Lijst van vragen en antwoorden : Lijst van vragen en antwoorden inzake Stand van Defensie najaar 2024 (Kamerstuk 36600-X-4)
36 600 X Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Defensie (X) voor het jaar 2025
Nr. 19
                   LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN
            
Vastgesteld 29 oktober 2024
De vaste commissie voor Defensie heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Minister
                  en Staatssecretaris van Defensie over de brief van 17 september 2024 inzake Stand
                  van Defensie najaar 2024 (Kamerstuk 36 600 X, nr. 4).
               
De Minister Staatssecretaris heeft deze vragen beantwoord bij brief van 21 oktober
                  2024. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.
               
De voorzitter van de commissie, Kahraman
Adjunct-griffier van de commissie, Manten
Vragen en antwoorden
               
1.
Op welke termijn zou Defensie voldoende personeel beschikbaar hebben om de eerste
                        hoofdtaak volledig uit te kunnen voeren volgens de gepresenteerde plannen?
In de Defensienota 2024 hebben wij onze plannen gepresenteerd om de juiste en voldoende
                     mensen te vinden, te binden, te behouden en het beste in hen naar boven te halen.
                     Dat is nu de grootste uitdaging waar Defensie voor staat. We doen er alles aan om
                     in 2030, of zoveel eerder als mogelijk is, een gevulde organisatie te zijn.
                  
2.
Kunt u een overzicht geven van hoeveel personeel nodig is om de systemen die de komende
                        vijf jaar aan Defensie worden geleverd te onderhouden en bemannen, en of Defensie
                        voldoet aan deze benodigde personele capaciteit?
Naar schatting zullen ten gevolge van de Defensienota 2024 circa 4.000 extra vte’n
                     (burgers en militairen) nodig zijn. Indien noodzakelijk worden er prioriteiten gesteld
                     in de volgorde waarin capaciteiten worden ontwikkeld, zodat onze mensen kunnen worden
                     ingezet waar ze het hardst nodig zijn.
                  
3.
Welke belemmeringen zijn er in de verschillende organisatiedelen van Defensie wat
                        betreft de personele groei van de organisatie?
Het saldo van in- en uitstroom was in de eerste helft van 2024 positief: de instroom
                     van beroepsmilitairen is gestegen en de uitstroom gedaald. Hoewel dit een positieve
                     ontwikkeling is, zijn er in de defensieorganisatie belemmeringen van verschillende
                     aard; Defensie werkt eraan om deze weg te nemen.
                  
Ten eerste valt nog steeds een groot deel van de kandidaten af tijdens de selectie
                     en keuring. Ook in de periode daarna stelt Defensie hoge eisen aan kandidaten op het
                     gebied van fysieke ontwikkeling, mentaal incasseringsvermogen en cognitief leervermogen.
                     Door gerichter te selecteren, en zodoende vooral de meer kansrijke kandidaten in het
                     proces op te nemen, beoogt Defensie de conversie te vergroten.
                  
Een tweede belemmering betreft de beschikbaarheid van opleidingsplaatsen. Defensie
                     neemt verschillende maatregelen om het aantal opleidingsplaatsen snel uit te breiden.
                     Dat kost tijd, ook omdat de uitbreiding verbonden is met het aantal onderofficieren-instructeur
                     dat kan worden ingezet. We zetten daarom uitdrukkelijk in op civiele uitbesteding
                     waar mogelijk en inhuur van civiele instructeurs om het aantal opleidingsplaatsen
                     uit te breiden.
                  
Ten derde: de animo om reservist te worden neemt toe. Sommige ontwikkelingen op het
                     gebied van reservisten, zowel in de bedrijfsvoering als ten aanzien van de rechtspositie,
                     gaan nog niet snel genoeg. Ook aan deze belemmering wordt gewerkt.
                  
Tenslotte is er een belangrijke externe oorzaak die de personele groei binnen de verschillende
                     organisatiedelen belemmert: de algemene krapte op de arbeidsmarkt. In het bijzonder
                     geldt dit voor de moeilijk te werven categorieën personeel (cyber, ICT, medisch, technisch).
                     Ofschoon we met de werving in 2024 goede resultaten boeken, blijft er schaarste in
                     bepaalde categorieën op de arbeidsmarkt.
                  
