Schriftelijke vragen : De “buitengewone omstandigheden” die de minister-president zouden nopen het parlement buitenspel te zetten
Vragen van de leden Piri en Chakor (beiden GroenLinks-PvdA) aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de «buitengewone omstandigheden» die de Minister-President zouden nopen het parlement buitenspel te zetten (ingezonden 16 september 2024).
Vraag 1
Bent u bekend met het voornemen van het kabinet om een asielcrisis uit te roepen en
als zodanig hoofdstukken 1 tot en met 7 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) buiten
werking te stellen, zoals de Minister van Asiel en Migratie op 12 september in de
Kamer aankondigde?
Vraag 2
Bent u zich bewust van zowel de inhoud van de brief van de voormalig Staatssecretaris
van Justitie en Veiligheid d.d. 4 november 20221 als van de antwoorden van de op schriftelijke vragen van het lid Piri, d.d. 6 mei
20242, waarin de Staatssecretaris schreef dat «blijkens de wetsgeschiedenis (...) voor de toepassing van dit artikel gedacht moet
worden aan situaties van oorlog of andere buitengewone omstandigheden en niet aan
vraagstukken met een structureler karakter, zoals een verhoogde asielinstroom»?
Vraag 3
Bent u het oneens met de juridische beoordeling van de artikelen 110 en 111 Vw 2000
door de voormalig Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid uit de voornoemde brief,
waarin hij aangaf dat «(...) voor wat betreft de reguliere asielinstromen geen sprake is van een buitengewone
omstandigheid die de toepassing van het staatsnoodrecht rechtvaardigt. Omdat dit immers
gaat om problemen van structurele aard, zoals de knelpunten in de reguliere opvang
van vreemdelingen»? Zo ja, waarom? Kunt u uw antwoord juridisch onderbouwen?
Vraag 4
Is Nederland naar uw mening in staat van oorlog?
Vraag 5
Zijn er naar uw mening andere buitengewone omstandigheden, niet vraagstukken van meer
structureler karakter, die het kabinet het recht geven om (voor een periode van drie
maanden) per koninklijk besluit te handelen? Zo ja, welke?
Vraag 6
Kunt u als eerst verantwoordelijk Minister voor de Grondwet nauwkeurig aangeven aan
de hand van welk toetsingskader beoordeeld dient te worden wanneer gebruik mag worden
gemaakt van staatsnoodrecht?
Vraag 7
Is de verhoogde asielinstroom een plotselinge, onvoorziene, zeer uitzonderlijke, buitengewone
omstandigheid met grote maatschappij-ontwrichtende consequenties zoals de uitbraak
van corona in 2020, waarbij volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) in
de eerste drie maanden van de uitbraak (maart, april, mei) 9.915 Nederlanders aan
overleden? Zo nee, waarom niet?
Vraag 8
Welke maatregelen zou het kabinet naar uw mening kunnen nemen bij inwerkingtreding
van artikel 111 Vw 2000 zonder schending van het Vluchtelingenverdrag, het Europees
Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), de Kwalificatierichtlijn, de Asielprocedurerichtlijn
en de Opvangrichtlijn?
Vraag 9
Deelt u de mening dat Nederland zich dient te houden aan de uitspraken van het Hof
van Justitie van de EU en derhalve ook aan de uitspraak van dit Hof van 30 juni 20223? Zo nee, waarom niet? Zo ja, deelt u de mening dat op grond van deze uitspraak ook
Nederland niet is toegestaan om aanvragers te beletten om effectief toegang te krijgen
tot de procedure voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming?
Vraag 10
Bent u als Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van mening dat het
buitenspel zetten van de volksvertegenwoordiging zal bijdragen aan het herstel van
het vertrouwen van burgers in de politiek? Zo ja, waarom?
Vraag 11
Hoe verhoudt het buitenspel zetten van de volksvertegenwoordiging zich tot de voornemens
uit het regeerprogramma om de positie van de Kamer te versterken?
Vraag 12
Deelt u de mening dat gebruikmaking van artikelen 110 en 111 Vw 2000 niet proportioneel
is wanneer het ook mogelijk is om via het reguliere wetgevingsproces een wetsvoorstel
bij de Kamer in te dienen? Zo nee, kunt u onder verwijzing naar de wetsgeschiedenis
toelichten waarom er naar uw oordeel wel degelijk sprake is van een zeer uitzonderlijke
situatie waardoor het reguliere wetgevingsproces waarbij de Kamer haar grondwettelijke
taak als medewetgever op normale wijze kan uitoefenen geen doorgang kan vinden?
Vraag 13
Hoe verhoudt het buitenspel zetten van de volksvertegenwoordiging zich tot de aanbevelingen
van de Venetiëcommissie – die naar aanleiding van de motie Omtzigt c.s.4 zijn uitgebracht – over het versterken van de wetgevende macht?
Vraag 14
Bent u van mening dat het buitenspel zetten van de volksvertegenwoordiging een voorbeeld
is van goed bestuur en een sterke rechtsstaat? Zo ja, waarom?
Vraag 15
Bent u van mening dat de inwerkingtreding van artikel 111 Vw 2000 niet alleen toelaatbaar
is volgens de letter, maar ook volgens de geest van de wet? Zo ja, waarom?
Vraag 16
Kunt u bovenstaande vragen afzonderlijk van elkaar en vóór het debat over de Algemene
Politieke Beschouwingen beantwoorden?
Indieners
-
Gericht aan
J.J.M. Uitermark, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
Indiener
Kati Piri, Kamerlid -
Medeindiener
Glimina Chakor, Kamerlid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.