Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Beckerman over het bericht 'Een munitiedepot middenin bevingsgebied, dat is onmenselijk'
Vragen van het lid Beckerman (SP) aan de Minister van Defensie en de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over het bericht «Een munitiedepot middenin bevingsgebied, dat is onmenselijk»1Dagblad van het Noorden, 24 juli 2024, «Een munitiedepot middenin bevingsgebied, dat is onmenselijk (opinie)», (https://dvhn.nl/groningen/Munitiedepot-middenin-bevingsgebied-is-onmenselijk-opinie-29148813.html) (ingezonden 9 augustus 2024).
Antwoord van Staatssecretaris Tuinman (Defensie), mede namens de Staatssecretaris
van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (ontvangen 17 oktober 2024). Zie ook
Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2023–2024, nr. 2382.
Vraag 1
Is het u bekend dat er in de provincie Groningen al sinds 2012 sprake is van aardbevingsproblematiek,
die duizenden bewoners treft en die door inadequaat dan wel falend overheidsbeleid
nog steeds voortduurt, zoals ook is vastgesteld en vorig jaar gerapporteerd door de
Parlementaire enquêtecommissie aardgaswinning Groningen?
Antwoord 1
Het kabinet is zich terdege bewust van de problematiek in het aardbevingsgebied en
werkt daarom hard aan het herstel van Groningen. De noodzaak hiervan wordt onderstreept
door het onderzoek van Gronings Perspectief, dat al enkele jaren aantoont dat bewoners
en hun kinderen in het gaswinningsgebied tot de dag van vandaag last hebben van stress
en gezondheidsklachten. De bevindingen uit dit onderzoek acht het kabinet zorgelijk.
Ook zijn de conclusies uit het rapport Groningers boven gas van de Parlementaire Enquêtecommissie Aardgaswinning Groningen glashelder. Mensen
in het gaswinningsgebied hebben onnodig geleden onder aardbevingen, de trage afhandeling
van schades en onzekerheid over hun veiligheid door falend overheidsbeleid. Dit heeft
geleid tot een «Ereschuld» die het kabinet heeft om de gemaakte fouten door zestig
jaar gaswinning richting de regio en haar bewoners recht te zetten. Het kabinet geeft
daarom onverkort uitvoering aan de 50 maatregelen uit kabinetsreactie Nij Begun, waarbij de generatielange inzet van het Rijk voor het inlossen van deze ereschuld
wordt vastgelegd in de Groningenwet.
Het kabinet begrijpt dat bewoners in het aardbevingsgebied – net als andere mensen
in dezelfde situatie – bezorgd zijn over het onderzoek naar een mogelijke locatie
voor een munitiedepot in hun buurt. Gelet op de stapeling van problematiek is het
meer dan duidelijk dat dit bij de bewoners in het aardbevingsgebied extra hard aankomt.
Mensen in het gaswinningsgebied hebben jarenlang moeten strijden om hun gelijk en
hun recht te halen. Het herstel van vertrouwen van bewoners in de overheid is nodig
en er moet uitermate zorgvuldig om worden gegaan met deze specifieke situatie. Bij
het kiezen van een voorkeurslocatie voor opslag van snel inzetbare munitie zal daarom
nadrukkelijk rekening gehouden worden met het feit dat deze zoektocht zich afspeelt
binnen de context van de aardbevingsproblematiek. Deze maatschappelijke context is
onderdeel van de afweging. Daarbij ziet het kabinet de aangenomen motie als een politieke
bevestiging van een gebrek dat we zien aan bestuurlijk en maatschappelijk draagvlak
in het mijnbouwschadegebied voor de behoefte die Defensie heeft aan ruimte in Groningen.