4.
Welke maatregelen worden op dit moment genomen om in de verschillende organisatieonderdelen
                        zo spoedig mogelijk de gewenste personele invulling te bereiken?
In de Defensienota 2024 hebben wij onze plannen gepresenteerd om de juiste en voldoende
                     mensen te vinden, te binden, te behouden en het beste in hen naar boven te halen.
                     Dat is nu de grootste uitdaging waar Defensie voor staat. We werken in hoog tempo
                     toe naar een schaalbare krijgsmacht en voeren een dienmodel in dat daarbij past. Deze
                     schaalbare krijgsmacht krijgt vorm in een organisatie die is ingericht op taakuitvoering
                     door vaste en mobilisabele organisatiedelen. Hierin werken militairen in actieve dienst,
                     burgerpersoneel, reservisten en dienjaarmilitairen in wisselende samenstellingen.
                     Defensie verkent de mogelijkheden voor een dienmodel dat ook voorziet in maatregelen
                     met een (gradueel) meer verplichtend karakter tussen vredestijd en oorlogstijd. Ook
                     breiden we het aantal reservisten uit en gaat Defensie voortaan minder vrijblijvend
                     om met reservisten, door ze in te bedden in de organisatie. Het aantal dienjaarmilitairen
                     wordt uitgebreid om structureel te beschikken over meer militairen. We richten ons
                     daarnaast nadrukkelijk op specifieke doelgroepen; zo wordt meer aandacht besteed aan
                     het werven van vrouwen – en andere groepen die nu onbedoeld onvoldoende worden bereikt.
                     Op deze manier doen we er alles aan om in 2030, of zoveel eerder als mogelijk is,
                     een gevulde organisatie te zijn.
                  
5.
Kunt u toelichten of, en zo ja hoe, er op dit moment met bedrijven en scholen wordt
                        samengewerkt om de personele invulling van Defensie zo spoedig mogelijk toe te laten
                        nemen?
Inmiddels heeft Defensie een goed functionerend netwerk met daarin meer dan 250 bedrijven,
                     werkgevers- en bedrijfstakorganisaties waarmee wordt samengewerkt. Dit bestand groeit
                     nog elke week. De samenwerking varieert van concrete uitwisseling van personeel tot
                     het ondersteunen van organisaties en/of vakgroepen bij de formulering van een actief
                     reservistenbeleid en/of het organiseren van netwerkevenementen en informatiesessies.
                     Concrete resultaten zijn het opnemen van een reservistenpassage in verschillende CAO’s,
                     het in werking treden van een actief en uitgedragen reservistenbeleid door toonaangevende
                     organisaties en meerdere evenementen in het kader van maatschappelijke verbondenheid
                     en weerbaarheid in de samenleving.
                  
Daarnaast werkt Defensie samen met Regionale Opleidingscentra (ROC) via een, in de
                  vorige kabinetsperiode overeengekomen MBO-convenant waarin 21 ROC’s zijn opgenomen.
                  Deze opleidingscentra verzorgen specifieke opleidingen gericht op Defensie onder de
                  naam Veiligheid & Vakmanschap (VeVa). Deze opleidingen dragen significant bij aan
                  de instroom van Defensie. Momenteel komt ongeveer 50% van de instroom manschappen
                  en onderofficieren direct of indirect uit dit traject. Met het project Krijgsmacht
                  voor de klas zijn inmiddels bijna 3.000 onderwijsinstellingen bereikt en in 2023/204
                  zijn er meer dan 3.000 gastlessen verzorgd. Voor het HAVO en VWO is inmiddels lesmateriaal
                  voor een kennismaking met de krijgsmacht opgenomen in het curriculum. De Masteropleiding
                  Military Strategic Studies is inmiddels ook opengesteld voor civiele studenten met
                  een recente en relevante achtergrond.
               
6.
Welke van de genoemde tekorten op personeel of materieel gebied is het meest cruciaal
                        om de onderuitputting aan te pakken? Kunt u dit motiveren?
De geopolitieke omstandigheden doen de vraag naar defensiematerieel fors stijgen.
                     Veel landen versterken de krijgsmacht om de dreiging het hoofd te bieden. Dat leidt
                     tot een overspannen markt waarin de productie- en leveringszekerheid onder druk staat.
                     Dit wordt voornamelijk veroorzaakt doordat de productie van veel defensiematerieel
                     uit binnen- en buitenland afhankelijk is van dezelfde schaarse kritieke grondstoffen
                     en componenten. Hierdoor staan toeleveringsketens in toenemende mate onder druk, wat
                     leidt tot langere leveringstijden. Defensie ziet deze tendens op zowel de nationale
                     als de internationale defensiemarkt. De nationale en internationale defensiemarkten
                     zijn qua toeleveringsketens, exportmogelijkheden en contracten dusdanig met elkaar
                     verweven dat er geen exacte uitspraken mogelijk zijn over de mate van beschikbaarheid
                     van materieel per markt. Defensie voert daarom de Actieagenda productie- en leveringszekerheid
                     munitie en defensiematerieel om deze effecten actief te mitigeren. U bent hierover
                     afgelopen juni geïnformeerd1 en nog onlangs heb ik u de voortgang op deze agenda gemeld2. In de kern kijken we naar mogelijkheden om langjarige orders te plaatsen bij de
                     industrie, garantstelling af te geven aan defensiebedrijven en meer mogelijkheden
                     tot financiering te bieden.
                  
