Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Boomsma over recente incidenten alsmede de verspreiding, het gedrag en de toekomst van de wolf in Nederland
Vragen van het lid Boomsma (Nieuw Sociaal Contract) aan de Staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur over recente incidenten alsmede de verspreiding, het gedrag en de toekomst van de wolf in Nederland (ingezonden 2 augustus 2024).
Antwoord van Staatssecretaris Rummenie (Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur)
(ontvangen 2 september 2024). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2023–2024,
nr. 2302
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het bericht dat op 16 juli 2024 een meisje tijdens de buitenschoolse
opvang bij Leusden is gebeten door een wolf en dat korte tijd later een peuter bij
de Pyramide van Austerlitz (mogelijk) door een wolf omver is geduwd? Betreft het dezelfde
wolf?1
,
2
Antwoord 1
Ja, ik heb kennisgenomen van de berichtgeving omtrent de incidenten in Leusden en
Austerlitz. Provincie Utrecht heeft voor deze incidenten onderzocht welke wolf het
betrof. Het incident bij Leusden is naar alle waarschijnlijkheid veroorzaakt door
een dier van een aldaar levende wolvenpaar. Het DNA-onderzoek heeft dit overigens
niet nader kunnen bevestigen. Het incident in Austerlitz betrof een solitaire wolf
die al meerdere malen richting honden ongewenst gedrag heeft vertoond.
Vraag 2
Welke incidenten, zoals het benaderen of zelfs achtervolgen van fietsers en kinderen
door wolven, zijn hieraan voorafgegaan en kan u de uitkomsten van het nader verrichte
onderzoek delen?
Antwoord 2
In de provincie Utrecht is sprake van een ouderpaar wolven met 5 welpen die betrokken
zijn bij incidenten in de omgeving van Leusden. Tevens is er in Utrecht sprake van
een alleenstaande wolf die betrokken is bij incidenten in de omgeving van Austerlitz.
Met betrekking tot het onderzoek verwijs ik naar voorgaand antwoord op vraag 1.
Vraag 3
Vanaf wanneer had op grond van de interprovinciale escalatieladder de situatie in
dit gebied aangemerkt kunnen worden als een «probleemsituatie»?
Antwoord 3
De eerste probleemsituatie in de zin van de escalatieladder, met de solitaire wolf
vond medio 2023 plaats. Voor het ouderpaar met de welpen was de eerste probleemsituatie
in de zin van de escalatieladder, op 6 juli 2024.
Vraag 4
Is op basis van de interprovinciale escalatieladder bij het bijtincident sprake van
een probleemsituatie of wordt de bijtende wolf ook aangemerkt als «probleemwolf»?
Antwoord 4
In Utrecht is op grond van de nu beschikbare informatie naar het oordeel van de provincie
geen sprake van een probleemwolf in de zin van de provinciale escalatieladder.
Vraag 5
Deelt u de mening dat er onmiddellijk tot handelen moet worden overgegaan om die wolf
te beletten zulk gedrag te herhalen, als een wolf eenmaal een mens heeft gebeten?
Zo ja, welke termijn acht u haalbaar voor het nemen van verdere maatregelen, en welke
acht u acceptabel?
Antwoord 5
Ik vind het zeer wenselijk dat provincies zo snel mogelijk handelen om incidenten
tegen te gaan en herhaling te voorkomen. Het is ook in het belang van de provincies
als bevoegd gezag om hier een zo kort mogelijke termijn voor te hanteren. De provincie
Utrecht is hier bevoegd gezag, oordelen over haalbaarheid en acceptabel zijn, laat
ik aan de provincie. Ik realiseer me goed dat dit voor de provincies, en overigens
ook voor de betrokken gemeenten, nieuwe en lastige situaties zijn waarbij zij hun
best doen om met tempo de goede beslissingen te nemen die recht doen aan de veiligheid
van mensen en hun huisdieren en aan hun gevoelens van onveiligheid en binnen de grenzen
van de geldende regelgeving zijn. Ik blijf in gesprek met de provincies om in de toekomst
samen krachtiger te kunnen optreden.
Vraag 6
Kan de burgemeester op grond van de Gemeentewet besluiten om een wolf die een mens
heeft gebeten snel te laten afschieten, en zo ja, onder welke voorwaarden?