De zoektocht van het kabinet naar uitbreidingsruimte voor Defensie moet transparant
en zorgvuldig worden uitgevoerd. Dit betekent dat vroegtijdig in het proces van zoeken
naar geschikte locaties dit al aan de bewoners kenbaar gemaakt wordt en hen de gelegenheid
geboden wordt om daarop te reageren. Dit is in lijn met PEGA-maatregel 42, om in gesprek
te gaan met burgers. Juist hun ervaringsverhalen en signalen over knelpunten in beleid
en uitvoering zijn essentieel voor het maken van de juiste afwegingen. De keerzijde
van vroegtijdige transparantie is dat ook al vroegtijdig onzekerheid en onrust ontstaat
over de uitkomst van het programma bij bewoners die mogelijk door deze plannen geraakt
worden, bij mensen die daar werken en recreëren, en bij maatschappelijke organisaties.
Het Ministerie van Defensie is in gesprek met de bewoners, gemeente Midden-Groningen
en de provincie Groningen over de zoektocht naar potentiële locaties voor een munitiedepot.
Daarbij worden bewoners worden geïnformeerd over het proces hoe tot een definitieve
keuze voor een locatie van een munitiedepot gekomen wordt, en welke informatie zij
op welk moment mogen verwachten. Bij de uiteindelijke keuze voor een locatie wordt,
naast de resultaten uit de onderzoeken, ook nadrukkelijk de context van de aardbevingsproblematiek
meegenomen in het besluit van het kabinet.
Vraag 2
Is het u bekend dat dit tot grootschalige ernstige gezondheids- en sociale problemen
leidde en nog onverminderd leidt bij de gedupeerden?
Antwoord 2
Zie het antwoord op vraag 1.
Vraag 3
Is het u bekend dat sommige zoeklocaties voor munitiedepots in het Groningse aardbevingsgebied
liggen, – en sommige ervan, zoals Luddeweer en Slochteren, zelfs in het centrum daarvan –
waar hele gebieden en dorpen op de schop gaan of zijn gegaan, en waar praktisch alle
betrokken bewoners met de genoemde problematiek kampen?
Antwoord 3
Ja, dit is mij bekend en de veiligheid, het beschermen van bezit, de gezondheid en
het welzijn van Groningen zullen in belangrijke mate onderdeel zijn van de afwegingen
door het kabinet naar de voorkeurslocatie
Vraag 4
Kunt u duidelijk maken wat de veiligheidsrisico’s zijn die gepaard gaan met de aanleg
van een munitieopslagplaats in Luddeweer of Slochteren, hoe deze worden beoordeeld
en wat de gevolgen zijn voor bewoners van de zogenoemde C-C1-C2-D-zones?
Antwoord 4
De mogelijke alternatieve locaties voor de opslag van munitie (met snel inzetbare
capaciteit) worden onderzocht in een planMER-onderzoek. De locaties worden daarbij
met elkaar vergeleken op basis van onder meer de veiligheidscontouren. De uiteindelijke
contouren kunnen anders en kleiner van vorm worden door optimalisatie. De gevolgen
voor bewoners in de zogenoemde C-C1 C2 en D zones zijn vastgelegd en terug te vinden
op de website van het Informatiepunt Leefomgeving (IPLO).2 Als een locatie in een aardbevingsgevoelig gebied (Luddeweer en Slochteren) ligt,
dan wordt dit meegenomen in het planMER-onderzoek.
Vraag 5
Heeft het kabinet zich georiënteerd op de bestaande sociale en menselijke situatie
en verhoudingen in de Groningse zoekregio's?
Antwoord 5
De context van de aardbevingsproblematiek maakt geen deel uit van het planMER-onderzoek
dat zich richt op de effecten op de leefomgeving. Maar bij de uiteindelijke keuze
voor een locatie wordt, naast de resultaten uit de onderzoeken, ook nadrukkelijk de
context van de aardbevingsproblematiek meegenomen in het besluit van het kabinet.
