Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Slagt-Tichelman en Bushoff over de stand van zaken omtrent seksuele gezondheid in Nederland
Vragen van de leden Slagt-Tichelman en Bushoff (beiden GroenLinks-PvdA) aan de Staatsecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de stand van zaken omtrent seksuele gezondheid in Nederland (ingezonden 10 september 2024).
Antwoord van Staatssecretaris Karremans (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) (ontvangen
16 oktober 2024).
Vraag 1
Bent u bekend met het rapport «Monitor Seksuele Gezondheid»?1 Zo ja, kunt u hier een reactie op geven?
Antwoord 1
Ja, ik ben bekend met het rapport «Monitor Seksuele Gezondheid». Gedegen surveillance
en monitoring zijn belangrijk voor goed beleid. Daarom hecht ik eraan dat deze monitor
eens per vijf jaar wordt gepubliceerd. Uit de monitor blijkt dat een overgroot deel
van de Nederlandse bevolking hecht aan keuzevrijheid, consent en seksuele voorlichting:
cruciale aspecten die bijdragen aan iemands seksuele gezondheid en welzijn. Helaas
laat de monitor ook zorgelijke resultaten zien, bijvoorbeeld dat het condoomgebruik
afneemt en dat seksueel grensoverschrijdend gedrag veel voorkomt. Het afnemende gebruik
van condooms is ook zorgelijk in het licht van het toenemende aantal soa’s. Het gebruiken
van een condoom is, naast een anticonceptiemiddel, een belangrijke manier om soa’s
te voorkomen. In mijn antwoord op vraag 4 licht ik nader toe wat ik ga doen naar aanleiding
van deze ontwikkeling.
Vraag 2
Bent u op de hoogte van het feit dat het pilgebruik afneemt onder vrouwen, vooral
onder jonge vrouwen? Kunt u hierop reflecteren?
Antwoord 2
Ja, ik ben op de hoogte van de daling in het gebruik van de anticonceptiepil onder
vrouwen. De monitor laat zien dat deze afname vooral zichtbaar is bij seksueel actieve
vrouwen in de leeftijdsgroep van 18 tot en met 24 jaar.
Verschillende factoren zijn mogelijk van invloed op deze ontwikkeling, al zijn deze
verbanden niet aangetoond. Allereerst worden jonge vrouwen zich steeds bewuster van
de mogelijke (hormonale) bijwerkingen van de pil, zo blijkt uit eerder onderzoek van
Rutgers2. De Monitor Seksuele Gezondheid laat een vergelijkbaar resultaat zien, namelijk dat
het niet willen gebruiken van hormonen – onder jongeren – de meest genoemde reden
is om geen anticonceptiemiddel te gebruiken. Of misinformatie invloed heeft op deze
veranderende kijk op hormonen en op de afname van het pilgebruik, is niet aangetoond.
Een andere mogelijke factor voor de afname van het pilgebruik is de bredere beschikbaarheid
van verschillende anticonceptiemethoden. Vrouwen kunnen uit een breder scala aan anticonceptiemethoden
kiezen – variërend van hormonale opties zoals de anticonceptiepil of anticonceptiering
of -pleister tot langdurige anticonceptiemethoden zoals een spiraaltje of implanon
(staafje) – en zij hebben toegang tot meer informatie over deze methoden.
Het is belangrijk om te vermelden dat er vrouwen zijn die negatieve bijwerkingen van
de pil ervaren, maar er ook vrouwen zijn die tevreden zijn over de pil en geen bijwerkingen
ervaren: iedere vrouw heeft immers andere behoeften en voorkeuren. De pil is nog meest
de meest gebruikte anticonceptiemethode. Ik vind het bovenal van belang dat vrouwen
goed geïnformeerd zijn over de verschillende vormen van anticonceptie, zodat zij een
weloverwogen beslissing kunnen nemen.
Vraag 3
Heeft u, net als de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie, signalen ontvangen dat veel
vrouwen ervoor kiezen geen gebruik te maken van hormonale anticonceptie wegens zorgen
over de invloed op het eigen lichaam? Welke concrete maatregelen neemt u om erop toe
te zien dat eerlijke voorlichting breed beschikbaar is voor jonge vrouwen?
