinspectie
deze informatie betrokken bij het uitgevoerde onderzoek. Meldingen van studenten van
een later studiejaar zijn als niet-opvolgingswaardig beoordeeld. Deze studenten hebben
een brief van de Arbeidsinspectie ontvangen.
Vraag 5
Waarom oordeelt de Arbeidsinspectie dat er in deze zaak geen onderzoek nodig is?
Antwoord 5
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 3 heeft de onafhankelijke boeteoplegger
van de Arbeidsinspectie geoordeeld dat de luchtvaartmaatschappij heeft aangetoond
dat zij haar werkwijze rondom stages adequaat heeft aangepast. Tijdens het gesprek
in juli jl. heeft de luchtvaartmaatschappij de aanpassingen bevestigd. Vanwege het
bedrijfsvertrouwelijke karakter is het niet aan de Arbeidsinspectie om de door de
luchtvaartmaatschappij doorgevoerde aanpassingen hier kenbaar te maken.
Vraag 6
Welke stappen gaat u nemen om ervoor te zorgen dat deze stagiairs gecompenseerd worden
voor het werk dat zij hebben gedaan?
Antwoord 6
Als een stagiair feitelijk regulier werk verricht is er, zoals eerder aangehaald,
sprake van werk op basis van een arbeidsovereenkomst en heeft de stagiair recht op
het bij het verrichtte werk behorende loon, of in ieder geval op het wettelijk minimumloon.
Zie de beantwoording van de vragen 1 en 2 voor meer toelichting op dit recht en welke
stappen stagiairs kunnen ondernemen. Het is, zoals eerder aangegeven, niet aan het
kabinet om uitspraken te doen over individuele situaties.
Vraag 7 en 8
Hoe reageert u op de uitspraak van stagiair Thimo, die vertelt dat hij zijn ervaringen
op de stage niet in zijn stageverslag durfde te zetten, uit angst dat zijn stageverslag
zou worden afgekeurd door de begeleider?
Welke stappen gaat u nemen om ervoor te zorgen dat alle stagiairs zich open voelen
om hun echte ervaringen te delen met hun school, de stagebegeleider, en eventueel
de Onderwijs- en Arbeidsinspectie als rechten worden geschonden op de stageplaats?
Antwoord 7 en 8
Stagiairs mogen nooit in situaties komen waar zij feitelijk als volwaardige werknemers
worden ingezet in plaats van als lerende stagiairs. Sociale veiligheid en het recht
op een eerlijke behandeling zijn essentieel voor hun ontwikkeling. Het mag niet zo
zijn dat een stagiair uit angst voor negatieve consequenties geen slechte ervaringen
durft te delen. Als een stagiair van mening is dat er sprake is van oneigenlijke inzet,
moet deze zich veilig kunnen voelen om dat te melden bij het leerbedrijf en de onderwijsinstelling.
In het Stagepact MBO 2023–2027 is mede daarom afgesproken dat er tijdens elke stage
minstens drie contactmomenten zijn tussen de instelling, de student en het leerbedrijf.
Deze momenten zijn bedoeld om de begeleiding van de student te verbeteren en een persoonlijke
band op te bouwen, waardoor stagiairs zich veiliger voelen om hun ervaringen te delen,
inclusief eventuele misstanden zoals oneigenlijke inzet of sociale onveiligheid. Deze
vaste momenten dienen ervoor te zorgen dat er geregeld contact is tussen de student,
het leerbedrijf en de instelling. Dit voorkomt dat eventuele problemen onopgemerkt
blijven en geeft studenten het vertrouwen om hun ervaringen te delen.
In het Stagepact MBO 2023–2027 is ook afgesproken dat oneigenlijke inzet van stagiairs
actief wordt tegengegaan. Tijdens de stage moet het leeraspect van de student altijd
voorop staan. In een reële arbeidssituatie, met de druk en de dynamiek die dat met
zich mee kan brengen, leren stagiairs veel. Het is daarbij echter essentieel dat leren
in de praktijk gebeurt met op de situatie afgestemde deskundige begeleiding. SBB speelt
hierbij een belangrijke rol: zij staan nauw in contact met leerbedrijven en scholen
en waar nodig grijpen zij in, bijvoorbeeld door het intrekken van erkenningen bij
structurele misstanden. Studenten kunnen dus ook door de SBB geholpen worden.
Vraag 9
Welke stappen gaat u nemen om ervoor te zorgen dat klachten van stagiairs die ze bij
de school melden worden geregistreerd en eventueel worden gedeeld met de Arbeidsinspectie
als arbeidsrecht wordt geschonden op de stageplaats?
Antwoord 9
Vanuit het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap willen we zoveel mogelijk
studenten stimuleren om problemen op hun stage te melden op hun school. In het Stagepact
MBO 2023–2027 is afgesproken dat elke mbo-instelling een laagdrempelig meldpunt dient
in te richten waar studenten stagediscriminatie en oneigenlijke inzet van stagiairs
kunnen melden, ondersteuning en nazorg krijgen. De instelling registreert alle meldingen
en signalen van studenten over erkende leerbedrijven en geeft deze door aan SBB. Ook
wanneer geen actie van SBB wordt gevraagd. Daarnaast kan de instelling SBB vragen
om nader onderzoek in te stellen (met instemming van de student) door het te melden
bij het klachtenloket van SBB. SBB doet vervolgens onderzoek en op basis van de uitkomsten
van het onderzoek (waarin ook hoor en wederhoor wordt toegepast) kan SBB vervolgens
besluiten tot intrekking van de erkenning van het leerbedrijf of tot het nemen van
andere maatregelen zoals verbeterafspraken. Dit doet SBB op basis van de erkenningsregeling.
Indien SBB vermoedt dat er sprake is van oneigenlijke inzet, dan raadt SBB de student
(of de instelling met toestemming van de student) aan om melding te maken bij de Arbeidsinspectie.
De student kan verder ook terecht bij de Inspectie van het Onderwijs voor een melding,
als de school haar wettelijke verplichtingen ten aanzien van (de kwaliteit van) de
stage/beroepspraktijkvorming (bpv) niet goed nakomt. De Inspectie van het Onderwijs
kan dit signaal in onderzoeken betrekken.
Studenten kunnen ook terecht bij het meldpunt stagemisbruik (van CNV Jongeren). Zij
geven de studenten (gratis) juridisch advies. In de meeste gevallen adviseert CNV
Jongeren de student om dit aan te kaarten op de school. Bij gevallen waar sprake lijkt
te zijn van oneigenlijke inzet, kijkt CNV Jongeren samen met de student of ze juridische
stappen kunnen nemen. De beantwoording van vraag 1 en 2 gaat nader in op de juridische
stappen die studenten kunnen nemen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
Y.J. van Hijum, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid -
Mede namens
E.E.W. Bruins, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.