Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Tielen over de postcovidexpertisecentra die per 1 november jl. zijn geopend, zoals aangekondigd in het bericht van de NOS ‘Eerste expertisecentra long covid openen in november’
Vragen van het lid Tielen (VVD) aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de postcovidexpertisecentra die per 1 november aanstaande openen, zoals aangekondigd in het bericht van de NOS «Eerste expertisecentra long covid openen in november» (ingezonden 11 oktober 2024).
Antwoord van Minister Agema (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) (ontvangen 6 november
2024).
Vraag 1
Wat is uw rol, bevoegdheid en verantwoordelijkheid bij de keuze en besluitvorming
over waar de postcovidcentra geopend worden? Wat is de reden dat de Nederlandse Federatie
van Universitaire Medische Centra (NFU) bepalend lijkt te zijn in de keuze en besluitvorming
hierover?1
Antwoord 1
In eerste plaats is het wat betreft de inhoud en organisatie van post-COVID zorg –
net als bij alle andere ziekten en aandoeningen – aan het zorgveld zelf om passende
zorg te bewerkstelligen. Tegelijkertijd is door veldpartijen meermaals aangegeven
dat deze zorg voor post-COVID patiënten zonder collectieve actie en een nadrukkelijke
rol van het Ministerie van VWS niet goed tot stand blijkt te komen. Na verschillende
bijeenkomsten met veldpartijen waarin mogelijkheden voor de organisatie van zorg besproken
zijn, is daarom in april jl. de universitair medische centra (umc’s) gevraagd het
voortouw te nemen in de expertise-ontwikkeling en de vorming van expertisecentra,
en deze kennis verder te brengen in hun regionale netwerk. De umc’s zijn toegerust
om nieuwe ziektebeelden te onderzoeken en kunnen opgedane kennis snel delen binnen
hun regionale netwerk.
Vraag 2
Kunt u aangeven wat de reden is dat enkel drie universitaire ziekenhuizen nu beginnen
en geen enkel algemeen ziekenhuis?
Antwoord 2
Op dit moment worden post-COVID patiënten al voor hun klachten gezien in de zorg.
Echter, de vooruitgang qua behandeling stagneert voor deze groep patiënten. De huidige
behandelingen vinden met name in de 1e en 2e lijn plaats. Om deze stagnatie te doorbreken is het de bedoeling om kleinschalig
en goed gecoördineerd expertise te ontwikkelen. Dit is waar de universitair medische
centra goed in zijn. De ambitie vanuit de expertisecentra is dan ook om zo snel mogelijk
kennis op te bouwen en niet om alle post-COVID patiënten in de centra te gaan zien.
Door klein te beginnen, beogen betrokken partijen snelheid te behalen en flexibel
bij te kunnen sturen. Hierdoor kan zo snel mogelijk overgegaan worden tot het leveren
van post-COVID zorg aan grotere groepen patiënten. Binnen enkele maanden zullen ook
de overige umc’s in Nederland de deuren openen, waarna deze zorg zo snel mogelijk
wordt verbreed naar de algemene ziekenhuizen en de eerste lijn.
Vraag 3
Hoe verhoudt de keuze voor drie umc’s in Amsterdam, Rotterdam en Maastricht zich tot
uw vraag hoe ziekenhuizen in de provincies die het eerst en het hardst zijn getroffen
door postcovid, zoals Noord-Brabant, hierin een plek kunnen krijgen?2
Antwoord 3
Er zijn verschillende factoren gewogen met betrekking tot de keuze voor de drie startende
expertisecentra. Zo is onder andere bekeken waar de meeste expertise aanwezig is.
Daarnaast is er geografisch gekeken naar welke umc’s de provincie Noord-Brabant bedienen,
hier hebben Maastricht umc+ en Erasmus MC een belangrijke rol.
Vraag 4
Deelt u de mening dat postcovid geen laagvolumezorg betreft en dat juist voor dergelijke
hoogvolumezorg meer spreiding nodig is? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 4
Het is zeker van belang om op korte termijn grote aantallen patiënten te bereiken.