Tevens heeft de defensie-industrie te maken met schaarste van voldoende en gekwalificeerd
                     personeel. Mede hierdoor worden levertijden en tijdplanningen bijgesteld en laten
                     offertes vanuit de defensie-industrie langer op zich laten wachten. Ook het Ministerie
                     van Defensie wordt, als gevolg van de krappe arbeidsmarkt, geconfronteerd met tekort
                     aan personeel. Die krapte zal voorlopig aanhouden. We moeten daarom bezien hoe we
                     door slimme constructies gebruik kunnen maken van elkaars personeel, onder andere
                     door de inzet van reservisten en uitwisseling van personeel.
                  
Deze tekorten op personeel en materieel gebied dienen tezamen bezien te worden. De
                     genoemde omstandigheden leiden tot de genoemde onderuitputting.
                  
7.
Kan het kabinet de Kamer in de toekomst blijvend informeren over de groep Dienjaarmilitairen
                        en hoe lang zij bij de krijgsmacht blijven werken?
Rapporteren over Dienjaar(militairen) gebeurt reeds. Deze informatie is onder meer
                     terug te vinden in de Stand van Defensie, hoofdstuk 2 Vervullen personele behoefte.
                     Deze rapportage ontvangt uw Kamer in mei (met Verantwoordingsdag) en in september
                     (met Prinsjesdag). Hoe lang Dienjaarmilitairen bij de Krijgsmacht (zullen) blijven
                     werken of hebben gewerkt, is nog niet bekend aangezien Defensie pas vorig jaar met
                     Dienjaar is begonnen. In de toekomst kan desgewenst wel onderzocht worden hoe lang
                     Dienjaarmilitairen bij Defensie zijn gebleven.
                  
8.
Zijn er op dit moment asielzoekers of statushouders werkzaam of worden er op dit moment
                        asielzoekers of statushouders ingezet binnen de Defensieorganisatie? Zo ja, welke
                        werkzaamheden vervullen zij, hoe lang werken zij voor Defensie en om hoeveel personen
                        gaat het?
Een statushouder is een asielzoeker die een verblijfsvergunning heeft. Statushouders
                     hebben dezelfde rechten en plichten als Nederlanders op de arbeidsmarkt. Voor de vervulling
                     van een vertrouwensfunctie bij Defensie is in beginsel de Nederlandse nationaliteit
                     vereist. Dat geldt zowel voor burgers als voor militairen (artikel 12g, eerste lid,
                     en artikel 12o, derde lid Wet ambtenaren Defensie). Het is uiteraard mogelijk dat
                     statushouders worden ingezet via ingehuurde ondersteunende diensten. Hoeveel dat er
                     zijn, wordt niet geregistreerd.
                  
9.
Zijn de aanmeldingen voor het volgende Dienjaar gestegen?
Ja. Sinds de aanvang van het programma hebben er 3.400 sollicitanten gereageerd op
                     de vacature Dienjaar Defensie. Op dit moment zijn er al ruim 1.500 sollicitanten die
                     interesse hebben om in 2025 te starten met het Dienjaar. De verwachting is daarom
                     dat er volgend jaar meer sollicitaties zijn dan dit jaar.
                  
10.
Is de MQ-9 Reaper reeds in bewapende versie aangeschaft of geüpdatet om haar bewapening
                        te ontvangen?
Nee, de huidige en de nog nieuw te ontvangen MQ-9 Reapers zijn nog niet uitgerust
                     om bewapening te kunnen voeren. Om de bewapening (naast de andere nieuwe capabilities)
                     te kunnen voeren moet de fabrikant General Atomics nog een modificatieprogramma ontwerpen, testen en certificeren. Dit programma wordt
                     gestart met de eerste twee nieuwe vliegtuigen die geleverd gaan worden, naar verwachting
                     in Q1 2025. Het ontwikkelen en certificeren van dit modificatie programma zal circa
                     20 maanden in beslag nemen. In 2027 dient dit modificatieprogramma door de typemanager
                     goedgekeurd te worden en dan kunnen de eerste vliegtuigen gemodificeerd worden. Naar
                     verwachting is de eerste batch vliegtuigen begin 2028 uitgerust om bewapening te voeren.
                  
