Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Kostic´ over het instemmen van Nederland voor uitstel van verplichtingen voor het traceren van pesticiden om de last voor boeren te verlichten
Vragen van het lid Kostić (PvdD) aan de Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur over het instemmen van Nederland voor uitstel van verplichtingen voor het traceren van pesticiden om de last voor boeren te verlichten (ingezonden 4 oktober 2024).
Antwoord van Minister Wiersma (Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur) (ontvangen
6 november 2024).
Vraag 1
Klopt het dat u op maandag 30 september 2024 heeft ingestemd namens Nederland op Europees
niveau met uitstel van verplichtingen voor het traceren van pesticiden, die volgen
uit de Verordening ((EG) nr. 1185/2009) betreffende statistieken over pesticiden,
om de last voor boeren te verlichten? Zo ja, waarom is hiermee ingestemd? Kunt u dat
nader toelichten?
Antwoord 1
Ik kan u bevestigen dat tijdens de Landbouw- en Visserijraad (hierna: Raad) van maandag
23 september jl. een voorstel is besproken van enkele lidstaten om de inwerkingtreding
van Uitvoeringsverordening (EU) 2023/564 over het bijhouden van registers voor gewasbeschermingsmiddelen
in een elektronisch format met twee jaar uit te stellen1. Zoals ik uw Kamer heb geinformeerd, heeft het meerendeel van de lidstaten dit voorstel
in de Raad gesteund, zo ook Nederland (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1673). In Nederland wordt in de praktijk al grotendeels voldaan aan de vereisten. Mijn
inschatting, die wordt gesteund door de NVWA, is dat het grootste deel van professionele
gebruikers van gewasbeschermingsmiddelen in de Nederlandse land- en tuinbouw een digitale
gebruiksregistratie bijhoudt. Dit gebeurt op eigen initiatief en/of omdat ketenpartijen
en certificeerders dit eisen. De overheid heeft hierover geen gegevens beschikbaar.
Met mijn steun wilde ik een handreiking doen naar lidstaten waar op dit punt een grote
opgave ligt en de wens voor uitstel groot is. In de Raad is nog geen besluit genomen.
De Europese Commissie komt nog terug op het voorstel.
Vraag 2
Hoe kan de overheid dit monitoren, als de overheid niet weet waar welke landbouwgif
wordt gebruikt? Hoe kan de overheid passend beleid maken? Hoe kan de overheid handhaven?
Hoe kan de overheid burgers beschermen voor gezondheidsschade?
Antwoord 2
Landelijke monitoring van het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen vindt plaats op
basis van de verordening betreffende statistieken over pesticiden, Verordening (EG)
Nr. 1185/2009. Deze verplicht lidstaten, zo ook Nederland, om periodiek statistieken
te verzamelen over het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen. Dit wordt in Nederland
uitgevoerd door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) en gegevensverstrekking
vindt momenteel eens per vier jaar plaats. Het volgende rapportagejaar zal 2024 zijn.
Vanaf 1 januari 2025 geldt de Verordening betreffende landbouw-input en -output (EU)
2022/2379 (hierna: SAIO). Daarin is vastgelegd dat de leveringsfrequentie aan de Europese
Commissie (Eurostat) van statistieken over het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen
in de landbouw wordt verhoogd, het wordt jaarlijks vanaf 2028. De SAIO voorziet in
een overgangsregeling voor de periode 2025 t/m 2027 waarin één gegevensverstrekking
plaatsvindt met als referentiejaar 2026. Het hiervoor genoemde voorstel leidt er naar
mijn interpretatie toe dat vanaf 2028 een tweejaarlijkse gegevensverstrekking van
toepassing is en dat jaarlijkse gegevensverstrekking later ingaat, namelijk vanaf
2030. Die verplichting is namelijk gekoppeld aan het tijdstip van inwerkingtreding
van Uitvoeringsverordening 2023/564. Ik zie als voordeel in dergelijk uitstel dat
de statistische autoriteiten in lidstaten, zo ook het CBS, langer de tijd hebben om
zich op deze taakverzwaring voor te bereiden.
Mijn beleid is gericht op het verminderen van de afhankelijkheid van chemisch-synthetische
gewasbeschermingsmiddelen. Daar zet ik verschillende instrumenten voor in, in lijn
met het Uitvoeringsprogramma Toekomstvisie Gewasbescherming 2030 en conform het Hoofdlijnenakkoord
en regeerprogramma. Hiervoor is ook een monitoringsprogramma ingericht (Kamerstuk
27 858, nr. 611).
Zoals u weet heeft mijn ambtsvoorganger besloten om de ontwikkeling van een digitale
gewasbeschermingsmonitor te heroverwegen, waarmee een verbeterde monitoring werd beoogd
(Kamerstuk 27 858, nr. 671). Eén van de redenen betrof het wegvallen van de verplichting die was voorzien in
het Commissievoorstel voor een Verordening Duurzaam Gebruik van Gewasbeschermingsmiddelen
(ook wel de SUR genoemd) om elektronische registers in te richten voor het verzamelen
van de door het bedrijfsleven (digitaal) geregistreerde informatie over geïntegreerde
gewasbescherming, waaronder het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen. De Europese
Commissie heeft dit voorstel op 31 maart jl. ingetrokken. Op dit moment zijn gesprekken
gaande met de sector over de vraag hoe kan worden doorgegaan met het ontwikkelen van
een instrument voor monitoring en benchmarking van het gebruik van gewasbeschermingsmiddelenen
en de randvoorwaarden daarbij. Daar zal ik de Kamer op korte termijn verder over informeren.
Zie voor het antwoord op uw (deel)vragen over handhaving en bescherming van burgers
mijn antwoord op vraag 3.
Vraag 3
Waarom vraagt de overheid deze cruciale data niet op?
Antwoord 3
Op dit moment zijn professionele gebruikers van gewasbeschermingsmiddelen op grond
van de Verordening (EG) nr. 1107/2009 verplicht om een register bij te houden van
het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen in een vormvrij format. Ook om gebruiksgegevens
op verzoek beschikbaar te stellen aan de autoriteiten. Overheden hebben daarmee de
mogelijkheid om deze gegevens op te vragen, echter mag dit alleen voor een vooraf
vastgestelde doel. Zo kunnen de NVWA, waterschappen en Omgevingsdiensten gegevens
opvragen (vorderen) voor toezichts- en handhavingsdoeleinden.
Ook kunnen derden, zoals omwonenden van agrarische percelen, toegang krijgen tot relevante
informatie van het bedrijfsleven, die bij de bevoegde instantie voorhanden is. Zij
kunnen een verzoek bij de Minister van LVVN indienen conform artikel 67 van de Verordening
(EG) nr. 1107/2009 en artikel 4, lid 4 van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden.
De toegang ziet evenwel alleen op informatie die zich onder het Ministerie van LVVN
(inclusief de uitvoerende diensten als de NVWA) bevindt.
Vraag 4
Kunt u de vragen één voor één beantwoorden?
Antwoord 4
Ja.
Vraag 5
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het commissiedebat Gewassenbeschermingsmiddelen
op 27 november 2024?
Antwoord 5
Ja.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.M. Wiersma, minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.