De umc’s zoeken dan ook zo snel mogelijk samenwerking met ketenpartners in de regio
en stemmen met hen af wie welke zorg gaat leveren. Deze verbinding draagt bij aan
het creëren van capaciteit om grotere aantallen patiënten te zien en zorgt ervoor
dat de zorg zoveel mogelijk dicht bij de patiënt wordt georganiseerd. Het streven
is om op termijn tot een landelijk dekkend netwerk te komen, waarin grote groepen
patiënten kunnen worden gezien.
Vraag 5
Hoe ziet de samenwerking tussen de umc’s en de algemene ziekenhuizen, huisartsen en
andere zorgverleners eruit? Wat bent u bereid te doen om te zorgen dat de expertise
over postcovid breder verspreid wordt en niet beperkt blijkt tot deze academische
ziekenhuizen?
Antwoord 5
Zoals eerder door de voormalig Minister voor Medische Zorg aan uw Kamer gemeld3, gaan de umc’s een belangrijke rol spelen in de centrale coördinatie van de zorg
en het ontwikkelen van nieuwe behandelmethoden voor post-COVID patiënten binnen de
nieuw op te zetten expertisecentra. Opgedane kennis kunnen zij snel delen binnen hun
regionale netwerk van algemene ziekenhuizen, huisartsen en paramedici, waar een deel
van de post-COVID zorg zal worden geleverd. Umc’s zoeken hiervoor zo snel mogelijk
samenwerking met ketenpartners uit de eerste en tweede lijn in de regio en stemmen
met hen af wie welke zorg gaat leveren. Het door ZonMw gefinancierde onderzoeks- en
expertisenetwerk Post Covid Netwerk Nederland (PCNN) heeft daarbij een verbindende
rol. Het PCNN komt voort uit de opdracht die de Minister van Volksgezondheid, Welzijn
en Sport aan ZonMw in juli 2023 heeft gegeven4 om uitvoering te geven aan het programmavoorstel voor een expertisenetwerk en onderzoeksprogramma
post-COVID. De doelstelling van dit programma is het vergroten en delen van kennis
en expertise over post-COVID voor wat betreft diagnose, behandeling en het optimaliseren
van zorg. Zo komende beschikbare resultaten die voortkomen uit de onderzoeken gefinancierd
binnen het ZonMw post-COVID onderzoeksprogramma zo snel mogelijk terecht bij (eerstelijns)zorgprofessionals
en patiënten.
Vraag 6
Wat is de stand van zaken met betrekking tot het bestuurlijk akkoord tussen de Nederlandse
Federatie van Universitaire Medische Centra (NFU) en de Nederlandse Vereniging van
Ziekenhuizen (NVZ)?
Antwoord 6
Door betrokken partijen is inmiddels een convenant ondertekend. In de brief die op
6 november aan uw Kamer is verzonden, zal ik hier dieper op ingaan.
Vraag 7
Hoe dragen deze drie postcovidexpertisecentra bij aan het perspectief willen bieden
aan patiënten? Op welke wijze kunnen patiënten kiezen voor waar en wanneer ze gezien,
gediagnosticeerd en behandeld worden? Hoe vindt communicatie hierover plaats richting
patiënten?
Antwoord 7
Patiënten kunnen zich vanaf 1 november via de huisarts aanmelden. Wat betreft de communicatie
worden de huisartsen, het eerste aanspreekpunt in de zorg voor veel patiënten, deze
weken vanuit verschillende kanalen geïnformeerd over dit proces. Daarnaast wordt er
momenteel via verschillende media gecommuniceerd naar het brede publiek.
De expertisecentra realiseren zich dat er veel meer patiënten zijn dan in eerste instantie
gezien kunnen worden. Om de aanmelding goed te stroomlijnen wordt er met een landelijke
aanmeldpunt voor zowel kinderen als volwassenen gewerkt waar alleen de huisartsen
patiënten kunnen aanmelden. Om de toewijzing van patiënten zo eerlijk mogelijk te
laten verlopen is samen met de patiëntenorganisaties goed nagedacht over hoe patiënten
aan de expertisecentra worden toegewezen, dit zal verlopen middels randomisatie vanuit
een landelijke wachtlijst. Het uitgangspunt is dat patiënten zo dichtbij waar mogelijk
een plekje in een expertisecentrum krijgen, met als uitgangspunt het werken vanuit
«passende zorg». Om te borgen dat elke regio een expertisecentrum heeft, streeft men
ernaar om zo snel mogelijk op te schalen naar het openen van de zeven umc’s als expertisecentra
en daarna de zorg zo snel mogelijk te verbreden naar de 1e en 2e lijn. Landelijk wordt zo uniform mogelijk samengewerkt. Hierdoor ontvangt een patiënt
in elk expertisecentrum dezelfde aanpak en behandeling.
