Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over de contracteer- en overstapseizoen 2023-2024 (Kamerstuk 29689-1249)
29 689 Herziening Zorgstelsel
Nr. 1264
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 22 augustus 2024
De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft een aantal vragen
en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over
de brief van 15 mei 2024 over de contracteer- en overstapseizoen 2023–2024 (Kamerstuk
29 689, nr. 1249).
De vragen en opmerkingen zijn op 20 juni 2024 aan de Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport voorgelegd. Bij brief van 22 augustus 2024 zijn de vragen beantwoord.
De fungerend voorzitter van de commissie, Eerdmans
De adjunct-griffier van de commissie, Sjerp
Inhoudsopgave
I.
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
2
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
2
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
2
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
4
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie
6
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
6
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
7
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
7
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
8
II.
Reactie van de Minister
9
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Minister over
het afgelopen contracteer- en overstapseizoen. Deze leden zetten vraagtekens bij de
conclusie dat het afgelopen contracteerseizoen aanzienlijk beter is verlopen, en hebben
daarom nog de volgende vragen en opmerkingen.
De leden van de PVV-fractie lezen in de brief dat op 22 december 2023 in ongeveer
90%, van de onderhandelingen tussen zorgverzekeraars en zorgaanbieders, duidelijk
was of er een contract werd gesloten of niet. Maar het overstapseizoen begint op 12 november
en op die datum moeten zorgverzekeraars hun premies en voorwaarden met betrekking
tot de contractering bekend maken. Wat was de stand van contractering op 12 november,
zo willen deze leden weten. Kunnen de leden hier een overzicht van krijgen per zorgverzekeraar?
Het is genoemde leden ook niet duidelijk of de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) gaat
handhaven bij zorgverzekeraars als zij hun deadline niet halen. Kan de Minister dit
toelichten?
De leden van de PVV-fractie vragen waarom de contractering van GGZ-aanbieders duidelijk
achterblijft bij de andere sectoren. Hoeveel meerjarige-contracten zijn er met GGZ-aanbieders
afgesloten en hoeveel contracten hebben omzetplafonds? Wordt voor niet-gecontracteerde
GGZ-aanbieders nog een redelijke vergoeding geboden, hoe wordt dit kenbaar gemaakt
aan verzekerden en hoe verschillen de zorgverzekeraars hierin? Ziet de Minister een
relatie tussen de jarenlange onderschrijdingen in de GGZ-sector, de achterblijvende
contracteergraad, beperkende voorwaarden als omzetplafonds enerzijds en de groei van
de wachtlijsten en de toename aan crisiszorg anderzijds? Graag ontvangen deze leden
een uitgebreide toelichting.
De leden van de PVV-fractie begrijpen dat bij de restitutiepolis vaker hoge kosten
gedeclareerd worden, ligt dat dan aan duurdere behandelingen of gebruiken verzekerden
met een restitutiepolis meer zorg? Is daar al eens onderzoek naar gedaan?
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de
brief over het jaarlijks overstapseizoen op de zorgverzekeringsmarkt. Zij hebben nog
wel enkele vragen over deze brief.
In deze brief erkent de Minister het probleem dat het voor verzekerden vaak onduidelijk
is welke zorg niet gecontracteerd is en welke kosten hiermee gemoeid zijn. Het gevolg
hiervan is dat patiënten te vaak met onverwacht hoge kosten worden geconfronteerd.
Dit probleem baart de fractie van GroenLinks-PvdA grote zorgen. Hoe kijkt de Minister
naar dit probleem?
Een offerteplicht, het schriftelijke moeten informeren van patiënten in geval van
(onvolledige) vergoeding van zorgkosten, zoals de aangenomen motie Bushoff (Kamerstuk
31 765, nr. 764) voorstelt, kan hierin uitkomst in bieden. De Minister geeft aan dat de offerteplicht
in zijn huidige definitie juridisch niet houdbaar is.
Kan de Minister inzichtelijk maken welke wetswijziging er dient plaats te vinden om
het juridisch houdbaar te krijgen? Is de Minister bereid om deze stap te zetten? Kan
het buitenlandse ongecontracteerde zorg niet als uitzondering gelden? Verder noemt
de Minister het invoeren van een offerteplicht onwenselijk. Hoe vindt de Minister
dat de nadelen, zoals bijvoorbeeld administratieve lasten, opwegen tegen de voordelen
dat patiënten niet meer tegen onverwachts hoge zorgkosten aanlopen?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie zijn tevreden dat het NZa hetzelfde doel als
genoemde leden nastreeft, namelijk het voorkomen dat patiënten onbedoeld terechtkomen
bij niet-gecontracteerde zorgaanbieders. Het verplicht schriftelijk informeren in
plaats van vormvrij kan hieraan bijdragen als alternatief van de offerteplicht. Op
welke termijn zijn deze nieuwe regels voorzien? Gaat dit nieuwe beleid worden gemonitord?
Wordt daarbij gekeken in hoeverre het bijdraagt aan het doel om te voorkomen dat patiënten
onbedoeld terechtkomen bij niet-gecontracteerde zorgaanbieders?
In de brief geeft de Minister aan dat er in ons zorgstelsel een belangrijke rol is
weggelegd voor de verzekerde. Volgens de Minister leidt keuzevrijheid en marktwerking
tot betere kwalitatieve zorg, betaalbaarheid en toegankelijkheid. De Minister stelt
dat de verzekerde dan wel in staat moet zijn om een weloverwogen keuze te maken voor
een polis, waardoor het belangrijk is dat zoveel mogelijk contracten in het overstapseizoen
worden afgesloten. Het staat het buiten kijf dat het later bekend maken van het gecontracteerde
aanbod niet in het belang is van de verzekerden. Hoe kijkt de Minister aan tegen feit
dat verzekerden zonder volledig geïnformeerd te zijn een keuze voor een polis moeten
maken? Hoe kunnen verzekerden deze keus goed maken zonder dat ze precies weten wat
de gecontracteerde zorg is?
In de brief laat de Minister weten dat op 22 december 2023 in ongeveer 90 procent
van de onderhandelingen duidelijk was of er een contract werd gesloten of niet. Dat
betekent dat er in ongeveer 10 procent van de gevallen geen duidelijkheid is geweest
over het contract en verzekerden dus geen weloverwogen keuze hebben kunnen maken wat
betreft hun polis. Daarbovenop ligt dit percentage veel hoger bij de officiële deadline
van 12 november. Erkent de Minister dat dit het fundament raakt van ons zorgstelsel?
Waarom hebben verzekerden niet het recht om tussentijds over te stappen in het geval
dat de zorgverzekeraar niet voor 12 november uitsluitsel kan geven over contracten?
Ze moeten immers een keus maken op basis van gebrekkige informatie waardoor er een
kans bestaat dat ze onbedoeld tegen hoge kosten oplopen doordat ze gebruikmaken van
niet-gecontracteerde zorgverleners. Is de Minister bereid om het recht op tussentijds
overstappen voor verzekerden te onderzoeken? Zo nee, waarom niet?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie maken zich grote zorgen over de lange wachttijden
in de zorg. Dit raakt een van de belangrijkste pijlers van een solidair zorgstelsel;
toegankelijkheid voor iedereen. Het beleid van omzetplafonds, of zorgplafond, draagt
bij aan wachttijden. Genoemde leden zijn daarom erg kritisch op het zorgplafond. Hoe
kijkt de Minister naar de relatie tussen het zorgplafond en wachttijden in de zorg?
Kan de Minister in kaart brengen in hoeverre het zorgplafond bijdraagt aan de wachttijden
in de zorg? Het argument voor het zorgplafond is het betaalbaar houden van de zorg.
In hoeverre draagt het zorgplafond daadwerkelijk bij aan de betaalbaarheid van de
zorg als een deel van die zorg simpelweg wordt uitgesteld? Is er geen alternatief
voor het zorgplafond dat wachttijden niet in de hand helpt?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben gelezen dat het polis aanbod in 2024
59 is. Hoe kijkt de Minister tegen dit hoge aantal polissen aan? Deelt de Minister
de mening dat dit hoge aantal polissen niet transparant is en het hoge aantal juist
contraproductief is voor de keuzevrijheid van consumenten? Wat is volgens de Minister
het ideale aantal polissen? Welke mogelijkheden zijn er om het aantal polissen terug
te dringen? Artikel 17 van de Zorgverzekeringswet (Zvw) verbiedt dat gelijke polissen
voor verschillende prijzen worden aangeboden. Is de Minister bereid om artikel 17
Zvw aan te passen zodat (i) ook (bijna) gelijke polissen hieronder vallen en (ii)
ook (bijna) gelijke polissen binnen hetzelfde concern hieronder vallen om het aantal
polissen terug te dringen?
Sinds de Zorgverzekeringswet (Zvw) is er sprake van gereguleerde marktwerking in de
zorg. Een onderdeel van de Zvw is concurrentie onder zorgverzekeraars, wat zich onder
andere uit in marketing en online vergelijkers. De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
zijn kritisch op deze kosten omdat deze niet direct bijdragen aan betere zorg. Genoemde
leden vragen hoeveel geld er van verzekeraars naar vergelijkingswebsites, zoals bijvoorbeeld
Independer, en marketing gaat. Kan de Minister in kaart brengen hoe dit zich verhoudt
tot het budget wat daadwerkelijk naar zorg gaat?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben signalen ontvangen dat patiënten in
de GGZ bij een x aantal behandelingen privacy gevoelige informatie dienen te delen
met de zorgverzekering om hun behandeling te kunnen voortzetten. Gezien de gevoeligheid
van zulke informatie en de impact die het delen van deze informatie voor de patiënt
kan hebben, baart dit de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie zorgen. Herkent de Minister
dit beeld? Zo ja, hoe kijkt de Minister hier tegenaan? Waarom mag de zorgverzekeraar
zulke privacy gevoelige informatie opvragen? Vooral gezien de impact die dit heeft
op de patiënt? Waarom dienen patiënten gevoelige informatie te delen en geldt de opinie
van de zorgprofessional niet als afdoende om een behandeling voort te zetten?
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de stukken over het contracteer-
en overstapseizoen 2023–2024. Zij hebben hierbij nog enkele vragen aan de Minister.
Genoemde leden zijn blij te lezen dat het contracteer- en overstapseizoen dit jaar
beter en tijdiger is verlopen dan het contracteerseizoen het jaar daarvoor. Dit lijkt
te komen doordat er geen grote beleidsveranderingen gedurende het inkoopseizoen plaatsvonden,
zoals het sluiten van het Integraal Zorgakkoord (IZA) in september 2022, en doordat
er geen sprake was grote externe ontwikkelingen, zoals impact van bijvoorbeeld inflatie
of covid-1. Kan de Minister op dit eerste punt reflecteren? Is het mogelijk om grote
beleidsveranderingen zoveel mogelijk voorafgaand aan het inkoopseizoen door te voeren,
indien nodig, om zo de rust in het inkoopseizoen te bewaken?
Het doet de leden van de VVD-fractie goed dat zowel zorgaanbieders als zorgverzekeraars
ernaar hebben gestreefd contracten op 12 november af te ronden. Wel blijkt dit streven
in face-to-face onderhandelingen minder effectief te zijn geweest. Genoemde leden
vragen de Minister waar dit mee te maken heeft. In welke sectoren vinden face-to-face
onderhandelingen plaats. Wat wordt ondernomen om ook deze vorm van onderhandelen sneller
te laten verlopen, opdat verzekerden tijdig weten waar ze aan toe zijn.
De leden van de VVD-fractie lezen dat afgelopen seizoen het op een na hoogste overstappercentage
is vastgesteld. De Minister stelt dat overstappen geen doel op zich is, maar het vooral
van belang is dat verzekerden nagaan of de polis die ze hebben nog goed bij hen past.
Genoemde leden delen dit, maar zijn van mening dat overstappen meer is, namelijk ook
een middel om zorgverzekeraars scherp te houden op de inkoop van goede zorg tegen
een aanvaardbare prijs. Zij vinden het zorgelijk dat uit onderzoek van de toezichthouders
is gebleken dat verzekeraars hun klanten op verschillende manieren belemmeren om een
overstap te maken naar een goedkopere basisverzekering. Ook het aantal polissen dat
inhoudelijk op elkaar lijkt, lijkt nog steeds een hardnekkig probleem te zijn, ondanks
herhaalde oproepen en besluiten vanuit de politiek om dit te verbeteren. Kan de Minister
aangeven hoe er gevolg wordt gegeven aan de oproep van de Autoriteit Consument en
Markt (ACM) en de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa)om het aantal basispolissen dat
inhoudelijk sterk op elkaar lijkt te verminderen en de koppeling tussen de aanvullende
verzekering en specifieke basispolissen los te laten?
De leden van de VVD lezen in figuur 1 dat de contracteergraad binnen de ggz-instellingen
afwijkt van de contracteergraad bij andere zorgsectoren. Kan de Minister de historische
ontwikkeling van deze cijfers delen met de Kamer, voorzien van een duiding van deze
ontwikkeling?
Zorgverzekeraars hebben een zorgplicht maar zijn voor het tijdig afronden van het
contracteerproces ook afhankelijk van de offertes van zorgaanbieders en daar heeft
het afgelopen seizoen enige discussie over plaatsgevonden. Kan de Minister aangeven
hoe de verhouding is tussen zorgaanbieders en het wel en niet tijdig aanleveren van
offertes? De leden van de VVD-fractie lezen dat de NZa hier reeds actie op onderneemt
door richtsnoeren om te vormen naar regelgeving, onder andere op het gebied van het
tijdig aanleveren van offertes waarop de NZa gaat handhaven. Wat zijn de gevolgen
voor zorgaanbieders indien zij de offertes niet tijdig aanleveren?
De leden van de VVD-fractie zijn positief over de samenwerking tussen zorgverzekeraars
en vergelijkingssites en vinden het goed te zien dat dit verzekerden in staat stelt
om een goede vergelijking tussen polissen te maken. Kan worden toegelicht hoeveel
mensen gebruik hebben gemaakt van een vergelijkingswebsite tijdens het afgelopen overstapseizoen
en ook wanneer zij hier voornamelijk gebruik van maken? In hoeverre is er een verband
te zien tussen zekerheid over contracten en het gebruik van vergelijkingssites?
De NZa heeft geconcludeerd dat een offerteplicht voor niet-gecontracteerde zorg op dit moment niet mogelijk en wenselijk is en dat gekeken wordt om dit
op een andere manier vorm te geven, zo lezen de leden van de VVD-fractie. Aanpassing
van de Regeling Transparantie Zorgaanbieders wordt hierbij genoemd.
Op welke manier wordt deze aanpassing gemonitord en geëvalueerd om te zien of de aanpassing
daadwerkelijk tot verbetering leidt? Genoemde leden hebben kennisgenomen van de verkenning
transparantie niet-gecontracteerde zorg. Zij menen uit de conclusies op te kunnen maken dat de overheid
weinig niet-vrijblijvende maatregelen in handen heeft om meer transparantie af te
kunnen dwingen, klopt deze conclusie? Zo nee, welke niet-vrijblijvende instrumenten
heeft de overheid, naast een offerteplicht, in handen om transparantie meer af te
kunnen dwingen?
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie
De leden van de NSC-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de NZa over de overstapperiode
2024, alsmede ook van de reactie van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
hierop. De leden van de NSC-fractie erkennen de inspanningen die zorgverleners hebben
geleverd in het belang van de verzekeringsnemers om het contracteerproces te verbeteren.
