Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over inbreukprocedure Vogelrichtlijn (Kamerstuk 33576-388)
33 576 Natuurbeleid
Nr. 396 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 9 oktober 2024
De vaste commissie voor Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur heeft een aantal
vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid
en Natuur over de brief van 25 juli 2024 over de inbreukprocedure Vogelrichtlijn (Kamerstuk
33 576, nr. 388).
De vragen en opmerkingen zijn op 19 september 2024 aan de Staatssecretaris van Landbouw,
Visserij, Voedselzekerheid en Natuur voorgelegd. Bij brief van 9 oktober 2024 zijn
de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Aardema
De griffier van de commissie, Van den Brule-Holtjer
Inhoudsopgave
blz.
I
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
2
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
2
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
2
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
3
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
5
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
6
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie
6
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie
10
Vragen en opmerkingen van de leden van de CU-fractie
11
II
Antwoord / Reactie van de Staatssecretaris
12
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de brief over de Inbreukprocedure
Vogelrichtlijn (Kamerstuk 33 576, nr. 388) en hebben geen vragen en/of opmerkingen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
De leden van de GL-PvdA-fractie betreuren dat het heeft moeten komen tot een inbreukprocedure
vanwege de ongunstige staat van instandhouding van de grutto en andere akker- en weidevogels
in Nederland, ondanks de inzet van vele vrijwilligers en de welwillendheid van veel
boeren. De populatie van onder meer de grutto is sterk gedaald, en bevindt zich qua
omvang ver onder dat was nodig is voor een duurzame instandhouding. Deze leden hopen
dat het aanleiding zal zijn om echt werk te maken van het keren van deze trend. Daarbij
hebben deze leden nog enkele vragen en opmerkingen.
De leden van de GL-PvdA-fractie constateren dat de intensieve landbouw niet de enige,
maar wel de voornaamste reden is van de achteruitgang van de gruttopopulatie in Nederland.
Kan de Staatssecretaris dat bevestigen? Deze leden hebben de indruk dat dit niet zozeer
aan de welwillendheid van boeren ligt om de grutto en andere weidevogelpopulaties
te beschermen, maar wel aan het gebrek aan voldoende zekerheid en vergoedingen. Daarin
kan het door dit kabinet beschikbaar gestelde geld voor natuur- en landschapsbeheer
een rol spelen, mits de vergoedingen concurrerend en langjarig genoeg zijn. Welke
vergoedingen is de Staatssecretaris van plan te bieden? Kan de Staatssecretaris toezeggen
dat het Rijk bereid is om hiervoor voor ten minste 12 jaar garant te staan? Zo niet,
kan de Staatssecretaris uitweiden over waarom niet? Welke gevolgen heeft dat voor
de bereidheid van boeren om hun bedrijf aan te passen voor de bescherming van de grutto
en andere weidevogels? Kan de Staatssecretaris ook uitweiden over of en hoe hij boeren
zal ondersteunen met kennis over hoe ze hun bedrijf kunnen aanpassen ten behoeve van
de grutto en in het aanvragen van een vergoeding hiervoor?
De leden van de GL-PvdA-fractie lezen in het regeerakkoord (bijlage bij Kamerstuk
36 471, nr. 96) dat een substantiële bijdrage uit het beschikbare geld voor agrarisch natuurbeheer
zal worden besteed in het licht van de inbreukprocedure. Hoe groot zal die bijdrage
zijn in aankomende jaren? Worden deze gelden via het Rijk zelf of via provincies,
collectieven of andere gremia verdeeld? Hoe wordt het doelbereik vastgesteld en welke
partijen zijn daarbij betrokken? Wat wordt bedoeld met de «regie vanuit het Rijk»,
waarvan in het regeerakkoord wordt gesproken? Wat betekent dat bijvoorbeeld voor de
gebiedsgerichte aanpak en voor de balans tussen doel- en middelvoorschriften?
De leden van de GL-PvdA-fractie vragen de Staatssecretaris om in te gaan op de rol
die beschermde natuur, waaronder Natura 2000-gebieden, speelt voor de grutto en andere
broedende weidevogels. In hoeverre bevinden zich daar de hoogste concentraties broedende
paren volgens het Sovon-rapport (Sovon, 2024, «Geactualiseerd landelijk overzicht
van vogelsoorten met concentraties van (inter)nationaal belang» (https://stats.sovon.nl/pub/publicatie/21659)? Kan de Staatssecretaris bevestigen dat de Vogelrichtlijn Nederland verplicht om
Natura 2000-gebieden aan te wijzen voor de grutto en andere broedende weidevogels?
Kan de Staatssecretaris uitweiden over hoe hij actief zal bijdragen aan het tegengaan
van het negatieve imago van Natura 2000-gebieden in delen van de samenleving? Heeft
de Staatssecretaris in kaart gebracht waar het aanwijzen van beschermde natuur het
meest gunstig is voor de instandhouding van de grutto en kan hij die informatie met
de Kamer delen? Heeft de Staatssecretaris hierover advies gekregen van de Europese
Commissie (EC) en welke toezeggingen zal hij doen aan de EC?
De leden van de GL-PvdA-fractie zijn benieuwd naar de natuurherstelmaatregelen die
de Staatssecretaris zal nemen ten behoeve van de instandhouding van de grutto- en
andere weidevogelpopulaties. Kan de Staatssecretaris bevestigen dat de nieuwe Europese
Unie (EU)-Natuurherstelverordening Nederland verplicht om de nodige herstelmaatregelen
te treffen om de kwaliteit en kwantiteit van aangetaste leefgebieden van de grutto
en andere weidevogels te herstellen? Welke natuurherstelmaatregelen en bijbehorend
tijdspad noemt de Staatssecretaris in zijn reactie aan de EC? Hoe verhoudt de grutto-aanpak
zich tot het op te stellen natuurherstelplan? Is deze aanpak ook getoetst op de criteria
waaraan dit natuurherstelplan moet voldoen en kan de Staatssecretaris daar inzicht
in geven?
De leden van de GL-PvdA-fractie lezen in het rapport van de Algemene Rekenkamer «Waar
is de Grutto?» (2021) dat naast het Agrarisch Natuur- en Landschapsbeheer (ANLb) flankerend
beleid nodig is om weidevogels te beschermen. Welke maatregelen is de Staatssecretaris
in dit kader voornemens te nemen? Deze leden zien in actieve grondverwerving en herwaardering
een kansrijk middel om voldoende ruimte voor de grutto en andere weidevogels te creëren.
Deelt de Staatssecretaris deze mening? Is dit kabinet bijvoorbeeld van plan om daar
de in het regeerakkoord genoemde grondbank voor in te zetten? Hoeveel geld gaat dit
kabinet daarvoor vrijmaken en welke doelen koppelt dit kabinet daaraan?
De leden van de GL-PvdA-fractie zijn ten slotte benieuwd naar en of welke aanpassingen
de Staatssecretaris zal doorvoeren in de monitoring van de grutto- en andere akker-
en weidevogelpopulaties.
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met bezorgdheid kennisgenomen van de Kamerbrief
over de inbreukprocedure tegen de Nederland aangaande de Vogelrichtlijn.
De leden van de VVD-fractie constateren dat de Staatssecretaris schrijft dat Nederland
in gebreke wordt gesteld «vanwege de niet-naleving van de op hem rustende verplichtingen
uit de Vogelrichtlijn (Richtlijn 2009/147/EG).» Maar verder kan hij er weinig over
melden, want «de inbreukprocedure is vertrouwelijk en de stukken die in dat kader
worden gewisseld zijn niet openbaar.» Deze leden hebben dit schriftelijk overleg aangevraagd
om toch meer helderheid te krijgen over de potentiële gevolgen van deze inbreukprocedure
en de beleidsvoorstellen van deze Staatssecretaris. Deze leden vragen de Staatssecretaris
om uitleg over de aanleiding, het vervolg en potentiële gevolgen van deze inbreukprocedure.
Wat was de directe aanleiding voor deze procedure, op welke concrete punten en artikelen
uit de Vogelrichtlijn is Nederland in overtreding? Wat gebeurt er nadat het Nederlandse
kabinet heeft gereageerd op de aanmaningsbrief van de Europese Commissie (EC)? Wat
betekent het dat, indien er geen bevredigend antwoord vanuit Nederland komt, de EC
kan besluiten om een «reasoned opinion» uit te brengen? Klopt het dat deze procedure
uiteindelijk kan leiden tot boetes of dwangsommen en zo ja, om welke bedragen zou
het kunnen gaan?
De leden van de VVD-fractie hebben in het gerelateerde persbericht van de EC al meer
kunnen lezen over de onderbouwing van de inbreukprocedure (European Commission, 25 juli
2024, «The Commission calls on the Netherlands to better protect the meadow bird black-tailed
godwit» (https://ec.europa.eu/commission/presscorner/detail/EN/inf_24_3228). Zo staat daar dat Nederland onvoldoende maatregelen heeft genomen om de grutto
te beschermen, dat hetaantal weidevogels in Nederland al decennialang afneemt, voornamelijk
vanwege habitatverlies en andere bedreigingen, dat vrijwillige programma's, waaronder
subsidies, er niet toe hebben geleid dat de voortdurende achteruitgang van de grutto
wordt aangepakt, dat autoriteiten effectievere maatregelen moeten nemen, zoals classificatie
en beheer van plekken waar de grutto in grote aantallen broedt, dat dergelijke maatregelen
ook belangrijk zijn voor vogelsoorten zoals de kievit en scholekster waarvan de aantallen
ook afnemenen dat Nederland twee maanden heeft om hierop te reageren. Kan de Staatssecretaris
bevestigen dat het bovenstaande overeenkomt met de inhoud van de vertrouwelijke stukken?
Zo nee, welke onderdelen staan niet in de stukken? Zo ja, waarom kon hij hier dan
niet uitvoeriger over schrijven in zijn Kamerbrief?
De leden van de VVD-fractie lezen dat de Minister in de LVVN-begroting voor het jaar
2025 (Kamerstuk 36 600 XIV) schrijft dat soorten als de grutto en de kievit aanzienlijk afnemen vanwege «onder
andere de voortdurende intensivering van het agrarisch gebied.» In 2021 concludeerde
de Algemene Rekenkamer dat, ondanks de groei van subsidies, het beleid om weidevogels
te beschermen niet werkt, mede omdat de meest effectieve maatregelen zoals verhoging
van het waterpeil niet worden uitgevoerd. Deze leden vragen de Staatssecretaris wat
volgens hem de voornaamste redenen zijn dat het aantal grutto’s in Nederland blijft
afnemen. Kan hij ten tweede zijn (beknopte) analyse geven over de effectiviteit van
eerder genomen maatregelen om weidevogels te beschermen?
De leden van de VVD-fractie wijzen erop dat de Staatssecretaris in het commissiedebat
over Stikstof, NPLG en natuur van 4 september jongstleden (Kamerstuk 30 252, nr. 172) verwees naar de extra middelen uit het hoofdlijnenakkoord (bijlage bij Kamerstuk
36 471, nr. 37) voor agrarisch natuurbeheer als (een deel) van de oplossing. Deze leden onderschrijven
dat de 500 miljoen euro structureel een belangrijke bijdrage kan leveren aan het weidevogelbeheer,
onder meer met langjarige vergoedingen voor ecosysteemdiensten. Tegelijkertijd zijn
deze leden ook beducht voor een effectieve besteding van deze middelen, mede gelet
op het hierboven genoemde rapport van de Algemene Rekenkamer. Oneerbiedig gezegd:
de grutto en de kievit zijn minder geholpen met de aanleg van bloemrijke akkerranden
dan met maatregelen gericht op een gebiedsgerichte extensivering. Deze leden vragen
de Staatssecretaris hoe hij de besteding van deze middelen gaat verantwoorden op basis
van effectiviteit en doelbereik. Denkt de Staatssecretaris ook aan andere maatregelen,
naast agrarisch natuurbeheer en predatiebeheer, zoals grondbeleid? Zo nee, waarom
niet? Zo ja, kan hij deze nader toelichten?
De leden van de VVD-fractie constateren tot slot dat het kabinet in het regeerprogramma
schrijft dat het zich committeert aan de verplichtingen die volgen uit (inter)nationale
wet- en regelgeving ten aanzien van natuur, biodiversiteit en klimaat. Kan de Staatssecretaris
derhalve bevestigen dat het kabinet op degelijke wijze gaat onderbouwen hoe het de
zorgen van de EC gaat wegnemen, opdat het gaat voldoen aan de Vogelrichtlijn? Kan
de Staatssecretaris daarnaast inhoudelijk uitleggen waarom het zich graag wil committeren
aan de bescherming van weidevogels zoals de grutto, anders dan dat het «moet van Brussel».
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de brief over de
Inbreukprocedure Vogelrichtlijn. Deze leden hebben enkele vragen, dan wel opmerkingen.
De leden van de D66-fractie constateren dat de Staatssecretaris eerder aangaf dat
de inbreukprocedure vertrouwelijk is en dat de bijbehorende stukken dat ook zijn.
Deze leden vragen de Staatssecretaris om toe te lichten op basis van welke Europese
wetgeving de inbreukprocedure vertrouwelijk wordt behandeld. Deze leden vragen ook
met klem of de Staatssecretaris bereid is de stukken wel vertrouwelijk te delen met
de leden van de Kamer.
De leden van de D66-fractie vragen of de Staatssecretaris daarop vooruitlopend kan
toelichten wat de kern van de inbreukprocedure is en aan welke verplichtingen Nederland
volgens de EC niet voldoet? Deze leden vragen de Staatssecretaris ook toe te lichten
in welke fase van het proces van de inbreukprocedure Nederland is.
De leden van de D66-fractie vragen de Staatssecretaris toe te lichten, nu hij bijna
een maand de tijd heeft gehad om de aanmaningsbrief te bestuderen, of hij de zorgen
van de EC deelt. Kan hij tevens toelichten welke sancties Nederland te wachten staat
mochten wij niet aan onze verplichtingen voldoen? Kan hij ook een analyse geven van
de meer informele consequenties van het niet-voldoen aan de verplichtingen, zoals
bijvoorbeeld de kansen van Nederland om in Europees verband zaken voor elkaar te krijgen,
denk aan een nieuwe derogatie.
De leden van de D66-fractie verwachten dat de structurele middelen die zijn gereserveerd
voor agrarisch natuurbeheer bij kunnen dragen aan een rijkere populatie van weidevogels
waaronder de grutto. Deze leden vragen de Staatssecretaris hierbij toe te lichten
op welke wijze hij bij de allocatie van die middelen de aangenomen motie van het lid
Tjeerd de Groot (Kamerstuk 36 410 XIV, nr. 10) gaat betrekken. Deze leden vragen daarnaast of de Staatssecretaris erkent dat de
huidige aanpak uit losse en gefragmenteerde maatregelen bestond (op het boerenbedrijf),
waardoor een integrale en effectieve aanpak niet is gerealiseerd. Erkent de Staatssecretaris
dat, ondanks goede initiatieven en investeringen, de gruttopopulaties achteruit zijn
gehold? Kan hij derhalve toelichten hoe hij de lessen uit bestaande plannen voor het
landelijk gebied, zoals het Aanvalsplan Grutto (Het Aanvalsplan Grutto (https://gruttoaanvalsplan.nl/)) en Aanvalsplan landschap (Stichting Deltaplan Biodiversiteitsherstel, «Aanvalsplan
landschap» (https://www.samenvoorbiodiversiteit.nl/aanvalsplan-landschap), gaat betrekken om te zorgen dat de meest efficiënte maatregelen worden gevonden
voor de grote hoeveelheid financiële middelen die beschikbaar is gekomen voor agrarisch
natuurbeheer? Kan de Staatssecretaris daarbij beleid ontwikkelen dat zorgt dat grutto’s
kunnen floreren en niet terug te vallen op de makkelijke oplossing, namelijk predatoren
afschieten? Kan hij toezeggen, in samenwerking met de Minister van Landbouw, Visserij,
Voedselzekerheid en Natuur (LVVN), eerst stappen te zetten om de basiscondities voor
een goede landinrichting in orde te brengen voor de grutto en andere weidevogels,
zoals hoger waterpeil, later maaien, minder (kunst)mest en minder bestrijdingsmiddelen?