Bij het eerste bezoek wordt er een uitgebreid gesprek en onderzoek gedaan, afgestemd
op de klachten van de patiënt. Op basis hiervan wordt een behandelplan gemaakt, dat
met de patiënt wordt besproken. De diagnose en behandeling worden gecoördineerd volgens
een zorgpad, gebaseerd op wetenschappelijke literatuur en praktijkervaring, dat is
opgesteld door post-COVID experts en patiëntenorganisaties.
Vraag 8
Kunt u een overzicht geven van (lopende en afgeronde) onderzoeken naar mogelijke diagnostiek
van en effectieve behandelingen bij postcovid? Zijn er resultaten beschikbaar en zo
ja, kunt u deze met de Kamer delen?
Antwoord 8
In de zomer van 2023 is het ZonMw programma post-COVID: onderzoeksprogramma, kennisinfrastructuur
en expertisenetwerk gestart. Vanuit dit programma is in 2024 het Post-COVID Netwerk
Nederland (PCNN) opgericht. Binnen het PCNN is momenteel de RECLAIM trial in voorbereiding.
RECLAIM is een trial onder volwassen mensen met post-COVID klachten, waarin de werkzaamheid
en veiligheid van verschillende behandelingen van langdurige symptomen van COVID-19
wordt geëvalueerd. De trial – een zogenaamde adaptieve platformtrial – is ontworpen
om verschillende behandelingen tegelijkertijd te bestuderen5.
Binnen het ZonMw programma post-COVID lopen op dit moment drie subsidieoproepen. Binnenkort
wordt op de website van ZonMw bekendgemaakt welke projecten worden toegekend die voortkomen
uit de subsidieoproep voor biomedisch onderzoek en de subsidieoproep die zich richt
zich op klinisch onderzoek naar post-COVID vanuit het patiëntperspectief. Op de website
van ZonMw staat ook een overzicht van alle lopende en reeds afgeronde onderzoeken
naar post-COVID met – indien beschikbaar – de daarbij behorende (wetenschappelijke)
artikelen vermeld6. De studies die voortkomen uit de derde subsidieoproep binnen het Post-COVID ZonMw
programma, getiteld «Post-COVID: van risicofactoren en preventie tot diagnostiek en
behandeling» worden in de zomer van 2025 bekend.
Vraag 9
Wat heeft u gedaan met de wens van de VVD-fractie in de aanloop naar de EU-Gezondheidsraad
van 30 november 2023 om in Europees verband het initiatief te nemen voor kennisuitwisseling
en onderzoek naar postcovid, en daarbij nog beter gebruik te maken van het Europese
expertisenetwerk voor postcovid?
Antwoord 9
Zoals uw Kamer geïnformeerd is7 stond post-COVID, mede door inspanningen van Nederland, op de agenda van de Europese
Gezondheidsraad op 30 november 20238. Met de Ministers van Volksgezondheid van alle EU-lidstaten is over dit onderwerp
gesproken. Nederland riep hier, gezamenlijk met Duitsland, op om in Europees verband
te blijven inzetten op kennisuitwisseling en onderzoek naar post-COVID en daarbij
nog beter gebruik te maken van het Europese expertisenetwerk voor post-COVID (NELC).
De Commissie en een aantal lidstaten ondersteunden deze oproep. Zoals hierboven beschreven,
heeft Nederland nationaal een uitgebreid onderzoeksprogramma gericht op post-COVID.
Hiermee levert Nederland ook een substantiële bijdrage aan het Europese wetenschappelijke
onderzoeksveld. Op de vergadering van het NELC van 30 april 2024 gaven ZonMw en LUMC
een inkijkje in dat onderzoeksprogramma en hoe de kennisinfrastructuur in Nederland
is opgebouwd via het Post-COVID Netwerk Nederland (PCNN). Er werd met veel belangstelling
naar deze kennisinfrastructuur gekeken. Ook de kennisagenda’s, die in het kader van
het ZonMw programma zijn opgesteld kwamen aan bod.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M. Agema, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.