Er moeten zeker nog stappen worden genomen, voornamelijk op het gebied van informatievoorziening
aan verzekerden en het contracteren van passende zorg. Zij zullen hier tijdens het
commissiedebat Zorgverzekeringsstelsel verder op ingaan en hebben geen verdere vragen
aan de Minister.
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met interesse de brief gelezen van de Minister
over het contracteer- en overstapseizoen 2023–2024 en hebben nog enkele vragen.
De leden van de D66-fractie lezen dat ruim 1,3 miljoen verzekerden zijn gewisseld
van zorgverzekeraar. Dit komt over met 7,4% van de verzekerden. Kan de Minister aangeven
welk percentage van de verzekerden niet gewisseld is, maar de polis heeft aangepast
bij de eigen verzekeraar. In theorie zou dit betekenen dat het voor overige verzekerden
niet nodig was om te wisselen van zorgverzekeraar of om bij de eigen zorgverzekeraar
de verzekering aan te passen. Kan de Minister informatie delen met betrekking tot
een passende zorgverzekering bij consumenten? In hoeverre is er sprake van over- of
onderverzekering bij consumenten.
Voorts vragen de leden van de D66-fractie of consumenten op de hoogte worden gesteld
wanneer de polis van de consument afgesloten in het vorige jaar, wordt aangepast in
het nieuwe jaar. Kan de Minister aangeven of consumenten zich bewust zijn dat hun
huidige polis kan veranderen? Is de Minister bereid dit mee te nemen in een volgende
publiekscampagne bij het overstapseizoen? Welke mogelijkheden ziet de Minister om
nog beter te waarborgen dat consumenten een verzekering hebben passend bij hun zorgvraag
en geïnformeerd worden over een goedkoper alternatief. Kan de Minister hierin reageren
op de suggesties van ACM en NZa om het keuzeproces voor consumenten te verbeteren.
Tot slot, de leden van de D66-fractie stelden eerder individuele schriftelijke vragen
over het bericht dat zorgverzekeraars overstappers belemmeren waardoor de premie onnodig
hoog is. Deze leden danken de Minister voor de beantwoording op deze vragen die zij
reeds op 18 juni 2024 hebben ontvangen1.
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
De leden van de BBB-fractie hebben kennisgenomen van de brief over het contracteer-
en overstapseizoen 2023–2024 en hebben de volgende vragen aan de Minister.
De leden van de BB-fractie hebben gelezen dat zorgverzekeraars en zorgaanbieders samenwerken
om de administratieve lasten te verminderen en de inkoopvereisten verder te standaardiseren.
Genoemde leden vragen de Minister om specifieker te zijn en te informeren hoe precies
de administratieve lasten zullen worden verlaagd.
Verder hebben deze leden gelezen dat er wordt gewerkt aan duidelijkheid over de mogelijkheden
voor kleine zorgaanbieders om samen te werken binnen de mededingingsregels. Wanneer
zullen de besprekingen tussen brancheverenigingen en de ACM worden afgerond?
Daarnaast willen kleine zorgaanbieders in de regio vaak wel onderhandelen met zorgverzekeraars,
maar zijn zij bang dat ze hun zelfstandigheid zullen verliezen of zullen worden overtroefd
door grote aanbieders. Op welke manier wordt er rekening gehouden met de regio, bij
het gezamenlijk optrekken van kleine zorgaanbieders? Hoe wordt voorkomen dat zij hun
kleinschalige karakter en zelfstandigheid moeten opgeven voor gecontracteerde zorg?
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de brief over het contracteer-
en overstapseizoen 2023–2024 en hebben hierover nog enkele vragen aan de Minister.
De leden van de CDA-fractie lezen dat de NZa beziet of de handvatten voor contractering
aanscherping nodig hebben. Deze leden vragen of de Minister wil aangeven wanneer de
Kamer hier meer over hoort.
De leden van de CDA-fractie lezen dat met de Nederlandse GGZ, ActiZ en Zorgthuis.nl
wordt geëvalueerd welke verbetermogelijkheden er zijn voor de ondersteuning van het
contracteerproces en dat hierbij ook de bereikbaarheid van de kleine zorgaanbieders
wordt meegenomen. Deze leden vragen of de Minister dit concreet wil maken en wanneer
de Kamer meer horen over deze evaluatie.
De leden van de CDA-fractie lezen dat de zorgverzekeraars stappen hebben gezet om
de polisinformatie te verrijken met relevante factoren als kwaliteit en toegankelijkheid.
Deze leden vragen welke stappen er dan precies zijn gezet. Hoe is dit in de praktijk
tot uiting gekomen, zijn hier voorbeelden van?
Wat kunnen we voor de polissen voor 2025 verwachten op dit punt? Hoe rekent de Minister
de zorgverzekeraars hierop af?
De leden van de CDA-fractie lezen dat er een toename van 14 naar 59 meldingen is bij
de NZa over het overstapseizoen 2023–2024. Wat is de reden dat het hogere aantal meldingen
niet heeft geleid tot de inzet van toezichtsinstrumenten? Heeft dit een inhoudelijke
of organisatorische reden? Zijn de meldingen wel behandeld?
Genoemde leden vragen verder hoe de Minister de toekomst van de restitutiepolis ziet,
aangezien het aantal restitutiepolissen opnieuw is afgenomen, van zeven naar vier.
De leden van de CDA-fractie vragen hoe het staat het met de analyses naar nagenoeg
gelijke polissen. Zij verwijzen naar de motie van de leden Van den Berg en Bushoff
(Kamerstuk 29 689, nr. 1208) waarin de regering werd verzocht de verkenning naar de «Gower distance» uiterlijk
mei 2024 te doen. Deze leden vragen of in deze analyses ook de aanpak van tweelingpolissen
wordt meegenomen en zo nee, dit wel te doen.
De leden van de CDA-fractie constateren dat de motie van de leden Van den Berg en
Agema (Kamerstuk 29 689, nr. 1232) over het door zorgverzekeraars aanbieden van een contract aan kleine zorgaanbieders
en het percentage kleine zorgaanbieders dat voor 2024 een contract aangeboden heeft
gekregen alsmede de motie van de leden Van den Berg en Tielen (Kamerstuk 29 689, nr. 1207) over het monitoren of zorgverzekeraars meer kleine zorgaanbieders voor het jaar
2024 contracteren, wel zijn afgedaan maar niet zijn uitgevoerd. Genoemde leden vragen
waarom niet specifiek gemonitord kan worden of meer kleine zorgaanbieders zijn gecontracteerd.
De cijfers waar de Minister naar verwijst vinden deze leden te algemeen omdat hieruit
onvoldoende duidelijk wordt hoe het staat met de contractering van kleine zorgaanbieders.
De leden van de CDA-fractie vragen of de Minister alsnog bereid is om te kijken naar
mogelijkheden om het aantal gecontracteerde kleine zorgaanbieders te monitoren.
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Minister over
het contracteer- en overstapseizoen, de brief van de NZA en het bijbehorend onderzoek.
Genoemde leden hebben hierover nog een aantal vragen en opmerkingen.
De leden van de SP-fractie vinden het gejubel van de Minister over hoe goed het «contracteerseizoen»
verlopen is misplaatst. Alle verbeteringen waarmee zij probeert dit overstapcircus
te verbeteren zijn schijnoplossingen voor het echte probleem: het huidige zorgstelsel.
De marktwerking die leidt tot concurrentie tussen zorgverzekeraars om maar zoveel
mogelijk «consumenten» binnen te harken dient het belang van de zorgverzekeraar, maar
niet van mensen. Zij worden opgezadeld met ingewikkelde keuzes, onduidelijkheden over
de contractering van zorg en elk jaar een hogere premie. Genoemde leden zijn van mening
dat één Nationaal Zorgfonds zonder eigen risico een einde zou kunnen maken aan dit
overstapcircus. Deze leden vragen de Minister hoe zij kijkt naar een Nationaal Zorgfonds.
Vorig jaar stapte ruim 1,3 miljoen verzekerden over naar een andere zorgverzekeraar.
Dit is het één na hoogste overstappercentage sinds de invoering van de zorgverzekeringswet
in 2006. De leden van de SP-fractie zijn kritisch op de gang van zaken bij de contractering
van de zorg. Zij vragen waarom dit percentage afgelopen jaar zo hoog was. Bovendien
vragen de leden van de SP-fractie wat de «publieksvoorlichting» tijdens het «contracteerseizoen»
heeft gekost. Gelieve dit uit te splitsen naar verschillende onderdelen van deze campagne.
Hoeveel zorggeld besteden verzekeraars jaarlijks aan reclame en marketing? Wat vindt
de Minister ervan dat ruim 1,3 miljoen mensen zich afgelopen jaar door een ingewikkeld
web van zorgverzekeringen en zorgverzekeraars hebben gewurmd om de juiste zorgverzekering
te krijgen? Deelt de Minister de mening dat zorg voor iedereen toegankelijk en betaalbaar
zou moeten zijn zonder dat zorgverzekeraars om hun premiegeld zouden moeten concurreren?
Kunt u een overzicht naar de Kamer sturen van de winsten van de zorgverzekeraars afgelopen
jaar die naar de reserves zijn gegaan? De NZa doet tevens een verkenning of verzekeraars
premiebetalers actief moeten informeren als er een beter geschikte en betaalbaardere
polis beschikbaar is. Waarom is hiervoor een verkenning nodig en wordt hier niet meteen
toe overgegaan?
De Minister stelt dat het «contracteerseizoen» beter en tijdiger is verlopen. Zowel
zorgaanbieders als zorgverzekeraars streefde ernaar om de contracten op 12 november
af te ronden. Maar de leden van de SP-fractie constateren dat dit niet is gelukt.
Op 22 december 2023 was in ongeveer 90% van de onderhandelingen duidelijk of er een
contract werd gesloten of niet. Hoe verklaart de Minister dat het niet lukt om de
contractering op orde te krijgen voor 12 november? Welke belangen van zorgverzekeraars
spelen er volgens de Minister mee in deze onderhandelingen? Deelt de Minister de mening
dat zorgverzekeraars kleinere zorgaanbieders onder druk kunnen zetten om tot een contract
te komen voor een te lage vergoeding? Wat zijn de gevolgen hiervan voor patiënten?
Genoemde leden vragen waarom de Minister geen harde afspraken maakt met zorgverzekeraars
om deze contracten eerder rond te krijgen. Welke plannen heeft zij hiervoor op de
plank liggen? Veel mensen moeten nog steeds een verzekering afsluiten zonder dat zij
weten of de juiste zorgaanbieder wel een contract met de verzekeraar sluit. Wat is
de Minister van plan om hieraan te doen? Welk percentage van de contracten was dit
jaar voor 12 november afgesloten? Hoeveel voor 1 januari?
De leden van de SP-fractie lezen dat een deel van de zorgaanbieders ontevreden is
over de uitkomsten van de onderhandelingen in het contracteerproces. Zij geven aan
beperkte onderhandelmogelijkheden te ervaren, zijn ontevreden over de indexeringen
en de tarieven en missen deels transparantie ten aanzien van het gebruik van benchmarks
en rekentools. Wat gaat de Minister doen met deze signalen van zorgaanbieders? Is
de Minister verrast dat de zorgverzekeraars de contractering als beter en tijdiger
hebben ervaren dan de zorgaanbieders? Hoe gaat de Minister zorgen voor meer transparantie
vanuit de zorgverzekeraars?
In de brief van de NZa lezen de leden van de SP-fractie dat het aantal meldingen sinds
vorig jaar is gestegen van 14 naar 59 tijdens het overstapseizoen. Deze meldingen
komen voort uit een vermoeden van een overtreding. Kan de Minister uitgebreider ingaan
op de toename in het aantal meldingen? Wat is er met deze meldingen gedaan?
II. Reactie van de Minister
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Minister over
het afgelopen contracteer- en overstapseizoen. Deze leden zetten vraagtekens bij de
conclusie dat het afgelopen contracteerseizoen aanzienlijk beter is verlopen, en hebben
daarom nog de volgende vragen en opmerkingen.
De leden van de PVV-fractie lezen in de brief dat op 22 december 2023 in ongeveer
90%, van de onderhandelingen tussen zorgverzekeraars en zorgaanbieders, duidelijk
was of er een contract werd gesloten of niet. Maar het overstapseizoen begint op 12 november
en op die datum moeten zorgverzekeraars hun premies en voorwaarden met betrekking
tot de contractering bekend maken. Wat was de stand van contractering op 12 november,
zo willen deze leden weten. Kunnen de leden hier een overzicht van krijgen per zorgverzekeraar?
Met de leden van de PVV-fractie ben ik het eens dat het inderdaad van belang is dat
een verzekerde bij het afsluiten van een verzekering moet weten waar hij of zij aan
toe is. Een verzekerde moet dus weten of er wel of geen contract is afgesloten, maar
vooral ook wat voor vergoeding er geldt en wat de financiële consequentie zijn als
er geen contract is afgesloten. Ook wanneer er geen contract is afgesloten kan het
namelijk zijn dat de zorg wel volledig vergoed wordt.
Een adequaat contracteerproces is een belangrijke voorwaarde voor het maken van goede
contractuele afspraken over de transitie naar passende zorg. Zowel zorgaanbieders
als zorgverzekeraars streven ernaar om, zoals ook afgesproken in het IZA, de contractering
zo veel mogelijk op 12 november af te ronden en hebben hiertoe verschillende verbeterstappen
gezet. Zo hebben zorgverzekeraars bijvoorbeeld de voorlichting aan de verzekerden
over de contracteergraad verbeterd door gebruik te maken van vijf contracteerstatussen.
De NZa heeft het afgelopen contracteerseizoen geëvalueerd en per sector de contracteergraad
gemeten op vier peilmomenten. Er zijn gegevens bekend van de contracteergraad op 12 november,
8 december, 22 december en op 22 januari jl. In onderstaande tabel is opgenomen welk
aandeel van zorgaanbieders een contract heeft of geen contract, maar waarbij de zorg
wel volledig vergoed wordt. Vervolgens is uitgesplitst welk percentage gecontracteerd
is. Op 12 november is duidelijk dat met ingang van 2024, bij 58% van de academische
ziekenhuizen de zorg volledig vergoed wordt (met uitzondering van het eigen risico).
Bij 39% is een contract afgesloten. Bij de overige 17% is dus geen contract afgesloten,
maar wel sprake van volledige vergoeding. Ik heb geen overzicht beschikbaar van de
stand van de contractering per zorgverzekeraar.
Sector
12 november
8 december
22 december
22 januari
Algemene ziekenhuizen
56% (39+17)
83% (60+23)
99% (84 +15)
99% (89+10)
Academische ziekenhuizen
58% (39+19)
91% (67+24)
100% (91+9)
100% (95+5)
Zelfstandige klinieken
48% (47+1)
68% (65+3)
83% (82+1)
90% (90+0)
GGZ instellingen
57% (32+25)
77% (44+33)
90% (65+25)
92% (77+15)
GGZ overig
82% (71+11)
89% (88+1)
91% (90+1)
94% (93+1)
Wijkverpleging face tot face
55% (48+7)
85% (75+10)
95% (89+6)
97% (95+2)
Wijkverpleging digitaal
63% (63+0)
87% (79+8)
92%(86+6)
94% (91+3)
Met de IZA-partijen is afgesproken dat er wordt bezien hoe de evaluatie van het contracteerseizoen
volgend jaar vorm wordt gegeven. Afgesproken is dat het meten van de contracteergraad
daar opnieuw onderdeel van is. Ik vind het heel belangrijk om mij te blijven inzetten
voor het tijdig afronden van het contracteerproces, zodat de verzekerde aan de start
van het overstapseizoen voldoende duidelijkheid heeft ten behoeve van het maken van
een weloverwogen keuze voor een zorgverzekering. In het Hoofdlijnenakkoord 2024–2028
«Hoop, Lef en Trots» heb ik daarom afgesproken dat de voorwaarden van de zorgpolis,
inclusief contractering, glashelder moeten zijn bij het afsluiten van de polis. De
Nederlandse Zorgautoriteit moet hierop gaan toezien. De komende tijd zal ik samen
met partijen inventariseren welk stappen verder gezet kunnen worden in het glashelder
krijgen van de polisvoorwaarden.