Erkent de Staatssecretaris dat deze maatregelen, met name een hoger waterpeil, ook
predatie op een natuurlijke wijze zal terugbrengen?
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
De leden van de BBB-fractie zijn zoekende in hun reactie op de inbreukprocedure, omdat
de procedure vertrouwelijk is en de stukken dus niet openbaar worden gemaakt.
Het belang van goed weidevogelbeheer staat bij deze leden in een hoog vaandel. Veel
boeren dragen al jaren bij aan het verbeteren van de weidevogelstand en zonder boeren
konden in Nederland geen weidevogels leven. Deze leden vinden daarom dat er meer duidelijkheid
moet komen over het gevolg van de uitkoop van boeren voor de Nederlandse weidevogelstand.
Kan de Staatssecretaris dat toezeggen? Er moet bovendien onderzoek worden gedaan naar
beheer van de grote vijanden van de weidevogels, zoals de vos, steenmarter, kraaien
en ooievaars. Er zijn gebieden waar al meer predatiebeheer mogelijk is, kan de Staatssecretaris
daar meer de regie in pakken? Zodat meer weidevogels goed worden beschermd.
De leden van de BBB-fractie vragen daarnaast of het mogelijk is de stukken van de
inbreukprocedure onder embargo in te laten zien door Kamerleden? Deze leden willen
graag weten of bij voorgaande bewindspersonen duidelijk kan zijn geweest dat de inbreukprocedure
aanstaande of te voorzien was. Bovendien willen deze leden graag weten waarom, als
voorgaande bewindspersonen het risico op een inbreukprocedure hadden kunnen inschatten,
zij dat niet aan de Kamer hebben verteld, zodat enige voorbereiding vanuit de Kamer
mogelijk geweest was. Was een inbreukprocedure daarnaast te voorkomen geweest, of
is het een «ingecalculeerd risico» van het voorgaande bewind geweest om niet meer
in te zetten op de bescherming van weidevogels door bijvoorbeeld beter predatiebeheer?
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie
De bedreiging van de grutto
De leden van de PvdD-fractie constateren dat de grutto, een van de iconische weidevogels
in Nederland, net zoals veel andere diersoorten onder grote druk staat. Deze leden
zijn van mening dat het huidige beleid met betrekking tot weidevogels en biodiversiteit
in Nederland tekortschiet en gericht is op pleisters plakken en symptoombestrijding.
Dat concludeert bijvoorbeeld ook Volgelbescherming bij het lezen van het regeerakkoord:
«De enige concrete maatregel die specifiek wordt genoemd in het regeerprogramma (predatiebeheer)
is niet meer dan symptoombestrijding» (Vogelbescherming, 13 september 2024, «Verontrust
over regeerprogramma» (https://www.vogelbescherming.nl/actueel/bericht/verontrust-over-regeerp…). Weidevogels, zoals de grutto, zijn onlosmakelijk verbonden met het Nederlandse
landschap, maar staan nu op de rand van uitsterven. De intensieve landbouwpraktijken,
het voor de landbouw kunstmatig laag houden van de waterpeil en de afname van geschikt
leefgebied hebben het voortbestaan van deze vogel in gevaar gebracht. Dit is niet
alleen ecologisch problematisch, maar het brengt Nederland ook in conflict met Europese
regelgeving, die vereist dat lidstaten hun biodiversiteit beschermen. Daar zitten
we dus nu. Deelt de Staatssecretaris deze analyse? Zo nee, wat is dan volgens hem
de belangrijkste oorzaak van de decennialange achteruitgang van de grutto en op welke
wetenschappelijk onderzoeken baseert hij zich? Kan de Staatssecretaris een overzicht
geven van de populatie grutto's van de afgelopen 50 jaar? Kan hij voor dezelfde periode
een overzicht geven van de ontwikkeling van het areaal van geschikt leef-, broed-,
en foerageergebied voor de grutto in Nederland?
Europese afspraken en het beleid van het kabinet
De leden van de PvdD-fractie benadrukken dat Nederland als EU-lidstaat de afspraak
heeft gemaakt om de biodiversiteit te beschermen, waaronder de leefgebieden van de
grutto.
Deze leden constateren dat de toenmalige bewindspersoon in een reactie op schriftelijke
vragen van de leden Vestering en Wassenberg begin 2022 (Aanhangsel van de Handelingen II,
vergaderjaar 2021–2022, nr. 1402) stelde dat het weidevogelbeleid tussen 1975 en 2016 niet volledig was mislukt. Deelt
de Staatssecretaris de mening dat het feit dat de EC zich genoodzaakt voelde een inbreukprocedure
te starten tegen Nederland in ieder geval aantoont dat het huidige beleid heeft gefaald?
Zo nee, waarom niet? Op welke wetenschappelijk onderzoek en consensus baseert de Staatssecretaris
zich? Hoeveel meer areaal geschikte broed- en foerageergebieden zijn door het weidevogelbeleid
ontstaan sinds 1975? Waar zouden volgens onafhankelijke wetenschappers speciale beschermingszones
voor de grutto het beste moeten worden ingesteld? Zijn alle Nederlandse speciale beschermingszones
aangewezen in lijn met wetenschappelijke kennis en wetenschappelijk advies over waar
zulke zones het beste aan te wijzen om maximaal positief effect te bereiken voor de
grutto? Zo nee, waarom niet? Kan de Staatssecretaris een schets sturen van waar de
speciale beschermingszones zich bevinden en waar en hoe ze qua locatie en omvang voldoen
als geschikt om broedgebieden van de grutto te beschermen, te herstellen en uit te
breiden? Aangezien één van de grootste problemen met de stand van de grutto het gebrek
aan geschikt en voldoende broedgebied is vragen deze leden hoeveel meer speciale beschermingszones
het kabinet gaat aanwijzen, wanneer precies en waar precies. Laat het kabinet de geschiktheid
en effectiviteit van deze gebieden eerst toetsen door onafhankelijke grutto-experts?
De leden van de PvdD-fractie vragen of het kabinet kan bevestigen dat experts hebben
gewaarschuwd dat de inzet van vrijwilligheid bij boeren om de grutto beter te beschermen
onvoldoende effect zou hebben en dat dit inderdaad nu is uitgekomen? Zo nee, op welk
wetenschappelijk onderzoek en consensus baseert de Staatssecretaris zich? Kan de Staatssecretaris
bevestigen dat Nederland door de inbreukprocedure nu echt werk moet maken van het
beschermen van de grutto en andere weidevogels en het herstellen en uitbreiden van
hun broed- en foerageergebieden? Binnen welke periode moet Nederland resultaat laten
zien? Welke wetenschappelijk bewezen acties zijn en worden ondernomen om de achteruitgang
van de weidevogels populatie systematisch te stoppen en een gunstige staat van de
populatie en hun broed-, en foerageergebied te herstellen?
Plannen en budgettaire vraagstukken
De leden van de PvdD-fractie lezen in de begroting van LVVN dat er voor 2025 een budget
van 900.000 euro is gereserveerd voor onderzoek en monitoring van akker- en weidevogels,
waaronder de grutto. Het Aanvalsplan Grutto wordt in de begroting ook genoemd. Dit
plan heeft als doel de achteruitgang van de weidevogelpopulaties te stoppen en herstel
mogelijk te maken. Verwacht de Staatssecretaris dat dit budget voldoende is om weidevogels
te beschermen in lijn met de Europese wet- en regelgeving? Zo ja, welke berekeningen
en wetenschappelijke onderbouwingen zitten hierachter? Wat zijn de concrete plannen
voor 2025, en komen deze alleen voort uit het Aanvalsplan Grutto? Zijn deze plannen
wetenschappelijk getoetst op voldoende effectiviteit en zo ja, wat was het resultaat?
Zo nee, waarom niet? Wanneer verwacht het kabinet te voldoen aan de Europese wet-
en regelgeving rondom de grutto?
De leden van de PvdD-fractie hebben ook gelezen dat de Staatssecretaris in antwoorden
op Kamervragen (Aanhangsel van de Handelingen II, vergaderjaar 2023–2024, nr. 2335)) dat er onder andere wordt ingezet op het verhogen van het waterpeil en het vergroten
van het oppervlak kruidenrijk grasland. Kan de Staatssecretaris concreet aangeven
in hoeveel broed-, en foerageergebieden van weidevogels het waterpeil is verhoogd
afgelopen jaren? Deze leden constateren dat er maar op zeer beperkte schaal werk is
gemaakt van deze maatregelen (Kamerstuk 2024D30952).
De leden van de PvdD-fractie vragen of de Staatssecretaris ervan is overtuigd dat
er de afgelopen jaren genoeg maatregelen zijn getroffen om weidevogels te beschermen.
Indien dat het geval is, waarom is de EC dan een inbreukprocedure tegen Nederland
gestart en hoe onderbouwt de EC dat? De leden van de PvdD-fractie constateren dat
één van de speerpunten van het Aanvalsplan het verlagen van de veedichtheid in weidevogelkansgebieden
van gemiddeld 2,5 volwassen rund per hectare naar één is. Dit zou de biodiversiteit
bevorderen en de leefomgeving van weidevogels verbeteren met name via natuurinclusieve
landbouw. De reductie van de veestapel is een mogelijke uitkomst van beleid (en geen
doel op zich) van het kabinet. Welke wetenschappelijke en meetbare definitie van natuurinclusieve
landbouw hanteert het kabinet? Hoe gaat het kabinet precies vormgeven aan beleid om
natuurinclusieve landbouw te stimuleren en welke extra maatregelen, anders dan het
vorige kabinet heeft gedaan, gaat het nemen? Hoe effectief zijn deze maatregelen volgens
wetenschap om de grutto wettelijk voldoende te beschermen? In de begroting voor het
jaar 2025 van LVVN blijkt daar weinig concreets over te staan en natuurinclusieve
landbouw wordt enkel onder het subsidie kopje «Vermaatschappelijking natuur en biodiversiteit»
genoemd waar voor Natuurcombinaties twee miljoen euro voor beschikbaar wordt gesteld.
Wat houdt de term Natuurcombinaties in praktijk precies in? Hoe wordt er werk gemaakt
van het stimuleren van natuurinclusieve landbouw en hoe veel geld is daarvoor geraamd?
De leden van de PvdD-fractie vragen of de Staatssecretaris ook de signalen vanuit
experts hoort dat de reductie van het aantal dieren in de veehouderij noodzakelijk
is voor het herstel van de weidevogelpopulaties? Is het kabinet bereid om mee te werken
aan de reductie van het aantal dieren in de veehouderij om de grutto weer in lijn
met de Europese wet- en regelgeving te beschermen?
Tegenstrijdigheden in het beleid
De leden van de PvdD-fractie constateren dat ondanks de doelen van het Aanvalsplan
Grutto, recent beleid vragen oproept over de inzet van het kabinet voor biodiversiteitsherstel.
Zo werd aangekondigd dat akkerbouwers vanaf 2025 chemische bestrijdingsmiddelen mogen
gebruiken op bufferstroken langs waterlopen, mits goedgekeurd door de EC (Akkerwijzer,
27 augustus 2024, «Wiersma wil gebruik gewasbeschermingsmiddelen op bufferstroken
toestaan» (https://www.akkerwijzer.nl/artikel/1090529-wiersma-wil-gebruik-gewasbes…). Hoe strookt deze voorgenomen maatregel met de bredere inzet voor natuurinclusieve
landbouw en de verplichting om de grutto te beschermen? Ziet de Staatssecretaris inmiddels
ook in dat het zeer tegenstrijdig is om dergelijke maatregelen voort te zetten, terwijl
Nederland nu al onvoldoende doet om weidevogels te beschermen? Zo nee, waarom niet?
De leden van de PvdD-fractie lezen daarnaast dat het kabinet voornemens is om Natura
2000-gebieden te herijken en bufferzones te versmallen van 250 naar 100 meter. Gaat
het kabinet deze voornemens ook toetsen in de EU om hun verenigbaarheid met de Europese
wet- en regelgeving rond bescherming van biodiversiteit en (weide)vogels? Kan de Staatssecretaris
wetenschappelijk uitsluiten dat dit gevolgen heeft voor het leefgebied van weidevogels?
Zo ja, op welke manier en op welke onderzoeken baseert u zich? Zo nee, hoe strookt
dit dan met extra maatregelen die Nederland moet nemen om weidevogelpopulaties te
herstellen en de verplichting vanuit EU?
De toekomst van de grutto en natuurinclusieve landbouw
Een ander belangrijk element van het Aanvalsplan Grutto is de transitie naar natuurinclusieve
landbouw. Dit is essentieel voor het behoud van weidevogels. Dat stelde de oud-Minister
voor Natuur en Stikstof ook in een antwoord op de schriftelijke vragen die eerder
in dit stuk zijn genoemd (Aanhangsel van de Handelingen II, vergaderjaar 2021–2022,
nr. 1402). Is de inzet voor het behoud van de grutto een van de doelen van het agrarisch natuurbeheer
waar het kabinet op in gaat zetten, en hoe wordt dit getoetst?
De leden van de PvdD-fractie vragen hoe de EC de effectiviteit van agrarisch natuurbeheer
beoordeelt tot nu in relatie tot de verplichting om de grutto te beschermen? Hoe beoordeelt
de wetenschap de effectiviteit van agrarisch natuurbeheer tot nu toe in relatie tot
de verplichting om de grutto te beschermen en is volgens wetenschappelijk consensus
agrarisch natuurbeheer efficiënt en effectief? Hoeveel geld is afgelopen 50 jaar besteed
aan agrarisch beheer ten behoeve van onder andere de bescherming van de grutto en
welke resultaten heeft dat volgens wetenschappelijk consensus opgeleverd?
De leden van de PvdD-fractie constateren dat beschikbaarheid van grond een cruciale
factor is voor het succes van het herstellen en bestendigen van de gruttopopulatie
in Nederland (onder andere volgens het Aanvalsplan Grutto). Nu het Nationaal Programma
Landelijk Gebied (NPLG) is geschrapt, en er geen duidelijk plan is voor extra maatregelen,
ontstaat er een vacuüm. Wat gaat de Staatssecretaris doen om de gruttopopulatie in
lijn met de EU wet- en regelgeving op tijd te beschermen nu de provincies bezig waren
met gebiedsprogramma's die niet langer onderdeel zijn van het NPLG?
De leden van de PvdD-fractie lezen in een onderzoek (Dierenbescherming, februari 2022,
Een inzicht in lethaal predatiebeheer op het broedsucces van de weidevogel «(https://cms.dierenbescherming.nl/assets/common/default/Afdelingen/Lobby…)» dat het doden van predatoren zoals vossen vaak ineffectief blijkt in het verminderen
van predatieverliezen bij weidevogels. Zelfs na zorgvuldige afweging via een beslisboom
levert lethaal beheer meestal geen verbetering op en kan het soms zelfs negatieve
effecten hebben. Hoewel sommige studies een verbetering in kuikenoverleving laten
zien, blijft de effectiviteit van predatiebeheer sterk afhankelijk van de situatie
per gebied en de interacties tussen verschillende predatoren. Het verwijderen van
één predator, zoals de vos (tevens hoofdpredator), kan andere predatoren juist meer
ruimte geven, waardoor de verliezen hoog blijven. Lethaal beheer zou daarom hooguit
als allerlaatste redmiddel moeten worden ingezet. Uit onderzoek uit 2019 (Vogelbescherming,
26 september 2019, Vossenrasters in de praktijk: Eem- en Amstelland» (https://www.vogelbescherming.nl/actueel/bericht/vossenrasters-in-de-pra…) blijkt overigens dat gebieden waar dodelijk predatiebeheer op vossen werd toegepast,
nog steeds predatieverliezen hadden van 65 procent. Wat wél bewezen is als effectief
is het volgende: het vergroten van de openheid van een landschap, het verhogen van
het waterpeil, het ontwikkelen van een kruidenrijk landschap. In een Friese studie
leidde bijvoorbeeld een hoog waterpeil tot een vergroting van het foerageersucces
van adulte grutto’s met 50 procent ten opzichte van gangbaar landbouwpeil (Sovon,
2018, «Boerenlandvogels en predatie: een update van de huidige kennis» (https://pub.sovon.nl/static/publicaties/rap_2018-31_eindrapportage-pred…, p. 24 en 25). Deelt de Staatssecretaris de conclusie uit deze studie dat predatie
niet een van de hoofdoorzaken van de afname van weidevogels is? Zo nee, op welk wetenschappelijke
consensus en wetenschappelijk onderzoek baseert hij zich? Erkent de Staatssecretaris
dat het Aanvalsplan Grutto alsmede de onderzoeken die hierboven zijn genoemd predatorenbeheer
pas noemen als allerlaatste middel, nadat alle overige middelen, zoals het stoppen
met het kunstmatig verlagen van het waterpeil, het verbinden en uitbreiden van de
weidevogelgebieden, het bieden van voldoende nest- en foerageermogelijkheden, het
verlagen van het aantal koeien per hectare weiland, zijn uitgevoerd en niet tot de
gewenste stijging van het aantal weidevogels hebben geleid?