11.
Bestaat er een groeipad naar de instroom van 9.000 militairen?
De instroom van 9.000 militairen per jaar is een prognose van het aantal militairen
                     dat we verwachten in te moeten nemen om de organisatiedoelstellingen te realiseren
                     en is mede gebaseerd op de verwachte organisatieomvang in 2030. De instroom militairen
                     bestaat uit beroepsmilitairen, dienjaarmilitairen en reservisten. Voor 2025 is de
                     instroom beroepsmilitairen bepaald op 5.200, dienjaarmilitairen op 1.100 en reservisten
                     op 1.900. Daarmee bedraagt de instroom in 2025 planmatig 8.200 militairen. De exacte
                     instroombehoefte in de navolgende jaren wordt vastgesteld op basis van organisatieontwikkeling,
                     realisatie van de instroom en de mate waarin we militairen behouden voor de organisatie.
                     Afhankelijk van organisatieontwikkeling groeit de instroom van dienjaarmilitairen
                     daarmee in de komende jaren naar circa 4.000 per jaar.
                  
12.
Hoe realistisch acht u het dat we in 2029 daadwerkelijk een instroom van tenminste
                        9.000 militairen per jaar behalen?
Defensie heeft een pakket aan maatregelen gepresenteerd in de Defensienota 2024 om
                     de organisatie te kunnen laten groeien en in 2029 een instroom van 9.000 militairen
                     (beroepsmilitairen, dienjaarmilitairen en reservisten) te realiseren. (zie ook de
                     antwoorden op vraag 4 en 11).
                  
13.
Waar is de streefwaarde van 30% vrouwen binnen de krijgsmacht op gebaseerd? Waarom
                        blijkt dit cijfers ideaal, en beter dan 20, 40, of 50%?
Defensie moet alles op alles zetten om in 2030, of eerder, een goed gevulde organisatie
                     te zijn. Het streefcijfer van 30% vrouwen is een ambitieus en bereikbaar doel dat
                     hieraan moet bijdragen. Bovendien laat wetenschappelijk onderzoek zien dat 30% representatie
                     een positieve impuls heeft op de kwaliteit en prestaties van organisaties: een kritische
                     massa (van rond 30%) is het omslagpunt waarop ondervertegenwoordigde groepen (zoals
                     in dit geval vrouwen) met hun ideeën, waarden en gedrag impact hebben op organisatorische
                     besluitvorming. Daarnaast is ook inspiratie gehaald uit (inter)nationale wetten en
                     praktijken rondom vergelijkbare maatregelen.
                  
14.
Welke maatregelen neemt u om ervoor te zorgen dat de instroom van beroepsmilitairen
                        volgend jaar de gestelde ambities gaat halen en de uitstroom zo veel mogelijk wordt
                        beperkt?
Een nieuw HR-model, goede arbeidsvoorwaarden, premies voor knelpuntcategorieën, beter
                     talentontwikkeling en strategische personeelsplanning zijn nodig om de uitstroom te
                     beperken.
                  
15.
Gezien het feit dat de opleidingscapaciteit tekortschiet om onze eigen krijgsmacht
                        te faciliteren, terwijl we wel inzetten op het trainen van strijdkrachten uit Oekraïne,
                        kunt u aangeven hoeveel achterstand Nederland hierdoor oploopt en hoe deze achterstand
                        kan worden ingelopen?
Het belang om de strijdkrachten van Oekraïne te ondersteunen is evident. Defensie
                     doet er met de Taskforce Oekraïne alles aan om, mede binnen het Opleiding- en Trainingsdomein,
                     Oekraïense militairen voor te bereiden op hun taken in Oekraïne. Dit gaat slechts
                     deels ten koste van de opleidingscapaciteit van de eigen defensieonderdelen, omdat
                     er ook vanuit operationele eenheden capaciteit beschikbaar wordt gesteld (operatie
                     Interflex). Daarnaast wordt ook gebruik gemaakt van externe partijen die ondersteunen
                     bij het vergroten van de beschikbare opleidingscapaciteit.
                  
Verder worden maatregelen genomen langs drie operatielijnen: 1) het rationaliseren
                  van de opleidingseisen, 2) het versterken, opschonen en flexibiliseren van de opleidingscapaciteit,
                  en 3) het verbeteren van de ketenregie. Het beoogde effect van deze maatregelen (meer
                  mensen opleiden in dezelfde tijd) zal leiden tot het inlopen van de achterstanden.
               