Vraag 6
Is het u bekend dat in de omgeving van sommige zoeklocaties tot medio juli van dit
jaar vrijwel niemand op de hoogte was, laat staan op de hoogte is gesteld, van de
zoektocht naar locaties voor munitiedepots in die regio's?
Antwoord 6
Bij de publicatie van de Notitie Reikwijdte en Detailniveau (NRD) in december 2023
is in alle huis-aan-huis bladen van de betrokken gemeenten de aankondiging gedaan
van het onderzoek. Begin februari heeft de regio aangegeven dat ze de genoemde locaties
niet geschikt vindt en mee wil zoeken naar een alternatieve locatie omdat ze de behoefte
naar opslag nabij de Eemshaven begrijpt.
Vraag 7
Kunt u zich voorstellen dat, doordat in de aanvankelijke schaarse berichtgeving hierover
werd gesproken met de aanduiding «kleinere opslagplaatsen voor munitie» in de provincie Groningen, zelfs toen nog niet duidelijk
werd dat het gaat om grote gebieden met een grote impact op veel bewoners?
Antwoord 7
Op 18 december 2023 is de NRD gepubliceerd voor het Nationaal Programma Ruimte voor
Defensie. Daarin staat genoemd dat het fysieke gebied een omvang heeft van 0,22 vierkante
kilometer, en worden de externe veiligheidszones daaromheen geduid. Daarmee is aangegeven
wat de omvang is van deze ruimtelijke behoefte. In het NRD spreekt het Ministerie
van Defensie niet over een kleinschalig munitiedepot, maar over een nieuwe opslaglocatie
Snel Inzetbare Capaciteit (SIC). De invulling van deze behoefte kan bestaan uit een
enkele centrale locatie, of uit meerdere kleine locaties. De provincie Groningen waarin
de onderzochte locaties liggen, is geïnformeerd voorafgaand aan de publicatie van
de NRD en heeft in haar zienswijze ook gereageerd op de twee locaties in de gemeente
Midden-Groningen. Voorafgaand aan de publicatie van de nota van antwoord die is opgesteld
in reactie op de ingediende zienswijzen, is de provincie opnieuw geïnformeerd. De
gemeente is vervolgens rechtsreeks geïnformeerd over de twee te onderzoeken kavels
inclusief de door de regio voorgestelde derde locatie.
Vraag 8
Deelt u de mening dat inclusief de A t/m C-zones rond een munitiedepot op geen enkele
wijze sprake is van «kleinschaligheid»?
Antwoord 8
Ja, de invulling van deze behoefte heeft impact op een groot gebied.
Vraag 9
Is het u bekend dat er, door gemankeerde communicatie, in enkele Groningse regio's
praktisch niemand op de hoogte was van een ver van deze regio verwijderd plaatsvindende
informatiebijeenkomst op 1 juli jongstleden?
Antwoord 9
Ik deel uw mening niet dat er sprake is van gemankeerde communicatie. Wel heb ik in
mijn reactienota aangegeven te onderkennen dat er door omwonenden rondom de onderzoekslocaties
een grotere behoefte bestaat aan duidelijkheid en rechtsreeks contact. In het vervolgproces
komt Defensie aan deze behoefte tegemoet door middel van huis-aan-huis bladen en bewonersbrieven
voor de mensen op en rondom de onderzoekslocaties. De locatie van de informatiebijeenkomst
is in samenspraak met de regio tot stand gekomen en lag in het midden van de gebieden
die onderdeel van het onderzoek zijn.