Het is genoemde leden ook niet duidelijk of de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) gaat
handhaven bij zorgverzekeraars als zij hun deadline niet halen. Kan de Minister dit
toelichten?
In de Handvatten Contractering en Transparantie gecontracteerde zorg zijn richtlijnen
opgenomen om het contracteerproces voorspelbaarder te maken. De NZa heeft 12 november
in de Handvatten opgenomen als richtpunt voor de afronding van het contracteerproces.
Naast deze Handvatten heeft de NZa de Regeling Transparantie zorginkoopproces in 2024
vastgesteld. Op basis hiervan kan de NZa handhaven. Het tijdig bereiken van een overeenkomst
vraagt een inspanning van zowel zorgverzekeraars als ook zorgaanbieders. Er is geen
deadline dat de contractering op 12 november is afgerond. Als de contractering op
12 november nog niet is afgerond, dan verwacht de NZa van zorgverzekeraars en zorgaanbieders
wel eenduidige, heldere en bruikbare informatie gedurende de overstapperiode voor
de burger. Daarnaast ben ik bezig met de uitwerking van de maatregel uit het Hoofdlijnenakkoord
2024–2028 «Hoop, Lef en Trots» die betrekking heeft op de glasheldere polisvoorwaarden.
De NZa moet hierop gaan toezien.
De leden van de PVV-fractie vragen waarom de contractering van GGZ-aanbieders duidelijk
achterblijft bij de andere sectoren.
Uit de evaluatie van de NZa naar de contractering voor 2024 is naar voren gekomen
dat de contracteergraad in de GGZ achterblijft ten opzichte van andere sectoren. Er
is hiervoor geen duidelijk aanwijsbare reden gevonden. Bij het uitwerken van de evaluatie
van de contractering voor 2025 zal ik de NZa vragen om te verkennen wat de oorzaken
van de achterblijvende contractering zijn.
Hoeveel meerjarige-contracten zijn er met GGZ-aanbieders afgesloten en hoeveel contracten
hebben omzetplafonds?
Er is één zorgverzekeraar die met meer dan 10% van de zorgaanbieders een meerjarig
contract heeft afgesloten. Er zijn zorgverzekeraars die geen meerjarige contracten
afsluiten. Meerjarige contracten zorgen voor minder administratieve lasten, maar soms
willen zorgaanbieders geen meerjarig contract afsluiten, omdat de zorgaanbieder zich
dan vastlegt op een meerjarige visie waar deze zich niet altijd meerjarig aan wil
committeren.
Het al dan niet afspreken van een omzetplafond is de uitkomst van onderhandelingen
door twee private partijen, de zorgverzekeraar en de zorgaanbieder. Ik heb geen inzicht
in het aantal omzetplafonds dat is afgesproken.
Wordt voor niet-gecontracteerde GGZ-aanbieders nog een redelijke vergoeding geboden,
hoe wordt dit kenbaar gemaakt aan verzekerden en hoe verschillen de zorgverzekeraars
hierin?
Zorgverzekeraars zijn verplicht een vergoeding te betalen voor niet-gecontracteerde zorg. Daarbij dienen zij rekening te houden met het hinderpaalcriterium.
Zorgverzekeraars moeten transparant zijn over de vergoedingen voor niet-gecontracteerde
zorg, conform de regels van de NZa2. In artikel 10 van deze regels staat dat als de zorgverzekeraar met gecontracteerde
zorgaanbieders werkt en dit mogelijk consequenties heeft voor de verzekerde dan:
a. meldt de zorgverzekeraar dit via zijn relevante openbare communicatiekanalen en vermeldt
de zorgverzekeraar hierbij de informatie die relevant is voor de consument voor het
maken van een keuze, en
b. neemt de zorgverzekeraar in zijn relevante openbare communicatiekanalen een actueel
overzicht op met welke zorgaanbieders op dat moment per polis zijn gecontracteerd
en vermeldt de zorgverzekeraar hierbij de informatie die relevant is voor de consument
voor het maken van een keuze. De zorgverzekeraar geeft in de polisvoorwaarden aan
waar dit overzicht van gecontracteerde zorgaanbieders te vinden is.
Ziet de Minister een relatie tussen de jarenlange onderschrijdingen in de GGZ-sector,
de achterblijvende contracteergraad, beperkende voorwaarden als omzetplafonds enerzijds
en de groei van de wachtlijsten en de toename aan crisiszorg anderzijds? Graag ontvangen
deze leden een uitgebreide toelichting.
Ik herken en betreur de problematiek die er is in de ggz. De groei van de wachtlijsten
en de toename van de crisiszorg zijn een bekend probleem. Ik zie echter de relatie
zoals hierboven geformuleerd niet op deze manier. Voor de wachtlijsten in delen van
de ggz zijn diverse oorzaken en er wordt hard gewerkt om tot oplossingen te komen.
In de zorg is in toenemende mate sprake van krapte aan personeel. Dat geldt zeker
ook voor de ggz. Tegelijkertijd is er ook sprake van een toenemende zorgvraag.
De afgelopen jaren is met het financieren van opleidingsplaatsen voor ggz opleidingen
en het actieprogramma «Werken in de zorg» sterk ingezet op het vergroten van de instroom
en het behoud van zittend personeel in de zorg.
Zorgverzekeraars hebben een zorgplicht. De NZa ziet toe op de naleving daarvan. In
het kader van dat toezicht heeft de NZa een beoordelingskader ontwikkeld dat beschrijft
wat zij van zorgverzekeraars verwacht ten aanzien van de aanpak van wachttijden in
de ggz. Een van de onderdelen van dit beoordelingskader betreft het tijdig beslissingen
nemen over correct ingediende aanvragen om een omzetplafond te verhogen.
In de Monitor contractering ggz 2020 constateerde de NZa dat zorgverzekeraars ten
opzichte van 2019 meer beleid hebben geformuleerd voor de zogenoemde bijcontractering,
maar dat hier nog winst te behalen is in bijvoorbeeld snelheid van afhandeling van
verzoeken.
In Nederland geven we ieder jaar meer geld uit aan de geneeskundige ggz. In de rijksbegroting
zet het Ministerie van VWS ieder jaar een bedrag opzij voor de geneeskundige ggz.
Dit is het macrokader ggz. Dit bedrag is tussen 2019 en 2023 met 24% toegenomen. Daarvan
komt 14% door prijsindexatie.
Ten aanzien van omzetplafonds zet de NZa zich vanuit haar toezicht in op goede informatieverstrekking
richting verzekerden over van toepassing zijnde omzetplafonds en de consequenties
daarvan. Zodat de verzekerden een weloverwogen eigen keuze tussen zorgverzekeraars
kunnen maken op moment van afsluiten polis en de keuze tussen aanbieders in geval
van een zorgvraag. Indien een verzekerde niet bij een bepaalde zorgaanbieder terecht
kan, dient de zorgverzekeraar desgevraagd via bemiddeling te zorgen voor een passend
alternatief. Als de NZa signalen heeft dat verzekerden geen tijdige toegang tot zorg
hebben, dan spreekt zij de betreffende zorgverzekeraar aan op de verantwoordelijkheid
om passende zorg te vinden (via zorgbemiddeling) en monitort vanuit toezicht de opvolging
daarvan.
Omzetplafonds kunnen de zorgverzekeraars juist ook helpen om goede sturing te geven
om schaarse capaciteit optimaal in te zetten en er daarmee voor zorgen dat de zorg
bij de patiënten terecht komen die de zorg het hardst nodig hebben. Daarnaast zitten
er diverse waarborgen in het systeem die het recht op zorg voor de verzekerde beschermen.
Immers kan er doorleverplicht met de aanbieder zijn afgesproken, waarbij de patiënt
de zorg krijgt waarop hij recht heeft. Als geen doorleverplicht is afgesproken dan
zal de verzekeraar de patiënt uit hoofde van de zorgplicht bemiddelen naar een andere
zorgaanbieder waar de zorg tijdig en op redelijke reisafstand kan worden geleverd.
Voor de toegankelijkheidsvraagstukken in de ggz bestaat geen eenvoudige oplossing
zoals bijvoorbeeld het onbeperkt inkopen van ggz-zorg door het afschaffen van omzetplafonds.
Er is immers sprake van een grote schaarste aan personeel, dat maar één keer goed
kan worden ingezet. Het zorgen en borgen van voldoende aanbod voor patiënten daar
waar de wachtlijsten het langst zijn, namelijk voor patiënten met een hoogcomplexe
zorgvraag, vergt een gedeelde inzet van alle partijen: de zorginkoper, de zorgaanbieder,
de professional en de overheid. Daarom heeft mijn voorganger afspraken gemaakt in
het kader van de «cruciale ggz».3 Onderdeel van de afspraken die gemaakt zijn over cruciale ggz is dat zorginkopers,
zorgaanbieders en (vertegenwoordigers van) patiënten nauw samenwerken om op grond
van regionale wachtlijsten en de verwachte zorgvraag passend zorgaanbod te organiseren.
Partijen hebben daarnaast met elkaar afgesproken dat de in de regio overeengekomen
cruciale zorgnetwerken vanaf de inkoop voor 2026 waar nodig gelijkgericht ingekocht
worden.
De leden van de PVV-fractie begrijpen dat bij de restitutiepolis vaker hoge kosten
gedeclareerd worden, ligt dat dan aan duurdere behandelingen of gebruiken verzekerden
met een restitutiepolis meer zorg? Is daar al eens onderzoek naar gedaan?
De afgelopen periode is een aantal restitutiepolissen omgezet naar combinatiepolissen,
waarbij meestal alleen zorg voor wijkverpleging en ggz wordt vergoed in natura en
de overige zorg wordt vergoed via restitutie. De reden die zorgverzekeraars daarvoor
aangeven is dat bij de restitutiepolissen zeer hoge kosten gedeclareerd worden voor
niet-gecontracteerde zorg, met name in de wijkverpleging en de ggz, waar het aandeel
niet-gecontracteerde zorg groot is. Uit eerder onderzoek blijkt dat niet-gecontracteerde
zorgaanbieders in de wijkverpleging en niet-gecontracteerde zorgaanbieders in delen
van de ggz verhoudingsgewijs meer zorg leveren per patiënt, zonder dat de patiëntkenmerken
daarvoor een duidelijke verklaring bieden4.
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de
brief over het jaarlijks overstapseizoen op de zorgverzekeringsmarkt. Zij hebben nog
wel enkele vragen over deze brief.
In deze brief erkent de Minister het probleem dat het voor verzekerden vaak onduidelijk
is welke zorg niet gecontracteerd is en welke kosten hiermee gemoeid zijn. Het gevolg
hiervan is dat patiënten te vaak met onverwacht hoge kosten worden geconfronteerd.
Dit probleem baart de fractie van GroenLinks-PvdA grote zorgen. Hoe kijkt de Minister
naar dit probleem?
Ik vind het belangrijk dat verzekerden een goed geïnformeerde keuze kunnen maken voor
hun zorgverzekeraar en herken de zorgen die u benoemt Het is voor verzekerden ingewikkeld
om te bepalen wat er eventueel bijbetaald moet worden. Ik zie dat er nog verbeteringen
mogelijk zijn in de informatievoorziening richting verzekerden. Mijn ambtsvoorganger
heeft met partijen in de zorg expliciete afspraken gemaakt over het verbeteren van
de informatie over het gecontracteerde en het niet-gecontracteerde zorgaanbod, waarin
zowel aanbieders als verzekeraars stappen te zetten hebben. Deze stappen hebben zij
de afgelopen periode ook daadwerkelijk gezet, al vraagt het verder verbeteren van
deze informatie ook nog langer stevige inzet van alle partijen.
De zorgverzekeraars hanteren sinds afgelopen overstapseizoen uniforme informatieverstrekking
over de stand van de contractering en vergoeding richting hun verzekerden. Zo is voor
de verzekerden tijdens het overstapseizoen duidelijk wat de status van de contractering
van zorgaanbieders is. Zorgverzekeraars willen deze (uniforme) kernboodschappen nog
verder aanscherpen en verbeteren. Onderzoek door zorgverzekeraars heeft aangetoond
dat deze verduidelijking verzekerden heeft geholpen in hun keuzeproces. Daarnaast
is door Equalis, in opdracht van VWS, een inventarisatie en verkenning uitgevoerd
naar de huidige informatieverstrekking over niet-gecontracteerde zorg. Deze verkenning
laat een aantal aandachtspunten zien ten aanzien van de informatieverstrekking rondom
niet-gecontracteerde zorg. Dit betreft met name de informatieverstrekking door zorgaanbieders
en vergelijkingssites. In lijn met de bevindingen in dit rapport, focus ik mij samen
met andere partijen op de lopende trajecten zoals de verbeteringen van de kernboodschappen,
de jaarlijkse publieksvoorlichting vanuit VWS en de aanpassing van de Regeling Transparantie
Zorgaanbieders door de NZa.
Tot slot is in het Hoofdlijnenakkoord 2024–2028 «Hoop, Lef en Trots» afgesproken dat
de polisvoorwaarden glashelder moeten zijn voor verzekerden bij het afsluiten van
de polis. De komende tijd werk ik samen met partijen hieraan, zodat de informatievoorziening
richting verzekerden de komende jaren nog verder verbetert.
Een offerteplicht, het schriftelijke moeten informeren van patiënten in geval van
(onvolledige) vergoeding van zorgkosten, zoals de aangenomen motie Bushoff (Kamerstuk
31 765, nr. 764) voorstelt, kan hierin uitkomst in bieden. De Minister geeft aan dat de offerteplicht
in zijn huidige definitie juridisch niet houdbaar is. Kan de Minister inzichtelijk
maken welke wetswijziging er dient plaats te vinden om het juridisch houdbaar te krijgen?
De NZa heeft voorafgaand een verkenning uitgevoerd naar de mogelijke invoering van
een offerteplicht, zoals voorgesteld in het IZA. De NZa heeft geconcludeerd dat een
offerteplicht op dit moment juridisch niet mogelijk en niet wenselijk is. Een onderscheid
in regels t.a.v. gecontracteerde en niet-gecontracteerde zorg vergt een aanpassing
van de Wmg. Andere delen van de Wmg (Artikel 38, lid 7 en 39, lid 2 Wmg) geven de
NZa wel al de bevoegdheid om nadere regels te stellen m.b.t. informatieverstrekking
door zorgaanbieders aan de consument, inclusief informatieverplichtingen voor zorgaanbieders
richting de patiënt t.a.v. niet-gecontracteerde zorg en de invloed die dit heeft op
de hoogte van de vergoeding van de geleverde zorg. De NZa zal de werking van de aangescherpte
regeling monitoren.
Ik zal de monitoring van de aangescherpte regeling van de NZa nauwkeurig volgen en
wil de uitkomsten hiervan afwachten, het is nu dus te vroeg om te kijken naar het
invoeren van de offerteplicht. Ik acht het tevens vooralsnog niet noodzakelijk en
proportioneel om een algemene regeling op te stellen die enkel is gericht op niet-gecontracteerde
zorgaanbieders. Daarmee wordt een extra administratieve last gecreëerd en wachtlijsten
worden mogelijk nog langer door de tijd die met het opstellen en goedkeuren van een
offerte gepaard gaat. Ik focus mij daarom vooralsnog liever op meer proportionele
mogelijkheden om het doel, goede informatievoorziening voor de patiënt, te bereiken
en daarmee ook de administratieve lasten te beperken.