Antwoord 3
Ja, ik ben ermee bekend dat een groeiend aantal vrouwen ervoor kiest geen hormonale
anticonceptie te gebruiken, mede door zorgen over de mogelijke invloed van hormonen.
Dit blijk ook uit het eerder genoemde onderzoek van Rutgers naar het gebruik van natuurlijke
anticonceptiemethoden. Het is van groot belang dat iedereen toegang heeft tot betrouwbare
objectieve informatie over anticonceptie en niet enkel informatie opzoekt op sociale
media waar ook misinformatie wordt verspreid. Een weloverwogen keuze kan immers alleen
worden gemaakt als vrouwen goed geïnformeerd zijn over de mogelijkheden, de werking
en de eventuele bijwerkingen van verschillende methoden, zowel hormonaal als niet-hormonaal
(zoals de vruchtbaredagenmethode, ook wel «natuurlijke anticonceptie» genoemd).
Op verschillende manieren wordt gezorgd voor breed beschikbare informatie en voorlichting
over anticonceptie. Zo is er de vernieuwde gespreksleidraad voor onbedoelde zwangerschappen
voor huisartsen, die in 2022 is herzien door de SeksHAG (een expertgroep van het Nederlands
Huisartsen Genootschap), Fiom en Rutgers. Daarnaast is er een e-learning ontwikkeld
voor huisartsen als onderdeel van een online scholingstraject, met onder andere de
module «Preventie van (herhaalde) onbedoelde zwangerschap». In deze module wordt ingegaan
op het onderwerp anticonceptie. Ook ondersteun ik verschillende organisaties, zoals
Soa Aids Nederland en Rutgers, die betrouwbare informatie over anticonceptie en seksualiteit
beschikbaar stellen via hun websites, bijvoorbeeld Sense.info en anticonceptievoorjou.nl.
Ook bieden de Centra Seksuele Gezondheid (CSG) van GGD’en seksualiteitshulpverlening
aan jongeren, in zogenoemde Sense spreekuren, waarin jongeren vragen kunnen stellen
over bijvoorbeeld anticonceptie.
Via het onderwijs bereik ik jongeren. Ik ondersteun scholen met de stimuleringsregeling
«Gezonde Relaties & Seksualiteit», waarmee scholen extra aandacht kunnen geven aan
seksuele vorming in het curriculum en schoolbeleid. Dit jaar nog start er een online
campagne over anticonceptie, gericht op jongeren, met als doel hen te helpen een anticonceptiemethode
te kiezen die bij hen past, op basis van betrouwbare informatie.
Daarnaast gebruik ik inzichten uit wetenschappelijk onderzoek om beleid aan te scherpen
waar nodig. Zo wordt eind 2025 de tweede deelstudie van het project «Aanvullende Vragen
Onbedoelde Zwangerschap» (AVOZ) van ZonMw verwacht, die onder andere zal onderzoeken
welke factoren bijdragen aan onbedoelde zwangerschappen, zoals het gebruik van anticonceptie.
Naast goede voorlichting werken we aan de toegankelijkheid van anticonceptie. Sinds
juli 2023 heb ik abortusklinieken de mogelijkheid gegeven om extra anticonceptiecounseling
te bieden aan vrouwen in een kwetsbare positie, vlak voor of na een abortusbehandeling.
Er is ook (extra) geïnvesteerd in het programma «Nu Niet Zwanger», zodat gemeenten
indien nodig anticonceptie kunnen bekostigen voor cliënten van dit programma.
Met deze maatregelen zorg ik ervoor dat iedereen een weloverwogen en persoonlijke
keuze kan maken over de vorm van anticonceptie die het beste bij diegene past.
Vraag 4
Deelt u de mening dat het zorgwekkend is dat het condoomgebruik in Nederland afneemt
terwijl de frequentie van soa’s blijft toenemen?3 Zo nee, kunt u toelichten waarom niet? Zo ja, welke concrete maatregelen gaat u nemen
om erop toe te zien dat het gebruik van anticonceptie toeneemt en het aantal soa’s
afneemt?