16.
Kunt u een overzicht geven van deze tekortkomingen in de rechtspositie van reservisten
                        en per punt een inschatting geven van het effect dat dit heeft op de uitstroom?
17.
Op welke manier wordt de rechtpositie verbeterd en op welke termijn kan de Kamer hier
                        meer informatie over verwachten?
In algemene zin zien we bij dienstverlatingsonderzoeken dat de niet-gelijke arbeidsvoorwaarden
                     en een niet-gelijke rechtspositie voor sommige reservisten aanleiding geven om Defensie
                     te verlaten. Er is niet voor elk afzonderlijk punt gemeten wat het effect is op de
                     uitstroom.
                  
In mei 2024 is het Technisch Werkverband Reservisten gestart waarin samen met de vakcentrales
                  de huidige rechtspositie van de reservist wordt onderzocht. Dit werkverband beschouwt
                  knelpunten waar we in de huidige praktijk tegenaan lopen en zaken die het reservist-zijn
                  aantrekkelijker moeten maken. Belangrijke onderwerpen daarbij zijn bijvoorbeeld woon-werkverkeer,
                  ziekmelden, zorgverzekering, verlof en overwerkvergoeding. Zodra over de uitkomsten
                  van deze gesprekken meer duidelijkheid is zullen we uw Kamer hierover informeren.
                  Naar verwachting zal dat in de loop van 2025 zijn.
               
Niet alle knelpunten zijn echter rechtspositioneel van aard. Er zijn ook knelpunten
                  in de bedrijfsvoering die met prioriteit worden opgepakt. Daarbij is het project bedrijfsvoering
                  reservisten recent anders ingericht zodat meer resultaatgericht wordt gewerkt. Zaken
                  die worden opgepakt zijn bijvoorbeeld het afschaffen van papieren appèllijsten, het
                  invoeren van een rooster managementtool, aanpassingen in de salarisuitbetaling, digitale
                  registratie van verlofrecht en pakketrechten voor Kleding en Persoonsgebonden Uitrusting
                  (KPU).
               
18.
Wat is het effect van de inzet van burgers op beroepsmilitaire arbeidsplaatsen op
                        de gereedheid van de krijgsmacht?
Burgers worden alleen op militaire arbeidsplaatsen geplaatst als de functie-eisen
                     dat toelaten en dus nooit op operationele functies die ook voorkomen in de oorlogsorganisatie.
                     Het effect op de gereedheid is dus gunstig, omdat we hiermee in staat zijn de beschikbare
                     militaire capaciteit te plaatsen op arbeidsplaatsen waar de noodzaak daartoe groter
                     is.
                  
19.
Wat is de reden dat de gestelde ambitie wat betreft het aantal deelnemers dat na afloop
                        van het Dienjaar aan Defensie verbonden blijft 30% bedraagt, als dit percentage bij
                        de eerste lichting bijna 80% was?
Afgelopen jaar zijn we begonnen met de pilot Dienjaar waarbij initieel de ambitie
                     is gesteld dat minimaal dertig procent van de deelnemers doorstroomt binnen Defensie
                     als beroepsmilitair, burger of reservist. De ambitie was bewust voorzichtig geformuleerd
                     en is reeds in het eerste jaar ruimschoots gerealiseerd: bijna 80% van de eerste lichting
                     heeft zich aangemeld als beroepsmilitair of reservist. Het is uiteraard nog niet zeker
                     of we dit positieve resultaat nog steeds bereiken als het aantal deelnemers aan het
                     Dienjaar toeneemt. Als het percentage echter structureel hoog blijft, zullen we onze
                     ambitie naar boven bijstellen.
                  
20.
Hoe komt het dat de Kwalificatiegraad Defensie ruim 10% achterblijft op de streefwaarde
                        die Defensie voor midden 2024 heeft gesteld? Om welk type kwalificaties gaat dit en
                        welke maatregelen worden op dit moment genomen om zo spoedig mogelijk aan de gestelde
                        streefwaarde van 72,5% te voldoen?
Defensie krijgt inzicht in de kwalitatieve personele gereedheid door middel van de
                     zogenoemde kwalificatiegraad. De data die ten grondslag ligt aan de kwalificatiegraad
                     is nog niet volledig op orde. Het koppelen van kwalificaties aan de volledige formatie
                     en het personeel wordt naar verwachting afgerond in 2025. Daarnaast is Defensie bezig
                     met het heroverwegen van de opleidingseisen, wat eveneens invloed heeft op de kwalificatiegraad.
                     Voltooiing van deze acties zal leiden tot een hogere kwalificatiegraad.
                  