De leden van de PvdD-fractie concluderen dat de grutto op een cruciaal punt staat
in zijn voortbestaan in Nederland. Intensieve landbouw, stikstofuitstoot en inconsistent
beleid vormen grote bedreigingen voor het herstel van deze vogel. Ondanks het Aanvalsplan
Grutto en gereserveerde budgetten blijven er veel vragen over de effectiviteit van
de maatregelen en de inzet van het kabinet om de grutto te redden. Zonder een structurele
aanpak en consistente beleidsvoering gericht op het oplossen van de problemen bij
de bron blijft de toekomst van de grutto onzeker.
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie
De leden van de SGP-fractie hebben kennisgenomen van de Kamerbrief waarin wordt aangegeven
dat Nederland een aanmaningsbrief van de EC heeft ontvangen inzake de naleving van
de Vogelrichtlijn. Deze leden hebben hier enkele vragen over.
De leden van de SGP-fractie ontvangen graag een indicatie van de procedure die nu
zal volgen.
Deze leden ontvangen graag meer inzicht in de drukfactoren die de ontwikkeling van
de stand van weide- en akkervogels beïnvloeden. Wat is naast de intensivering van
de landbouw, de invloed van veranderende weersomstandigheden, zoals lange droogteperiodes,
predatie, wind- en zonneparken en de recreatiedruk?
De leden van de SGP-fractie constateren dat in het weide- en akkervogelbeheer problemen
worden ondervonden door predatie. Broedsucces wordt door vossen en andere predatoren
weer ongedaan gemaakt. Beheer van predatoren wordt echter belemmerd door allerlei
beperkende regels. Erkent de Staatssecretaris dat beter beheer van predatoren in ieder
geval voor de korte termijn noodzakelijk is om weide- en akkervogels te beschermen?
Gaat hij deze problematiek delen met de EC? Gaat hij samen met de provincies zorgen
voor meer ruimte voor effectief beheer van predatoren van weide- en akkervogels? Zo
ja, wil hij de Kamer hierover op korte termijn informeren?
De leden van de SGP-fractie horen graag of de Staatssecretaris verwacht dat met de
extra middelen die in het hoofdlijnenakkoord zijn uitgetrokken voor agrarisch natuurbeheer
afdoende tegemoetgekomen kan worden aan de kritiekpunten van de EC.
Vragen en opmerkingen van de leden van de CU-fractie
De leden van de CU-fractie hebben kennisgenomen van de stukken op de agenda. Deze
leden hebben daarover enkele vragen en opmerkingen.
Deze leden zouden de Staatssecretaris willen vragen op welke grond de aanmaningsbrief
van de EC niet openbaar wordt maakt. Op welke termijn worden deze documenten wel openbaar
gemaakt richting de Kamer?
De leden van de CU-fractie vragen de Staatssecretaris zijn voorgenomen beantwoording
richting de EC zo spoedig mogelijk te delen met de Kamer. Deze leden vragen op welke
manier de Staatssecretaris de EC gaat overtuigen van passende maatregelen om te voldoen
aan Vogelrichtlijn. Daarbij vragen de leden welke specifieke maatregelen de Staatssecretaris
naast de maatregelen in het kader van het Aanvalsplan Grutto gaat nemen om te voldoen
aan de Vogelrichtlijn. Deze leden vragen de Staatssecretaris te beschrijven wat zijn
verwachtingen zijn van eventuele vervolgmaatregelen van de EC binnen deze inbreukprocedure.
Daarbij vragen de leden op welke manier de Staatssecretaris gaat voorkomen dat de
EC een met reden omkleed advies uitbrengt binnen deze inbreukprocedure. Deze leden
verzoeken de Staatssecretaris te beschrijven wat de huidige stand van zaken is in
de samenwerking tussen Rijk en Provincie om van het Aanvalsplan Grutto een succes
te maken. Waar liggen de knelpunten in deze samenwerking volgens de Staatssecretaris?
Daarbij wensen deze leden terug te zien op welke manier de Staatssecretaris de huidige
impasse denkt te gaan doorbreken om de 68 miljoen euro aan beschikbare Europese subsidie
actief in te gaan kunnen zetten voor herstel en bescherming van de weidevogelpopulatie
in ons land.
De leden van de CU-fractie vragen de Staatssecretaris een realistisch beeld te schetsen
van de maatregelen die binnen het Aanvalsplan Grutto zijn genomen. Daarbij vragen
deze leden op welke manier de Staatssecretaris in 2027 circa 35 kerngebieden gaat
realiseren en hoe de Staatssecretaris daarbij effectieve maatregelen gaat voeren op
het gebied van herwaardering en aankoop van gronden. Klopt het dat maatregelen op
het gebied van herwaardering en aankoop van gronden tot op heden nauwelijks effectief
zijn uitgevoerd?
De leden van de CU-fractie vragen of de Staatssecretaris beschikbare gelden in het
kader van agrarisch natuurbeheer in gaat zetten voor bescherming van de weidevogel.
Deze leden vragen de Staatssecretaris uiteen te zetten welk budget er beschikbaar
wordt gesteld voor de bescherming van de weidevogel. Daarbinnen vragen de leden specifiek
hoe de Staatssecretaris de onder Artikel 22 in de begroting opgenomen 0,9. miljoen euro
voor onder andere uitgaven aan het Aanvalsplan Grutto gaat inzetten om te voldoen
aan de Vogelrichtlijn. Deze leden vragen de Staatssecretaris uiteen te zetten hoe
middelen voor herstel en bescherming van weidevogels op de lange termijn geborgd worden,
om de benodigde financiële zekerheid te bieden aan Gruttoboeren.
II Antwoord / Reactie van de Staatssecretaris
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
De leden van de GL-PvdA-fractie betreuren dat het heeft moeten komen tot een inbreukprocedure
vanwege de ongunstige staat van instandhouding van de grutto en andere akker- en weidevogels
in Nederland, ondanks de inzet van vele vrijwilligers en de welwillendheid van veel
boeren. De populatie van onder meer de grutto is sterk gedaald, en bevindt zich qua
omvang ver onder dat was nodig is voor een duurzame instandhouding. Deze leden hopen
dat het aanleiding zal zijn om echt werk te maken van het keren van deze trend. Daarbij
hebben deze leden nog enkele vragen en opmerkingen.
1.
De leden van de GL-PvdA-fractie constateren dat de intensieve landbouw niet de enige,
maar wel de voornaamste reden is van de achteruitgang van de gruttopopulatie in Nederland.
Kan de Staatssecretaris dat bevestigen?
Antwoord:
Het is een samenloop van omstandigheden die per gebied en per geval kan verschillen.
Het betreft hier een combinatie van intensieve landbouw, toegenomen ruimtegebruik
door woningbouw, industrie en infrastructuur. predatiedruk en klimaat en weersomstandigheden.
Deze leden hebben de indruk dat dit niet zozeer aan de welwillendheid van boeren ligt
om de grutto en andere weidevogelpopulaties te beschermen, maar wel aan het gebrek
aan voldoende zekerheid en vergoedingen. Daarin kan het door dit kabinet beschikbaar
gestelde geld voor natuur- en landschapsbeheer een rol spelen, mits de vergoedingen
concurrerend en langjarig genoeg zijn.
2.
Welke vergoedingen is de Staatssecretaris van plan te bieden? Kan de Staatssecretaris
toezeggen dat het Rijk bereid is om hiervoor voor ten minste 12 jaar garant te staan?
Zo niet, kan de Staatssecretaris uitweiden over waarom niet? Welke gevolgen heeft
dat voor de bereidheid van boeren om hun bedrijf aan te passen voor de bescherming
van de grutto en andere weidevogels?
Antwoord:
In het regeerprogramma is aangegeven dat het kabinet een stevige structurele financiële
impuls wil geven aan agrarisch natuurbeheer om zodoende boeren langjarig en marktconform
te vergoeden voor hun bijdrage aan landschap en behoud en versterking van de biodiversiteit.
Dit is nodig om boeren meer zekerheid te geven. De looptijd van de beschikkingen maakt
onderdeel uit van de invulling van het agrarisch natuurbeheer. Hierover stuurt het
kabinet u voor het kerstreces een contourenbrief. Wel is bijvoorbeeld een periode
van 12 jaar al mogelijk gemaakt in het Nationaal strategisch plan van het Gemeenschappelijk
landbouwbeleid, waar het Agrarisch natuur- en landschapsbeheer deel van uitmaakt.
3.
Kan de Staatssecretaris ook uitweiden over of en hoe hij boeren zal ondersteunen met
kennis over hoe ze hun bedrijf kunnen aanpassen ten behoeve van de grutto en in het
aanvragen van een vergoeding hiervoor?
Antwoord:
BoerenNatuur en de agrarische collectieven vervullen een belangrijke rol in het contact
met de welwillende «weidevogelboeren». Om deze rol invulling te kunnen geven heeft
LVVN subsidie verstrekt aan BoerenNatuur voor procesondersteuning. Daarnaast ondersteunt
LVVN het kennisnetwerk Ontwikkeling en Beheer Natuurkwaliteit (OBN), waarbij het Deskundigenteam
Cultuurlandschap zich primair richt op het versterken van het agrarisch natuurbeheer.
LVVN ondersteunt ook diverse onderzoeksprojecten gericht op weidevogels zoals bijvoorbeeld
het Grutto Landschap-onderzoek van de RUG en de Kennismakelaar en Kennisportaal Boerenlandvogels
(uitgevoerd door Van Hall-Larenstein).
4.
De leden van de GL-PvdA-fractie lezen in het regeerakkoord dat een substantiële bijdrage
uit het beschikbare geld voor agrarisch natuurbeheer zal worden besteed in het licht
van de inbreukprocedure. Hoe groot zal die bijdrage zijn in aankomende jaren?
Antwoord:
Bij het versterken van het weidevogelbeheer gaat het niet alleen over het beschikbaar
stellen van extra middelen, maar ook, zoals in het Aanvalsplan Grutto is uitgewerkt,
over het verbeteren van het bestaande beheer, en daarmee de inzet van bestaande middelen.
De inzet van het kabinet is om zo snel mogelijk toe te groeien naar het niveau zoals
dat is afgesproken in het regeerprogramma. De hoeveelheid extra middelen die nodig
is voor het verbeteren van het weidevogelbeheer is nog niet uitgekristalliseerd. Dit
is afhankelijk van de verdere uitwerking in gebieden en de mogelijkheid om weidevogelbeheer
te combineren met bijvoorbeeld het verhogen van waterpeil in de veenweiden ten behoeve
van het klimaat.
5.
Worden deze gelden via het Rijk zelf of via provincies, collectieven of andere gremia
verdeeld?
Antwoord:
Het gaat bij het versterken van het weidevogelbeheer over een mix van maatregelen,
zoals het versterken van de kennisagenda, niet-productieve investeringen en beheer.
Daarnaast is het voorkómen van predatie een belangrijke doelstelling. Deze maatregelen
liggen niet bij één overheid, dus zullen de middelen door verschillende overheden
worden uitgegeven.
6.
Hoe wordt het doelbereik vastgesteld en welke partijen zijn daarbij betrokken?
Antwoord:
Voor het Agrarisch Natuur- en Landschapsbeheer (ANLb) zijn twee monitoringssystemen
opgezet: beleidsmonitoring (BIJ12) en beheermonitoring (agrarische collectieven).
De beleidsmonitoring is een verantwoordelijkheid van de provincies en wordt in opdracht
van BIJ12 uitgevoerd door Sovon voor wat betreft de weidevogels.
Aan de beleidsmonitoring werken enkele duizenden vrijwillige vogeltellers mee. De
resultaten dragen bij aan het «lerend beheren». De beleidsmonitoring stuurt provincies
in focus en doelstelling voor de gewenste doelsoorten. Aan de hand van langjarige
trendanalyses per soort kan een provincie de kaders in het Natuurbeheerplan aanpassen
om zo de gewenste kaders voor beheer op de juiste plek te verkrijgen.
De beheermonitoring wordt uitgevoerd door de agrarische collectieven, eveneens met
vele vrijwilligers en met ingehuurde experts. De resultaten van de beheermonitoring
bieden een basis voor het gesprek tussen provincies en de agrarische collectieven
en bieden aanknopingspunten voor het lerend beheren, zodat het beheer kan worden aangepast
waar dat nodig is (locaties, typen beheer). Gedurende het beheerseizoen gebruikt het
collectief de beheermonitoring om het toe te passen beheer aan te passen aan de aanwezigheid
van de doelsoorten.
7.
Wat wordt bedoeld met de «regie vanuit het Rijk», waarvan in het regeerakkoord wordt
gesproken? Wat betekent dat bijvoorbeeld voor de gebiedsgerichte aanpak en voor de
balans tussen doel- en middelvoorschriften?
Antwoord:
In het regeerprogramma is opgenomen dat voor de besteding van de middelen voor Agrarisch
natuurbeheer de Rijksoverheid de regie neemt en daarbij samenwerkt met medeoverheden
en andere spelers. Voor het einde van het jaar stuurt het kabinet een contourenbrief
hierover aan de Kamer. Hierbij gaat het kabinet uit van een doelmatige inzet van middelen
om de vogelstand te verbeteren.
8.
De leden van de GL-PvdA-fractie vragen de Staatssecretaris om in te gaan op de rol
die beschermde natuur, waaronder Natura 2000-gebieden, speelt voor de grutto en andere
broedende weidevogels. In hoeverre bevinden zich daar de hoogste concentraties broedende
paren volgens het Sovon-rapport (Sovon, 2024, «Geactualiseerd landelijk overzicht
van vogelsoorten met concentraties van (inter)nationaal belang» (https://stats.sovon.nl/pub/publicatie/21659)?
Antwoord:
Circa driekwart van de broedende grutto’s bevindt zich op agrarisch land zonder beschermde
status, dus buiten het Natuurnetwerk Nederland en Natura 2000.
Er is een vrij beperkte overlap tussen de beschermde natuur en de locaties waar de
hoogste concentraties broedende paren grutto’s zich volgens het genoemde rapport bevinden.
In deze en andere Vogelrichtlijngebieden heeft de grutto geen instandhoudingsdoelstelling
als broedvogel (deels wel als doortrekker). Daarmee wordt de broedfunctie van deze
gebieden dus niet beschermd via een beheerplan.
De relatief zeldzame weidevogels, zoals de kemphaan en de watersnip, zijn wél als
broedvogel beschermd in Vogelrichtlijngebieden. Voor andere, meer algemene weidevogels,
geldt dat niet en deze komen ook – net als de grutto – met name voor op agrarische
grond zonder beschermde status.
9.