Antwoord 4
Ik vind de daling van het condoomgebruik en de stijging van gonorroe zorgelijke ontwikkelingen.
Het RIVM heeft mijn ambtsvoorganger eerder laten weten dat hoewel de huidige verheffing
van gonorroe weliswaar zorgen baart, deze nog niet om acute actie vraagt. Dat ontslaat
ons er echter niet van om mogelijkheden die we hebben – om de daling van het condoomgebruik
en de stijging van gonorroe tegen te gaan – te benutten. Daarbij is er bij seksuele
gezondheid behoefte aan een beweging naar preventie, waarbij ik hecht aan bewezen
effectiviteit van interventies. Daarom heb ik het RIVM opdracht gegeven om in samenwerking
met Soa Aids Nederland onderzoek te doen naar mogelijke interventies om condoomgebruik
onder risicogroepen voor soa te stimuleren en de effecten daarvan. Ik verwacht de
resultaten van het interventieonderzoek in de zomer van 2025. Op basis hiervan zal
ik bezien of en hoe interventies voor het stimuleren van condoomgebruik – daarmee
het tegengaan van soa-stijging – ingezet kunnen worden.
In mijn antwoord op vraag 3 ben ik reeds ingegaan op de concrete maatregelen rondom
anticonceptiegebruik, waarmee ook wordt ingezet op het voorkomen van soa’s. Zo is
er in de genoemde online campagne specifiek aandacht voor het condoom. Op sense.info
is ook eerlijke en betrouwbare informatie over soa en seksuele gezondheid te vinden.
Daarnaast voeren GGD’en en Soa Aids Nederland activiteiten uit om groepen te bereiken
die nog niet bekend zijn met het soa-testaanbod bij de GGD.
Vraag 5
Heeft u, net als de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie, signalen ontvangen dat het
gewenst zou zijn om de Vrij Veilig-campagnes opnieuw in te voeren?4 Deelt u de mening dat dit een nodige maatregel is? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 5
Ja, ik heb vergelijkbare signalen ontvangen. Met name veldpartijen pleiten al langere
tijd voor het invoeren van de Vrij Veilig-campagnes. Ik begrijp en deel de behoefte
aan gerichte activiteiten voor het stimuleren van condoomgebruik en vind het daarbij
belangrijk dat er aandacht is voor het meten van de effectiviteit. Hier wil ik zorgvuldig
naar op zoek gaan. Zo zijn de doelgroep en de houding tegenover condoomgebruik bepalend
voor het type interventie en de manier waarop deze wordt ingestoken. Het eerder genoemde
onderzoek uitgevoerd door het RIVM en SANL zal meer duidelijkheid geven over een doeltreffende
en doelmatige interventie om het condoomgebruik te stimuleren. Ik vind het daarom
te vroeg om te stellen dat een voorlichtingscampagne zoals de Vrij-Veilig campagne
op dit moment de nodige maatregel is.
Vraag 6
Kunt u aangeven hoeveel kosten er zijn verbonden aan soa-testen bij de huisarts?
Antwoord 6
Het is niet op voorhand aan te geven hoeveel een soa-test bij de huisarts kost. De
huisarts laat de test namelijk uitvoeren via een (regionaal) laboratorium en afhankelijk
van welke test, hoeveel testen er nodig zijn en het lab kunnen de kosten verschillen.
Vaak variëren de kosten tussen de € 40,– en € 200,–. Voor diagnostiek, waar dus ook
het soa-onderzoek onder valt, geldt het verplicht eigen risico (en indien van toepassing
het vrijwillige eigen risico). Zolang het verplicht eigen risico (en indien van toepassing
het vrijwillige eigen risico) nog niet is opgemaakt, betaalt de patiënt dus zelf de
kosten. Op het moment dat het verplicht eigen risico (en indien van toepassing het
vrijwillige eigen risico) wel is opgemaakt, betaalt de patiënt niets.
Vraag 7
Kunt u aangeven hoeveel kosten er verbonden zijn voor mensen bij zelfafnametesten?