Vraag 10
Is het u bekend dat bekendheid in de betrokken regio van het zoeken naar locaties
überhaupt pas is ontstaan door een terloopse passage in een bericht van de NOS van
15 juli 2024, dus twee weken ná die bijeenkomst?3
Antwoord 10
Nee, dit was ons niet bekend. De provincie Groningen heeft in haar zienswijze aangegeven
deze locaties ongeschikt te vinden. Hier is in de regionale media (Dagblad van het
Noorden en RTV Noord) aandacht aan besteed. Daarnaast zijn in de communicatie met
de regio deze signalen niet afgegeven. Op de informatiebijeenkomst op 1 juli jl. is
wel geconstateerd dat er nog veel vragen waren over de onderzoekslocaties in de gemeente
Midden-Groningen. Op deze bijeenkomst werd het Ministerie van Defensie nogmaals gewezen
op de effecten die het onderzoek heeft op de omwonenden die ook zijn getroffen door
de aardbevingen. Hierdoor heeft Defensie besloten om, zoals verwoord in de reactienota
op de informatie bijeenkomsten, een extra informatiebijeenkomst te organiseren voor
de omwonenden van de onderzoekslocaties en inwoners van Midden-Groningen. Deze heeft
plaatsgevonden op 19 september jl. in Zuidbroek.
Vraag 11
Is het u bekend dat mede als gevolg daarvan (vrijwel) geen enkele feedback vanuit
deze bewoners is geleverd, terwijl u met die non-existente feedback wel verder ging
met de uitwerking van de plannen voor munitiedepots?
Antwoord 11
De onderzoeken die na het verschijnen van het NRD zijn uitgevoerd door het onderzoeksbureau
gaan over de impact van de komst van een munitieopslag op een groot aantal aspecten
in de fysieke leefomgeving zoals bodem, natuur en landbouw. Op de informatieavond
van 1 juli jl. heeft Defensie geconstateerd dat er veel zorgen waren over de behoefte
naar een munitieopslag voor de snel inzetbare capaciteit onder inwoners waardoor er
een extra bijeenkomst is georganiseerd en gesproken is met de bestuurders in Groningen.
Defensie is zich ervan bewust dat de maatschappelijke effecten en gevoelens die bewoners
in en nabij het voormalig aardgaswinningsgebied tot op de dag van vandaag ervaren
een effect hebben op deze zoektocht. Deze maatschappelijke effecten in de regio worden
meegenomen in de afweging voordat het kabinet een keuze maakt voor de voorkeurslocaties.
In deze fase van het proces in het NPRD, het planMER onderzoek, gaat het om een onderzoek
tussen verschillende alternatieven. In de aanvullende sessies met de gemeenten en
de provincie maar ook op de inwonersavond in Zuidbroek van 19 september jl. is expliciet
het belang van het gebied en de impact die het onderzoek heeft op de inwoners naar
voren gekomen en dit zal nadrukkelijk worden meegenomen in de afwegingen van het kabinet.
Vraag 12
Kunt u alsnog uitleggen waarom u potentiële gedupeerden van uw mogelijke keuzes niet
rechtsreeks heeft geïnformeerd, waar u bijvoorbeeld wel in staat was in de informatie
van 1 juli jl. exacte aantallen van de betrokken huizen te noemen?
Antwoord 12
Het Ministerie van Defensie heeft alle informatie bijeenkomsten door heel Nederland
via verschillende media aangekondigd. Er zijn geen persoonlijke uitnodigingen verstuurd.
Op de informatiebijeenkomst in Meerhuizen op 1 juli jl. heeft het advies- en ingenieursbureau
Antea een eerste inzicht gegeven in de onderzoeksresultaten op de externe veiligheid
en de aantallen woningen voor de verschillende locaties. Voor de bijeenkomst van 19 september
heeft Defensie de bewoners van de A/B zonering wel geattendeerd op de avond in Zuidbroek
zodat zij rechtstreeks door Defensie zich konden laten voorlichten.
Vraag 13
Realiseert u zich dat in het door u aangelegde, in het presentatie-document van 1 juli
genoemde omvangrijke beoordelingskader, desondanks op geen enkele wijze de consequenties
voor de eerdergenoemde reeds jaren onder het falend overheidsbeleid lijdende bewoners
zijn terug te vinden?