Antwoord 6
Wanneer de openbare veiligheid acuut in het geding is, heeft een burgemeester de mogelijkheid
om op grond van de Gemeentewet (artikel 175) een noodbevel afgeven en daarmee ruimte
verschaffen voor maatregelen tegen een wolf, zoals afschot. Het is uiteindelijk aan
de burgemeester om dat per situatie te beoordelen. De Vereniging van Nederlandse Gemeenten
heeft eerder dit jaar het Handelingsperspectief voor burgemeesters gepubliceerd, waarin
verantwoordelijkheden, bevoegdheden, afwegingskader en stappenplan staan bij situaties
waar vanwege de aanwezigheid van een wolf actie van de lokale overheid gevraagd wordt.3
Vraag 7
Wordt nu een afschotvergunning voorbereid voor de wolf van het bijtincident?
Antwoord 7
De provincie Utrecht heeft het besluit genomen tot vergunning voor negatief conditioneren
van de solitaire wolf bij Austerlitz. Voor het ouderpaar bij Leusden is het nu niet
mogelijk voor de provincie om een vergunning te geven voor negatief conditioneren
wegens het ontbreken van een koppeling van de incidenten aan een individuele wolf.
Om dezelfde reden kan het verzoek om een afschotvergunning ingediend door Den Treek/Het
Schoutenhuis, ook niet in behandeling worden genomen. Wel is de modelvergunning voor
afschot klaar, zodat een besluit tot vergunning voor afschot door de provincie Utrecht
kan worden genomen als daar noodzaak toe is en het individu bekend is uit DNA-analyse.
Vraag 8
Vindt u dat de provincies nu voldoende juridische middelen hebben om te op te treden
bij probleemsituaties- en/of wolven, waar dat nodig is?
Antwoord 8
In het Interprovinciaal wolvenplan dat momenteel wordt geactualiseerd, worden interventierichtlijnen
gegeven om op te kunnen treden bij probleemsituaties. Belangrijkste middel voor provincies
is de vergunning. Daarmee kan de provincie optreden in de vorm van bijvoorbeeld negatief
conditioneren en afschot (beide typen vergunningen worden voorbereid door de provincie
Utrecht, zie mijn antwoord op vraag 7). Het is van belang om, in lijn met hetgeen
beschreven staat in het Interprovinciaal wolvenplan, voorbereidingen te treffen en
voorafgaand aan mogelijke incidenten reeds de benodigde vergunningen in algemene zin
voorbereid te hebben («klaarliggen»). Dan behoeft slechts de situatieafhankelijke
invulling nog plaats te vinden en kan sneller worden ingegrepen. Met de provincies
wil ik onderzoeken of er aanvullend andere maatregelen nodig en mogelijk zijn, bijvoorbeeld
om snel in te kunnen grijpen bij probleemsituaties met wolven.
Vraag 9
Hoe verhoudt de interprovinciale escalatieladder, zoals die is opgesteld, zich tot
vergelijkbare escalatieladders in andere, vergelijkbare Europese Unie (EU)-landen,
ten aanzien van de criteria die noodzakelijk worden verondersteld voor ontheffingen
om tot verjagen of negatief conditioneren over te gaan?
Antwoord 9
Voor alle Europese lidstaten is de Habitatrichtlijn het uitgangspunt voor hun wolvenbeleid.
Ook voor gebruik van de interprovinciale escalatieladder is dit het uitgangspunt.
Onderzoek van de Zoogdiervereniging uit 2020 toonde aan dat lidstaten op verschillende
manieren omgaan met optreden bij probleemsituaties met wolven.4 Hierbij wordt overigens niet uitgegaan van specifieke escalatieladders.
Ik zal dit onderwerp bespreken met mijn Europese ambtsgenoten. Ik wil laten verkennen
of er andere, effectieve maatregelen mogelijk zijn zodat incidenten met vee, met kinderen
en met huisdieren beter dan nu voorkomen kunnen worden en dat er ingegrepen kan worden
bij probleemsituaties. Dat zal ik aan de orde stellen in deze gesprekken en ik zal
mijn ambtgenoten ook bevragen op hun ervaringen en de maatregelen die zij inzetten
in geval van aanvallen op mensen en huisdieren. Daarnaast zet ik mij in Europees verband
in voor het verlagen van de beschermde status van de wolf.