21.
Op welke manier gaat Defensie specifieke groepen, waaronder vrouwen, werven en selecteren?
                        Hoe verschilt dit van de manier waarop tot dusver is geworven en geselecteerd?
Voorbeelden van maatregelen gericht op werving en selectie met meer aandacht voor
                     diversiteit en inclusie, zijn:
                  
• Speciale kennismakingsdagen en wervingsdagen voor vrouwen.
• Nieuwe arbeidsmarktcampagnes als onderdeel van de succesvolle Generatie-D wervingscampagne,
                           om een zo breed mogelijk publiek aan te spreken en een divers beeld te schetsen van
                           wat werken bij Defensie betekent.
                        
• Het ontwikkelen van objectieve werving- en selectiemethoden, zoals het opstellen van
                           toegankelijke vacatureteksten, competentiegericht werven, en trainingen «selecteren
                           zonder vooroordelen».
                        
• Speciale aandacht voor functioneren in deeltijd. Vanaf 1 september geeft het Defensie
                           Ondersteuningscommando (DOSCO) bij alle militaire vacatures aan dat deze zowel in
                           voltijd als in deeltijd zijn te vervullen. Militairen die in deeltijd willen werken
                           worden nadrukkelijk uitgenodigd om te solliciteren.
                        
22.
Op welke andere doelgroepen wil Defensie zich nadrukkelijk gaan richten in het wervingsbeleid?
Uit recent onderzoek, uitgevoerd in samenwerking met het Centraal Bureau voor de Statistiek,
                     blijkt dat het percentage medewerkers met een herkomstland buiten Nederland bij Defensie
                     achterblijft bij de werkzame beroepsbevolking in Nederland en bij de overheidsdiensten.3 Uw kamer wordt op een later moment in meer detail geïnformeerd over de resultaten
                     van dit onderzoek, maar het is duidelijk dat hier een kans ligt voor Defensie om het
                     onbenutte arbeidspotentieel binnen deze groep aan de organisatie te binden. Daarom
                     is het vergroten van culturele diversiteit en het werven van mensen met verschillende
                     culturele achtergronden een aandachtspunt binnen de werving.
                  
23.
Kunt u specifiek ingaan op welke andere vormen van diversiteit Defensie wil gaan inzetten?
Naast maatregelen gericht op de instroom en het behoud van vrouwen, gaat het hierbij
                     om maatregelen gericht op culturele diversiteit, LHBT+, neurodiversiteit en mensen
                     met een (arbeids)beperking. Het gaat daarbij niet over streefcijfers of verdelingen,
                     zoals de man/vrouw-verdeling, maar juist ook over vooroordelen en bewustwording. Meer
                     bewustwording van vaste gedragspatronen en vooringenomenheden is een eerste stap om
                     te komen tot een meer diverse organisatie met een inclusieve werkcultuur waar iedereen
                     zich thuis voelt en elkaar met respect behandelt. Denk aan: objectieve werving- en
                     selectiemethoden ontwikkelen om het effect van (on)bewuste vooroordelen in besluitvorming
                     tegen te gaan, workshops waarin leidinggevenden leren hoe bijvoorbeeld collega’s met
                     autisme, hoogbegaafde medewerkers of mensen met ADHD zo goed mogelijk in hun kracht
                     komen te staan en aandacht hebben voor verschillende feest- en gedenkdagen om begrip
                     en kennis te vergroten.
                  
24.
Kunt u aangeven welke groep vooral antwoordt te maken te hebben met een (veel) te
                        hoge werkdruk?
We zien in het onderzoek tussen de verschillende contractsoorten geen grote verschillen
                     in de ervaren (veel) te hoge werkdruk. In de eerste helft van 2024 geeft 32% van de
                     beroepsmilitairen met een FPS fase 3-contract aan een (veel) te hoge werkdruk te ervaren
                     tegenover 31% van de beroepsmilitairen met een FPS fase 1- of 2-contract. Burgerpersoneel
                     ervaart de (veel) te hoge werkdruk wat lager: bij 27% is dit het geval.
                  