Antwoord 13
Ja. Het toetsen van bestaand overheidsbeleid maakt geen deel uit van het beoordelingskader
van het planMER in het NPRD, aangezien dit zich richt op de effecten van de voorgenomen
uitbreiding van Defensie-activiteiten op de fysieke leefomgeving. Zie ook het antwoord
op vraag 5.
Vraag 14
Realiseert u zich dat bij uw keuze van hun woongebied als locatie voor een munitiedepot,
de aardbevingsgedupeerden die recent of over enige tijd eindelijk weer rustig dachten
te kunnen gaan wonen, alsnog uit hun huis zullen worden gezet en opnieuw ontheemd
zullen raken?
Antwoord 14
Ja. Aardbevingsgedupeerden hebben niet alleen recht op concrete resultaten op het
gebied van veiligheid en herstel van schade, maar ook op brede bewustwording van het
verdriet dat deze mensen is aangedaan. Daarom zijn het maatschappelijk draagvlak en
de impact van de aardbevingen op de inwoners van het aardbevingsgebied nadrukkelijk
een onderdeel van de afweging.
Vraag 15 t/m 22
Is het kabinet in staat zich een beeld te vormen van wat deze stapeling van ellende
psychosociaal doet met die bewoners, met nadruk ook met hun kinderen?
Heeft u kennisgenomen van de jaarlijkse rapportages van Gronings Perspectief (Rijksuniversiteit
Groningen/GGD Groningen/Sociaal Planbureau Groningen) over de emotionele gesteldheid
van de aardbevingsgedupeerden?4
Bent u bekend met het feit dat op basis van deze onderzoeken aanvankelijk werd geschat
dat er door die gezondheidseffecten vijf doden per jaar vallen (vermeld in rapportage
2018), een getal dat later is bijgesteld naar zestien?
Realiseert u dat hier een stapeling plaatsvindt van voor de potentiële gedupeerden
keiharde, schadelijke maatregelen en dat er alsdan sprake is van disproportionele
en onmenselijke benadeling, belasting en bejegening van deze bewoners?
Realiseert u zich dat u met het onderhavige voornemen zowel fysiek als moreel en mentaal
dreigt te vernietigen wat – na ruim een decennium van trage procedures, ontheemding
en bouwkundige projecten – uw collega's van de Ministeries van Economische Zaken en
van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, in de gedaante van respectievelijk
de Staatssecretaris Herstel Groningen en de Nationaal Coördinator Groningen, eindelijk
zijn begonnen weer op te bouwen?
Kent u, in verband met de Parlementaire Enquête, het begrip «Ereschuld»? Kunt u zich
herinneren wat die Ereschuld aan de bewoners inhoudt, en hoe ziet u het tegen de achtergrond
van die Ereschuld uw zoeken naar locaties voor munitiedepots en de consequenties daarvan
voor de bewoners/gedupeerden aan wie die Ereschuld uitstaat?
Realiseert u zich dat er naast de menselijke ellende voor de desbetreffende grote
aantallen bewoners, sprake zal zijn van omvangrijke kapitaalvernietiging als gevolg
van slopen van zojuist herstelde, versterkte en zelfs nieuwgebouwde huizen?
Kunt u zich een voorstelling maken van wat alleen al de nu bestaande káns op een munitiedepot
in hun directe omgeving en de daaruit voortvloeiende rampzalige perspectieven doet
met deze bewoners?
Antwoord 15 t/m 22
Het kabinet realiseert zich heel goed dat het een ereschuld heeft naar de Groningers
in het aardbevingsgebied en dat het inlossen begint bij het vooropstellen van de belangen
van de Groningers. De onderzoeken die door Defensie worden uitgevoerd in het kader
van het Nationaal Programma Ruimte voor Defensie hebben een grote impact op de inwoners
van dat gebied. De gevolgen van jarenlange druk op de inwoners door de aardbevingen
zal daarom een belangrijk criterium zijn in de weging van de alternatieven.