Is de Minister bereid om deze stap te zetten? Kan het buitenlandse ongecontracteerde
zorg niet als uitzondering gelden? Verder noemt de Minister het invoeren van een offerteplicht
onwenselijk. Hoe vindt de Minister dat de nadelen, zoals bijvoorbeeld administratieve
lasten, opwegen tegen de voordelen dat patiënten niet meer tegen onverwachts hoge
zorgkosten aanlopen?
Ik begrijp de wens van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie om de informatievoorziening
voor verzekerden bij niet-gecontracteerde zorg te verbeteren. Ik ben echter, zoals
toegelicht in de kamerbrief over het overstap- en contracteerseizoen, van mening dat
het aanpassen van de Wmg met als doel de offerteplicht in te voeren daarvoor niet
de meest geschikte manier is. Ik acht het niet noodzakelijk en proportioneel om een
verplichting op te stellen die enkel is gericht op niet-gecontracteerde zorgaanbieders.
Daarmee wordt een extra administratieve last gecreëerd en wachtlijsten worden mogelijk
nog langer door de tijd die met het opstellen en goedkeuren van een offerte gepaard
gaat. Ik focus mij daarom liever op meer proportionele mogelijkheden om het doel,
goede informatievoorziening voor de patiënt, te bereiken en daarmee ook de administratieve
lasten te beperken.
Zo heeft de NZa onlangs haar regeling transparantie zorgaanbieders aangepast met daarin
de verplichting voor de zorgaanbieders om voorafgaand actief en aantoonbaar informatie
te verstrekken aan de consument over niet-gecontracteerde zorg en daarbij ook vast
te leggen dat deze informatie daadwerkelijk is verstrekt.5
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie zijn tevreden dat het NZa hetzelfde doel als
genoemde leden nastreeft, namelijk het voorkomen dat patiënten onbedoeld terechtkomen
bij niet-gecontracteerde zorgaanbieders. Het verplicht schriftelijk informeren in
plaats van vormvrij kan hieraan bijdragen als alternatief van de offerteplicht. Op
welke termijn zijn deze nieuwe regels voorzien? Gaat dit nieuwe beleid worden gemonitord?
Wordt daarbij gekeken in hoeverre het bijdraagt aan het doel om te voorkomen dat patiënten
onbedoeld terechtkomen bij niet-gecontracteerde zorgaanbieders?
Ik wil, net zoals de leden van GroenLinks-PvdA-fractie en net als de NZA, ook voorkomen
dat mensen onbedoeld bij niet-gecontracteerde zorgaanbieders terecht komen en wellicht
met onverwachtse bijbetaling te maken krijgen. De gewijzigde Regeling Transparantie
Zorgaanbieders, kernmerk TH/NR-035, treedt op 1 september 2024 in werking. De verplichting
van informatieverstrekking door de zorgaanbieder over contractering bestond al, maar
is in de herziene regeling gespecificeerd met betrekking tot niet-gecontracteerde
zorg en de mogelijke (financiële) gevolgen van het gebruiken van zorg bij niet-gecontracteerde
zorgaanbieders. Daaraan is verder toegevoegd dat zorgaanbieders consumenten actief
en aantoonbaar moeten informeren over de aan- of afwezigheid van een contract met
de zorgverzekeraar van de consument en over mogelijke gevolgen daarvan voor de vergoeding
van zorg of diensten door de zorgverzekeraar. De NZa heeft deze wijziging ook opgenomen
in de Handvatten Contractering en Transparantie gecontracteerde zorg en gaat deze
na afloop van het komende contracteerseizoen, begin 2025, evalueren. In de evaluatie
is ook aandacht voor het doel van de herziening van de regeling, namelijk het voorkomen
dat patiënt onbedoeld terechtkomen bij niet-gecontracteerde zorgaanbieders.
In de brief geeft de Minister aan dat er in ons zorgstelsel een belangrijke rol is
weggelegd voor de verzekerde. Volgens de Minister leidt keuzevrijheid en marktwerking
tot betere kwalitatieve zorg, betaalbaarheid en toegankelijkheid.
De Minister stelt dat de verzekerde dan wel in staat moet zijn om een weloverwogen
keuze te maken voor een polis, waardoor het belangrijk is dat zoveel mogelijk contracten
in het overstapseizoen worden afgesloten. Het staat het buiten kijf dat het later
bekend maken van het gecontracteerde aanbod niet in het belang is van de verzekerden.
Hoe kijkt de Minister aan tegen feit dat verzekerden zonder volledig geïnformeerd
te zijn een keuze voor een polis moeten maken? Hoe kunnen verzekerden deze keus goed
maken zonder dat ze precies weten wat de gecontracteerde zorg is?
Ik vind het belangrijk dat verzekerden een goed geïnformeerde keuze kunnen maken voor
hun zorgverzekeraar. Daarom is in het Hoofdlijnenakkoord 2024–2028 «Hoop, Lef en Trots»
afgesproken dat de polisvoorwaarden glashelder moeten zijn. De komende tijd zal ik
samen met partijen inventariseren welk stappen verder gezet kunnen worden in het glashelder
krijgen van de polisvoorwaarden.
In het door mijn voorgangers afgesloten Integraal Zorgakkoord (IZA) waren ook al expliciete
afspraken gemaakt over het verbeteren van de informatie over het gecontracteerde en
niet-gecontracteerde zorgaanbod, waarin zowel aanbieders als verzekeraars stappen
te zetten hebben.
De zorgverzekeraars hanteren sinds afgelopen overstapseizoen uniforme kernboodschappen
over de stand van de contractering richting verzekerden en wat de consequenties hiervan
zijn op de vergoedingen en willen deze nog verder verbeteren. Onderzoek door zorgverzekeraars
heeft aangetoond dat deze verduidelijking verzekerden heeft geholpen in hun keuzeproces.
Daarnaast is door Equalis, in opdracht van VWS, een inventarisatie en verkenning uitgevoerd
naar de huidige informatieverstrekking. Deze verkenning laat een aantal aandachtspunten
zien ten aanzien van de informatieverstrekking rondom niet-gecontracteerde zorg. Dit
betreft met name de informatieverstrekking door zorgaanbieders en vergelijkingssites.
In lijn met de bevindingen in dit rapport, focus ik mij samen met de IZA-partijen
op de lopende trajecten zoals de verbeteringen van de kernboodschappen, de jaarlijkse
publieksvoorlichting vanuit VWS en de aanpassing van de Regeling Transparantie Zorgaanbieders
door de NZa.
In de brief laat de Minister weten dat op 22 december 2023 in ongeveer 90 procent
van de onderhandelingen duidelijk was of er een contract werd gesloten of niet. Dat
betekent dat er in ongeveer 10 procent van de gevallen geen duidelijkheid is geweest
over het contract en verzekerden dus geen weloverwogen keuze hebben kunnen maken wat
betreft hun polis. Daarbovenop ligt dit percentage veel hoger bij de officiële deadline
van 12 november. Erkent de Minister dat dit het fundament raakt van ons zorgstelsel?
De overstapgeneigdheid van verzekerden is belangrijk om verzekeraars te prikkelen
tot klantgerichtheid en de inkoop van een kwalitatief en betaalbaar zorgaanbod. Het
is hierbij belangrijk dat verzekerden tijdig een goed geïnformeerde keuze kunnen maken
voor een zorgverzekering. Mijn voorganger heeft daarom ingezet op het verbeteren van
de informatievoorziening, zodat het voor verzekerden ook duidelijk is wat de vergoeding
is als een zorgaanbieder (nog) niet gecontracteerd is. Hoewel de informatievoorziening
het afgelopen jaar verbeterd is, wil ik hier verdere stappen op zetten in het belang
van de verzekerde. Daarnaast heeft het Kabinet in het Hoofdlijnenakkoord 2024–2028
«Hoop, Lef en Trots» afgesproken dat de polisvoorwaarden glashelder moeten zijn
voor verzekerden bij het afsluiten van een polis. De komende tijd zal ik inventariseren
welke stappen gezet kunnen worden in het glashelder krijgen van de polisvoorwaarden.
Waarom hebben verzekerden niet het recht om tussentijds over te stappen in het geval
dat de zorgverzekeraar niet voor 12 november uitsluitsel kan geven over contracten?
Ze moeten immers een keus maken op basis van gebrekkige informatie waardoor er een
kans bestaat dat ze onbedoeld tegen hoge kosten oplopen doordat ze gebruikmaken van
niet-gecontracteerde zorgverleners. Is de Minister bereid om het recht op tussentijds overstappen
voor verzekerden te onderzoeken? Zo nee, waarom niet?
Ik ben mij er van bewust dat de huidige informatievoorziening soms moeilijk te volgen
is voor verzekerden. Daarom richt ik mij in de voorlichting ook op dit aspect en wordt
er gewerkt aan een verduidelijking van de boodschappen van zorgverzekeraars aan consumenten.
Zorgverzekeraars geven op hun website aan wat de status is van de contractering en
wat dit betekent voor een verzekerde. Dit is vastgelegd in de «Regeling informatieverstrekking
ziektekostenverzekeraars aan consumenten»6. Iemand kan dus kiezen voor een zorgverzekering waarbij wel duidelijk is dat er een
volledige vergoeding is voor een specifieke aanbieder. Er wordt hard gewerkt aan het
verbeteren van de informatievoorziening aan verzekerden en ik heb in het Hoofdlijnenakkoord
2024–2028 «Hoop, Lef en Trots» daarom ook afgesproken dat de voorwaarden voor de zorgpolis,
inclusief contractering, glashelder moet zijn bij het afsluiten van een polis. De
komende tijd zal ik samen met partijen inventariseren welke stappen gezet kunnen worden
om hier handen en voeten aan te geven. Op dit moment zie ik daarom geen reden om een
onderzoek te gaan doen naar de mogelijkheid voor tussentijds overstappen.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie maken zich grote zorgen over de lange wachttijden
in de zorg. Dit raakt een van de belangrijkste pijlers van een solidair zorgstelsel;
toegankelijkheid voor iedereen. Het beleid van omzetplafonds, of zorgplafond, draagt
bij aan wachttijden. Genoemde leden zijn daarom erg kritisch op het zorgplafond. Hoe
kijkt de Minister naar de relatie tussen het zorgplafond en wachttijden in de zorg?
Kan de Minister in kaart brengen in hoeverre het zorgplafond bijdraagt aan de wachttijden
in de zorg? Het argument voor het zorgplafond is het betaalbaar houden van de zorg.
In hoeverre draagt het zorgplafond daadwerkelijk bij aan de betaalbaarheid van de
zorg als een deel van die zorg simpelweg wordt uitgesteld? Is er geen alternatief
voor het zorgplafond dat wachttijden niet in de hand helpt?
Ik maak mij ook zorgen over de lange wachttijden. In de zorg is echter in toenemende
mate sprake van krapte aan personeel. Ik wil conform Hoofdlijnenakkoord 2024–2028
«Hoop, Lef en Trots» werken aan het terugdringen van deze krapte.
Zorgverzekeraars hebben ook een rol in de aanpak van wachttijden, zij hebben zorgplicht
en moeten er dus voor zorgen dat hun verzekerden zorg krijgen. De NZa ziet toe op
de naleving daarvan.
Ten aanzien van omzetplafonds zet de NZa zich in op goede informatieverstrekking richting
verzekerden over omzetplafonds en de consequenties daarvan voor verzekerden. Zodat
de verzekerden een weloverwogen eigen keuze tussen zorgverzekeraars kunnen maken op
het moment van afsluiten van een polis en de keuze voor een zorgaanbieder in geval
van een zorgvraag. Indien een verzekerde niet bij een bepaalde zorgaanbieder terecht
kan, dient de zorgverzekeraar desgevraagd via bemiddeling te zorgen voor een passend
alternatief. Als de NZa signalen heeft dat verzekerden geen tijdige toegang tot zorg
hebben, dan spreekt zij de betreffende zorgverzekeraar aan op de verantwoordelijkheid
om passende zorg te vinden (via zorgbemiddeling) en monitort vanuit toezicht de opvolging
daarvan.
Omzetplafonds kunnen de zorgverzekeraars juist ook helpen om goede sturing te geven
om schaarse capaciteit optimaal in te zetten en er daarmee voor zorgen dat de zorg
bij de patiënten terecht komen die de zorg het hardst nodig hebben. Daarnaast zitten
er diverse waarborgen in het systeem die het recht op zorg voor de verzekerde beschermen.
Immers kan er doorleverplicht met de aanbieder zijn afgesproken, waarbij de patiënt
de zorg krijgt waarop hij recht heeft. Als geen doorleverplicht is afgesproken dan
zal de verzekeraar de patiënt uit hoofde van de zorgplicht bemiddelen naar een andere
zorgaanbieder waar de zorg tijdig en op redelijke reisafstand kan worden geleverd.
Voor toegankelijkheidsvraagstukken bestaat geen eenvoudige oplossing zoals het onbeperkt
inkopen door het afschaffen van omzetplafonds. Er is immers ook sprake van grote personele
schaarste, waardoor het van belang is te sturen op de inzet van zorg daar waar deze
het hardst nodig is.
Het zorgen en borgen van voldoende aanbod voor patiënten daar waar de wachtlijsten
het langst zijn, namelijk voor patiënten met een hoogcomplexe zorgvraag, vergt een
blijvende en gedeelde inzet van alle partijen: de zorginkoper, de zorgaanbieder, de
professional en de overheid.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben gelezen dat het polis aanbod in 2024
59 is. Hoe kijkt de Minister tegen dit hoge aantal polissen aan? Deelt de Minister
de mening dat dit hoge aantal polissen niet transparant is en het hoge aantal juist
contraproductief is voor de keuzevrijheid van consumenten? Wat is volgens de Minister
het ideale aantal polissen? Welke mogelijkheden zijn er om het aantal polissen terug
te dringen?
Ik begrijp de opmerking over het aantal polissen dat wordt aangebonden. Het is voor
verzekerden niet altijd gemakkelijk om daaruit te kiezen. De informatie over de aangeboden
polissen moet daarom glashelder zijn. Ik vind daarnaast dat de focus niet moet liggen
op het aantal polissen, maar op de diversiteit van het polisaanbod. Er moet voor verzekerden
namelijk écht iets te kiezen zijn op de zorgverzekeringsmarkt. Polissen die (bijna)
gelijk zijn dragen niet bij aan een onderscheidend polisaanbod. Ik vind het belangrijk
dat verzekerden weten dat er een (bijna) gelijk, maar goedkoper alternatief is. Daarom
is het goed dat de «Regeling informatieverstrekking ziektekostenverzekeraars aan consumenten»
(TH/NR-027) van de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) zorgverzekeraars verplicht om
verzekerden via hun website te wijzen op bijna gelijke polissen. Zorgverzekeraars
moeten hierbij aangeven wat de verschillen zijn tussen deze polissen. Verder steun
ik het voornemen van de NZa om te verkennen of zorgverzekeraars verplicht kunnen worden
om verzekerden actiever te wijzen op een eventuele (bijna) gelijke polis met een lagere
premie.
Artikel 17 van de Zorgverzekeringswet (Zvw) verbiedt dat gelijke polissen voor verschillende
prijzen worden aangeboden. Is de Minister bereid om artikel 17 Zvw aan te passen zodat
(i) ook (bijna) gelijke polissen hieronder vallen en (ii) ook (bijna) gelijke polissen
binnen hetzelfde concern hieronder vallen om het aantal polissen terug te dringen?