Kunt u reflecteren op de toegankelijkheid van soa-testen?
Antwoord 7
De kosten voor betrouwbare soa-zelfafnametesten variëren van ongeveer € 35 tot € 200.
De hoogte van de kosten zijn o.a. afhankelijk van waar de test gekocht wordt en op
welke en hoeveel soa’s iemand zich wil laten testen.
Personen kunnen op verschillende plekken terecht voor soa-testen. In eerste instantie
kunnen zij terecht bij hun huisarts. Zoals gezegd in mijn antwoord op vraag 6, geldt
het verplicht eigen risico voor de diagnostiek en behandeling.
Daarnaast kunnen personen uit bepaalde groepen terecht bij de GGD voor gratis en anonieme
soa-zorg, namelijk personen uit groepen met een verhoogd risico op een soa én die
een te grote drempel ervaren om naar de huisarts te gaan. De drempel om naar de huisarts
te gaan kan bijvoorbeeld komen door de kosten, door schaamte of uit angst voor veroordeling.
Verder zijn er private klinieken waar personen zich kunnen laten testen op een soa,
de kosten zijn dan voor eigen rekening. Tot slot zijn er de eerder genoemde zelfafnametesten
die personen thuis kunnen afnemen en vervolgens opsturen voor onderzoek. Ik ben van
mening dat hiermee de toegankelijkheid voor soa-testen redelijkerwijs voldoende is
geborgd, rekening houdend met individuele wensen om al dan niet anoniem te testen.
Vraag 8
Bent u op de hoogte van het bestaan van anonieme automaten waar anticonceptie en soa-zelfafnametesten
verkrijgbaar zijn? Kunt u aangeven hoeveel automaten er in Nederland zijn en in welke
steden deze staan?
Antwoord 8
Ja, ik ben op de hoogte van het bestaan van anonieme automaten waar anticonceptie
en soa-zelfafnametesten verkrijgbaar zijn. Dergelijke automaten zijn op zich niet
nieuw.5 Een totaaloverzicht van alle automaten in Nederland heb ik niet, maar wel een aantal
concrete voorbeelden van automaten.
Zo treft GGD Amsterdam op dit moment voorbereidingen om in de gemeente Amsterdam een
automaat te plaatsen met condooms, glijmiddel, maandverband, tampons en soa-zelfafnametesten.
Verder is in ieder geval bekend dat negen apotheken in Nederland over een 24-uurs
automaat voor soa thuistesten van Soapoli-online beschikken.6 Deze automaten zijn te vinden in Den Haag, Rotterdam, Amsterdam, Almelo, Arnhem en
Wageningen. Soapoli-online werkt hierin samen met de Service Apotheek. Daarnaast zijn
er condoomautomaten beschikbaar waar personen anoniem condooms kunnen verkrijgen.
Vraag 9
Kunt u aangeven wie er verantwoordelijk is voor de plaatsing en financiering van de
automaten?
Antwoord 9
Dergelijke automaten zijn een vorm van preventie waarvoor gemeenten verantwoordelijk
zijn. Daarnaast kunnen bijvoorbeeld uitgaansgelegenheden er zelf voor kiezen een dergelijk
automaat aan te schaffen. Specifiek voor de pilot van de GGD Amsterdam geldt dat deze
onderdeel is van de dertig impuls-projecten die ZonMw financiert in het kader van
werken aan een gezonde leefomgeving op lokaal niveau.7 De plaatsing ervan gebeurt in afstemming met de gemeente Amsterdam.
Vraag 10
Welke risico’s ziet u bij zelfafnametesten voor de toeleiding naar zorg en partnerwaarschuwing
in het geval van een positieve testuitslag? Welke concrete maatregelen neemt u of
zult u nemen om deze risico’s te ondervangen?
Antwoord 10
Er kunnen met name risico’s zijn bij zelfafnametesten van private aanbieders. Van
Soa Aids Nederland heb ik begrepen dat er signalen zijn dat private aanbieders geen
ondersteuning bieden in het vinden van de juiste behandeling bij een positieve testuitslag.