Kan de Staatssecretaris bevestigen dat de Vogelrichtlijn Nederland verplicht om Natura
2000-gebieden aan te wijzen voor de grutto en andere broedende weidevogels?
Antwoord:
De grutto en de meeste andere weidevogels staan niet op Bijlage 1 van de Vogelrichtlijn
en worden dus ook niet met name genoemd. Een eventuele plicht om er gebieden voor
aan te wijzen, vloeit daarom alleen voort uit de toepassing van artikel 4, tweede
lid, dat gaat over trekvogels. Of een trekvogel, zoals de grutto, in gebieden moet
worden aangewezen, hangt af van het voldoen aan een relatieve drempelwaarde, zodat
duidelijk is dat het gebied belangrijk is voor de soort. Er waren tot voor kort nog
geen gebieden die voldeden aan de criteria die voor de aanwijzingsbesluiten zijn gebruikt
(zoals verwoord in de Nota van Antwoord Vogelrichtlijn). Het Sovon-rapport biedt de
noodzakelijke informatie om in beeld te brengen waar concentraties grutto's voorkomen
die de relatieve drempelwaarde overschrijden.
10.
Kan de Staatssecretaris uitweiden over hoe hij actief zal bijdragen aan het tegengaan
van het negatieve imago van Natura 2000-gebieden in delen van de samenleving?
Antwoord:
Door educatie en voorlichting op alle bestuurlijke niveaus is de verwachting dat de
Natura 2000-gebieden een positiever imago krijgen. Hierbij neemt het kabinet de daadwerkelijke
staat van de natuur als uitgangspunt, waarbij versnippering zo veel als mogelijk wordt
tegengegaan.
11.
Heeft de Staatssecretaris in kaart gebracht waar het aanwijzen van beschermde natuur
het meest gunstig is voor de instandhouding van de grutto en kan hij die informatie
met de Kamer delen?
Antwoord:
In het Sovon-rapport «Geactualiseerd landelijk overzicht van vogelsoorten met concentraties
van (inter)nationaal belang» (https://stats.sovon.nl/pub/publicatie/21659) staan de belangrijkste concentratiegebieden genoemd. Dit rapport is op 10 april
jl. gedeeld met de Kamer (Kamerstuk 33 576, nr. 372). Dit zijn nog geen nieuwe Vogelrichtlijngebieden; hiertoe dienen eerst nog de selectiecriteria
te worden geactualiseerd. De huidige set criteria is door jurisprudentie achterhaald.
Door de criteria aan te passen, gaat de meeste aandacht in een vervolgtraject naar
soorten die extra bescherming nodig hebben en wordt de opgave beter uitvoerbaar. Daarbij
moet uiteraard rekening worden gehouden met de eisen die vanuit de rechtspraak worden
gesteld.
12.
Heeft de Staatssecretaris hierover advies gekregen van de Europese Commissie (EC)
en welke toezeggingen zal hij doen aan de EC?
Antwoord:
Aangezien het gaat om een vertrouwelijke procedure gaat, kan ik de Kamer hierover
niets melden.
13.
De leden van de GL-PvdA-fractie zijn benieuwd naar de natuurherstelmaatregelen die
de Staatssecretaris zal nemen ten behoeve van de instandhouding van de grutto- en
andere weidevogelpopulaties. Kan de Staatssecretaris bevestigen dat de nieuwe Europese
Unie (EU)-Natuurherstelverordening Nederland verplicht om de nodige herstelmaatregelen
te treffen om de kwaliteit en kwantiteit van aangetaste leefgebieden van de grutto
en andere weidevogels te herstellen?
Antwoord:
Maatregelen die genomen zijn, zijn financieren en stimuleren van agrarisch natuurbeheer
via subsidiëring, planologische bescherming van open (agrarische) landschappen en
bescherming via het aanwijzen van speciale beschermingszones (Vogelrichtlijngebieden)
voor de grutto als niet-broedvogel (foerageergebied of slaapplaats). Via het Aanvalsplan
Grutto wordt ingezet op herstel van weidevogels, waaronder de grutto, door middel
van het ontwikkelen van «kansgebieden» van voldoende schaal, het verhogen van het
waterpeil, aanpassing van het agrarisch beheer en een actief predatorenbeheer.
Vanuit het regeerprogramma is er het voornemen om extra middelen beschikbaar te stellen
voor versterking van het agrarisch natuurbeheer. Tenslotte verplicht de Natuurherstelverordening
maatregelen te nemen om de populatie van weide- en akkervogels te stimuleren. Deze
zullen worden opgenomen in het Natuurherstelplan.
14.
Welke natuurherstelmaatregelen en bijbehorend tijdspad noemt de Staatssecretaris in
zijn reactie aan de EC?
Antwoord:
Er is nog geen reactiebrief; er is namelijk door de Europese Commissie twee maanden
uitstel verleend voor het versturen van de reactiebrief.
15.
Hoe verhoudt de grutto-aanpak zich tot het op te stellen natuurherstelplan? Is deze
aanpak ook getoetst op de criteria waaraan dit natuurherstelplan moet voldoen en kan
de Staatssecretaris daar inzicht in geven?
Antwoord:
De grutto-aanpak is een mooi voorbeeld op welke wijze de activiteiten gericht op het
behoud van de grutto kunnen worden vertaald in het Nationaal Natuurherstelplan in
het kader van de Natuurherstelverordening (NHV). De doelstelling voor boerenlandvogels
uit de NHV neemt een centrale rol in bij het vormgeven van deze aanpak. Bij het opstellen
van het Natuurherstelplan kunnen we de kennis en ervaringen die o.a. zijn opgedaan
bij de uitvoering van het Aanvalsplan Grutto goed benutten. In de kern omvat dit de
realisatie van «kansgebieden», van (zwaar) agrarisch beheer en actiever predatiebeheer.
Actiever predatiebeheer omvat naast ver- en bejaging van predatoren, ook het beter
inrichten van een gebied, waardoor het onaantrekkelijker wordt voor predatoren en
het tegengaan ervan door bijvoorbeeld afrastering of verhoging van het waterpeil.
Voorwaarde is de inzet van melkveehouders. Daarvoor is het van belang dat er een verdienmodel
kan worden geboden voor de boer dat ook toekomst biedt voor de weidevogels, waarvoor
de grutto symbool staat.
16.
De leden van de GL-PvdA-fractie lezen in het rapport van de Algemene Rekenkamer «Waar
is de Grutto?» (2021) dat naast het Agrarisch Natuur- en Landschapsbeheer (ANLb) flankerend
beleid nodig is om weidevogels te beschermen. Welke maatregelen is de Staatssecretaris
in dit kader voornemens te nemen?
Antwoord:
Naast de extra middelen die in het regeerprogramma zijn gereserveerd voor agrarisch
natuurbeheer, ben ik voornemens de effectiviteit te onderzoeken van het toevoegen
van een instandhoudingsdoelstelling voor de grutto aan bestaande Vogelrichtlijngebieden
en van de extra inzet van ANLb rondom die gebieden. De provincies zal ik hierbij betrekken.
ANLb is een belangrijk instrument om de gebiedsgerichte aanpak gericht op behoud van
weidevogels te ondersteunen. Zoals ook blijkt uit de evaluatie van het stelsel ANLb
die in 2021 aan uw kamer is toegezonden (TK 33 576, nr. 226), is er meer nodig om het doelbereik te vergroten, met name door inrichtingsmaatregelen,
waterbeheer, predatiebeheer, de inzet van grondinstrumentarium en gebiedsspecifieke
kennis.
17.
Deze leden zien in actieve grondverwerving en herwaardering een kansrijk middel om
voldoende ruimte voor de grutto en andere weidevogels te creëren. Deelt de Staatssecretaris
deze mening?
Antwoord:
Grondbeschikbaarheid en grondmobiliteit zijn belangrijke succesfactoren voor het slagen
van een natuurinclusieve inrichting in het landelijk gebied.
Beschikbaarheid en betaalbaarheid van grond spelen daarbij een belangrijke rol. Zo
kan grond via tussenkomst van een grondbank (zoals de Nationale Grondbank van LVVN),
na herwaardering, als gevolg van de invoering van gebruiksbeperkingen, voor een lagere
prijs beschikbaar worden gesteld. Voor dit proces van herwaardering is het niet nodig
dat de overheid altijd eerst de grond in bezit heeft. Dat kan ook door zittende boeren
een vergoeding te geven als zij zelf vrijwillig overgaan tot bepaalde gebruiksbeperkingen.
Ook kan er, ter vergroting van de natuurinclusieve inrichting in het landelijk gebied,
meer bekendheid gegeven worden aan beproefde instrumenten als planmatige kavelruil
(vrijwillige variant) en wettelijke herverkaveling (afdwingbare variant) onder de
Omgevingswet.
18.
Is dit kabinet bijvoorbeeld van plan om daar de in het regeerakkoord genoemde grondbank
voor in te zetten? Hoeveel geld gaat dit kabinet daarvoor vrijmaken en welke doelen
koppelt dit kabinet daaraan?
Antwoord:
Aanvullend op antwoord 17: voor uitvoering van maatregelenpakketten in het landelijk
gebied hebben de provincies onlangs middelen van het Rijk gekregen. Een deel van de
maatregelen is gericht op de bescherming van weidevogels.
De Nationale Grondbank dient in dit kader gezien te worden als een ondersteunend instrument
voor meerdere beleidsdoelen, als onderdeel van een uitvoeringsgerichte en gebiedsspecifieke
aanpak voor het landelijk gebied. Voor de jaren 2025–2027 is totaal 172 miljoen euro,
waarvan 65 miljoen in 2025, beschikbaar voor aankopen door de Nationale Grondbank.
De Nationale Grondbank zorgt hiermee voor een betere grondmobiliteit die bijdraagt
aan het halen van meerdere doelen uit het regeerprogramma, zoals beschikbaarheid van
landbouwgrond om perspectief te geven aan (jonge) boeren (o.a. via ruil van grond,
verplaatsen, omvormen), een gezonde natuur, voldoende en schoon water en schone lucht.
Dit mede in relatie tot de aanpak stikstof, de toekomst van de landbouw en het sturen
op herverkaveling.
19.
De leden van de GL-PvdA-fractie zijn ten slotte benieuwd naar en of welke aanpassingen
de Staatssecretaris zal doorvoeren in de monitoring van de grutto- en andere akker-
en weidevogelpopulaties.
Antwoord:
Er zijn momenteel geen voornemens om de monitoring anders uit te gaan voeren; zie
verder het antwoord op vraag 6.
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met bezorgdheid kennisgenomen van de Kamerbrief
over de inbreukprocedure tegen de Nederland aangaande de Vogelrichtlijn.
De leden van de VVD-fractie constateren dat de Staatssecretaris schrijft dat Nederland
in gebreke wordt gesteld «vanwege de niet-naleving van de op hem rustende verplichtingen
uit de Vogelrichtlijn (Richtlijn 2009/147/EG).» Maar verder kan hij er weinig over
melden, want «de inbreukprocedure is vertrouwelijk en de stukken die in dat kader
worden gewisseld zijn niet openbaar.» Deze leden hebben dit schriftelijk overleg aangevraagd
om toch meer helderheid te krijgen over de potentiële gevolgen van deze inbreukprocedure
en de beleidsvoorstellen van deze Staatssecretaris.
20.
Deze leden vragen de Staatssecretaris om uitleg over de aanleiding, het vervolg en
potentiële gevolgen van deze inbreukprocedure. Wat was de directe aanleiding voor
deze procedure, op welke concrete punten en artikelen uit de Vogelrichtlijn is Nederland
in overtreding? Wat gebeurt er nadat het Nederlandse kabinet heeft gereageerd op de
aanmaningsbrief van de Europese Commissie (EC)? Wat betekent het dat, indien er geen
bevredigend antwoord vanuit Nederland komt, de EC kan besluiten om een «reasoned opinion»
uit te brengen? Klopt het dat deze procedure uiteindelijk kan leiden tot boetes of
dwangsommen en zo ja, om welke bedragen zou het kunnen gaan?
Antwoord:
De aanmaningsbrief van de EC heb ik vertrouwelijk aan de Tweede Kamer toegezonden
(bijlage bij Kamerstuk 33 576, nr. 392). Voor de aanleiding en inhoud van de inbreukprocedure verwijs ik graag naar die
brief. Als de Nederlandse regering heeft gereageerd op de aanmaningsbrief, zal de
EC bepalen of zij de reactie voldoende vindt. Als dat niet het geval is, kan zij een
met redenen omkleed advies («reasoned opinion») uitbrengen. Dat betekent dat de EC
nog eens uitgebreid uiteen zal zetten en zal onderbouwen waarom Nederland volgens
haar te kortschiet in de nakoming van de Vogelrichtlijn. Nederland heeft dan nogmaals
de gelegenheid om te reageren en aan te geven welke maatregelen het van plan is te
nemen. Als de EC deze reactie ook niet voldoende vindt, kan zij een procedure bij
het Hof van Justitie van de EU (hierna: het Hof) inleiden. Het Hof zal vervolgens
beoordelen of Nederland in strijd met de Vogelrichtlijn heeft gehandeld. Is volgens
het Hof sprake van een inbreuk, dan dient Nederland deze zo spoedig mogelijk op te
heffen. De EC zal daarvoor na de uitspraak van het Hof een concrete termijn stellen.
Voldoet Nederland niet tijdig, dan kan de EC in een tweede procedure bij het Hof een
boete en/of een dwangsom vorderen (Inbreukprocedure - Europese Commissie (europa.eu)). De hoogte van de boete en/of dwangsom is afhankelijk van de uitspraak.
De leden van de VVD-fractie hebben in het gerelateerde persbericht van de EC al meer
kunnen lezen over de onderbouwing van de inbreukprocedure (European Commission, 25 juli
2024, «The Commission calls on the Netherlands to better protect the meadow bird black-tailed
godwit» (https://ec.europa.eu/commission/presscorner/detail/EN/inf_24_3228). Zo staat daar dat Nederland onvoldoende maatregelen heeft genomen om de grutto
te beschermen, dat het aantal weidevogels in Nederland al decennialang afneemt, voornamelijk
vanwege habitatverlies en andere bedreigingen, dat vrijwillige programma's, waaronder
subsidies, er niet toe hebben geleid dat de voortdurende achteruitgang van de grutto
wordt aangepakt, dat autoriteiten effectievere maatregelen moeten nemen, zoals classificatie
en beheer van plekken waar de grutto in grote aantallen broedt, dat dergelijke maatregelen
ook belangrijk zijn voor vogelsoorten zoals de kievit en scholekster waarvan de aantallen
ook afnemen en dat Nederland twee maanden heeft om hierop te reageren.
21.
Kan de Staatssecretaris bevestigen dat het bovenstaande overeenkomt met de inhoud
van de vertrouwelijke stukken? Zo nee, welke onderdelen staan niet in de stukken?
Zo ja, waarom kon hij hier dan niet uitvoeriger over schrijven in zijn Kamerbrief?
Antwoord:
De aanmaningsbrief van de EC heb ik de Tweede Kamer inmiddels vertrouwelijk toegezonden.
Graag verwijs ik naar die brief.
De leden van de VVD-fractie lezen dat de Minister in de LVVN-begroting voor het jaar
2025 (Kamerstuk 36 600 XIV) schrijft dat soorten als de grutto en de kievit aanzienlijk afnemen vanwege «onder
andere de voortdurende intensivering van het agrarisch gebied.» In 2021 concludeerde
de Algemene Rekenkamer dat, ondanks de groei van subsidies, het beleid om weidevogels
te beschermen niet werkt, mede omdat de meest effectieve maatregelen zoals verhoging
van het waterpeil niet worden uitgevoerd.
22.
Deze leden vragen de Staatssecretaris wat volgens hem de voornaamste redenen zijn
dat het aantal grutto’s in Nederland blijft afnemen.
Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 1.
23.
Kan hij ten tweede zijn (beknopte) analyse geven over de effectiviteit van eerder
genomen maatregelen om weidevogels te beschermen?