Ik heb u eerder geïnformeerd over de juridische analyse die heeft plaatsgevonden naar
de mogelijkheden van een aanpassing van artikel 17 van de Zorgverzekeringswet (Zvw).7 Daaruit blijkt dat een aanpassing van artikel 17 van de Zvw op Europeesrechtelijke
bezwaren stuit. Volgens Europees recht is wettelijk ingrijpen alleen mogelijk, indien
dit noodzakelijk en proportioneel is. Het is zeer de vraag of op dit moment aan dat
vereiste is voldaan. Er kunnen namelijk goede redenen zijn om binnen concernniveau
verschillende premies te hanteren. Dit kan bijvoorbeeld het gevolg zijn van de solvabiliteit
die verschilt per zorgverzekeraar. Ook de uiteenlopende bedrijfsvoering per zorgverzekeraar,
waaronder de servicebeleving, kan aanleiding zijn om een andere premie in rekening
te brengen. Dit zijn legitieme gronden voor uiteenlopende premies. Daarom is het niet
wenselijk en ben ik niet bereid om artikel 17 Zvw aan te passen zodat ook (bijna)
gelijke polissen verboden worden.
Sinds de Zorgverzekeringswet (Zvw) is er sprake van gereguleerde marktwerking in de
zorg. Een onderdeel van de Zvw is concurrentie onder zorgverzekeraars, wat zich onder
andere uit in marketing en online vergelijkers. De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
zijn kritisch op deze kosten omdat deze niet direct bijdragen aan betere zorg.
Genoemde leden vragen hoeveel geld er van verzekeraars naar vergelijkingswebsites,
zoals bijvoorbeeld Independer, en marketing gaat. Kan de Minister in kaart brengen
hoe dit zich verhoudt tot het budget wat daadwerkelijk naar zorg gaat?
Ik heb geen zicht op het totale bedrag dat van verzekeraars naar vergelijkingssites
gaat. Betalingen aan vergelijkingssites vallen, net als bijvoorbeeld de kosten van
de polisadministratie, onder de acquisitiekosten van zorgverzekeraars. De totale acquisitiekosten
bedroegen in 2023 165,3 miljoen euro. Dat is 11,58 euro per premiebetaler. Marketing
valt onder reclamekosten. Ik heb in een recent debat aangegeven dat deze kosten, op
basis van een extrapolatie van de reeds de bekende cijfers, 25,8 miljoen euro en 1,88
euro per premiebetaler per jaar bedroegen. Inmiddels zijn bijna alle cijfers bekend.
De realisatie komt nu uit op 23,7 miljoen euro en 1,66 euro per premiebetaler. De
acquisitiekosten en reclamekosten samen bedroegen in 2023 189,0 miljoen euro, dat
is ongeveer 0,3% van de totale uitgaven aan Zvw-zorgkosten van ongeveer 60 mld.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben signalen ontvangen dat patiënten in
de GGZ bij een x aantal behandelingen privacy gevoelige informatie dienen te delen
met de zorgverzekering om hun behandeling te kunnen voortzetten. Gezien de gevoeligheid
van zulke informatie en de impact die het delen van deze informatie voor de patiënt
kan hebben, baart dit de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie zorgen. Herkent de Minister
dit beeld? Zo ja, hoe kijkt de Minister hier tegenaan? Waarom mag de zorgverzekeraar
zulke privacy gevoelige informatie opvragen? Vooral gezien de impact die dit heeft
op de patiënt? Waarom dienen patiënten gevoelige informatie te delen en geldt de opinie
van de zorgprofessional niet als afdoende om een behandeling voort te zetten?
Ik herken dit beeld niet zo goed omdat ik aan de hand van de summiere vraag niet precies
weet welke type behandelingen of welke signalen de leden bedoelen. Daarom kan ik de
vraag helaas niet inhoudelijk beantwoorden. In algemene zin merk ik op dat het verwerken
van gegevens is vastgelegd in wet- en regelgeving. Daarnaast hebben zorgverzekeraars
die lid zijn van Zorgverzekeraars Nederland (ZN) zich verplicht tot naleving van de
«Gedragscode Verwerking Persoonsgegevens Zorgverzekeraars». In geval van klachten
over de verwerking van gegevens kunnen mensen in eerste instantie contact opnemen
met de zorgverzekeraar. Mocht dat geen uitkomst bieden, dan kunnen zij een klacht
indienen bij de Stichting klachten en geschillen zorgverzekeringen (SKGZ) of een melding
doen bij de NZa.
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de stukken over het contracteer-
en overstapseizoen 2023–2024. Zij hebben hierbij nog enkele vragen aan de Minister.
Genoemde leden zijn blij te lezen dat het contracteer- en overstapseizoen dit jaar
beter en tijdiger is verlopen dan het contracteerseizoen het jaar daarvoor. Dit lijkt
te komen doordat er geen grote beleidsveranderingen gedurende het inkoopseizoen plaatsvonden,
zoals het sluiten van het Integraal Zorgakkoord (IZA) in september 2022, en doordat
er geen sprake was grote externe ontwikkelingen, zoals impact van bijvoorbeeld inflatie
of covid-1. Kan de Minister op dit eerste punt reflecteren?
Het contracteerproces voor 2023 kwam inderdaad later op gang dan andere jaren, omdat
er onder andere onzekerheden waren over een mogelijke financiële compensatie van hoge
energieprijzen en inflatie. Daarnaast is het IZA tijdens het contracteerseizoen 2023
door de IZA-partijen ondertekend hetgeen consequenties had voor de start van het contracteerseizoen.
Met het sluiten van het IZA zijn juist ook veel afspraken gemaakt over het verbeteren
van dit contracteerproces. Doordat het proces echter laat op gang kwam, waren relatief
veel onderhandelingen aan het begin van het overstapseizoen nog niet afgerond. De
contractering 2024 is daarnaast beter verlopen doordat partijen afspraken over het
contracteerproces hebben gemaakt, waarbij ze onder andere hebben afgesproken om ernaar
te streven de contracten voor 12 november af te ronden, doordat de NZa hier actiever
op is gaan sturen met de handvatten die ze hebben vastgesteld, en ook doordat de ACM
een leidraad heeft opgesteld over de rol van branches tijdens het contracteerseizoen.
Is het mogelijk om grote beleidsveranderingen zoveel mogelijk voorafgaand aan het
inkoopseizoen door te voeren, indien nodig, om zo de rust in het inkoopseizoen te
bewaken?
De IZA-partijen hebben afspraken gemaakt om het contracteerseizoen te verbeteren en
zetten in op een betere en tijdige informatievoorziening naar de verzekerden. Partijen
hebben daarbij ook besproken dat zoveel mogelijk wordt voorkomen dat grote beleidsveranderingen
nog na 1 juli plaatsvinden om zo de rust in het inkoopseizoen te bewaren. Om deze
reden vind ik het belangrijk dat bijvoorbeeld de besluitvorming over alle belangrijke
wijzigingen voor het verzekerde basispakket, met mogelijke impact op de inkoop, voor
1 juli afgerond is.
Het doet de leden van de VVD-fractie goed dat zowel zorgaanbieders als zorgverzekeraars
ernaar hebben gestreefd contracten op 12 november af te ronden. Wel blijkt dit streven
in face-to-face onderhandelingen minder effectief te zijn geweest. Genoemde leden
vragen de Minister waar dit mee te maken heeft. In welke sectoren vinden face-to-face
onderhandelingen plaats. Wat wordt ondernomen om ook deze vorm van onderhandelen sneller
te laten verlopen, opdat verzekerden tijdig weten waar ze aan toe zijn.
De NZa heeft samen met ZN dit jaar voor het eerst de contracteergraad uitgevraagd
op 12 november, 8 december, 22 december en 22 januari jl. Daarbij is voor de GGZ en
de wijkverpleging onderscheid gemaakt tussen de face-to-face contractering en digitaal
contracteren vanwege het verschil in bijdrage van grote (vaak face-to-face) en kleinere
zorgaanbieders (vaak digitaal) aan de contracteergraad. In alle andere sectoren, die
de NZa heeft gemonitord, is hierin in de evaluatie geen onderscheid gemaakt. Bij face-to-face
contractering worden op maat afspraken gemaakt, waarbij partijen gedurende het hele
jaar met elkaar in gesprek zijn en het inkoop- en verkoopproces verschillende fases
kent. Het contracteerproces begint vaak al voor de zomerperiode. Dat is het moment
dat de eerste gesprekken plaatsvinden over de zorginhoud zowel met betrekking tot
het inkoopbeleid van de zorgverzekeraar als ook de visie en het jaarplan van de zorgaanbieder.
Vervolgens starten na de zomerperiode de financiële onderhandelingen.
Door de maatwerkafspraken bij face-to-face contracteren is meer ruimte om met elkaar
te onderhandelen dan bij digitale contractering, waar de zorgverzekeraar meestal met
een eerste contractaanbod komt. Digitale contractering verloopt daardoor vaak sneller
dan face-to-face onderhandelingen. In de Handvatten Contractering en Transparantie
gecontracteerde zorg van de NZa zijn diverse richtsnoeren opgenomen om de transparantie
van het contracteerproces voor zorgaanbieders en zorgverzekeraars te vergroten, zodat
de contractering constructief en zonder onnodige vertragingen verloopt. Naar aanleiding
van de evaluatie van het afgelopen contracteerseizoen zijn een aantal richtsnoeren
omgezet tot regelgeving waarop de NZa kan handhaven.
De leden van de VVD-fractie lezen dat afgelopen seizoen het op een na hoogste overstappercentage
is vastgesteld. De Minister stelt dat overstappen geen doel op zich is, maar het vooral
van belang is dat verzekerden nagaan of de polis die ze hebben nog goed bij hen past.
Genoemde leden delen dit, maar zijn van mening dat overstappen meer is, namelijk ook
een middel om zorgverzekeraars scherp te houden op de inkoop van goede zorg tegen
een aanvaardbare prijs. Zij vinden het zorgelijk dat uit onderzoek van de toezichthouders
is gebleken dat verzekeraars hun klanten op verschillende manieren belemmeren om een
overstap te maken naar een goedkopere basisverzekering. Ook het aantal polissen dat
inhoudelijk op elkaar lijkt, lijkt nog steeds een hardnekkig probleem te zijn, ondanks
herhaalde oproepen en besluiten vanuit de politiek om dit te verbeteren. Kan de Minister
aangeven hoe er gevolg wordt gegeven aan de oproep van de Autoriteit Consument en
Markt (ACM) en de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa)om het aantal basispolissen dat
inhoudelijk sterk op elkaar lijkt te verminderen en de koppeling tussen de aanvullende
verzekering en specifieke basispolissen los te laten?
Ik vind het belangrijk dat verzekerden weten dat er een (bijna) gelijk, maar goedkoper
alternatief is. Daarom is het goed dat de «Regeling informatieverstrekking ziektekostenverzekeraars
aan consumenten» (TH/NR-027) van de NZa zorgverzekeraars verplicht om verzekerden
via hun website te wijzen op bijna gelijke polissen. Zorgverzekeraars moeten hierbij
aangeven wat de verschillen zijn tussen deze polissen. Verder steun ik het voornemen
van de NZa om te verkennen of zorgverzekeraars verplicht kunnen worden om verzekerden
actiever te wijzen op een eventuele (bijna) gelijke polis met een lagere premie.
De ACM en NZa rapporteren dat de beperkte toegang tot de meest uitgebreide aanvullende
verzekeringen bij bepaalde basisverzekeringen het kiezen lastiger maakt en de risicosolidariteit
ondermijnt. Ik zal in gesprek gaan met de NZa en ACM om te verkennen of er handelingsopties
zijn. Dat is namelijk niet evident, omdat de markt voor aanvullende verzekeringen
een vrije markt is. Dat betekent dat verzekeraars zelf bepalen welke aanvullende verzekeringen
ze aan wie aanbieden, met welke dekking, en tegen welke premie. Daarnaast vind ik
het belangrijk om de observatie van de ACM en de NZa in een breder perspectief te
bezien. De Zvw beoogt solidariteit tussen gezond en ongezond en de risicoverevening
is het mechanisme om voor een gelijk speelveld te zorgen: dat groepen gezonde verzekerden
in beginsel even aantrekkelijk zijn als groepen ongezonde verzekerden. Het goede nieuws
is dat vorig jaar een substantiële verbetering in de risicoverevening is gerealiseerd8. Omdat deze verbetering nog nieuw is, verwacht ik dat de doorwerking ervan de komende
jaren doorzet.
Als ik de redenatie van de ACM en NZa volg, dan zou dat ook invloed kunnen hebben
op de wijze waarop zorgverzekeraars aanvullende verzekeringen aanbieden.
De leden van de VVD lezen in figuur 1 dat de contracteergraad binnen de ggz-instellingen
afwijkt van de contracteergraad bij andere zorgsectoren. Kan de Minister de historische
ontwikkeling van deze cijfers delen met de Kamer, voorzien van een duiding van deze
ontwikkeling?
De NZa heeft dit jaar voor het eerst de contracteergraad op deze manier, samen met
ZN, gemeten op vier peilmomenten. Dit betekent dat er geen vergelijkbare informatie
over meerdere jaren beschikbaar is. Ik kan de historische ontwikkeling van de contracteergraad
dit jaar daarom nog niet met u delen. Wel is de bedoeling van de NZa om voortaan jaarlijks
de contracteergraad te monitoren, zodat vanaf volgend jaar wel de contracteergraad
tussen verschillende jaren is te vergelijken.
In de evaluatie heeft de NZa geconstateerd dat de contracteergraad bij de GGZ achterloopt
ten opzichte van andere sectoren en dat er ook meer signalen binnen zijn gekomen over
de contractering in de GGZ. De NZa heeft niet kunnen duiden waardoor dit wordt veroorzaakt.
Zorgverzekeraars hebben een zorgplicht maar zijn voor het tijdig afronden van het
contracteerproces ook afhankelijk van de offertes van zorgaanbieders en daar heeft
het afgelopen seizoen enige discussie over plaatsgevonden. Kan de Minister aangeven
hoe de verhouding is tussen zorgaanbieders en het wel en niet tijdig aanleveren van
offertes? De leden van de VVD-fractie lezen dat de NZa hier reeds actie op onderneemt
door richtsnoeren om te vormen naar regelgeving, onder andere op het gebied van het
tijdig aanleveren van offertes waarop de NZa gaat handhaven. Wat zijn de gevolgen
voor zorgaanbieders indien zij de offertes niet tijdig aanleveren?
De NZa heeft geen inzicht in de verhouding tussen zorgaanbieders en het wel en niet
tijdig aanleveren van offertes. Hierdoor beschik ik ook niet over deze informatie.
Ten behoeve van afronden van het contracteerproces, gedurende het overstapseizoen,
is het wel van belang dat dit tijdig gebeurt. Vandaar dat een aantal richtsnoeren
het afgelopen jaar zijn omgevormd tot regelgeving waar de NZa ook op kan handhaven
indien hier niet aan wordt voldaan. Uiterlijk 1 oktober moeten zorgaanbieders een
offerte bij de zorgverzekeraars indienen volgens de formele regeling. In de richtsnoeren
is opgenomen dat het wenselijk is om dit zo snel mogelijk te doen, waarbij wordt uitgegaan
van 1 september.