Naast de risico’s die komen kijken bij het zelf op zoek gaan naar behandelingen (bijvoorbeeld
kans op onbetrouwbare medicatie), bestaat er hierdoor ook onnodig risico op ontwikkeling
van antibioticaresistentie. Daarbij is ondersteuning bij partnerwaarschuwing (bij
een positieve testuitslag) cruciaal om de soa transmissieketen te stoppen. Deze ondersteuning
vereist kennis van de soa en gespreksvaardigheden. Het is onbekend in hoeverre private
aanbieders over deze kennis en vaardigheden beschikken en deze ondersteuning aanbieden.
Onderdeel van de instellingssubsidie die Soa Aids Nederland van VWS ontvangt, is het
bieden van betrouwbare informatie en advies rondom soa’s en (betrouwbare) soa-testen
en soa-zelftesten.8 Op de website www.soaaids.nl wordt bijvoorbeeld geadviseerd om zo veel als mogelijk gebruik te maken van soa-testen
bij de huisarts of GGD. Daarnaast staat op de website uitleg over wat soa-zelftesten
zijn, een overzicht van betrouwbare soa-zelftesten van private aanbieders en uitleg
over wat te doen bij een positieve testuitslag.
Vraag 11 en 12
Hoe kijkt u naar de relatief lage vaccinatiegraad van jongeren onder de 26 jaar voor
HPV?
Welke mogelijkheden ziet u om jongeren onder de 26 jaar te laten vaccineren bij de
centra seksuele gezondheid van de GGD? Bent u ook bereid om deze mogelijkheden te
benutten? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 11 en 12
Ik vind het belangrijk om een zo hoog mogelijke HPV-vaccinatiegraad te bereiken van
jongeren onder de 26 jaar. Daartoe zijn in de afgelopen periode de volgende acties
ondernomen:
– Sinds het voorjaar van 2022 worden naast meisjes ook jongens uitgenodigd voor de HPV-vaccinatie;
– In 2022 en 2023 was er een grootschalige inhaalcampagne voor tieners onder de 18 jaar
die nog niet gevaccineerd waren;
– Van 1 januari 2023 tot 1 juni 2024 liep een aanvullende HPV-campagne voor jongvolwassenen,
geboren tussen 1 januari 1996 en 31 december 2003.
Tieners onder de 18 jaar die nog niet gevaccineerd zijn tegen HPV kunnen de vaccinaties
gratis halen bij de Jeugdgezondheidszorg (JGZ). Jongvolwassenen vanaf 18 jaar kunnen
terecht bij de huisarts, de GGD of een vaccinatiecentrum. Zij moeten de vaccinaties
zelf betalen.
Ik zie geen meerwaarde om jongvolwassenen vanaf 18 jaar nogmaals de mogelijkheid te
bieden om zich alsnog gratis tegen HPV te laten vaccineren. Tijdens de HPV-campagne
in 2023 en 2024 is volop ingezet op het bereiken van jongvolwassenen, onder meer met
meerdere persoonlijke uitnodigingen en een uitgebreide communicatiecampagne, die in
samenspraak met de doelgroep tot stand was gekomen. Daarmee heeft iedereen die dat
wilde ruimschoots de kans gehad om de vaccinaties te halen.
Daarbij heeft het RIVM in 2019 een verkenning gedaan naar uitvoeringsscenario’s om
nog niet (volledig) gevaccineerde jongvolwassenen tussen de 18 en 26 jaar de HPV-vaccinatie
aan te bieden. Hiertoe zijn GGD’en met hun afdelingen reizigersvaccinaties en seksuele
gezondheid bevraagd. De uitkomst van deze verkenning was dat zij genoeg expertise
hebben om de vaccinatiecampagne uit te voeren, maar dat zij zich vanwege beperkte
capaciteit en vele uitvoeringsconsequenties (onder meer op het gebied van ICT) niet
in staat achten de hele HPV18+ campagne vorm te geven. Ik zie daarom op dit moment
geen mogelijkheid om jongeren te laten vaccineren bij de centra seksuele gezondheid
van de GGD.