25.
Welke acties neemt u om ervoor te zorgen dat de vertrekintentie wegens «verschil tussen
                        besluitvorming aan de top en de uitvoerbaarheid op de werkvloer» en «trage besluitvorming
                        en uitvoering» in het komende jaar afnemen?
Binnen Defensie wordt breed opgeroepen om te kijken wat eenieder kan bijdragen aan
                     het vormen van een soepele organisatie. Het gaat hierbij om een brede opgave, zoals
                     het bezien en zo nodig herinrichten van de diverse ketens, het schrappen of vereenvoudigen
                     van de aanwijzingen. Daarbij willen we meer ruimte voor en vertrouwen aan de uitvoering
                     geven, volgens de principes van opdrachtgerichte commandovoering (mission command). Daarnaast willen we kansen en knelpunten vanuit de uitvoering op tafel krijgen,
                     daar waar besluiten genomen worden, zodat bottom-up initiatieven van de werkvloer
                     gestimuleerd worden. Daarvoor zijn reguliere bestuurlijke momenten, maar bijvoorbeeld
                     ook de werkbezoeken van de top, van belang.
                  
Tevens gaat het voor een soepele organisatie om inkoopinitiatieven waarbij we werken
                     aan snellere besluitvorming als het aankomt op de inkoop van materieel en tevens het
                     vereenvoudigen van verwerving, zodat materieel sneller voor het personeel beschikbaar
                     komt.
                  
26.
Wat is er in de recente jaren veranderd in het functietoewijzingssysteem?
In het arbeidsvoorwaardenakkoord 2021–2023 is de maximale plaatsingsduur van militairen
                     opgehoogd naar zeven jaar. De militair doet binnen de functie meer kennis, kunde en
                     ervaring op. Zo draagt een langere plaatsingsduur bij aan het verhogen van de personele
                     gereedheid. Tegelijkertijd kan een langere plaatsingsduur meer rust brengen voor de
                     militair zelf. De plaatsingsperiode wordt met instemming van de medewerker vastgesteld.
                     Daarbij worden ook loopbaan- en ontwikkelafspraken gemaakt.
                  
27.
Kunt u concrete voorbeelden noemen die de vertrekintentie «verschil tussen de besluitvorming
                        aan de top en de uitvoerbaarheid op de werkvloer» illustreren?
Nee, dit is op basis van de data die het medewerkerstevredenheidsonderzoek opleveren
                     niet mogelijk.
                  
28.
Kunt u naast het noemen van de aspecten die bijdragen aan de motivatie ook verklaren
                        waarom er een daling van de motivatie is ten opzichte van de eerste helft van 2023
                        en waar dit uit voortkomt?
Nee, dit kan niet worden verklaard vanuit het medewerkerstevredenheid onderzoek. Het
                     verschil tussen de eerste helft van 2023 en de eerste helft van 2024 is –4%. Dit wordt
                     in het onderzoek een lichte daling genoemd.
                  
29.
Kunt u dieper ingaan op het functietoewijzingssysteem als reden voor een vertrekintentie
                        en kunt u verklaren waarom deze reden nu in de top drie van redenen van vertrekintentie
                        is terechtgekomen?
Het functietoewijzingssysteem staat al langere tijd hoog in de rangorde van vertrekintentieredenen,
                     zij het niet in de top drie. Medewerkers geven aan meer regie te willen hebben op
                     de loopbaan. Met het oog daarop onderzoekt Defensie de behoefte aan maatwerk. Naar
                     aanleiding van de uitkomsten van het onderzoek die naar verwachting begin 2025 beschikbaar
                     zijn, zal Defensie bezien op welke manier meer invulling kan worden gegeven aan maatwerk.
                  
30.
Hoe verhoudt de gestegen investeringsnorm zich tot de extra middelen die de komende
                        jaren voor Defensie beschikbaar zijn? Als materieel zo belangrijk is, zou de extra
                        inzet daarop zichtbaar moeten zijn in deze stijging van de investeringsnorm, is dat
                        het geval?
Als gevolg van de extra middelen die vanaf DN22 en met de recente DN24 aan de defensiebegroting
                     zijn toegevoegd, zal de investeringsquote naar verwachting de komende jaren een stijgende
                     trend laten zien. Dit is in de Begroting 2025 op pagina 10, figuur 3 ook zichtbaar.
                  
31.
Kan nader gekwantificeerd worden in hoeverre de hulp aan Oekraïne ervoor zorgt dat
                        de voorraden en het aanvullend materieel minder snel worden gerealiseerd en welk effect
                        dit op lange termijn heeft op de inzetbaarheid van Defensie?
De consequenties voor de eigen operationele gereedheid zijn niet eenduidig in percentages
                     te duiden. Hierin zitten teveel afhankelijkheden.
                  
Levering en steun aan de Oekraïne heeft consequenties voor de eigen operationele gereedheid.
                     De aanvulling van geleverde voorraden en materieel, afhankelijk van het voorraadartikel
                     (en de geleverde omvang), duurt maanden tot jaren.
                  