Vraag 10
Hoe beoordeelt u het afsluiten van natuurgebieden voor recreanten en ziet u dit als
een verstandige en/of duurzame oplossing?5
Antwoord 10
Ik vind het een onwenselijke situatie dat gebieden gesloten worden voor recreatie
vanwege de aanwezigheid van wolven. Dat de provincie hiertoe heeft moeten besluiten
vind ik heel vervelend. De gemeente en provincie bevinden zich echter in een uiterst
complexe situatie waar zij niet alleen moeten kijken wat zij met betrekking tot de
betrokken wolven kunnen doen, maar ook verantwoordelijkheden hebben als het gaat om
de veiligheid van mensen. Ik vind het verstandig dat bezoekers door de provincie worden
gewezen op de aanwezigheid van wolven op de Utrechtse Heuvelrug om verdere incidenten
te voorkomen. Ik steun de gemeente en provincie volledig in hun rol als bevoegd gezag
en in de maatregelen die zij nemen voor de veiligheid van mensen en hun huisdieren.
Vraag 11
Klopt het dat op een nabijgelegen manege met kinderen niet meer buiten wordt gereden
vanwege het risico op confrontaties met wolven?
Antwoord 11
De provincie Utrecht heeft mij laten weten dat ze daar geen melding van heeft gekregen.
De wolvenconsulent van de provincie Utrecht heeft de nabij Austerlitz gelegen maneges
bezocht en is daarbij geen manege tegengekomen waar met kinderen niet meer buiten
wordt gereden.
Vraag 12
Hoe groot acht u de kans dat het vaker gaat voorkomen dat gebieden in Nederland worden
afgesloten en welke mogelijkheden ziet u om dat te voorkomen?
Antwoord 12
Voorspellingen doen of er vaker gebieden in Nederland moeten worden afgesloten door
incidenten met de wolf, past mij als Staatssecretaris niet. Wel heb ik de zorg dat
aantallen incidenten met wolven kunnen gaan toenemen en wil ik er samen met de provincies
alles aan doen om incidenten zo goed mogelijk te voorkomen. Het gaat wat mij betreft
dan om het zo optimaal en voortvarend mogelijk gebruiken van de huidige mogelijkheden
en bevoegdheden. Daarnaast wil ik met de provincies verkennen of er aanvullende mogelijkheden
nodig en mogelijk zijn, bijvoorbeeld om snel in te kunnen grijpen bij probleemsituaties
met wolven.
Vraag 13
Bent u het eens met de stelling dat wolven zoveel mogelijk moet worden aangeleerd
en ingeprent dat zij in ieder geval mensen (en bij voorkeur ook vee) zoveel mogelijk
moeten vermijden en uit de weg gaan, om de kansen op een succesvol en duurzaam samenleven
met de wolf in Nederland te vergroten? Graag een toelichting.
Antwoord 13
Ik ben het eens met deze stelling. Uit de Factfinding studie is uitgevoerd door Wageningen
Environmental Research (Kamerstuk 33 576, nr. 251) komt naar voren dat wolven van nature schuw zijn en via ouderdieren aanleren afstand
te houden tot mensen. Zij zullen de confrontatie met mensen blijven mijden zo lang
ze mensen zien als een potentiële bedreiging. Het risico zit in gewenning en daardoor
het afleggen van schuwheid naar mensen toe.6 Het is onvermijdelijk dat in een dichtbevolkt land confrontaties met wolven voorkomen,
waardoor de natuurlijke schuwheid kan afnemen. Negatieve conditionering door de mens
is dan een van de mogelijke oplossingen om succesvol en duurzaam samen te kunnen leven
met wolven.
In lijn met het advies van de Raad voor Dierenaangelegenheden zie ik ook een oplossing
in ruimtelijke inrichting waar er zowel gebieden zijn waar gehouden dieren veilig
kunnen leven als gebieden waar de wolf met rust gelaten kan worden en waar voldoende
aanbod van natuurlijk voedsel (wilde prooidieren) is. Een goede bescherming van dieren
door o.a. wolfwerende maatregelen maakt dat wolven veel minder makkelijk aan voedsel
kunnen komen en zich daardoor in die gebieden minder thuis zullen gaan voelen. Wanneer
wolven minder vaak in die gebieden komen, zullen er mogelijk ook minder confrontaties
zijn tussen wolven en mensen.
Daarnaast wil ik me samen met de provincies inzetten om meer mogelijkheden te creëren
om snel in te kunnen grijpen bij probleemsituaties met wolven.
Vraag 14
Welke manieren, technieken of methodes zijn er om te bereiken dat wolven die zich
hier willen vestigen, wordt aangeleerd en ingeprent om mensen te vermijden en zoveel
mogelijk uit de buurt te blijven?