Vraag 23
Bent u bereid vanwege het voorgaande het aanwijzen van zoeklocaties in het aardbevingsgebied
en de zoeklocaties die in het centrum daarvan liggen uit uw plannen te schrappen?
Antwoord 23
Behoeftes waarvoor nieuwe locaties worden onderzocht hebben grote effecten op de leefomgeving
en dit kan tot onrust en onzekerheid leiden bij mensen die daar wonen, werken en recreëren,
zeker bij inwoners in het aardbevingsgebied. Juist om die reden is een planMER, die
de effecten op de leefomgeving in kaart brengt, onderdeel van het proces. Ik besef
dat de keuze voor een proces waarbij in een vroeg stadium alle alternatieve locaties
bekend worden gemaakt voor onzekerheid zorgt, maar ik meen dat we hiermee voor een
transparant en navolgbaar proces zorgen. De locaties Slochteren en Luddeweer voldoen
aan de feitelijke selectiecriteria voor een locatie voor opslag van munitie voor de
snel inzetbare capaciteit van de krijgsmacht. In de bestuurlijke overleggen met de
regio in oktober wil ik toetsen op basis van de eerste onderzoeksresultaten van Antea
welke alternatieve locaties in de regio het meest kansrijk zijn voor de verschillende
behoeften. In deze overleggen luister ik vanzelfsprekend ook naar de standpunten van
de regio. Zowel de ideeën van de regio over alternatieve locaties als het maatschappelijk
draagvlak neem ik mee in de vervolgstappen van het proces. De uitkomsten van het onderzoek
zullen met uw Kamer en inwoners worden gedeeld. De provincie Groningen heeft in haar
zienswijze aangegeven dat beide locaties niet geschikt zijn voor een munitieopslag
vanwege de dichte nabijheid van de bebouwde kern en mogelijk toekomstige woningbouwlocaties
en/of bedrijventerreinen. Daarnaast gaf men aan dat door het te verwachten hoge waterpeil
op deze locaties deze ook niet geschikt zijn. De regio kwam zelf met het alternatief
Tjuchem die we nu ook onderzoeken in het planMER. Na de bestuurlijke ronde van gesprekken
in oktober communiceert Defensie zo snel als mogelijk over welke locaties als kansrijk
verder worden onderzocht en welke locaties als niet-kansrijk kunnen worden beoordeeld.
Vraag 24
Is dit kabinet zich er bewust van dat mensen die door opeenvolgende kabinetten jarenlang
in een kapot en onveilig huis hebben gewoond en hebben moeten strijden voor schadeherstel
en versterking van hun huis nu daaruit dreigen te worden gezet vanwege plannen om
in de omgeving een munitiedepot te plaatsen? Is dit kabinet van mening dat dit op
geen enkele manier helpt het vertrouwen van betrokkenen in de overheid te herstellen?
Deelt u de mening dat dit ten enenmale onacceptabel is en dit voornemen direct van
tafel moet?
Antwoord 24
Ja, het kabinet is zich bewust van de ereschuld die het heeft naar de Groningers in
het aardbevingsgebied. Daarom is in het regeerprogramma ook opgenomen dat Groningen
en het herstel van vertrouwen een belangrijke prioriteit is voor dit kabinet. Het
kabinet zal al het mogelijke doen om het vertrouwen in de overheid weer te herstellen,
ook binnen het proces van het Nationaal Programma Ruimte voor Defensie. De zorgen
en onrust in het mijnbouwschadegebied zijn volstrekt helder en ook zeer begrijpelijk.
Zoals eerder aangegeven weegt dat ook nadrukkelijk mee bij de afweging die wordt gemaakt
op basis van niet alleen planMER en het militair belang, maar juist ook maatschappelijk
en bestuurlijk draagvlak.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
G.P. Tuinman, staatssecretaris van Defensie -
Mede namens
E. van Marum, staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.