Vraag 13
Kunt u aangeven wat uw visie is op de inzet van medische preventie ter bevordering
van seksuele gezondheid, bijvoorbeeld het opnemen van PrEP in het basispakket en de
inzet van een multivalent HPV-vaccin dat ook bescherming biedt tegen genitale wratten?
Antwoord 13
Uiteraard onderschrijf ik het belang van medische preventie ter bevordering van seksuele
gezondheid. Preventieve medicatie zoals PrEP levert een belangrijke bijdrage aan de
ambitie om in Nederland 0 nieuwe hiv-infecties te hebben. Om een behandeling, zoals
PrEP, in aanmerking te laten komen voor opname in het basispakket, moet er sprake
zijn van een medische indicatie. Voor PrEP geldt dat het gaat om het voorkomen van
een ziekte die het gevolg kan zijn van onbeschermd risicovol seksueel contact. Het
gaat hierbij om risicogedrag dat zich nog niet heeft geuit in medische risicofactoren
of (een voorstadium van) ziekte; er is dus (nog) geen sprake van een medische indicatie.
Omdat het vertonen van risicogedrag geen grondslag heeft binnen de Zorgverzekeringswet
(Zvw) is het ook niet passend om op grond van risicogedrag groepen aan te wijzen als
medische risicogroep en daarmee PrEP in het verzekerde pakket te plaatsen. Dit laat
onverlet dat zowel PrEP-zorg geboden kan worden door onder meer GGD’en en huisartsen
die daarvoor kiezen en voldoende expertise en capaciteit hebben.
Vanwege het grote effect van PrEP vind ik het belangrijk dat de toegang tot deze zorg
is geborgd. Daarom wordt sinds 1 augustus 2024 PrEP-zorg structureel door GGD’en aangeboden.
Iedereen met een geïndiceerd verhoogd risico op hiv kan gratis PrEP-consulten en bijbehorende
diagnostiek bij de GGD krijgen. Voor de medicatie moeten PrEP-gebruikers wel zelf
betalen. Hierdoor, en door een intensivering die per 1 augustus 2024 is ingegaan,
hebben GGD’en ruimte om meer PrEP-gebruikers van PrEP-zorg te voorzien.
Wat betreft de inzet van een multivalent HPV-vaccin dat ook bescherming biedt tegen
genitale wratten geldt het volgende. Het RIVM koopt namens de Rijksoverheid de vaccins
in voor het Rijksvaccinatieprogramma op basis van advies van de Gezondheidsraad. De
afgelopen aanbesteding was daarom ingericht conform het advies van de Gezondheidsraad,
gericht op «preventie van HPV-gerelateerde kanker». Wanneer het aflopen van de huidige
voorraad nadert, is dat het moment om een nieuwe aanbesteding te starten. Daarbij
zal gekeken worden naar de voorwaarden waar een nieuw vaccin aan moet voldoen voor
het bereiken van maximale gezondheidswinst, en de mogelijke rol daarbij van polyvalente
HPV-vaccins, zoals ook door de Kamer is verzocht met de motie-Slootweg.9
Vraag 14
Deelt u de mening dat de aanvullende seksuele gezondheidszorg (ASG) een cruciale rol
speelt in het mogelijk maken van laagdrempelige, gratis en (indien gewenst) anonieme
soa-zorg voor hoogrisicogroepen en seksualiteitshulpverlening voor groepen die aarzelen
om naar de huisarts te stappen, zoals jongeren onder de 25 jaar?
Antwoord 14
Ja. Ik ben van mening dat de aanvullende seksuele gezondheidszorg (ASG) een belangrijke
rol speelt om laagdrempelige soa-zorg mogelijk te maken voor personen die een verhoogd
risico lopen op een soa én een te grote drempel ervaren om naar de huisarts te gaan
– waardoor zij anders zorg zouden mijden – en om jongeren te helpen bij vragen over
seksualiteit en seksuele gezondheid.