Antwoord 14
Er bestaat geen uitputtende lijst met conditioneringsmethoden. De rechtbank Midden-Nederland
heeft vastgesteld dat technieken of methodes kunnen worden ingezet die door deskundigen
voldoende zijn onderbouwd.7 Eén van de mogelijkheden die vaker ter sprake is gekomen en die bijvoorbeeld ook
door de provincie Utrecht wordt betrokken bij de vergunningaanvraag voor negatief
conditioneren, is het gebruik van een paintball geweer.
Vraag 15
Hoe vaak is dergelijke «aversieve conditionering» al toegepast in Nederland?
Antwoord 15
In Nederland is hiermee nog geen ervaring opgedaan.
Vraag 16
Worden methodes daartoe tevens toegepast in andere landen, en zo ja, hoe vaak en met
welk succes?
Antwoord 15
In de Verenigde Staten (in Yellowstone National Park) en in Duitsland is succesvol
ervaring opgedaan met paintball als middel om wolven negatief te conditioneren. Zoals
in de beantwoording van vraag 14 is aangegeven, heeft de rechtbank Midden-Nederland
deze ervaringen als onderdeel van de onderbouwing van de geschiktheid van technieken
en modules geaccepteerd. Er zijn mij geen andere methodes en landen bekend.
Vraag 17
Vindt u het een goed idee om wolven in voorkomende gevallen een zender om te doen
om zo dan een aantal keer te laten schrikken, en zo ja, wordt dat nu toegepast, of
kan dat worden toegepast?
Antwoord 17
Ik vind elke methode die door deskundigen voldoende is onderbouwd de moeite waard
om in te zetten om incidenten tegen te gaan. In Nederland is nog geen ervaring opgedaan
met het gebruik van dit type zenders bij wolven.
Vraag 18
Hoelang duurt het om het onderzoek te verrichten en de gegevens op te stellen benodigd
voor de ontheffing of vrijstelling van het verbod op doden of verjagen van wolven?
Antwoord 18
Per geval verschilt de termijn die nodig is voor een gedegen analyse en advies door
deskundigen. Op basis van het advies moet een goed onderbouwde aanvraag worden opgesteld
om te voldoen aan wettelijke vereisten en om een eventuele rechterlijke toetsing te
kunnen doorstaan. Op een vergunning voor dergelijke maatregelen is bezwaar en beroep
mogelijk. Bovendien kan de werking van een besluit worden geschorst door de rechter.
Een termijn voor de uiteindelijke inwerkingtreding van een dergelijke vergunning is
daarom niet te geven.
Vraag 19
Wanneer is, in de richtlijnen opgesteld in het interprovinciaal Wolvenplan, sprake
van verjagen van eigen terrein, waarvoor geen toestemmingsbesluit vereist is, en bij
welke terreinen is dat toegestaan?8
Antwoord 19
De interventierichtlijnen bij het Interprovinciaal wolvenplan spreken van verjagen
als een maatregel die het dier (de wolf) doet vluchten.9 Deze maatregel brengt het dier niet in gevaar en/of verwondt het dier niet wezenlijk.
Voor alle gevallen geldt dat de in te zetten middelen in de betreffende situatie proportioneel
dienen te zijn en voldoen aan de wettelijke kaders.
Er worden in de interventierichtlijnen drie vormen van verjagen onderscheiden:
1. Verjagen van eigen terrein of uit eigen buurt om gevaarlijke situaties te voorkomen.
Dit is bij de wet niet verboden, hier is dus geen toestemmingsbesluit, zoals een vergunning
voor nodig. Verjaging mag bijvoorbeeld met geluiden of visuele middelen. Het is niet
toegestaan de wolf te verwonden. Wanneer de gevaarlijke situatie is verholpen, moet
het verjagen gestaakt worden, de wolf mag niet worden opgejaagd of achtervolgd.
2. Verjagen van wolven die we bang willen maken voor mensen, oftewel negatief conditioneren.
Dit is in beginsel bij de wet verboden, hiervoor is dus een vergunning nodig. Bij
verlening van de vergunning moet worden aangetoond dat het in te zetten middel effectief
en proportioneel is.
3. Verjagen van wolven uit hun leefgebied. Dit is ook in beginsel wettelijk verboden.
Hiervoor is een vergunning nodig.