De leden van de VVD-fractie zijn positief over de samenwerking tussen zorgverzekeraars
en vergelijkingssites en vinden het goed te zien dat dit verzekerden in staat stelt
om een goede vergelijking tussen polissen te maken. Kan worden toegelicht hoeveel
mensen gebruik hebben gemaakt van een vergelijkingswebsite tijdens het afgelopen overstapseizoen
en ook wanneer zij hier voornamelijk gebruik van maken? In hoeverre is er een verband
te zien tussen zekerheid over contracten en het gebruik van vergelijkingssites?
Onderzoek in opdracht van de Autoriteit Consument & Markt (ACM)9 laat zien dat het afgelopen overstapseizoen circa de helft van de respondenten (52
procent) een vergelijkingssite heeft geraadpleegd bij het oriënteren op een zorgverzekering.
Het is mij niet bekend wanneer zij hier voornamelijk gebruik van hebben gemaakt. Ook
heb ik geen inzicht in een eventueel verband tussen zekerheid van contracten en het
gebruik van vergelijkingssites.
De NZa heeft geconcludeerd dat een offerteplicht voor niet-gecontracteerde zorg op dit moment niet mogelijk en wenselijk is en dat gekeken wordt om dit
op een andere manier vorm te geven, zo lezen de leden van de VVD-fractie. Aanpassing
van de Regeling Transparantie Zorgaanbieders wordt hierbij genoemd. Op welke manier
wordt deze aanpassing gemonitord en geëvalueerd om te zien of de aanpassing daadwerkelijk
tot verbetering leidt?
De gewijzigde Regeling Transparantie Zorgaanbieders, kenmerk TH/NR-035, treedt op
1 september 2024 in werking. De NZa heeft deze wijziging ook opgenomen in de Handvatten
Contractering en Transparantie gecontracteerde zorg en heeft toegezegd de opvolging
van deze nadere regels na het komende contracteerseizoen te evalueren. Tegen die tijd
is er een hele contracteercyclus geweest (vanaf publicatie zorginkoopbeleid tot het
sluiten van contracten), waarbij de Handvatten door zorgverzekeraars en zorgaanbieders
gedurende deze gehele cyclus konden worden ingezet. In de evaluatie zal dus ook aandacht
zijn voor het doel van de herziening van de regeling, namelijk het voorkomen dat patiënt
onbedoeld terechtkomen bij niet-gecontracteerde zorgaanbieders. Ik vind het belangrijk
om goed de vinger aan de pols te houden of de evaluatie op dit punt daadwerkelijke
verbeteringen laat zien.
Genoemde leden hebben kennisgenomen van de verkenning transparantie niet-gecontracteerde
zorg. Zij menen uit de conclusies op te kunnen maken dat de overheid weinig niet-vrijblijvende
maatregelen in handen heeft om meer transparantie af te kunnen dwingen, klopt deze
conclusie? Zo nee, welke niet-vrijblijvende instrumenten heeft de overheid, naast
een offerteplicht, in handen om transparantie meer af te kunnen dwingen?
Er zijn diverse mogelijkheden om meer transparantie af te dwingen. Ik noem de belangrijkste.
De NZa kan op grond van haar regelingen voor transparantie door zorgverzekeraars en
zorgaanbieders richting consumenten10 handhavend optreden richting zorgverzekeraars en zorgaanbieders. Partijen kunnen
met elkaar bestuurlijk afspraken maken om de transparantie over niet gecontracteerde
zorg te verbeteren, zoals in het IZA is gedaan en waar uitvoering aan gegeven wordt.
Met het wetsvoorstel bevorderen zorgcontractering dat bij uw Kamer is ingediend, kunnen
zorgverzekeraars beter sturen op niet-gecontracteerde zorg. Daarnaast zal op basis
van het Hoofdlijnenakkoord 2024–2028 «Hoop, Lef en Trots» worden gewerkt aan voorstellen
voor de beleidsagenda om te komen tot een onafhankelijke indicatiestelling voor niet-gecontracteerde
wijkverpleging; ook met deze maatregel zal meer duidelijkheid en transparantie ontstaan
over niet-gecontracteerde zorg.
De verplichting van informatieverstrekking door de zorgaanbieder over contractering
bestond al, maar is in de herziene Regeling Transparantie Zorgaanbieders, kenmerk
TH/NR-035, nader gespecificeerd met betrekking tot niet-gecontracteerde zorg en de
gevolgen daarvan voor verzekerden. In deze nadere specificering is toegevoegd dat
zorgaanbieders patiënten actief en aantoonbaar moeten informeren over de aan- of afwezigheid
van een contract met de zorgverzekeraar van de patiënt en over mogelijke gevolgen
daarvan voor de vergoeding van zorg of diensten door de zorgverzekeraar voorafgaand
aan de start van de zorgverlening. In de evaluatie Handvatten Contractering en Transparantie
gecontracteerde zorg is ook aandacht voor het doel van de herziening van de regeling,
namelijk het voorkomen dat patiënten onbedoeld terechtkomen bij niet-gecontracteerde zorgaanbieders.
De NZa heeft voorafgaand een verkenning uitgevoerd naar de mogelijke invoering van
een offerteplicht, zoals voorgesteld in het IZA. De NZa heeft geconcludeerd dat een
offerteplicht op dit moment juridisch niet mogelijk en niet wenselijk is. Een onderscheid
in regels t.a.v. gecontracteerde en niet-gecontracteerde zorg vergt een aanpassing
van de Wmg. Andere delen van de Wmg (Artikel 38, lid 7 en 39, lid 2 Wmg) geven de
NZa wel al de bevoegdheid om nadere regels te stellen m.b.t. informatieverstrekking
door zorgaanbieders aan de consument, inclusief informatieverplichtingen voor zorgaanbieders
richting de patiënt t.a.v. niet-gecontracteerde zorg en de invloed die dit heeft op
de hoogte van de vergoeding van de geleverde zorg. De NZa zal de werking van de aangescherpte
regeling monitoren.
Ik zal de monitoring van de aangescherpte regeling van de NZa nauwkeurig volgen en
wil de uitkomsten hiervan afwachten, het is nu dus te vroeg om te kijken naar het
invoeren van de offerteplicht. Ik acht het tevens vooralsnog niet noodzakelijk en
proportioneel om een algemene regeling op te stellen die enkel is gericht op niet-gecontracteerde
zorgaanbieders. Daarmee wordt een extra administratieve last gecreëerd en wachtlijsten
worden mogelijk nog langer door de tijd die met het opstellen en goedkeuren van een
offerte gepaard gaat. Ik focus mij daarom vooralsnog liever op meer proportionele
mogelijkheden om het doel, goede informatievoorziening voor de patiënt, te bereiken
en daarmee ook de administratieve lasten te beperken.
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie
De leden van de NSC-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de NZa over de overstapperiode
2024, alsmede ook van de reactie van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
hierop. De leden van de NSC-fractie erkennen de inspanningen die zorgverleners hebben
geleverd in het belang van de verzekeringsnemers om het contracteerproces te verbeteren.
Er moeten zeker nog stappen worden genomen, voornamelijk op het gebied van informatievoorziening
aan verzekerden en het contracteren van passende zorg. Zij zullen hier tijdens het
commissiedebat Zorgverzekeringsstelsel verder op ingaan en hebben geen verdere vragen
aan de Minister.
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met interesse de brief gelezen van de Minister
over het contracteer- en overstapseizoen 2023–2024 en hebben nog enkele vragen.
De leden van de D66-fractie lezen dat ruim 1,3 miljoen verzekerden zijn gewisseld
van zorgverzekeraar. Dit komt over met 7,4% van de verzekerden. Kan de Minister aangeven
welk percentage van de verzekerden niet gewisseld is, maar de polis heeft aangepast
bij de eigen verzekeraar. In theorie zou dit betekenen dat het voor overige verzekerden
niet nodig was om te wisselen van zorgverzekeraar of om bij de eigen zorgverzekeraar
de verzekering aan te passen. Kan de Minister informatie delen met betrekking tot
een passende zorgverzekering bij consumenten? In hoeverre is er sprake van over- of
onderverzekering bij consumenten.
Het is niet bekend welk percentage van de verzekerden niet gewisseld is, maar de al
bestaande polis heeft aangepast bij de eigen verzekeraar11. Of er sprake is van een «passende» zorgverzekering is aan de verzekerde. Alleen
deze kan beoordelen of de gekozen polis voor hem of haar «passend» is. Hier is geen
algemene definitie voor. Er is evenwel geen sprake van over- of onderverzekering bij
consumenten in de zin dat voor iedereen het pakket hetzelfde is bij de basisverzekering,
namelijk het basispakket Zvw. Het kan wel zo zijn dat een verzekerde een polis met
een lagere premie had kunnen afsluiten of dat een verzekerde bij moet betalen omdat
de zorgaanbieder geen contract heeft. Daar volgt echter niet de conclusie uit dat
deze verzekerde een niet-passende polis heeft gekozen. Andere aspecten van de polis
kunnen voor de verzekerde opwegen tegen bijvoorbeeld een lagere premie van een andere
polis.
Voorts vragen de leden van de D66-fractie of consumenten op de hoogte worden gesteld
wanneer de polis van de consument afgesloten in het vorige jaar, wordt aangepast in
het nieuwe jaar. Kan de Minister aangeven of consumenten zich bewust zijn dat hun
huidige polis kan veranderen? Is de Minister bereid dit mee te nemen in een volgende
publiekscampagne bij het overstapseizoen?
Zorgverzekeraars melden veranderingen in de polis aan hun verzekerden in de prolongatiebrief.
In het algemeen roept de publiekscampagne elk jaar verzekerden op te checken of hun
polis nog passend is. Ook voor volgend jaar is mijn voornemen om verzekerden weer
op te roepen hun polis te checken. Hierbij is een belangrijk element om te checken
of er iets verandert. Dus ik neem dit volgend jaar mee.
Welke mogelijkheden ziet de Minister om nog beter te waarborgen dat consumenten een
verzekering hebben passend bij hun zorgvraag en geïnformeerd worden over een goedkoper
alternatief. Kan de Minister hierin reageren op de suggesties van ACM en NZa om het
keuzeproces voor consumenten te verbeteren.
Ik vind het belangrijk dat verzekerden weten dat er een (bijna) gelijk, maar goedkoper
alternatief is. Daarom is het goed dat de «Regeling informatieverstrekking ziektekostenverzekeraars
aan consumenten» (TH/NR-027) van de NZa zorgverzekeraars verplicht om verzekerden
via hun website te wijzen op bijna gelijke polissen. Zorgverzekeraars moeten hierbij
aangeven wat de verschillen zijn tussen deze polissen. Verder steun ik het voornemen
van de NZa om te verkennen of zorgverzekeraars verplicht kunnen worden om verzekerden
actiever te wijzen op een eventuele (bijna) gelijke polis met een lagere premie.
Tot slot merk ik graag op dat verzekerden er ook bewust voor kunnen kiezen meer te
willen betalen uit tevredenheid over bijvoorbeeld de kwaliteit van de wachtlijstbemiddeling
of vanuit merkentrouw.
Tot slot, de leden van de D66-fractie stelden eerder individuele schriftelijke vragen
over het bericht dat zorgverzekeraars overstappers belemmeren waardoor de premie onnodig
hoog is. Deze leden danken de Minister voor de beantwoording op deze vragen die zij
reeds op 18 juni 2024 hebben ontvangen12.
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
De leden van de BBB-fractie hebben kennisgenomen van de brief over het contracteer-
en overstapseizoen 2023–2024 en hebben de volgende vragen aan de Minister.
De leden van de BB-fractie hebben gelezen dat zorgverzekeraars en zorgaanbieders samenwerken
om de administratieve lasten te verminderen en de inkoopvereisten verder te standaardiseren.
Genoemde leden vragen de Minister om specifieker te zijn en te informeren hoe precies
de administratieve lasten zullen worden verlaagd.
De komende tijd zal ik het speerpunt uit het Hoofdlijnenakkoord 2024–2028 «Hoop, Lef
en Trots» ten aanzien van de aanpak van de administratieve lasten verder gaan uitwerken.
Dit borduurt verder op de afspraken die in het IZA zijn gemaakt ten behoeve van het
verbeteren van het proces rondom de contractering over het tijdig afronden van het
inkoopproces en wordt door de zorgverzekeraars in samenwerking met zorgaanbieders
gewerkt aan het verlagen van de administratieve lasten en verdere uniformering van
inkoopvereisten. ZN is samen met zorgaanbieders aan de slag op basis van de bouwstenen
die er liggen vanuit de verschillende onderzoeken naar uniformeringsmogelijkheden
in de Zvw. Zo zijn er onder meer afspraken gemaakt voor de Geneeskundige Zorg voor
Specifieke Patiëntgroepen, wijkverpleging en ten aanzien van de hulpmiddelenreglementen,
waarbij ingezet wordt op het meer uniformeren van onder andere contracten en andere
documenten die een rol spelen in het inkoopproces. Hiermee wordt het contracteerproces
vereenvoudigd en waarschijnlijk bespoedigd. Ook voor de GGZ wordt door zorgverzekeraars
gekeken of en welke algemene contractteksten geüniformeerd kunnen worden. Met deze
aanpak wordt geprobeerd de verschillen tussen verzekeraars te verkleinen en zo de
administratieve lasten voor zorgaanbieders te verlichten. Voor de medisch-specialistische
zorg zijn al eerder stappen gezet en wordt bekeken of dit aspect verder meegenomen
kan worden in het traject Succesvol Contracteren.
Verder hebben deze leden gelezen dat er wordt gewerkt aan duidelijkheid over de mogelijkheden
voor kleine zorgaanbieders om samen te werken binnen de mededingingsregels. Wanneer
zullen de besprekingen tussen brancheverenigingen en de ACM worden afgerond?
De algemene besprekingen tussen brancheverenigingen en de ACM over de mogelijkheden
van samenwerking in relatie tot de mededingingsregels zijn reeds afgerond.
Uitkomst van die overleggen is dat partijen gezamenlijk een infographic hebben opgesteld
met handvatten voor samenwerking vanuit mededingingsperspectief13. Verder hebben toezichthouders blijvend aandacht voor samenwerking in de contractering
in relatie tot de mededingingsregels, zie bijvoorbeeld de handvatten contractering
van de NZa14 en communicatie op de website van de ACM15. Daarnaast worden momenteel verdiepende sessies georganiseerd specifiek gericht op
de mogelijkheden voor kleine zorgaanbieders. Een eerste sessie heeft reeds plaatsgevonden.
Een tweede sessie wordt in samenwerking met partijen gepland na de zomer van 2024.
Afhankelijk van de uitkomst van die sessie wordt bezien of een vervolg nodig is. Bij
deze sessies bespreken zorgaanbieders en zorgverzekeraars in de paramedische zorg
en verloskunde met de ACM wat de mogelijkheden zijn aan de hand van ingebrachte casuïstiek.
Het Ministerie van VWS faciliteert deze gesprekken.
Daarnaast willen kleine zorgaanbieders in de regio vaak wel onderhandelen met zorgverzekeraars,
maar zijn zij bang dat ze hun zelfstandigheid zullen verliezen of zullen worden overtroefd
door grote aanbieders. Op welke manier wordt er rekening gehouden met de regio, bij
het gezamenlijk optrekken van kleine zorgaanbieders? Hoe wordt voorkomen dat zij hun
kleinschalige karakter en zelfstandigheid moeten opgeven voor gecontracteerde zorg?