Vraag 15
Kunt u uitleggen waarom de ASG-subsidie nog steeds is geplafonneerd met als gevolg
dat slechts 50% van de doelgroep geholpen kan worden? Welke concrete maatregelen gaat
u nemen om erop toe te zien dat 100% van de doelgroep geholpen kan worden?
Antwoord 15
De ASG-regeling is aanvullend op de huisartsenzorg en bedoeld voor personen die een
verhoogd risico lopen op soa’s én een te grote drempel ervaren om naar de huisarts
te gaan. De soa-zorg bij de GGD is gratis, anoniem en kwalitatief goed. Dit maakt
de GGD als zorgverlener voor velen aantrekkelijker dan de huisarts. Het leidt er echter
ook toe dat ook personen de GGD benaderen, terwijl zij eigenlijk naar de huisarts
zouden kunnen gaan, maar de GGD prefereren vanwege de gratis zorg. In feite heeft
dit geleid tot een verplaatsing van soa-zorg; van de curatieve zorg naar de publieke
gezondheidszorg. De zorg voor personen die daadwerkelijk een te grote drempel ervaren
om naar de huisarts te gaan, komt daarmee in het geding. Dit constateert ook bureau
AEF dat vorig jaar een toekomstverkenning naar de regeling heeft uitgevoerd.10 De oplossing zit niet in meer financiering voor de GGD, daar is ook geen dekking
voor, maar in een herziening van dit stelsel. Ik streef ernaar om uw Kamer begin volgend
jaar te informeren over de stappen die ik ga zetten om te komen tot een herziening
van het stelsel.
Vraag 16
Kunt u toelichten wat de belangrijkste barrières zijn voor een bezoek aan de huisarts
of een commerciële aanbieder voor soa- en seksualiteitszorg?
Antwoord 16
Hoewel het grootste deel van de personen met een soa-vraag hiervoor naar de huisarts
gaat, kan de drempel om naar de huisarts – of een commerciële aanbieder – te gaan
voor sommige personen te hoog zijn. Er is mij geen onderzoek bekend waaruit blijkt
welke barrières het grootst zijn. Maar over het algemeen lijken de barrières de volgende:
kosten voor lab-diagnostiek en behandeling (ten laste van het eigen risico of voor
eigen rekening bij een commerciële aanbieder); schaamte; angst voor veroordeling of
stigma; lage gezondheidsvaardigheden (het ontbreken van kennis over wanneer soa-diagnostiek
aangewezen is); de toegang tot zorg voor met name asielzoekers, migranten, personen
zonder verblijfsvergunning of zorgverzekering, dakloze personen. Uit de eerder genoemde
toekomstverkenning blijkt wel dat de belangrijkste redenen zijn voor personen om naar
de GGD te gaan in plaats van de huisarts, dat de zorg bij de GGD gratis is, de deskundigheid
van de GGD en een ongemak om seksuele gezondheidsproblematiek te bespreken met de
huisarts.
Hierbij wil ik wel aanmerken dat een reden om de GGD te prefereren niet hoeft te betekenen
dat personen de huisarts zouden mijden.
Vraag 17
Kunt u nader toelichten voor welke groepen in de samenleving deze barrières met name
gelden? Welke concrete maatregelen zult u nemen om erop toe te zien dat ook deze groepen
toegang krijgen tot deze zorg?
Antwoord 17
Uit mijn gesprekken met thema-instituut Soa Aids Nederland blijkt dat in ieder geval
de volgende groepen in de samenleving de voorgenoemde barrières ervaren:
– Jongeren, zij hebben een vergrote kans op financiële kwetsbaarheid. Ook betalen ouders
regelmatig de zorgpremie en zorgkosten, waardoor jongeren vrezen dat ouders inzage
krijgen in hun seksuele gedrag. Bovendien hebben jongeren vaak minder kennis en vaardigheden
om de juiste zorg te vinden;
– Personen met ontoereikende financiële middelen, zoals personen met een lage sociaaleconomische
status;
– Personen zonder verblijfsvergunning of zorgverzekering, of daklozen;
– Personen met een verhoogd risico op stigmatisering en schaamte. Op het gebied van
seksuele gezondheid zijn dit specifiek personen met een culturele achtergrond waarin
openheid over seksuele gezondheid niet vanzelfsprekend is, personen met een religieuze
achtergrond en personen uit een minderheidsgroep waarbij de maatschappelijke acceptatie
laag is;
– Personen met verminderde zelfredzaamheid en/of verminderde kennis van het zorgsysteem,
zoals mogelijk personen met een migratieachtergrond en personen met een licht-verstandelijke
beperking.