Deze drie vormen van verjagen zijn voor alle terreinen in Nederland toegestaan. Bij
de laatste twee genoemde vormen van verjagen gelden ook de vereisten dat moet worden
aangetoond dat er geen andere bevredigende oplossingen voorhanden zijn, dat er sprake
is van een in de wet vastgelegd maatschappelijk belang (zoals het beschermen van de
volksgezondheid of het voorkomen van ernstige schade aan vee), en moet kunnen worden
aangetoond dat het verjagen geen negatief effect heeft op het streven om wolven in
een gunstige staat van instandhouding te laten voortbestaan.
Vraag 20
Aan welke voorwaarden moet worden voldaan, en welke documentatie is noodzakelijk,
om over te gaan tot negatief conditioneren conform de richtlijnen van dat interprovinciaal
wolvenplan?
Antwoord 20
Voor het negatief conditioneren van een wolf gelden voorwaarden uit de Habitatrichtlijn.
Er mogen geen andere bevredigende oplossingen voorhanden zijn, er is sprake van een
in de wet vastgelegd maatschappelijk belang (zoals het beschermen van de volksgezondheid
of het voorkomen van ernstige schade aan vee), en er moet kunnen worden aangetoond
dat het negatief conditioneren geen negatief effect heeft op het streven om wolven
in een gunstige staat van instandhouding te laten voortbestaan.
Vraag 21
Deelt u de mening dat het wenselijk is om over te kunnen gaan op een vorm van «preventieve»
aversieve conditionering, met name bij wolven die zich niet in een wildrijk natuurgebied
bevinden, juist om probleemsituaties en escalaties te voorkomen? Zo ja, welke wettelijke
aanpassingen zijn mogelijk om daartoe te besluiten en bent u bereid daarvoor een voorstel
op te stellen?
Antwoord 21
Ik vind elke maatregel die getroffen kan worden om incidenten te voorkomen en tegen
te gaan wenselijk. De provincie is het bevoegd gezag voor het besluiten over de toepassing
van elke vorm van «preventieve» aversieve conditionering. Ik wil met de provincies
verkennen of er aanvullende mogelijkheden nodig en mogelijk zijn, bijvoorbeeld voor
preventieve negatieve conditionering. Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 20,
vormt de Habitatrichtlijn daarbij steeds het wettelijk kader.
Vraag 22
Hoe vaak zijn wolven de afgelopen jaren als «probleemwolven» aangemerkt in bijvoorbeeld
Duitsland, Frankrijk, Spanje- en na welke incidenten en/of op grond van welke criteria?
Antwoord 22
Er zijn geen cijfers te genereren van het aantal probleemwolven omdat hier geen Europese
definitie voor is. In het antwoord op vraag 9 is aangegeven dat lidstaten op verschillende
manieren omgaan met optreden bij probleemsituaties met wolven.
In het kader van mijn samenwerking met Duitsland, België, Luxemburg, Frankrijk en
Denemarken bij het Noordwest-Europees wolvenplan, wordt geïnventariseerd hoe deze
landen omgaan met de definiëring van en omgang met probleemwolven.
Vraag 23
Heeft u voorafgaand bepaalde ontheffingen en vergunningen in algemene zin voorbereid,
zodat slechts de situatieafhankelijke invulling nog plaats hoeft te vinden? Zo ja,
kunt u deze met de Kamer delen?10
Antwoord 23
Ik heb geen ontheffingen of vergunningen voorbereid, omdat het Rijk daar geen bevoegdheden
toe heeft. De provincie is bevoegd gezag en gaat over vergunningverlening ten aanzien
van de wolf.
Zie in dit verband ook mijn antwoord op vraag 8 over de wenselijkheid om, in lijn
met hetgeen beschreven staat in het Interprovinciaal wolvenplan, voorbereidingen te
treffen en voorafgaand aan mogelijke incidenten reeds de benodigde vergunningen in
algemene zin voorbereid te hebben («klaarliggen»).
Vraag 24
Wat is de stand van zaken van het traject om met de Duitse, Deense, Belgische, Luxemburgse
en Franse overheid te komen tot een gezamenlijk internationaal wolvenplan?