Antwoord:
De tussenevaluatie van het ANLb (https://edepot.wur.nl/541699) toont aan dat de ecologische condities voor het bereiken van de doelen van de Vogel-
en Habitatrichtlijn en de Kaderrichtlijn Water zijn verbeterd, maar ook dat voor het
bereiken van de doelen meer nodig is. Op dit moment werkt de WUR in samenwerking met
Sovon aan een ecologische evaluatie van het ANLb. De conclusies, resultaten en aanbevelingen
van de ecologische evaluatie komen in het eerste kwartaal van 2025 beschikbaar en
zullen worden meegenomen bij het versterken van het weidevogelbeheer. Ik zal uw Kamer
dit rapport toesturen zodra het gereed is.
De leden van de VVD-fractie wijzen erop dat de Staatssecretaris in het commissiedebat
over Stikstof, NPLG en natuur van 4 september jongstleden verwees naar de extra middelen
uit het hoofdlijnenakkoord voor agrarisch natuurbeheer als (een deel) van de oplossing.
Deze leden onderschrijven dat de 500 miljoen euro structureel een belangrijke bijdrage
kan leveren aan het weidevogelbeheer, onder meer met langjarige vergoedingen voor
ecosysteemdiensten. Tegelijkertijd zijn deze leden ook beducht voor een effectieve
besteding van deze middelen, mede gelet op het hierboven genoemde rapport van de Algemene
Rekenkamer. Oneerbiedig gezegd: de grutto en de kievit zijn minder geholpen met de
aanleg van bloemrijke akkerranden dan met maatregelen gericht op een gebiedsgerichte
extensivering.
24.
Deze leden vragen de Staatssecretaris hoe hij de besteding van deze middelen gaat
verantwoorden op basis van effectiviteit en doelbereik.
Antwoord:
Vanuit mijn rol als stelselverantwoordelijke voor zowel de het Europees natuurbeleid
als voor het Gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB), heb ik nu een aantal instrumenten
tot mijn beschikking om te sturen op effectiviteit en doelbereik. Daarnaast ga ik
met provincies en waterschappen in gesprek hoe de sturing kan worden verbeterd. Inmiddels
ben ik gestart met gesprekken om het kader waarbinnen door provincies het Agrarisch
natuur- en landschapsbeheer wordt uitgevoerd, te verbeteren. De ecologische evaluatie,
zoals genoemd in antwoord 23, speelt daarbij een belangrijke rol. Daarnaast heeft
het GLB een systematiek met periodieke evaluaties en jaarlijkse prestatierapporten.
Indien hierbij doelen niet worden gehaald, behoort Nederland het GLB aan te passen.
Deze systematiek wil ik ook inzetten voor het nationaal sturen op effectiviteit en
doelbereik.
25.
Denkt de Staatssecretaris ook aan andere maatregelen, naast agrarisch natuurbeheer
en predatiebeheer, zoals grondbeleid? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kan hij deze nader
toelichten?
Antwoord:
Grondbeschikbaarheid en grondmobiliteit zijn belangrijke succesfactoren voor het slagen
van een natuurinclusieve inrichting in het landelijk gebied. Zie ook de antwoorden
op vraag 17 en 18.
De leden van de VVD-fractie constateren tot slot dat het kabinet in het regeerprogramma
schrijft dat het zich committeert aan de verplichtingen die volgen uit (inter)nationale
wet- en regelgeving ten aanzien van natuur, biodiversiteit en klimaat.
26.
Kan de Staatssecretaris derhalve bevestigen dat het kabinet op degelijke wijze gaat
onderbouwen hoe het de zorgen van de EC gaat wegnemen, opdat het gaat voldoen aan
de Vogelrichtlijn?
Antwoord:
Dat kan ik bevestigen. Het antwoord op de aanmaningsbrief van de EC wordt op dit moment
voorbereid. In het antwoord zal ik toelichten welke extra maatregelen Nederland van
plan is om te nemen ter bescherming van de grutto.
27.
Kan de Staatssecretaris daarnaast inhoudelijk uitleggen waarom het zich graag wil
committeren aan de bescherming van weidevogels zoals de grutto, anders dan dat het
«moet van Brussel».
Antwoord:
Nederland ligt op een kruispunt van vogelmigratieroutes. Ons land is wereldwijd belangrijk
voor miljoenen vogels, zowel vanwege de waterrijke gebieden zoals de Waddenzee, de
Delta, het IJsselmeer en moerassen, als vanwege de agrarische gebieden. De grutto
is verkozen als onze nationale vogel enstaat symbool voor de kwaliteit van ons landschap
en de biodiversiteit. Agrarisch cultuurlandschap draagt hierbij bij aan verbetering
van de leefgebieden van de weide- en akkervogels, waaronder de grutto.
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de brief over de
Inbreukprocedure Vogelrichtlijn. Deze leden hebben enkele vragen, dan wel opmerkingen.
De leden van de D66-fractie constateren dat de Staatssecretaris eerder aangaf dat
de inbreukprocedure vertrouwelijk is en dat de bijbehorende stukken dat ook zijn.
28.
Deze leden vragen de Staatssecretaris om toe te lichten op basis van welke Europese
wetgeving de inbreukprocedure vertrouwelijk wordt behandeld.
Antwoord:
De EC hanteert nadrukkelijk het principe dat alle documenten in een inbreukprocedure
die nog niet is afgerond, strikte vertrouwelijkheid behoeven. Het Hof van Justitie
van de EU onderschrijft die vertrouwelijkheid (zie bijvoorbeeld HvJ EU 14 november
2013, C-514/11P LPN en Finland v. Commissie, ECLI:EU:C:2013:738). Artikel 4 lid 2
Eurowob (Verordening 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2001
inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad
en de Commissie) bepaalt dat de instellingen de toegang tot een document weigeren
wanneer openbaarmaking ervan zou leiden tot ondermijning van de bescherming van gerechtelijke
procedures. De aanmaningsbrief kan ik daarom niet openbaar maken. Ik heb hem wel vertrouwelijk
aan de Tweede Kamer toegezonden.
Ook bij nationale juridische procedures geldt overigens terughoudendheid bij openbaarmaking
van stukken, omdat het procesbelang van de Staat daardoor zou kunnen worden geschaad.
Ik verwijs op dit punt naar de brief van de toenmalige Minister van Binnenlandse Zaken
en Koninkrijksrelaties aan de Tweede Kamer van 13 juni 2022 en de daarbij gevoegde
beleidslijn over de openbaarmaking van nota's (Kamerstukken II 2021/22, 28 362, nr. 59).
29.
Deze leden vragen ook met klem of de Staatssecretaris bereid is de stukken wel vertrouwelijk
te delen met de leden van de Kamer.
Antwoord:
Ik heb de aanmaningsbrief van de EC inmiddels vertrouwelijk aan de Tweede Kamer toegezonden.
30.
De leden van de D66-fractie vragen of de Staatssecretaris daarop vooruitlopend kan
toelichten wat de kern van de inbreukprocedure is en aan welke verplichtingen Nederland
volgens de EC niet voldoet?
Antwoord:
Voor de inhoud van de inbreukprocedure verwijs ik u graag naar de vertrouwelijk aan
de Tweede Kamer toegezonden aanmaningsbrief. Zie verder het antwoord onder 20.
31.
Deze leden vragen de Staatssecretaris ook toe te lichten in welke fase van het proces
van de inbreukprocedure Nederland is.
Antwoord:
De inbreukprocedure is gestart met het verzenden van de aanmaningsbrief op 25 juli
2024. Deze brief heb ik de Tweede Kamer vertrouwelijk toegezonden. Zie verder antwoord
20.
32.
De leden van de D66-fractie vragen de Staatssecretaris toe te lichten, nu hij bijna
een maand de tijd heeft gehad om de aanmaningsbrief te bestuderen, of hij de zorgen
van de EC deelt.
Antwoord:
Aangezien de trend van de weidevogels al decennialang negatief is, deel ik uiteraard
de zorgen van de EC. Een belangrijke doelstelling van mijn beleid is dan ook om de
negatieve trend voor deze vogels te doorbreken. Om dit te doen, hebben we boeren nodig.
Deze vogels zijn namelijk voor een belangrijk deel afhankelijk van de inzet van boeren.
Ik zoek daarom naar een goede balans die in de agrarische gebieden de noodzakelijke
ruimte geeft aan zowel de weidevogels als de boer.
33.
Kan hij tevens toelichten welke sancties Nederland te wachten staat mochten wij niet
aan onze verplichtingen voldoen?
Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 20.
34.
Kan hij ook een analyse geven van de meer informele consequenties van het niet-voldoen
aan de verplichtingen, zoals bijvoorbeeld de kansen van Nederland om in Europees verband
zaken voor elkaar te krijgen, denk aan een nieuwe derogatie.
Antwoord:
Het is de verwachting dat een voor de EC onbevredigend antwoord van Nederland een
negatief effect kan hebben op andere lopende trajecten in Brussel. Een bevredigend
antwoord kan echter juist goodwill kweken en zodoende Nederland helpen om stappen
te zetten in andere dossiers.
35.
De leden van de D66-fractie verwachten dat de structurele middelen die zijn gereserveerd
voor agrarisch natuurbeheer bij kunnen dragen aan een rijkere populatie van weidevogels
waaronder de grutto.
Deze leden vragen de Staatssecretaris hierbij toe te lichten op welke wijze hij bij
de allocatie van die middelen de aangenomen motie van het lid Tjeerd de Groot (Kamerstuk
36 410 XIV, nr. 10) gaat betrekken.
Antwoord:
Het Interdepartementaal Beleidsonderzoek Biodiversiteit, dat op 5 september 2023 aan
de Kamer is toegezonden (Kamerstuk 26 407, nr. 149), voorziet in het onderzoek waar de motie om vraagt. Daarin wordt uitgebreid ingegaan
op de wenselijkheid en mogelijkheden om te voorzien in langjarige contracten. De bevindingen
ten aanzien van het mogelijk maken van langjarige, structurele beheervergoedingen
zal ik betrekken bij de vormgeving en besluitvorming van de besteding van de extra
middelen die in het regeerprogramma zijn opgenomen voor agrarisch natuurbeheer.
36.
Deze leden vragen daarnaast of de Staatssecretaris erkent dat de huidige aanpak uit
losse en gefragmenteerde maatregelen bestond (op het boerenbedrijf), waardoor een
integrale en effectieve aanpak niet is gerealiseerd.
Antwoord:
Ik onderschrijf de stellingname dat de huidige aanpak uit losse en gefragmenteerde
maatregelen bestond niet. Een integrale aanpak is echter wel belangrijk. Alle maatregelen
hangen in meer of minder mate met elkaar samen.
37.
Erkent de Staatssecretaris dat, ondanks goede initiatieven en investeringen, de gruttopopulaties
achteruit zijn gehold?
Antwoord:
De populatie grutto's verkeerde in de jaren 1960 in een vrije val. Dankzij de inzet
van agrarisch en natuurbeheer en reservaatsbeheer vanaf 1975 (Relatienota), kon de
afname aanvankelijk gestopt worden en leek sprake van een positieve trend, maar vanaf
de jaren 1990 is de populatie toch weer gehalveerd. Dat is heel teleurstellend voor
al diegenen die zich met hart en ziel hebben ingezet voor onze nationale vogel.
38.
Kan hij derhalve toelichten hoe hij de lessen uit bestaande plannen voor het landelijk
gebied, zoals het Aanvalsplan Grutto (Het Aanvalsplan Grutto (https://gruttoaanvalsplan.nl/)) en Aanvalsplan landschap (Stichting Deltaplan Biodiversiteitsherstel, «Aanvalsplan
landschap» (https://www.samenvoorbiodiversiteit.nl/aanvalsplan-landschap), gaat betrekken om te zorgen dat de meest efficiënte maatregelen worden gevonden
voor de grote hoeveelheid financiële middelen die beschikbaar is gekomen voor agrarisch
natuurbeheer?
Antwoord:
Het Aanvalsplan Grutto en het Aanvalsplan landschap zijn belangrijke pijlers onder
mijn beleid. Een kracht van het Aanvalsplan Grutto is bijvoorbeeld dat dit plan niet
alleen focus legt op wat er nodig is voor de grutto, maar ook op wat de boer nodig
heeft om aan de verwachtingen te kunnen voldoen. De plannen maken nu al onderdeel
uit van het Nationaal Strategisch Plan voor het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid.
Voor het kerstreces wordt er naar de Kamer een contourenbrief gestuurd over de besteding
van de middelen voor het agrarisch natuurbeheer. Een extra inzet voor weide- en akkervogels,
en voor het versterken van het cultuurhistorisch landschap, wordt daarin opgenomen.
39.
Kan de Staatssecretaris daarbij beleid ontwikkelen dat zorgt dat grutto’s kunnen floreren
en niet terug te vallen op de makkelijke oplossing, namelijk predatoren afschieten?
Antwoord:
Mijn beleid is erop gericht om door middel van een gebiedsgerichte aanpak toe te werken
naar een goede habitatkwaliteit voor de lange termijn. De verbreding van het ANLb
biedt kansen om de gebiedsgerichte samenwerking te ondersteunen en te stimuleren.
Een belangrijk onderdeel hiervan is een gebalanceerde predatorenaanpak. Door inspanning
op het gebied van innovatie, de uitvoering van de LBV/LBV-plus-regeling en de Natuurherstelwet
met als doel de druk op de weidevogels, waaronder de grutto, te verminderen.
40.
Kan hij toezeggen, in samenwerking met de Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid
en Natuur (LVVN), eerst stappen te zetten om de basiscondities voor een goede landinrichting
in orde te brengen voor de grutto en andere weidevogels, zoals hoger waterpeil, later
maaien, minder (kunst)mest en minder bestrijdingsmiddelen?
Antwoord:
De maatregelen die voortvloeien uit het agrarisch natuurbeheer zijn reeds gericht
op het creëren van de goede basiscondities voor de instandhouding van de weide- en
akkervogels. Het voornemen om extra middelen beschikbaar te stellen voor agrarisch
natuurbeheer toont aan dat ik het belang daarvan onderschrijf.
41.
Erkent de Staatssecretaris dat deze maatregelen, met name een hoger waterpeil, ook
predatie op een natuurlijke wijze zal terugbrengen?
Antwoord:
Een hoger waterpeil, maar ook een betere inrichting van een gebied, heeft een positief
effect op het tegengaan van predatie. Deze maatregelen worden ook ondersteund binnen
het ANLb. Gebieden waar zowel nest- als kuikenoverleving de populatiegroei van de
grutto's mogelijk maken, kunnen daarom worden beschouwd als gebieden waar predatoren
in balans zijn met hun prooien (jaarverslag 2023 van het Grutto Landschap-project).
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
De leden van de BBB-fractie zijn zoekende in hun reactie op de inbreukprocedure, omdat
de procedure vertrouwelijk is en de stukken dus niet openbaar worden gemaakt.
Het belang van goed weidevogelbeheer staat bij deze leden in een hoog vaandel. Veel
boeren dragen al jaren bij aan het verbeteren van de weidevogelstand en zonder boeren
konden in Nederland geen weidevogels leven.
42.
Deze leden vinden daarom dat er meer duidelijkheid moet komen over het gevolg van
de uitkoop van boeren voor de Nederlandse weidevogelstand. Kan de Staatssecretaris
dat toezeggen?
Antwoord:
Om de Nederlandse weidevogelstand te herstellen en te beschermen is voldoende leefgebied
nodig. Door structureel extra middelen beschikbaar te stellen om agrarisch natuurbeheer
uit te breiden, wordt het voor meer boeren economisch aantrekkelijk om het leefgebied
voor weidevogels te verbeteren. Bij de uitbreiding van agrarisch natuurbeheer zullen
deze randvoorwaarden een belangrijk onderdeel zijn. De gronden die in gebruik zijn
bij bedrijven die deelnemen aan de beëindigingsregelingenhouden in de regel een agrarische
bestemming. Ik onderstreep het belang van economisch aantrekkelijk weidevogelbeheer
voor blijvende boeren.