Ik herken de beschreven problematiek door de leden van de BBB. Zoals eerder vermeld
aan uw Kamer vindt er in de contractering idealiter maatwerk plaats waarbij er voldoende
aandacht is voor de wensen van iedere individuele zorgaanbieder. In de praktijk is
het echter onmogelijk voor een zorgverzekeraar om met iedere individuele zorgaanbieder
maatwerkafspraken te maken. Daarvoor is het aantal relatief kleine zorgaanbieders
vaak te groot. Dat neemt niet weg dat het van belang dat kleine zorgaanbieders volwaardig
partner zijn in de gesprekken over de waarden en toekomstbestendigheid van de eerstelijnszorg
en dat dit ook vertaald wordt in de contracten. Gezamenlijk contracteren is daar een
aspect van. In de eerdergenoemde geplande sessie met kleine zorgaanbieders, zorgverzekeraars
en de ACM zal aan de hand van ingebrachte casuïstiek de mogelijkheden worden besproken,
waarbij ook aandacht is voor de gevolgen die dat heeft voor de positie van individuele
aanbieders. Het Ministerie van VWS faciliteert deze gesprekken. Daarnaast vind ik
het van belang dat kleine zorgaanbieders goed vertegenwoordigd zijn op regionale en
landelijke tafels. In dat kader is vanuit de Visie op de eerstelijnszorg 2030 aandacht
voor de organisatiegraad van (kleine) zorgaanbieders in een gefragmenteerd zorglandschap,
en wordt ingezet op het versterken van samenwerking op wijk- en regioniveau.
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de brief over het contracteer-
en overstapseizoen 2023–2024 en hebben hierover nog enkele vragen aan de Minister.
De leden van de CDA-fractie lezen dat de NZa beziet of de handvatten voor contractering
aanscherping nodig hebben. Deze leden vragen of de Minister wil aangeven wanneer de
Kamer hier meer over hoort.
De NZa heeft de gewijzigde Handvatten Contractering en Transparantie gecontracteerde
zorg eind juni gepubliceerd, deze zijn direct in werking getreden. Ook heeft de NZa
op haar website een nieuwsbericht gewijd aan de wijzigingen (Nieuwe afspraken verbeteren informatie over zorgverzekering | Nieuwsbericht | Nederlandse
Zorgautoriteit (nza.nl)). In de nieuwe versie van de Handvatten zijn een paar veranderingen doorgevoerd.
De veranderingen die zijn doorgevoerd hebben betrekking op de geüpdatete regeling
transparantie zorgaanbieders, de richtsnoeren die zijn omgezet tot regelgeving uit
de regeling transparantie zorginkoopproces zijn toegevoegd en er is één nieuw richtsnoer
toegevoegd welke zorgaanbieders oproept om informatie over de offerte al zo veel mogelijk
met de zorgverzekeraar te delen voor uiterlijk 1 september.
De leden van de CDA-fractie lezen dat met de Nederlandse GGZ, ActiZ en Zorgthuis.nl
wordt geëvalueerd welke verbetermogelijkheden er zijn voor de ondersteuning van het
contracteerproces en dat hierbij ook de bereikbaarheid van de kleine zorgaanbieders
wordt meegenomen. Deze leden vragen of de Minister dit concreet wil maken en wanneer
de Kamer meer horen over deze evaluatie.
Er zijn inderdaad verbeteringen nodig. Langs meerdere lijnen wordt ingezet op het
verbeteren van het contracteerproces in sectoren waar veel kleine zorgaanbieders werken.
Met als doel toe te werken naar een zo eerlijk mogelijk speelveld. Zo heeft de NZa
de Handvatten Contractering en Transparantie gecontracteerde zorg opgesteld ter ondersteuning
van een soepel en snel contracteerproces. Hierin is bijvoorbeeld een afspraak opgenomen
over de bereikbaarheid van zorgverzekeraars tijdens het contracteerproces. Dit moet
met name voor kleine zorgaanbieders bijdragen aan een beter contracteerproces. Daarnaast
zet ik in op het actief verduidelijken van de mogelijkheden van gezamenlijk onderhandelen
door kleine aanbieders. Dat is mogelijk binnen de mededingingsregels zolang een zorginhoudelijk
doel voorop staat en dit zowel door zorgaanbieders, zorgverzekeraars en patiënten
wordt onderschreven. Het is verder aan de partijen om hier nadere afspraken over te
maken n.a.v. de evaluatie. Mochten hier concrete verbetermogelijkheden uit voortkomen,
zal ik deze met uw Kamer delen. Tot slot zijn er voor de wijkverpleging afspraken
gemaakt om IZA conform te contracteren. Zorgverzekeraars hebben de afspraak gemaakt
om in 2023 voor € 175 miljoen extra in te kopen en daarnaast is er € 75 miljoen via
een Fonds wijkverpleging beschikbaar gesteld. ZN, ActiZ en Zorgthuisnl hebben gezamenlijk
geconcludeerd dat grotendeels invulling is gegeven aan deze afspraken.
De leden van de CDA-fractie lezen dat de zorgverzekeraars stappen hebben gezet om
de polisinformatie te verrijken met relevante factoren als kwaliteit en toegankelijkheid.
Deze leden vragen welke stappen er dan precies zijn gezet. Hoe is dit in de praktijk
tot uiting gekomen, zijn hier voorbeelden van? Wat kunnen we voor de polissen voor
2025 verwachten op dit punt? Hoe rekent de Minister de zorgverzekeraars hierop af?
In 2023 zijn verdere stappen gezet om de vergelijkingen van zorgverzekeringen en daarmee
polisinformatie te verrijken. Zorgverzekeraars en vergelijkers beogen de vergelijkingen
van zorgverzekeringen te verrijken met extra kenmerken, zodat vergelijkingen op de
d zorgverzekeringsmarkt zorgverzekeraars meer prikkelt om zich (naast betaalbaarheid)
op andere relevante ontwikkelingen te richten, zoals toegankelijkheid en kwaliteit
van zorg, het helpen van kwetsbare groepen, duurzaamheid, en preventie. Daarom hebben
vergelijkers en zorgverzekeraars in goed onderling overleg in 2023 het document «Met
meer waarde vergelijken» opgesteld. Het document beschrijft welke verwachtingen zorgverzekeraars
en vergelijkers over en weer van elkaar mogen koesteren in hun gezamenlijke streven
naar het realiseren van deze verbeteringen voor de consument. In dit document zijn
ambities en verwachtingen beschreven. Het is vervolgens aan individuele partijen om
in de praktijk hun eigen invulling te geven aan beschreven ambities en verwachtingen.
Bijlage bij dit document is de bijgevoegde «brochure» om partijen als het ministerie,
politici en journalisten hierover te informeren.
Zorgverzekeraars en vergelijkers hebben in 2024 gezamenlijk verbeterpunten geformuleerd.
De punten waarvan partijen de verwachtingen voor 2024 nader hebben uitgewerkt, zijn
(in aanvulling op 2023):
• Transparant vergelijken uitgebreid: Verduidelijken wat een zorgverzekering nog meer
vergoedt, naast de gewenste dekking(en); Zorgverzekeraars en vergelijkers communiceren
eenduidig over de werking van basisverzekeringen en aanvullende verzekeringen; Vergelijkers
vermelden de mogelijkheden en beperkingen voor consumenten voor het hebben van contact
met een zorgverzekeraar.
• Methodologische verbeteringen op terrein van preventie en gezond leven waaronder het
beter meewegen van de inzet van een zorgverzekeraar voor zorgvernieuwing.
• Voorbereidingen getroffen voor het naar keuze kunnen opnemen van contracteringsinformatie
(over ziekenhuizen, apotheken en fysiotherapeuten) door vergelijkers.
• De zorgverzekeraars en de vergelijkers hebben wederzijds vastgesteld dat zij het aanbieden
van eenmalige welkomstgeschenken niet vinden passen binnen de zorgmarkt. Daarom hebben
zij de ambitie uitgesproken om het aanbieden daarvan te beperken.
Vergelijkers en zorgverzekeraars zien dat in het overstapseizoen november/december
2023 de vergelijkingen van zorgverzekeringen voor consumenten zichtbaar transparanter
zijn geworden en zich breder op meerwaardefactoren hebben gericht. Ik hoop dat de
vergelijkingen van zorgverzekeringen in 2024 door de geformuleerde nieuwe verwachtingen
transparanter worden en dat meerwaardefactoren hierbij nog beter zichtbaar worden
voor een breder publiek. Tegelijkertijd werken zorgverzekeraars en vergelijkers t.b.v.
latere jaren aan het beter inzichtelijk maken van kwaliteit van zorg in de vergelijkingen
van zorgverzekeringen. Ik hecht veel belang aan informatie over toegankelijk en kwaliteit,
waarbij ik besef dat zeker kwaliteit van zorg niet altijd eenvoudig meetbaar is, en
ik zal de voortgang van partijen blijven volgen. Tot slot is in het Hoofdlijnenakkoord
2024–2028 «Hoop, Lef en Trots» afgesproken dat de polisvoorwaarden glashelder moeten
zijn voor verzekerden bij het afsluiten van de polis. De komende tijd werk ik samen
met partijen hieraan, zodat de informatievoorziening richting verzekerden de komende
jaren nog verder verbetert.
De leden van de CDA-fractie lezen dat er een toename van 14 naar 59 meldingen is bij
de NZa over het overstapseizoen 2023–2024. Wat is de reden dat het hogere aantal meldingen
niet heeft geleid tot de inzet van toezichtsinstrumenten? Heeft dit een inhoudelijke
of organisatorische reden? Zijn de meldingen wel behandeld?
Meldingen hebben betrekking op een vermoeden van een overtreding. Indien er sprake
is van een vermoeden van een overtreding kijkt de NZa naar de vraag welke maatregel
het meest passend is om in te zetten. Dat kan ook de inzet van informele maatregelen
zoals een gesprek of een waarschuwing zijn. Uit de analyse van de meldingen blijkt
dat er bij het overgrote deel van de meldingen geen sprake was van een vermoedelijke
overtreding.
De groei lijkt hoofdzakelijk te zijn veroorzaakt door de verscherpte aandacht voor
de contractering en de publicatie van de handvatten. De NZa heeft de meldingen behandeld;
de meeste meldingen kwamen uit de sectoren GGZ, medisch specialistische zorg en farmacie.
Inhoudelijk gaan de meldingen over onderwerpen zoals indexering en OVA, communicatie
en bereikbaarheid, tijdigheid van reacties, de hoogte van offertes en de vergoeding
voor niet-gecontracteerde zorg.
De meldingen hebben niet geleid tot inzet van tools zoals genoemd in het handvattendocument
Genoemde leden vragen verder hoe de Minister de toekomst van de restitutiepolis ziet,
aangezien het aantal restitutiepolissen opnieuw is afgenomen, van zeven naar vier.
Ik zie net als u dat het aantal restitutiepolissen afneemt. Voor verzekerden betekent
dit dat de keuze in het aanbod van polissen gewijzigd is. Het is aan zorgverzekeraars
om te beslissen of zij een restitutiepolis (blijven) aanbieden. Wel blijkt dat de
restitutiepolissen die de laatste jaren zijn omgezet naar combinatiepolissen voor
de meeste vormen van zorg nog een vergoeding op basis van restitutie bieden, behalve
voor de wijkverpleging en ggz. Naast deze restitutiepolissen blijven nog voldoende
natura- en combinatiepolissen over met een ruime keuze voor zorgaanbieders.
De leden van de CDA-fractie vragen hoe het staat het met de analyses naar nagenoeg
gelijke polissen. Zij verwijzen naar de motie van de leden Van den Berg en Bushoff
(Kamerstuk 29 689, nr. 1208) waarin de regering werd verzocht de verkenning naar de «Gower distance» uiterlijk
mei 2024 te doen. Deze leden vragen of in deze analyses ook de aanpak van tweelingpolissen
wordt meegenomen en zo nee, dit wel te doen.
Deze analyse, inclusief een reactie op de motie van de leden Van den Berg en Bushoff),
is op 4 juni jl. aan uw Kamer toegestuurd.16
De leden van de CDA-fractie constateren dat de motie van de leden Van den Berg en
Agema (Kamerstuk 29 689, nr. 1232) over het door zorgverzekeraars aanbieden van een contract aan kleine zorgaanbieders
en het percentage kleine zorgaanbieders dat voor 2024 een contract aangeboden heeft
gekregen alsmede de motie van de leden Van den Berg en Tielen (Kamerstuk 29 689, nr. 1207) over het monitoren of zorgverzekeraars meer kleine zorgaanbieders voor het jaar
2024 contracteren, wel zijn afgedaan maar niet zijn uitgevoerd. Genoemde leden vragen
waarom niet specifiek gemonitord kan worden of meer kleine zorgaanbieders zijn gecontracteerd.
De cijfers waar de Minister naar verwijst vinden deze leden te algemeen omdat hieruit
onvoldoende duidelijk wordt hoe het staat met de contractering van kleine zorgaanbieders.
De leden van de CDA-fractie vragen of de Minister alsnog bereid is om te kijken naar
mogelijkheden om het aantal gecontracteerde kleine zorgaanbieders te monitoren.
Het contracteerseizoen 2024 was de eerste keer dat de NZa de contacteergraad op dergelijke
wijze gemonitord heeft. Deze monitor heeft mij veel inzicht gegeven. Ik vind het goed
dat de NZa proactief bezig is met het monitoren van het contracteerproces en op basis
hiervan ook haar regelgeving aanpast met als doel om het contracteerproces voorspelbaarder
te maken. Ook het komende contracteerseizoen zal de NZa de contracteergraad meten.
Dit is een belangrijke manier om inzage te krijgen in het verloop van de contractering.
Ik ben met de NZa in gesprek in hoeverre zij de monitoring verder kunnen specificeren
om bijvoorbeeld ook zicht te krijgen op de contracteergraad van specifieke groepen
(kleinere) zorgaanbieders. De NZa ziet het belang van goede informatie over de contractering
en bekijkt daarom voor de komende jaren de mogelijkheden om de monitoring van de contractering
verder vorm te geven en geautomatiseerd uit te vragen. Daarbij wordt ook gekeken naar
mogelijke samenwerking met andere partijen en de beperking van administratieve lasten
voor het veld, waarbij de verwachting is dat dit nog niet is afgerond vóór het komende
contracteerseizoen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Minister over
het contracteer- en overstapseizoen, de brief van de NZA en het bijbehorend onderzoek.
Genoemde leden hebben hierover nog een aantal vragen en opmerkingen.
De leden van de SP-fractie vinden het gejubel van de Minister over hoe goed het «contracteerseizoen»
verlopen is misplaatst. Alle verbeteringen waarmee zij probeert dit overstapcircus
te verbeteren zijn schijnoplossingen voor het echte probleem: het huidige zorgstelsel.
De marktwerking die leidt tot concurrentie tussen zorgverzekeraars om maar zoveel
mogelijk «consumenten» binnen te harken dient het belang van de zorgverzekeraar, maar
niet van mensen. Zij worden opgezadeld met ingewikkelde keuzes, onduidelijkheden over
de contractering van zorg en elk jaar een hogere premie. Genoemde leden zijn van mening
dat één Nationaal Zorgfonds zonder eigen risico een einde zou kunnen maken aan dit
overstapcircus. Deze leden vragen de Minister hoe zij kijkt naar een Nationaal Zorgfonds.
Er wordt hardt gewerkt aan het verbeteren van de contractering en van de transparantie
daarover voor verzekerden. Maar het kan nog beter. Daarom zullen ook in het komende
overstapseizoen verdere verbeteringen worden doorgevoerd. De introductie van Nationaal
Zorgfonds zal de gewenste veranderen niet realiseren. Ons huidige zorgstelsel heeft
immers veel verworvenheden die we moeten koesteren en niet overboord moeten zetten.