Bij leveringen/steun aan Oekraïne worden deze consequenties gewogen. Om de eigen gereedheid
                     zo min mogelijk te schaden wordt zoveel mogelijk direct van de industrie ingekocht,
                     in plaats van geleverd uit eigen voorraden, en wordt zoveel mogelijk de internationale
                     samenwerking gezocht voor het weer aanschaffen van de geleverde materialen.
                  
Los van financiën en het leveren van materiële capaciteit en voorraden zijn er ook
                     negatieve effecten op personele capaciteit (instructie) en zijn er 2e en 3e orde effecten zoals bijvoorbeeld het beschikbaar stellen van sleuteluren van MATLOGCO
                     en inkoopcapaciteit van COMMIT. Als deze zaken hebben effecten op personele -, materiele
                     gereedheid en geoefendheid en dus op de operationele gereedheid.
                  
Er zijn ook positieve consequenties van de steun aan Oekraïne. Er worden veel lessen
                     geleerd. Tijdens instructie, terugkoppelingen via bijvoorbeeld EUMAN en met het leveren
                     van materieel wordt geleerd van gebruikerservaringen en verbruiksdata.
                  
32.
Welke aankopen bij een Nederlands bedrijf deed het percentage in de tabel in 2023
                        stijgen? Is er al zicht op wat dit definitief voor 2024 zal zijn?
De investeringen van Defensie in de maritieme maakindustrie, specifiek de contractondertekening
                     voor de Anti-Submarine Warfare (ASW) fregatten bij Damen en Thales NL, maken dat dit
                     percentage in 2023 is gestegen. Er is nog geen zicht op het definitieve percentage
                     voor 2024, gezien dit afhankelijk is van contractondertekeningen die plaatsvinden
                     in de overige maanden van dit jaar. In algemene zin blijft het van waarde te benadrukken
                     dat dit kerncijfer gevoelig blijft voor uitschieters door contracten met een grote
                     financiële waarde, bijvoorbeeld in het maritieme domein.
                  
33.
Kunt u een overzicht geven van de beperkingen in de digitale- en fysieke omgeving
                        die oefenen beperken?
Voor de uitoefening van militaire activiteiten is ruimte nodig, in de vorm van beschikbare
                     grond met een bestemming die militaire activiteiten4 mogelijk maakt, maar ook indirecte ruimte, milieuruimte zoals geluidsvergunningen
                     en contouren voor externe veiligheid. Functies en elementen in de omgeving kunnen
                     het functioneren van de krijgsmacht echter beperken. Windmolens kunnen bijvoorbeeld
                     voor radarverstoring zorgen en beperken de mogelijkheden voor laagvliegen. De aanwezigheid
                     van woningen en gebouwen waar veel mensen samenkomen, vormen een belemmering om in
                     de nabijheid daarvan te oefenen met helikopters of munitie. Woongebieden geven beperkingen
                     in wat aan maximale geluidsnormen mogelijk is op een luchthaven of oefenterrein.
                  
Defensie heeft zich in algemeenheid te houden aan wet- en regelgeving op het gebied
                     van milieu- en leefomgeving. De hieruit voorkomende vergunningen markeren de bandbreedte
                     voor het militair oefenen. Dit leidt tot bijvoorbeeld de volgende beperkingen (geen
                     uitputtende opsomming):
                  
– grondgebonden geluid zoals aantallen schoten op schietkampen, schietgeluid en het
                           proefdraaien van vliegtuigmotoren;
                        
– lucht gebonden geluid zoals vliegbewegingen rond onze vliegvelden;
– gebruik laagvlieggebieden en het maximaal aantal toegestane tactische helikopterlandingen
                           op de militaire oefenterreinen;
                        
– oefenen in verstedelijkt gebied en;
– tijdige toestemming voor het gebruik van nieuwe vuurwapens op schietbanen.
De informatie-omgeving wordt, naast de fysieke omgeving, steeds belangrijker in militaire
                     conflicten. Echter zijn de taken en bevoegdheden van de krijgsmacht voor activiteiten
                     in de informatie-omgeving niet met elkaar in lijn. De krijgsmacht heeft voor activiteiten
                     in de informatie-omgeving onvoldoende grondslagen en bevoegdheden tijdens de gereedstelling
                     van de krijgsmacht als voorbereiding op inzet. Zonder grondslag is het verwerken van
                     onder meer gegevens die de persoonlijke levenssfeer kunnen beïnvloeden, wat onvermijdelijk
                     is in de informatieomgeving, niet rechtmatig.
                  
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
 I. Kahraman, voorzitter van de vaste commissie voor Defensie
- 
              
                  Mede ondertekenaar
 N.E. Manten, adjunct-griffier