43.
Er moet bovendien onderzoek worden gedaan naar beheer van de grote vijanden van de
weidevogels, zoals de vos, steenmarter, kraaien en ooievaars. Er zijn gebieden waar
al meer predatiebeheer mogelijk is, kan de Staatssecretaris daar meer de regie in
pakken? Zodat meer weidevogels goed worden beschermd.
Antwoord:
Predatie speelt in toenemende mate een rol bij de achteruitgang van de grutto in Nederland,
als «sluitstuk» van de drukfactoren die al langere tijd een rol spelen, zoals verdroging,
afnemende habitatkwaliteit en afname van de openheid van het landschap. Actief predatiebeheer
omvat naast ver- en bejaging, ook het beter inrichten van een gebied, waardoor het
onaantrekkelijker wordt voor predatoren en het tegengaan ervan door bijvoorbeeld afrastering
of verhoging van het waterpeil. Dit heeft nadrukkelijk de aandacht van de provincies,
die hierin het voortouw hebben. Ik zal hen hierbij actief ondersteunen.
44.
De leden van de BBB-fractie vragen daarnaast of het mogelijk is de stukken van de
inbreukprocedure onder embargo in te laten zien door Kamerleden?
Antwoord:
Ik heb de aanmaningsbrief van de EC inmiddels vertrouwelijk aan de Tweede Kamer toegezonden.
45.
Deze leden willen graag weten of bij voorgaande bewindspersonen duidelijk kan zijn
geweest dat de inbreukprocedure aanstaande of te voorzien was.
Antwoord:
Aan de inbreukprocedure is een EU-Pilotprocedure voorafgegaan die loopt sinds 2017.
Dat is een informele uitwisseling van informatie tussen de lidstaat en de EC, om te
voorkomen dat direct een inbreukprocedure zou worden gestart. Een Pilotprocedure hoeft
niet in een inbreukprocedure uit te monden: in andere gevallen kon tot een bevredigende
oplossing worden gekomen. Het starten van een inbreukprocedure is een besluit dat
door het College van Commissarissen van de EC wordt genomen. Op 7 mei 2024 heeft de
EC de Pilot beëindigd en aangegeven dat er voorbereidingen werden getroffen voor het
starten van een inbreukprocedure. Op 25 juli 2024 heeft de EC besloten om een inbreukprocedure
te starten. Dat is ook de dag dat de aanmaningsbrief is verstuurd, waarover ik de
Tweede Kamer direct heb geïnformeerd.
46.
Bovendien willen deze leden graag weten waarom, als voorgaande bewindspersonen het
risico op een inbreukprocedure hadden kunnen inschatten, zij dat niet aan de Kamer
hebben verteld, zodat enige voorbereiding vanuit de Kamer mogelijk geweest was.
Antwoord:
Zoals ik in het antwoord op de vorige vraag heb toegelicht, heeft de EC op 25 juli
2024 besloten om een inbreukprocedure te starten. Diezelfde dag is de Tweede Kamer
geïnformeerd (Kamerstukken II 2023/24, 33 576, nr. 388). Eerder was er nog geen duidelijkheid of het College van Commissarissen bereid zou
zijn om het voorstel voor een inbreukprocedure te ondersteunen. Die bereidheid zou
namelijk beïnvloed kunnen worden door (de uitslag van) de Europese verkiezingen. Tot
25 juli jl. was er dus nog geen formeel standpunt van de Europese Commissie, alleen
een informele uitwisseling van informatie in het kader van de – eveneens vertrouwelijke –
EU-Pilotprocedure.
47.
Was een inbreukprocedure daarnaast te voorkomen geweest, of is het een «ingecalculeerd
risico» van het voorgaande bewind geweest om niet meer in te zetten op de bescherming
van weidevogels door bijvoorbeeld beter predatiebeheer?
Antwoord:
Voorgaande bewindspersonen hebben in toenemende mate ingezet op agrarisch natuurbeheer
ter bescherming van de grutto en andere weidevogels, naast het reguliere predatiebeheer
dat onder de verantwoordelijkheid van de provincies valt. Dat is in lijn met het huidige
regeerprogramma. U wordt verder verwezen naar de vertrouwelijk aan de Tweede Kamer
toegezonden aanmaningsbrief waarin de EC aangeeft op welke punten Nederland volgens
haar tekort schiet en ingaat op de volgens haar relevante factoren.
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie
De bedreiging van de grutto
De leden van de PvdD-fractie constateren dat de grutto, een van de iconische weidevogels
in Nederland, net zoals veel andere diersoorten onder grote druk staat. Deze leden
zijn van mening dat het huidige beleid met betrekking tot weidevogels en biodiversiteit
in Nederland tekortschiet en gericht is op pleisters plakken en symptoombestrijding.
Dat concludeert bijvoorbeeld ook Volgelbescherming bij het lezen van het regeerakkoord:
«De enige concrete maatregel die specifiek wordt genoemd in het regeerprogramma (predatiebeheer)
is niet meer dan symptoombestrijding» (Vogelbescherming, 13 september 2024, «Verontrust
over regeerprogramma» (https://www.vogelbescherming.nl/actueel/bericht/verontrust-over-regeerp…). Weidevogels, zoals de grutto, zijn onlosmakelijk verbonden met het Nederlandse
landschap, maar staan nu op de rand van uitsterven. De intensieve landbouwpraktijken,
het voor de landbouw kunstmatig laag houden van de waterpeil en de afname van geschikt
leefgebied hebben het voortbestaan van deze vogel in gevaar gebracht. Dit is niet
alleen ecologisch problematisch, maar het brengt Nederland ook in conflict met Europese
regelgeving, die vereist dat lidstaten hun biodiversiteit beschermen. Daar zitten
we dus nu.
48.
Deelt de Staatssecretaris deze analyse? Zo nee, wat is dan volgens hem de belangrijkste
oorzaak van de decennialange achteruitgang van de grutto en op welke wetenschappelijk
onderzoeken baseert hij zich?
Antwoord:
De voortgangsrapportages van het meerjarig Grutto Landschap-onderzoek van de RUG,
onder leiding van hoogleraar Theunis Piersma, geven een goed en helder inzicht in
de belangrijkste oorzaken van de achteruitgang van de grutto (zie bijvoorbeeld: https://pure.rug.nl/ws/portalfiles/portal/623593541/Grutto_Landschap_Pr…).
Dat dit kabinet zich zou beperken tot predatiebeheer komt niet overeen met het regeerprogramma.
In dat programma staat namelijk ook dat de (extra) structurele middelen die beschikbaar
zijn voor agrarisch natuurbeheer een belangrijke rol zullen vervullen bij het werken
aan de internationale doelstellingen. Voor het kerstreces wordt er naar de Kamer een
contourenbrief gestuurd over de besteding van de middelen voor het agrarisch natuurbeheer.
Een extra inzet voor weide- en akkervogels, en voor het versterken van het cultuurhistorisch
landschap, wordt daarin opgenomen.
49.
Kan de Staatssecretaris een overzicht geven van de populatie grutto's van de afgelopen
50 jaar?
Antwoord:
Op de website van Sovon Vogelonderzoek Nederland (https://stats.sovon.nl/stats/soort/5320) is informatie te vinden over de aantalsontwikkeling van de grutto vanaf 1984.
50.
Kan hij voor dezelfde periode een overzicht geven van de ontwikkeling van het areaal
van geschikt leef-, broed-, en foerageergebied voor de grutto in Nederland?
Antwoord:
Deze specifieke informatie is niet voorhanden, omdat daar niet specifiek op is gekarteerd.
Europese afspraken en het beleid van het kabinet
De leden van de PvdD-fractie benadrukken dat Nederland als EU-lidstaat de afspraak
heeft gemaakt om de biodiversiteit te beschermen, waaronder de leefgebieden van de
grutto.
Deze leden constateren dat de toenmalige bewindspersoon in een reactie op schriftelijke
vragen van de leden Vestering en Wassenberg begin 2022 (Aanhangsel van de Handelingen
II, vergaderjaar 2021–2022, nr. 1402) stelde dat het weidevogelbeleid tussen 1975 en 2016 niet volledig was mislukt.
51.
Deelt de Staatssecretaris de mening dat het feit dat de EC zich genoodzaakt voelde
een inbreukprocedure te starten tegen Nederland in ieder geval aantoont dat het huidige
beleid heeft gefaald? Zo nee, waarom niet?
Antwoord:
Dat de EC zich genoodzaakt ziet om een inbreukprocedure te starten maakt duidelijk
dat de EC het huidige Nederlandse beleid niet voldoende vindt, ondanks de grote inspanningen
die Nederland op dit vlak heeft geleverd. Daarbij zijn in de loop der tijd ook verschillende
verbeteringen aangebracht in het systeem van agrarisch natuurbeheer. Dit kabinet heeft
besloten dit verder te versterken. Duidelijk is evenwel dat de afgelopen decennia
de grutto een dalende trend heeft laten zien. Het antwoord op de punten waarop Nederland
volgens de EC in gebreke is, zal moeten worden gegeven in reactie op de vertrouwelijk
aan de Tweede Kamer toegezonden aanmaningsbrief van de EC als onderdeel van de inbreukprocedure.
52.
Op welke wetenschappelijk onderzoek en consensus baseert de Staatssecretaris zich?
Antwoord:
Ik baseer mij op wetenschappelijk onderzoek afkomstig van de RUG, WUR, Stichting Vogelonderzoek
Nederland (Sovon) en internationale onderzoeken (o.m. het Important Bird Areas (IBA)-onderzoek).
53.
Hoeveel meer areaal geschikte broed- en foerageergebieden zijn door het weidevogelbeleid
ontstaan sinds 1975?
Antwoord:
Deze vraag kan niet worden beantwoord; zie ook antwoord 50. De ontwikkeling van het
areaal dat gesubsidieerd wordt met als doel weidevogelbeheer, is uiteraard bekend,
maar dat is niet 1:1 hetzelfde als het areaal geschikt broed- en foerageergebied.
54.
Waar zouden volgens onafhankelijke wetenschappers speciale beschermingszones voor
de grutto het beste moeten worden ingesteld?
Antwoord:
Daar hebben onafhankelijke wetenschappers zich nog niet over uitgelaten. Zie verder
het antwoord op vraag 8 en 9.
55.
Zijn alle Nederlandse speciale beschermingszones aangewezen in lijn met wetenschappelijke
kennis en wetenschappelijk advies over waar zulke zones het beste aan te wijzen om
maximaal positief effect te bereiken voor de grutto? Zo nee, waarom niet?
Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 8 en 9.
56.
Kan de Staatssecretaris een schets sturen van waar de speciale beschermingszones zich
bevinden en waar en hoe ze qua locatie en omvang voldoen als geschikt om broedgebieden
van de grutto te beschermen, te herstellen en uit te breiden?
Antwoord:
Een overzicht van de speciale beschermingszones (Vogelrichtlijngebieden) is te vinden
op de website www.Natura2000.nl. Zie verder het antwoord op vraag 8 en 9.
57.
Aangezien één van de grootste problemen met de stand van de grutto het gebrek aan
geschikt en voldoende broedgebied is vragen deze leden hoeveel meer speciale beschermingszones
het kabinet gaat aanwijzen, wanneer precies en waar precies.
Antwoord:
Speciale beschermingszones worden alleen aangewezen als het gebied kwalificeert op
basis van de selectiecriteria voor aanwijzing. Zie verder antwoord 8 en 9.
58.
Laat het kabinet de geschiktheid en effectiviteit van deze gebieden eerst toetsen
door onafhankelijke grutto-experts?
Antwoord:
De geschiktheid van gebieden wordt getoetst aan de selectiecriteria voor aanwijzing.
Deze criteria mogen alleen volgens ornithologische (vogelkundige) en juridische argumenten
worden vormgegeven. Bij de toepassing worden vanzelfsprekend onafhankelijke vogelexperts
ingeschakeld.
59.
De leden van de PvdD-fractie vragen of het kabinet kan bevestigen dat experts hebben
gewaarschuwd dat de inzet van vrijwilligheid bij boeren om de grutto beter te beschermen
onvoldoende effect zou hebben en dat dit inderdaad nu is uitgekomen? Zo nee, op welk
wetenschappelijk onderzoek en consensus baseert de Staatssecretaris zich?
Antwoord:
Het Agrarisch Natuur- en Landschapsbeheer is in 2021 positief geëvalueerd door de
WUR (https://edepot.wur.nl/541699). Hieruit komt, kort samengevat, naar voren dat het stelsel gebaseerd op vrijwillige
samenwerking van deelnemende boeren in de agrarische collectieven, staat en zich goed
heeft ontwikkeld. Tegelijk is duidelijk dat het agrarisch natuurbeheer van de afgelopen
decennia het tij nog niet heeft doen keren, zoals onder andere uiteengezet is in het
rapport «Waar is de Grutto?» van de Algemene Rekenkamer (2021). Vandaar de voorgenomen
verbeteringen en aanvullende maatregelen.
60.
Kan de Staatssecretaris bevestigen dat Nederland door de inbreukprocedure nu echt
werk moet maken van het beschermen van de grutto en andere weidevogels en het herstellen
en uitbreiden van hun broed- en foerageergebieden?
Antwoord:
Het is niet zozeer de inbreukprocedure als wel de populatieontwikkeling van de grutto
en andere weidevogels die aanleiding geeft om maatregelen te nemen, waaronder een
versterking van het systeem van agrarisch natuurbeheer. Dit is reeds onderkend in
het Regeerprogramma, waarbij extra middelen zijn gereserveerd voor agrarisch natuurbeheer.
61.
Binnen welke periode moet Nederland resultaat laten zien?
Antwoord:
Nederland moet uiterlijk op 25 november 2024 reageren op de aanmaningsbrief van de
EC. Daarna moet Nederland aan de slag met de maatregelen die het in zijn reactie heeft
aangekondigd. Daarvoor is geen concrete termijn gesteld.
62.
Welke wetenschappelijk bewezen acties zijn en worden ondernomen om de achteruitgang
van de weidevogels populatie systematisch te stoppen en een gunstige staat van de
populatie en hun broed-, en foerageergebied te herstellen?
Antwoord:
Kort samengevat zijn de wetenschappelijk bewezen maatregelen: grotere aaneengesloten
leefgebieden met minimale verstoring, een verhoogd waterpeil in het broedseizoen,
verzwaring van beheer (met als resultaat: kruidenrijke graslanden en plas-drassituaties),
tegengaan van predatie en behoud (dan wel herstel) van een open landschap. Alle factoren
moeten gunstig zijn om een gebied geschikt te maken en te houden. Aan al deze doelen
wordt al gewerkt, bijvoorbeeld via het Aanvalsplan Grutto. Uit nadere analyse moet
nog blijken hoeveel extra areaal er nodig is om de weidevogelpopulatie te herstellen.
Plannen en budgettaire vraagstukken
De leden van de PvdD-fractie lezen in de begroting van LVVN dat er voor 2025 een budget
van 900.000 euro is gereserveerd voor onderzoek en monitoring van akker- en weidevogels,
waaronder de grutto. Het Aanvalsplan Grutto wordt in de begroting ook genoemd. Dit
plan heeft als doel de achteruitgang van de weidevogelpopulaties te stoppen en herstel
mogelijk te maken.
63.
Verwacht de Staatssecretaris dat dit budget voldoende is om weidevogels te beschermen
in lijn met de Europese wet- en regelgeving? Zo ja, welke berekeningen en wetenschappelijke
onderbouwingen zitten hierachter?
Antwoord:
Het budget dat in de begroting van LVVN is gereserveerd heeft vooral betrekking op
onderzoek en monitoring van akker- en weidevogels. Voorbeelden daarvan zijn het project
Grutto Landschap van de RUG, akkervogelpilots in uitvoering door de WUR en predatieonderzoek.