Antwoord 24
In het kader van het door mijn ministerie geïnitieerd en gecoördineerd initiatief
tot een Noordwest-Europees Wolvenplan hebben overleggen plaatsgevonden met buurlanden
met wie wij onze wolvenpopulatie delen: Duitsland, België, Luxemburg, Frankrijk en
Denemarken. Met het plan wordt beoogd om gezamenlijk de staat van instandhouding van
de gedeelde wolvenpopulatie te beoordelen en te bevorderen. Meerdere thema’s vormen
onderdeel van de samenwerking, waaronder gezamenlijke monitoring van het aantal wolven,
uitwisseling van kennis en beleid over preventieve maatregelen en omgang met «probleemwolven»
en het onderzoeken van een mogelijkheid om op termijn gezamenlijk te rapporteren aan
de Europese Commissie in het kader van de Habitatrichtlijn. De komende tijd ligt de
focus op de afbakening van deze thema's en het maken van afspraken hoe de samenwerking
daarop te organiseren. Het streven is om eind dit jaar een plan van aanpak voor de
verdere samenwerking gereed te hebben.
Vraag 25
Klopt het dat gangbare ecologische inschattingen voor wolvenpopulaties uitgaan van
een gunstige staat van instandhouding bij een populatie van 2500 tot 5000 individuen
en/of hoe groot moet naar schatting de wolvenpopulatie in specifiek Nederland zijn,
om te kunnen spreken van een gunstige staat van instandhouding?
Antwoord 25
De staat van instandhouding van wolven in Nederland is nog niet vastgesteld. Er is
daarom niet te zeggen bij welke omvang van de nationale wolvenpopulatie sprake is
van een gunstige staat van instandhouding. Het vaststellen van de staat van instandhouding
van wolven in Nederland zal de komende tijd worden vormgegeven, zowel in nationaal
als in internationaal verband. Onderdeel hiervan is het bepalen van een ecologische
drempelwaarde voor wolven in Nederland, de zogenaamde referentiepopulatie, waarboven
sprake is van een gunstige staat van instandhouding.
Vraag 26
Heeft u al voorbereidingen getroffen om de beschermingsstatus van «strikt beschermd»
naar «beschermd» door te voeren in nationale regelgeving, als dat op grond van aanpassing
van het verdrag van Bern mogelijk wordt?
Antwoord 26
Dit is op dit moment nog niet aan de orde. Als de beschermde status onder het Verdrag
van Bern wordt verlaagd van «strikt beschermd» naar «beschermd», dient vervolgens
nog de beschermde status onder de Habitatrichtlijn overeenkomstig te worden gewijzigd.
Pas na wijziging van de Habitatrichtlijn kan de nationale regelgeving worden aangepast.
Zodra de EU-rechtelijke mogelijkheid er is zal ik zorgdragen voor snelle aanpassing
van de nationale regelgeving.
Vraag 27
Acht u het wenselijk dat in Nederland, net als in Zweden en Finland, «nulstandsgebieden»
voor de wolf worden aangewezen, waar wolven ook preventief uit zouden kunnen worden
verjaagd?
Antwoord 27
Zoals aangegeven in eerdere beantwoording van vragen van uw Kamer (Aanhangsel Handelingen,
vergaderjaar 2022–2023, nr. 657) komt de term «nulstandgebieden» uit de tijd dat het Rijk in de Nota Jacht en Wildbeheer
uit 1991 (Kamerstuk 22 980, nr. 2) een beleid kende t.a.v. wilde zwijnen. Er is geen landelijke definitie van «nulstandgebieden»
en gezien de strikt beschermde status van wolven en het vooralsnog ontbreken van inzicht
in de staat van instandhouding, ishet nu niet mogelijk om hier landelijk invulling
aan te geven. Ik wil hier wel naar toe gaan werken en daarbij nadrukkelijk meenemen
dat Nederland een klein, verstedelijkt en dichtbevolkt land is. Ook in Zweden en Finland
vindt het verjagen van wolven overigens plaats binnen de kaders van de Habitatrichtlijn.
Vraag 28
Klopt het dat in Frankrijk gebieden zijn aangewezen, waar de uitvoering van maatregelen
ter bescherming van kuddes tegen predatie door wolven niet vereist is, alvorens wordt
overgegaan tot verjagen of beheren van de wolf?
Antwoord 28
Frankrijk heeft eerder dit jaar een nieuw beleidsplan vastgesteld voor het omgaan
met wolven.11 Hierin is onder meer opgenomen dat het in de buurt van kuddes runderen en paarden,
die niet voldoende kunnen worden beschermd, eerder wordt toegestaan om wolven af te
schieten. Daar gaan we in Nederland ook aan werken. Hierbij is het niet vereist dat
er preventieve maatregelen zijn getroffen. De Franse overheid geeft aan dat de wolvenpopulatie
een gunstige staat van instandhouding kent.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.F. Rummenie, staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.