Op dit moment onderzoekt de Universiteit van Maastricht in opdracht van het Ministerie
van VWS seksuele gezondheidsachterstanden. In dit onderzoek wordt bekeken wat een
gezondheidsachterstand in seksuele gezondheid is, waar dit verschilt en overeenkomt
met de meer «algemene» gezondheidsachterstanden, welke groepen een risico lopen op
een seksuele gezondheidsachterstand, hoe en wie deze groepen beter kunnen bereiken
en hoe we hen het beste kunnen helpen. De resultaten van dit onderzoek verwacht ik
eind dit jaar.
Met de inzichten van dit onderzoek én de bestaande kennis over bovenstaande groepen
die een barrière ervaren rond specifiek soa-zorg, verwacht ik gerichte keuzes te kunnen
maken om hen beter naar zorg te geleiden. Daarin zoek ik ook de samenwerking met gemeenten.
Ik neem deze inzichten ook mee in de herziening van de Regeling aanvullende seksuele
gezondheidszorg, op basis waarvan GGD’en nu onder andere soa-zorg bieden aan personen
met een verhoogd risico op soa.
Vraag 18
Kunt u reflecteren op het feit dat 62% van de vrouwen en 22% van de mannen ooit in
hun leven te maken hebben gehad met seksueel grensoverschrijdend gedrag? Welke concrete
maatregelen zijn tot op heden ondernomen om dit preventief terug te dringen? Wanneer
kan de Kamer de plannen aangaande aan doorlopende lijn van aanpak en leren aangaande
seksuele vorming van PO tot aan het WO ontvangen, conform motie Mutluer?11
Antwoord 18
Elk geval van seksuele grensoverschrijding of seksueel geweld is er een te veel. Ik
vind het daarom schokkend dat meer dan de helft van de vrouwen en bijna een kwart
van de mannen ooit te maken heeft gehad met seksueel grensoverschrijdend gedrag. Het
probleem bestaat helaas al langere tijd. Het vorige kabinet heeft in 2022 de regeringscommissaris
seksueel grensoverschrijdend gedrag en seksueel geweld aangesteld. Aanvullend daarop
loopt vanaf 2023 het Nationaal Actieprogramma seksueel grensoverschrijdend gedrag
en seksueel geweld. Hierin werkt het Ministerie van VWS samen met de Ministeries van
OCW, SZW, JenV en de regeringscommissaris om seksueel grensoverschrijdend gedrag en
geweld te voorkomen en tegen te gaan. Dit programma is onlangs verlengd met een jaar,
namelijk tot en met 2026.
Het nationaal actieprogramma seksueel grensoverschrijdend gedrag en seksueel geweld
bestaat uit vijf actielijnen met daaronder allerlei preventieve maatregelen op dit
gebied. In maart 2024 is de voortgangsrapportage over het actieprogramma gedeeld met
uw Kamer; hierin kunnen de vragenstellers de laatste stand van zaken omtrent alle
concrete maatregelen lezen.12 In deze voortgangsrapportage werd ook ingegaan op de motie Mutluer. Op dit moment
is het Ministerie van OCW samen met de regeringscommissaris seksueel grensoverschrijdend
gedrag en seksueel geweld een verkenning aan het doen naar de doorlopende lijn van
aanpak en leren aangaande relationele en seksuele vorming van primair onderwijs tot
aan wetenschappelijk onderwijs – zoals de motie Mutluer oproept. In de volgende voortgangsrapportage
van het nationaal actieprogramma, die naar verwachting in voorjaar 2025 met uw Kamer
wordt gedeeld, wordt van deze verkenning verslag gedaan.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
V.P.G. Karremans, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.