De provincies zijn verantwoordelijk voor de uitvoering van het natuurbeleid waaronder
het weide- en akkervogelbeleid en ontvangen daarvoor jaarlijks middelen vanuit het
Provinciefonds. Afspraken hierover zijn vastgelegd in het Natuurpact (2013).
Daarnaast zijn in het regeerprogramma extra middelen gereserveerd voor agrarisch natuurbeheer.
64.
Wat zijn de concrete plannen voor 2025, en komen deze alleen voort uit het Aanvalsplan
Grutto?
Antwoord:
De plannen voor 2025 zijn gebaseerd op het Aanvalsplan Grutto en worden uitgevoerd
door de zeven weidevogelprovincies samen met de agrarische collectieven in de betreffende
kansgebieden. Het Aanvalsplan Grutto kent een gefaseerde aanpak. De aanpak is erop
gericht om de uitvoering van het Aanvalsplan in drie golven in de praktijk te brengen.
Tijdens een eerste golf wordt ervaring opgebouwd in een beperkt aantal gebieden. Op
basis van de opgedane kennis en ervaring worden in een tweede en een derde golf de
overige kansgebieden betrokken. Dit is een continu proces gericht op herstel en behoud
van de grutto in de geselecteerde kansgebieden.
65.
Zijn deze plannen wetenschappelijk getoetst op voldoende effectiviteit en zo ja, wat
was het resultaat? Zo nee, waarom niet?
Antwoord:
De selectie van de 35 kansgebieden is bij de voorbereidingsfase van het Aanvalsplan
Grutto aangedragen door de provincies. Deze zijn vervolgens door de WUR getoetst op
geschiktheid voor de grutto.
66.
Wanneer verwacht het kabinet te voldoen aan de Europese wet- en regelgeving rondom
de grutto?
Antwoord:
Het al dan niet voldoen aan de Europese wet- en regelgeving is onderwerp van de lopende
inbreukprocedure. Het antwoord op de punten waarop Nederland volgens de EC in gebreke
is, zal moeten worden gegeven in reactie op de vertrouwelijk aan de Tweede Kamer toegezonden
aanmaningsbrief van de EC als onderdeel van de inbreukprocedure.
De leden van de PvdD-fractie hebben ook gelezen dat de Staatssecretaris in antwoorden
op Kamervragen (Aanhangsel van de Handelingen II, vergaderjaar 2023–2024, nr. 2335)) dat er onder andere wordt ingezet op het verhogen van het waterpeil en het vergroten
van het oppervlak kruidenrijk grasland.
67.
Kan de Staatssecretaris concreet aangeven in hoeveel broed-, en foerageergebieden
van weidevogels het waterpeil is verhoogd afgelopen jaren? Deze leden constateren
dat er maar op zeer beperkte schaal werk is gemaakt van deze maatregelen (Kamerstuk
2024D30952).
Antwoord:
Verhoging van het waterpeil kan onderdeel uitmaken van het natuurbeheer dat agrarische
collectieven in nauwe samenspraak met waterschappen uitvoeren als het gaat om het
verhogen van het waterpeil. Waterschappen financieren dit ook buiten het agrarisch
natuurbeheer om, bijvoorbeeld in combinatie met de aanleg van drukdrainage. Daarnaast
is er dit jaar een samenwerkingsregeling gestart met als doel het waterpeil in veenweidegebieden
te verhogen. De mate waarin dit van toepassing is, zal sterk per gebied afhankelijk
zijn. Ik heb geen landelijk beeld van de hoeveelheid broed- en foerageergebieden van
weidevogels waar het waterpeil is verhoogd. Veelal maakt deze maatregel onderdeel
uit van een scala aan andere maatregelen zoals de aanleg van greppel plasdras gebieden,
kruidenrijk grasland en andere beheermaatregelen die zijn te kwalificeren als «zwaar
beheer».
68.
De leden van de PvdD-fractie vragen of de Staatssecretaris ervan is overtuigd dat
er de afgelopen jaren genoeg maatregelen zijn getroffen om weidevogels te beschermen.
Indien dat het geval is, waarom is de EC dan een inbreukprocedure tegen Nederland
gestart en hoe onderbouwt de EC dat?
Antwoord:
Nederland heeft grote inspanningen geleverd op het vlak van weidevogelbeheer. In de
loop der tijd zijn ook verschillende verbeteringen aangebracht in het systeem van
agrarisch natuurbeheer en dit kabinet heeft ook besloten dit verder te versterken.
Daaruit blijkt al dat dit kabinet van mening is dat de reeds genomen maatregelen onvoldoende
zijn geweest.
Voor de vraag waarom de EC een procedure tegen Nederland is gestart en wat haar onderbouwing
is, verwijs ik naar de aanmaningsbrief van de EC die ik vertrouwelijk aan de Tweede
Kamer heb toegezonden.
De leden van de PvdD-fractie constateren dat één van de speerpunten van het Aanvalsplan
het verlagen van de veedichtheid in weidevogelkansgebieden van gemiddeld 2,5 volwassen
rund per hectare naar één is. Dit zou de biodiversiteit bevorderen en de leefomgeving
van weidevogels verbeteren met name via natuurinclusieve landbouw. De reductie van
de veestapel is een mogelijke uitkomst van beleid (en geen doel op zich) van het kabinet.
69.
Welke wetenschappelijke en meetbare definitie van natuurinclusieve landbouw hanteert
het kabinet?
Antwoord:
Landbouwinclusieve natuur wordt gedefinieerd als «het streven naar een positieve,
wederkerige relatie tussen de landbouw-bedrijfsvoering en natuurlijk kapitaal» (Van
Doorn e.a., 2016), en als «een vorm van duurzame landbouw die optimaal gebruik maakt
van de natuurlijke omgeving en deze integreert in de bedrijfsvoering» (Erisman e.a.,
2017).
70.
Hoe gaat het kabinet precies vormgeven aan beleid om natuurinclusieve landbouw te
stimuleren en welke extra maatregelen, anders dan het vorige kabinet heeft gedaan,
gaat het nemen?
Antwoord:
Het concept «landbouwinclusieve natuur» is tot nu toe vooral stimulerend en inspirerend
bedoeld voor boeren die willen extensiveren. Ter ondersteuning hiervan heeft het kabinet
circa 500 miljoen euro beschikbaar gesteld om landbouw en natuur meer in evenwicht
te brengen.
71.
Hoe effectief zijn deze maatregelen volgens wetenschap om de grutto wettelijk voldoende
te beschermen?
Antwoord:
Landbouwinclusieve natuur is breed gedefinieerd (zie antwoord 69) en dus niet specifiek
gericht op de grutto. Dat deze vorm van landbouw kan helpen bij het beschermen van
de grutto, is duidelijk, maar in hoeverre is niet onderzocht.
72.
Wat houdt de term Natuurcombinaties in praktijk precies in? Hoe wordt er werk gemaakt
van het stimuleren van natuurinclusieve landbouw en hoe veel geld is daarvoor geraamd?
Antwoord:
De term natuurcombinaties heeft betrekking op de combinatie die te maken zijn met
beleidsterreinen waarmee synergie kan worden bereikt. Denk daarbij bijvoorbeeld aan
natuur in de stad, natuur en gezondheid, natuur en recreatie en/of verbinden landbouw
en natuur. Zie verder het antwoord op vraag 70.
73.
De leden van de PvdD-fractie vragen of de Staatssecretaris ook de signalen vanuit
experts hoort dat de reductie van het aantal dieren in de veehouderij noodzakelijk
is voor het herstel van de weidevogelpopulaties?
Antwoord:
Deze signalen hebben mij niet bereikt. Van belang voor het herstel van weidevogelpopulaties
is voldoende leefgebied en de juiste condities. Dit wordt onder andere door middel
van agrarisch natuurbeheer bereikt. Het agrarisch natuurbeheer heeft wel een doorwerking
op beweiden en maaibeheer, en daarmee op de bedrijfsvoering. Dit effect op de bedrijfsvoering
wordt met de huidige berekeningsmethode onvoldoende vergoed. Het huidige kabinet zal
jaarlijks extra middelen uittrekken om agrarisch natuurbeheer uit te breiden waarmee
meer leefgebied gecreëerd wordt en worden meer boeren met een langjarige concurrerende
vergoeding in staat gesteld om hier aan deel te nemen.
74.
Is het kabinet bereid om mee te werken aan de reductie van het aantal dieren in de
veehouderij om de grutto weer in lijn met de Europese wet- en regelgeving te beschermen?
Antwoord:
Het kabinet zal zich aan Europese wet- en regelgeving houden, zo ook wat betreft het
beschermen van de Nederlandse gruttopopulatie. Echter, zoals aangegeven in antwoord
73, hebben mij geen signalen bereikt dat de reductie van de veestapel noodzakelijk
is voor het herstel van de weidevogelpopulatie. Ik zie daarom niet waarom we vanwege
de grutto de veestapel zouden moeten reduceren. Desalniettemin heeft het kabinet ten
behoeve van het halen van andere doelstellingen (water, klimaat en stikstof) een brede
beëindigingsregeling aangekondigd voor boeren die vrijwillig willen stoppen.
Tegenstrijdigheden in het beleid
De leden van de PvdD-fractie constateren dat ondanks de doelen van het Aanvalsplan
Grutto, recent beleid vragen oproept over de inzet van het kabinet voor biodiversiteitsherstel.
Zo werd aangekondigd dat akkerbouwers vanaf 2025 chemische bestrijdingsmiddelen mogen
gebruiken op bufferstroken langs waterlopen, mits goedgekeurd door de EC (Akkerwijzer,
27 augustus 2024, «Wiersma wil gebruik gewasbeschermingsmiddelen op bufferstroken
toestaan» (https://www.akkerwijzer.nl/artikel/1090529-wiersma-wil-gebruik-gewasbes…).
75.
Hoe strookt deze voorgenomen maatregel met de bredere inzet voor natuurinclusieve
landbouw en de verplichting om de grutto te beschermen?
Antwoord:
Zoals in het artikel, waarnaar wordt verwezen, staat vermeld, wil de Minister van
LVVN – na goedkeuring door de EC – toestaan dat bij conflicterende regelgeving, zoals
de verplichting tot bestrijden van exoten of distels, pleksgewijs gewasbeschermingsmiddelen
toe te passen voor het geval er geen alternatieve bestrijdingsmogelijkheden zijn.
Dit is bij vogelranden binnen het huidige agrarisch natuur- en landschapsbeheer ook
al toegestaan. Het tegengaan van exoten heeft juist als doel om het beconcurreren
van inheemse soorten tegen te gaan. Deze inheemse soorten zijn belangrijk voor landbouwinclusieve
natuur.
Daarnaast voorziet het vergunningenstelsel in de mogelijkheid om hierop toe te zien.
Wanneer bijvoorbeeld externe effecten op Natura 2000-gebieden of beschermde soorten
door de toepassing van gewasbescherming in de rede liggen, dient het bevoegd gezag
hierop te toetsen in een vergunningprocedure.
76.
Ziet de Staatssecretaris inmiddels ook in dat het zeer tegenstrijdig is om dergelijke
maatregelen voort te zetten, terwijl Nederland nu al onvoldoende doet om weidevogels
te beschermen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord: Zie het antwoord op vraag 75.
77.
De leden van de PvdD-fractie lezen daarnaast dat het kabinet voornemens is om Natura
2000-gebieden te herijken en bufferzones te versmallen van 250 naar 100 meter. Gaat
het kabinet deze voornemens ook toetsen in de EU om hun verenigbaarheid met de Europese
wet- en regelgeving rond bescherming van biodiversiteit en (weide)vogels?
Antwoord:
Het herijken van Natura 2000-gebieden en bufferzones versmallen van 250 naar 100 meter
heeft geen betrekking op broedende grutto’s, omdat broedende grutto’s niet tot de
instandhoudingsdoelstellingen van deze gebieden behoren. Overigens zal de herijking
en de versmalling uiteraard plaatsvinden binnen de geldende Europeesrechtelijke kaders.
78.
Kan de Staatssecretaris wetenschappelijk uitsluiten dat dit gevolgen heeft voor het
leefgebied van weidevogels? Zo ja, op welke manier en op welke onderzoeken baseert
u zich? Zo nee, hoe strookt dit dan met extra maatregelen die Nederland moet nemen
om weidevogelpopulaties te herstellen en de verplichting vanuit EU?
Antwoord:
De voldoening aan de verplichtingen vanuit de EU is onderwerp van de lopende inbreukprocedure.
Op dat punt zal Nederland stelling moeten nemen in de reactie op de aanmaningsbrief
van de EC, die ik vertrouwelijk aan de Tweede Kamer heb toegezonden. Zie verder het
antwoord op vraag 77.
De toekomst van de grutto en natuurinclusieve landbouw
Een ander belangrijk element van het Aanvalsplan Grutto is de transitie naar natuurinclusieve
landbouw. Dit is essentieel voor het behoud van weidevogels. Dat stelde de oud-Minister
voor Natuur en Stikstof ook in een antwoord op de schriftelijke vragen die eerder
in dit stuk zijn genoemd (Aanhangsel van de Handelingen II, vergaderjaar 2021–2022,
nr. 1402).
79.
Is de inzet voor het behoud van de grutto een van de doelen van het agrarisch natuurbeheer
waar het kabinet op in gaat zetten, en hoe wordt dit getoetst?
Antwoord:
Dat is inderdaad het geval. Zie verder antwoord 6.
80.
De leden van de PvdD-fractie vragen hoe de EC de effectiviteit van agrarisch natuurbeheer
beoordeelt tot nu in relatie tot de verplichting om de grutto te beschermen?
Antwoord:
Voor het standpunt van de EC verwijs ik graag naar de aanmaningsbrief. Deze heb ik
de Tweede Kamer vertrouwelijk toegezonden.
81.
Hoe beoordeelt de wetenschap de effectiviteit van agrarisch natuurbeheer tot nu toe
in relatie tot de verplichting om de grutto te beschermen en is volgens wetenschappelijk
consensus agrarisch natuurbeheer efficiënt en effectief?
Antwoord:
De WUR heeft in 2021 het collectieve stelsel ANLb dat in 2016 is geïntroduceerd in
de vorm van een lerende evaluatie onderzocht (https://edepot.wur.nl/541699). In vervolg hierop werkt de WUR op dit moment aan een ecologische evaluatie van
het ANLb waarin o.a. de effectiviteit en efficiëntie van het ANLb wordt onderzocht.
82.
Hoeveel geld is afgelopen 50 jaar besteed aan agrarisch beheer ten behoeve van onder
andere de bescherming van de grutto en welke resultaten heeft dat volgens wetenschappelijk
consensus opgeleverd?
Antwoord:
De afgelopen 50 jaar zijn de middelen voor agrarisch natuurbeheer fors toegenomen:
van een bedrag van enkele miljoenen per jaar naar ruim € 115 miljoen in 2023. De oppervlakte
waarop agrarisch natuur en landschapsbeheer plaatsvond is eveneens toegenomen tot
een totaal van ruim 116.000 ha. in 2023. Dit is ca. 6,5% van het totale areaal aan
landbouwgrond. De ecologische evaluatie die begin 2025 beschikbaar komt zal nader
ingaan op de resultaten.
De leden van de PvdD-fractie constateren dat beschikbaarheid van grond een cruciale
factor is voor het succes van het herstellen en bestendigen van de gruttopopulatie
in Nederland (onder andere volgens het Aanvalsplan Grutto) Nu het Nationaal Programma
Landelijk Gebied (NPLG) is geschrapt, en er geen duidelijk plan is voor extra maatregelen,
ontstaat er een vacuüm.
83.
Wat gaat de Staatssecretaris doen om de gruttopopulatie in lijn met de EU wet- en
regelgeving op tijd te beschermen nu de provincies bezig waren met gebiedsprogramma's
die niet langer onderdeel zijn van het NPLG?
Antwoord:
In het op te stellen Nationaal Natuurherstelplan zal onder meer de kennis en ervaring
die de afgelopen jaren zijn vergaard worden meegenomen. Dat geldt ook voor de invulling
van de extra middelen agrarisch natuurbeheer waarover ik u heb toegezegd einde dit
jaar te informeren. Zie verder het antwoord op vraag 26.
De leden van de PvdD-fractie lezen in een onderzoek (Dierenbescherming, februari 2022,
Een inzicht in lethaal predatiebeheer op het broedsucces van de weidevogel «(https://cms.dierenbescherming.nl/assets/common/default/Afdelingen/Lobby…)» dat het doden van predatoren zoals vossen vaak ineffectief blijkt in het verminderen
van predatieverliezen bij weidevogels. Zelfs na zorgvuldige afweging via een beslisboom
levert lethaal beheer meestal geen verbetering op en kan het soms zelfs negatieve
effecten hebben. Hoewel sommige studies een verbetering in kuikenoverleving laten
zien, blijft de effectiviteit van predatiebeheer sterk afhankelijk van de situatie
per gebied en de interacties tussen verschillende predatoren. Het verwijderen van
één predator, zoals de vos (tevens hoofdpredator), kan andere predatoren juist meer
ruimte geven, waardoor de verliezen hoog blijven. Lethaal beheer zou daarom hooguit
als allerlaatste redmiddel moeten worden ingezet. Uit onderzoek uit 2019 (Vogelbescherming,
26 september 2019, Vossenrasters in de praktijk: Eem- en Amstelland» (https://www.vogelbescherming.nl/actueel/bericht/vossenrasters-in-de-pra…) blijkt overigens dat gebieden waar dodelijk predatiebeheer op vossen werd toegepast,
nog steeds predatieverliezen hadden van 65 procent. Wat wél bewezen is als effectief
is het volgende: het vergroten van de openheid van een landschap, het verhogen van
het waterpeil, het ontwikkelen van een kruidenrijk landschap. In een Friese studie
leidde bijvoorbeeld een hoog waterpeil tot een vergroting van het foerageersucces
van adulte grutto’s met 50 procent ten opzichte van gangbaar landbouwpeil (Sovon,
2018, «Boerenlandvogels en predatie: een update van de huidige kennis» (https://pub.sovon.nl/static/publicaties/rap_2018-31_eindrapportage-pred…, p.24 en 25).
84.
Deelt de Staatssecretaris de conclusie uit deze studie dat predatie niet een van de
hoofdoorzaken van de afname van weidevogels is? Zo nee, op welk wetenschappelijke
consensus en wetenschappelijk onderzoek baseert hij zich?
Antwoord:
Zie de antwoorden 41 en 43.
85.
Erkent de Staatssecretaris dat het Aanvalsplan Grutto alsmede de onderzoeken die hierboven
zijn genoemd predatorenbeheer pas noemen als allerlaatste middel, nadat alle overige
middelen, zoals het stoppen met het kunstmatig verlagen van het waterpeil, het verbinden
en uitbreiden van de weidevogelgebieden, het bieden van voldoende nest- en foerageermogelijkheden,
het verlagen van het aantal koeien per hectare weiland, zijn uitgevoerd en niet tot
de gewenste stijging van het aantal weidevogels hebben geleid?
Antwoord:
Het Aanvalsplan Grutto noemt predatiebeheer niet zozeer als allerlaatste middel, maar
benadrukt dat predatiebeheer noodzakelijk is in combinatie en balans met andere maatregelen
die in de vraagstelling terecht worden genoemd.
De leden van de PvdD-fractie concluderen dat de grutto op een cruciaal punt staat
in zijn voortbestaan in Nederland. Intensieve landbouw, stikstofuitstoot en inconsistent
beleid vormen grote bedreigingen voor het herstel van deze vogel. Ondanks het Aanvalsplan
Grutto en gereserveerde budgetten blijven er veel vragen over de effectiviteit van
de maatregelen en de inzet van het kabinet om de grutto te redden. Zonder een structurele
aanpak en consistente beleidsvoering gericht op het oplossen van de problemen bij
de bron blijft de toekomst van de grutto onzeker.
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie
De leden van de SGP-fractie hebben kennisgenomen van de Kamerbrief waarin wordt aangegeven
dat Nederland een aanmaningsbrief van de EC heeft ontvangen inzake de naleving van
de Vogelrichtlijn. Deze leden hebben hier enkele vragen over.
86.
De leden van de SGP-fractie ontvangen graag een indicatie van de procedure die nu
zal volgen.
Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 20.
87.
Deze leden ontvangen graag meer inzicht in de drukfactoren die de ontwikkeling van
de stand van weide- en akkervogels beïnvloeden. Wat is naast de intensivering van
de landbouw, de invloed van veranderende weersomstandigheden, zoals lange droogteperiodes,
predatie, wind- en zonneparken en de recreatiedruk?
Antwoord:
De voortgangsrapportages van het meerjarig Grutto Landschap-onderzoek van de RUG,
onder leiding van hoogleraar Theunis Piersma, geven een goed en helder inzicht in
de belangrijkste oorzaken van de achteruitgang van de grutto (zie bijvoorbeeld: https://pure.rug.nl/ws/portalfiles/portal/623593541/Grutto_Landschap_Pr…).
De leden van de SGP-fractie constateren dat in het weide- en akkervogelbeheer problemen
worden ondervonden door predatie. Broedsucces wordt door vossen en andere predatoren
weer on gedaan gemaakt. Beheer van predatoren wordt echter belemmerd door allerlei
beperkende regels.
88.
Erkent de Staatssecretaris dat beter beheer van predatoren in ieder geval voor de
korte termijn noodzakelijk is om weide- en akkervogels te beschermen?
Antwoord:
Ja; zie verder het antwoord op vragen 41 en 43.
89.
Gaat hij deze problematiek delen met de EC?
Antwoord:
Alle oorzaken en bijbehorende maatregelen, dus ook deze problematiek, zal ik meenemen
in mijn reactie richting de EC.
90.
Gaat hij samen met de provincies zorgen voor meer ruimte voor effectief beheer van
predatoren van weide- en akkervogels? Zo ja, wil hij de Kamer hierover op korte termijn
informeren?
Antwoord:
De provincies hebben reeds de beschikking over een breed instrumentarium om predatie
tegen te gaan. In het kader van een aanvullend flankerend beleid zal ik nagaan of
er behoefte is aan meer.
91.
De leden van de SGP-fractie horen graag of de Staatssecretaris verwacht dat met de
extra middelen die in het hoofdlijnenakkoord zijn uitgetrokken voor agrarisch natuurbeheer
afdoende tegemoetgekomen kan worden aan de kritiekpunten van de EC.
Antwoord:
Het is aan de EC om te beoordelen of de extra maatregelen die Nederland zal nemen
ter bescherming van de grutto voldoende zijn. Ik kan daar op dit moment nog geen uitspraken
over doen. Het vertrouwen is echter wel dat de intensivering die het regeerprogramma
mogelijk maakt van invloed zal zijn op de teruggang van het aantal grutto's.
Vragen en opmerkingen van de leden van de CU-fractie
De leden van de CU-fractie hebben kennisgenomen van de stukken op de agenda. Deze
leden hebben daarover enkele vragen en opmerkingen.
92.
Deze leden zouden de Staatssecretaris willen vragen op welke grond de aanmaningsbrief
van de EC niet openbaar wordt maakt. Op welke termijn worden deze documenten wel openbaar
gemaakt richting de Kamer?
Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 28.
93.
De leden van de CU-fractie vragen de Staatssecretaris zijn voorgenomen beantwoording
richting de EC zo spoedig mogelijk te delen met de Kamer.
Antwoord:
Ook voor de beantwoording van de aanmaningsbrief geldt dat het gaat om een niet-openbaar
stuk. Dat stuk kan alleen vertrouwelijk met de Tweede Kamer worden gedeeld.
94.
Deze leden vragen op welke manier de Staatssecretaris de EC gaat overtuigen van passende
maatregelen om te voldoen aan Vogelrichtlijn.
Antwoord:
De reactie op de aanmaningsbrief is momenteel nog in voorbereiding, dus daar kan ik
nog niet op vooruitlopen. Zie verder het antwoord op vraag 93.
95.
Daarbij vragen de leden welke specifieke maatregelen de Staatssecretaris naast de
maatregelen in het kader van het Aanvalsplan Grutto gaat nemen om te voldoen aan de
Vogelrichtlijn.
Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 94.
96.
Deze leden vragen de Staatssecretaris te beschrijven wat zijn verwachtingen zijn van
eventuele vervolgmaatregelen van de EC binnen deze inbreukprocedure.
Antwoord:
Het al dan niet zetten van vervolgstappen (zie antwoord 28) is geheel en al een beslissing
van de EC. Ik kan daar geen uitspraken over doen.
97.
Daarbij vragen de leden op welke manier de Staatssecretaris gaat voorkomen dat de
EC een met reden omkleed advies uitbrengt binnen deze inbreukprocedure.
Zie het antwoord op vraag 94. De beslissing over het al dan niet uitbrengen van een
met redenen omkleed advies is aan de EC.
98.
Deze leden verzoeken de Staatssecretaris te beschrijven wat de huidige stand van zaken
is in de samenwerking tussen Rijk en Provincie om van het Aanvalsplan Grutto een succes
te maken.
Antwoord:
Het Aanvalsplan Grutto kent een gefaseerde aanpak. De aanpak is erop gericht om de
uitvoering van het Aanvalsplan in drie golven in de praktijk te brengen. Tijdens een
eerste golf wordt ervaring opgebouwd in een beperkt aantal gebieden. Op basis van
de opgedane kennis en ervaring worden in een tweede en een derde golf de overige kansgebieden
betrokken.
Met Ministerie van LNV had in de begroting 2022 € 3 miljoen opgenomen voor een voortvarende
start van de uitvoering van het Aanvalsplan Grutto. Met deze extra middelen hebben
de provincies in 13 kerngebieden van het Aanvalsplan Grutto een extra openstelling
gerealiseerd voor «zwaar agrarisch natuurbeheer» (maatregelen die rechtstreeks op
de agrarische productie ingrijpen: uitstel van maaidatum, beperken bemesting, plas-dras-maatregelen).
Het Aanvalsplan Grutto maakt onderdeel uit van het Nationaal Strategisch Plan (NSP)
voor het nieuwe Gemeenschappelijk landbouwbeleid. In het NSP is voor de uitvoering
van het Aanvalsplan Grutto € 69,5 miljoen extra gereserveerd voor weidevogelbeheer,
boven op de reguliere middelen voor ANLb.
De provincies hebben de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van het ANLb en daarmee
ook voor de uitvoering van het Aanvalsplan Grutto. Het Ministerie van LVVN faciliteert
in de vorm van proces- en onderzoeksmiddelen. Zo is er een subsidie beschikbaar gesteld
aan BoerenNatuur en de Agrarische Collectieven voor de implementatie van het Aanvalsplan
Grutto en aan de Friese Milieufederatie voor de uitrol van het verdienmodel (vooral
CO2-credits) en is er een subsidie beschikbaar gesteld aan BIJ12 voor de uitwerking van
langlopende contracten. Daarnaast financiert LVVN onderzoeken die gericht zijn op
de grutto waaronder de monitoring van de gruttopopulatie door de RUG.
99.
Waar liggen de knelpunten in deze samenwerking volgens de Staatssecretaris? Daarbij
wensen deze leden terug te zien op welke manier de Staatssecretaris de huidige impasse
denkt te gaan doorbreken om de 68 miljoen euro aan beschikbare Europese subsidie actief
in te gaan kunnen zetten voor herstel en bescherming van de weidevogelpopulatie in
ons land.
Antwoord:
De samenwerking met de provincies verloopt wat mij betreft goed. In het Nationaal
Strategisch Plan voor het GLB 2023–2027 zijn hierover goede afspraken gemaakt, waaronder
de besteding van de beschikbare middelen voor het ANLb, inclusief de ruim 60 miljoen euro
die is geoormerkt voor de uitvoering van het beheer in de kansgebieden van het Aanvalsplan
Grutto.
100.
De leden van de CU-fractie vragen de Staatssecretaris een realistisch beeld te schetsen
van de maatregelen die binnen het Aanvalsplan Grutto zijn genomen.
Antwoord:
Zie onder antwoord 98, waarin een tussenstand van de uitvoering is beschreven.
101.
Daarbij vragen deze leden op welke manier de Staatssecretaris in 2027 circa 35 kerngebieden
gaat realiseren en hoe de Staatssecretaris daarbij effectieve maatregelen gaat voeren
op het gebied van herwaardering en aankoop van gronden.
Antwoord:
Aankoop van grond geschiedt op basis van vrijwilligheid. Voor de vergoeding van de
waardedaling van landbouwgrond bij vrijwillige deelname aan gebruiksbeperkingen, ontbreekt
nog een instrument dat ziet op een permanente situatie.
De zeven weidevogelprovincies zijn verantwoordelijk voor de uitvoering van het Aanvalsplan
Grutto, in nauwe samenwerking met de betreffende agrarische collectieven. De provincies
geven in hun Natuurbeheerplannen aan welke gebieden worden ingericht en beheerd voor
de weidevogels.
102.
Klopt het dat maatregelen op het gebied van herwaardering en aankoop van gronden tot
op heden nauwelijks effectief zijn uitgevoerd?
Antwoord:
In het kader van het Aanvalsplan Grutto zie ik kansen voor herwaardering en aankoop
van gronden. Ik kan op basis van de mij beschikbare informatie niet bevestigen dat
deze tot op heden nauwelijks effectief zouden zijn uitgevoerd.
103.
De leden van de CU-fractie vragen of de Staatssecretaris beschikbare gelden in het
kader van agrarisch natuurbeheer in gaat zetten voor bescherming van de weidevogel.
Antwoord:
Zoals aangegeven in het regeerprogramma is het kabinet voornemens om in het licht
van de door de Europese Commissie gestarte inbreukprocedure ten aanzien van weidevogels,
een substantiële bijdrage te leveren aan doelbereik, met aandacht voor predatiebeheer,
van belang voor de uitwerking van de omvang en zwaarte van de beheerpakketten. Het
kabinet zal u hierover voor het kerstreces, in de contourenbrief over het agrarisch
natuurbeheer, nader informeren.
104.
Deze leden vragen de Staatssecretaris uiteen te zetten welk budget er beschikbaar
wordt gesteld voor de bescherming van de weidevogel. Daarbinnen vragen de leden specifiek
hoe de Staatssecretaris de onder Artikel 22 in de begroting opgenomen 0,9 miljoen euro
voor onder andere uitgaven aan het Aanvalsplan Grutto gaat inzetten om te voldoen
aan de Vogelrichtlijn.
Antwoord:
De 0,9 miljoen euro die is opgenomen in de begroting heeft grotendeels betrekking
op het onderzoek dat LVVN laat uitvoeren ten behoeve van de kennisontwikkeling voor
het behoud van de weide- en akkervogels. Daarnaast is in het Nationaal Strategisch
Plan voor het GLB 2023–2027 een bedrag van 62 miljoen euro (EU-middelen en nationale
cofinanciering) beschikbaar gesteld dat specifiek gericht is op behoud van de weidevogels
waarvoor de grutto symbool staat.
105.
Deze leden vragen de Staatssecretaris uiteen te zetten hoe middelen voor herstel en
bescherming van weidevogels op de lange termijn geborgd worden, om de benodigde financiële
zekerheid te bieden aan Gruttoboeren.
Antwoord:
In het regeerprogramma staat vermeld dat de opgave voor natuur niet los wordt gezien
van de opgaven in de landbouw. Juist door landbouw en natuur te verbinden, ontstaat
er meer ruimte voor beide. Het kabinet geeft daartoe een stevige structurele financiële
impuls aan agrarisch natuurbeheer om zodoende boeren en andere beheerders langjarig
en marktconform te vergoeden voor hun bijdrage aan het landschap en behoud en versterking
van de biodiversiteit. Voor het kerstreces stuurt het kabinet hierover een contourenbrief
aan de Kamer.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M. Aardema, voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur -
Mede ondertekenaar
A. van den Brule-Holtjer, adjunct-griffier