Zo is de Zvw solidair, biedt het keuzevrijheid en zorgt het voor een beheerste groei
van de zorguitgaven. Bij een Nationaal Zorgfonds krijgen we wellicht weer te maken
met de problemen uit de tijd van het Ziekenfonds, zoals lange wachtlijsten, kosteninefficiënte
levering van zorg en tweedeling in de zorg. Ik wil de zorg niet vermoeien met een
nieuwe grootscheepse stelselwijziging. Wel zal ik, samen met andere partijen, kijken
waar we het huidige stelsel nog beter kunnen laten werken. Daar worden, in samenwerking
met partijen als zorgverzekeraars, zorgaanbieders en patiëntenorganisaties, al goede
stappen in gezet. Tot slot wijs ik uw Kamer er graag op dat de groep met het laagste
inkomen en gemiddelde zorgkosten in 2024 zelfs minder voor hun ziektekostenverzekering
betaalt dan in 2006.
Vorig jaar stapte ruim 1,3 miljoen verzekerden over naar een andere zorgverzekeraar.
Dit is het één na hoogste overstappercentage sinds de invoering van de zorgverzekeringswet
in 2006. De leden van de SP-fractie zijn kritisch op de gang van zaken bij de contractering
van de zorg. Zij vragen waarom dit percentage afgelopen jaar zo hoog was. Bovendien
vragen de leden van de SP-fractie wat de «publieksvoorlichting» tijdens het «contracteerseizoen»
heeft gekost. Gelieve dit uit te splitsen naar verschillende onderdelen van deze campagne.
De cijfers laten naar mijn idee zien dat het overstappercentage wat lager was dan
vorig overstapseizoen. De redenen waarom mensen overstappen zijn divers. Uit een peiling
van Nivel17 blijkt dat de drie voornaamste redenen voor overstappen liggen in ontevreden over
de hoogte van de totale premie, ontevredenheid over de hoogte van de premie van de
basisverzekering en het feit dat hun zorgverzekeraar niet alle zorgaanbieders heeft
gecontracteerd.
Bovendien vragen de leden van de SP-fractie wat de «publieksvoorlichting» tijdens
het «contracteerseizoen» heeft gekost, uitgesplitst naar verschillende onderdelen
van deze campagne. Het doel van de publieksvoorlichting in het overstapseizoen is
mensen ervan bewust te maken dat ze in deze periode de gelegenheid hebben een zorgverzekering
te kiezen die het beste past bij hun persoonlijke situatie. De totale kosten voor
de publieksvoorlichting bedragen € 633.000. Hiervan is € 179.000 besteed aan voorlichting
voor het brede publiek. Uit onderzoek is bekend dat mensen in een lage sociaaleconomische
positie minder snel overstappen van zorgverzekering, ook als een andere verzekering
beter bij hen zou kunnen passen. Daarom is € 454.000 besteed aan communicatie met
deze groep. Deze communicatie vond onder meer plaats door persoonlijke gesprekken
en voorlichting over veel voorkomende misverstanden rond zorgverzekeringen.
Hoeveel zorggeld besteden verzekeraars jaarlijks aan reclame en marketing?
Mijn ambtsvoorganger heeft in het recente commissiedebat Zorgverzekeringsstelsel aangegeven
dat deze kosten, op basis van een extrapolatie van de toen reeds de bekende cijfers,
voor 2023 in totaal 25,8 miljoen euro bedroegen. Dit is gelijk aan 1,88 euro per premiebetaler
per jaar. Inmiddels zijn bijna alle cijfers over 2023 bekend. De realisatie komt nu
uit op 23,7 miljoen euro en 1,66 euro per premiebetaler per jaar. Dat is ongeveer
0,04% van de totale uitgaven aan zorgkosten van ongeveer 60 miljard euro. De afgelopen
vijf jaar ligt het bedrag dat per jaar wordt uitgegeven aan reclamekosten stabiel
tussen de 20 en 25 miljoen euro. Gezien het feit dat de zorgkosten stijgen, is dit
dus een steeds kleiner percentage van de totale uitgaven aan zorgkosten.
Wat vindt de Minister ervan dat ruim 1,3 miljoen mensen zich afgelopen jaar door een
ingewikkeld web van zorgverzekeringen en zorgverzekeraars hebben gewurmd om de juiste
zorgverzekering te krijgen? Deelt de Minister de mening dat zorg voor iedereen toegankelijk
en betaalbaar zou moeten zijn zonder dat zorgverzekeraars om hun premiegeld zouden
moeten concurreren?
Er wordt hard gewerkt aan het verbeteren van de contractering en van de transparantie
daarover voor verzekerden. Maar het kan nog beter. Daarom zullen ook in het komende
overstapseizoen verdere verbeteringen worden doorgevoerd. Zoals ik hiervoor ook heb
aangegeven zal de introductie van Nationaal Zorgfonds de gewenste veranderen niet
realiseren. Daarnaast is het waardevol dat zorgverzekeraars moeten dingen om de gunst
van de verzekerde, omdat dat verzekeraars stimuleert om hun best te doen voor hun
verzekerden.
Kunt u een overzicht naar de Kamer sturen van de winsten van de zorgverzekeraars afgelopen
jaar die naar de reserves zijn gegaan?
In de tabel hieronder vindt u de resultaten uit 2023 die verzekeraars hebben toegevoegd
aan hun reserves. Het overige resultaat hebben zij ingezet om de premie van 2024 te
verlagen. Overigens wordt er niet ieder jaar geld aan de reserves toegevoegd. In 2021
en 2022 hebben verzekeraars respectievelijk 395 miljoen en 566 miljoen ingeteerd op
hun reserves.
Concern
Toevoeging aan de reserves (x € 1 miljoen)
ASR
23
CZ
86
DSW (incl. Stad Holland)
50
Salland
0
ONVZ
76
VGZ
29
Zorg en Zekerheid
33
Zilveren Kruis
16
Menzis
19
Totaal
841
Bron: publicatie jaarcijfers basisverzekering 2023 van bovenstaande verzekeraars
De NZa doet tevens een verkenning of verzekeraars premiebetalers actief moeten informeren
als er een beter geschikte en betaalbaardere polis beschikbaar is. Waarom is hiervoor
een verkenning nodig en wordt hier niet meteen toe overgegaan?
De NZa heeft mij laten weten dat ze tot op heden twijfels had over de proportionaliteit
en de juridische inzetbaarheid van dit instrument, maar dat zij de inzet van dit instrument
nu toch verder gaat verkennen. Deze verkenning is noodzakelijk om te analyseren in
hoeverre de wettelijke bevoegdheden van de NZa ruimte bieden om effectief in te kunnen
grijpen. Zoals bij elke interventie door een toezichthouder dient hierbij te worden
afgewogen in hoeverre de voorziene regeling proportioneel en effectief is, en dienen
betrokken partijen zoals de verzekeraars te worden gehoord. De verkenning zal de komende
tijd plaatsvinden, zodat een eventueel gewijzigd beleid zo snel mogelijk kan worden
ingesteld.
De Minister stelt dat het «contracteerseizoen» beter en tijdiger is verlopen. Zowel
zorgaanbieders als zorgverzekeraars streefden ernaar om de contracten op 12 november
af te ronden. Maar de leden van de SP-fractie constateren dat dit niet is gelukt.
Op 22 december 2023 was in ongeveer 90% van de onderhandelingen duidelijk of er een
contract werd gesloten of niet. Hoe verklaart de Minister dat het niet lukt om de
contractering op orde te krijgen voor 12 november?
Het merendeel van de contracten tussen zorgaanbieders en zorgverzekeraars is gedurende
het overstapseizoen afgesloten. Dit was ongeveer 90% afhankelijk van de sector. Het
aandeel van de zorgaanbieders, waarbij het duidelijk is of de zorg volledig vergoed
wordt, ongeacht of er een contract is, ligt hoger.
Het contracteerproces is een proces dat uit diverse stappen en termijnen bestaat.
De NZa heeft regels gesteld om te zorgen dat de contractering zo soepel en spoedig
mogelijk verloopt. Desondanks is het voor partijen complex om de contractering zo
snel mogelijk rond te krijgen. Daarbij speelt ook nog eens de dynamiek van de overstapperiode
mee. De overstapperiode vormt een sterke prikkel voor verzekeraars om de contractering
zo tijdig mogelijk afgerond te hebben. Tegelijkertijd biedt het overstapseizoen en
deze druk voor zorgverzekeraars om tijdig af te willen ronden voor zorgaanbieders
juist een pressiemiddel. Daarbij moet gezegd worden dat er voor zowel zorgaanbieders
als zorgverzekeraars geen formele verplichting is om de contractering voor 12 november
rond te hebben. Een dergelijke verplichting zou de onderhandelingsmacht van zorgaanbieders
aanzienlijk vergroten en daarmee de mogelijkheden voor zorgverzekeraars om kwalitatief
goede en betaalbare zorg in te kopen aanzienlijk beperken. De NZa verwacht van zorgverzekeraars
en zorgaanbieders dat zij komende overstapperiode de contractering nog verder gaan
versnellen. De NZa houdt hierop actief toezicht en zal dit blijvend monitoren.
Welke belangen van zorgverzekeraars spelen er volgens de Minister mee in deze onderhandelingen?
Zorgverzekeraars hebben een zorgplicht en zullen voldoende kwalitatief goede zorg
voor verzekerden in moeten kopen. Daarnaast speelt mee dat de zorgverzekeraars onderling
concurreren en zij de zorg daarom kwalitatief goede zorg voor een scherpe prijs in
willen kopen om hun verzekerden een zo laag mogelijke premie te kunnen bieden.
Deelt de Minister de mening dat zorgverzekeraars kleinere zorgaanbieders onder druk
kunnen zetten om tot een contract te komen voor een te lage vergoeding?
Ik zie dat kleine zorgaanbieders moeilijker aan tafel komen om te onderhandelen over
een contract. Zorgverzekeraars kunnen door de forse aantallen kleine aanbieders ook
niet met alle zorgaanbieders face-to-face maatwerkafspraken maken, vanwege de tijd
die dit vraagt per aanbieder. Langs meerdere lijnen wordt daarom ingezet om het contracteringsproces
in sectoren waar veel kleine zorgaanbieders werken te verbeteren. Met als doel toe
te werken naar een zo eerlijk mogelijk speelveld. Zo heeft de NZa de «Handvatten contractering
en Transparantie gecontracteerde zorg» opgesteld ter ondersteuning van een soepel
en snel contracteerproces. Hierin is bijvoorbeeld een afspraak opgenomen over de bereikbaarheid
van zorgverzekeraars tijdens het contracteerproces. Dit moet met name voor kleine
zorgaanbieders bijdragen aan een beter contracteerproces.
Daarnaast zet ik in op het actief verduidelijken van de mogelijkheden van gezamenlijk
onderhandelen door kleine aanbieders. Dat is mogelijk binnen de mededingingsregels
zolang een zorginhoudelijk doel voorop staat en dit zowel door zorgaanbieders, zorgverzekeraars
en patiënten wordt onderschreven.
Wat zijn de gevolgen hiervan voor patiënten?
Zorgverzekeraars hebben zorgplicht wat betekent dat zij ervoor moeten zorgen dat hun
verzekerden de zorg kunnen krijgen die nodig is. Zorgverzekeraars moeten daarom voldoende
kwalitatief goede zorg inkopen om aan hun zorgplicht te voldoen. De NZa ziet hierop
toe. Ten principale is het niet onwenselijk als zorgverzekeraars voldoende onderhandelingsmacht
hebben, zolang de voordelen – in termen van betere kwaliteit van zorg tegen betaalbare
kosten – daarvan bij de verzekerde terecht komen. Dat mag echter niet zo ver gaan
dat dit leidt tot een dusdanige aantasting van de kwaliteit van de zorg dat de patiëntveiligheid
in gevaar komt. De IGJ ziet daarop toe. Daarbij heeft de NZa wel regels gesteld om
de contractering zo veel mogelijk in goede banen te leiden en te zorgen dat de zorgaanbieders
acceptabele reactietermijnen krijgen en verzekerden goed worden geïnformeerd over
het gecontracteerde aanbod (zie ook de hierboven genoemde handvatten).
Genoemde leden vragen waarom de Minister geen harde afspraken maakt met zorgverzekeraars
om deze contracten eerder rond te krijgen. Welke plannen heeft zij hiervoor op de
plank liggen?
In het Hoofdlijnenakkoord 2024–2028 «Hoop, Lef en Trots» is opgenomen dat er sprake
moet zijn van glasheldere polisvoorwaarden, inclusief contractering. De komende tijd
zal ik samen met partijen inventariseren welk stappen verder gezet kunnen worden in
het «glashelder» krijgen van de polisvoorwaarden.
Er zijn ook al wel stappen gezet de afgelopen tijd. Partijen, zowel de zorgaanbieders
als de zorgverzekeraars, hebben in het IZA afspraken gemaakt, om ernaar te streven
om de contracten voor 12 november af te ronden, zodat verzekerden gedurende het overstapseizoen
een weloverwogen keuze voor een polis kunnen maken. De NZa heeft afgelopen jaar de
handvatten «Contractering en Transparantie gecontracteerde zorg» vastgesteld, zodat
het contracteerproces voorspelbaarder is. Een aantal van deze handvatten is voor het
contracteerseizoen 2025 omgezet in normen, zodat de NZa hier ook nadrukkelijk toezicht
op kan houden. Het interveniëren in het onderhandelingsproces vanuit de overheid vind
ik niet wenselijk. Door te veel druk te zetten kan er spanning komen te ontstaan op
een evenwichtige onderhandelpositie van zowel de zorgverzekeraar als de zorgaanbieder.
Met als mogelijk gevolg slechtere onderhandeluitkomsten van de contractering in termen
van kwaliteit van zorg, betaalbaarheid, en de inzet op veranderopgaven, zoals beschreven
in het IZA, waar de verzekerde de dupe van is.
Veel mensen moeten nog steeds een verzekering afsluiten zonder dat zij weten of de
juiste zorgaanbieder wel een contract met de verzekeraar sluit. Wat is de Minister
van plan om hieraan te doen?
In het IZA hebben partijen afspraken gemaakt om het contracteerproces te verbeteren.
Die helpen ervoor te zorgen dat voor zoveel mogelijk zorgaanbieders tijdig helder
is dat zij gecontracteerd zijn. Daarnaast vind ik het belangrijk dat verzekerden weten
wat de (mogelijke) financiële gevolgen zijn als de onderhandelingen nog plaatsvinden
of als er geen contract is afgesloten. Met partijen zijn daarom afspraken gemaakt
over het verbeteren van de informatievoorziening aan verzekerden. Afgelopen jaar hebben
zorgverzekeraars gewerkt met vijf uniforme kernboodschappen. Hiermee is de informatievoorziening
verbeterd. Samen met de Patiëntenfederatie Nederland zet ik in op verdere verbetering
zowel via de zorgverzekeraars als via de zorgaanbieders maar ook via de jaarlijkse
campagne tijdens het overstapseizoen. Tot slot is in het Hoofdlijnenakkoord 2024–2028
«Hoop, Lef en Trots» afgesproken dat de polisvoorwaarden glashelder moeten zijn voor
verzekerden bij het afsluiten van de polis. De komende tijd werk ik samen met partijen
hieraan, zodat de informatievoorziening richting verzekerden de komende jaren nog
verder verbetert.
Welk percentage van de contracten was dit jaar voor 12 november afgesloten? Hoeveel
voor 1 januari?
De NZa heeft afgelopen contracteerseizoen voor het eerst gemonitord en deze monitorgegevens
zijn opgenomen in de brief over het contracteer- en overstapseizoen 2023–2024. De
NZa heeft de contrateergraad op vier peilmomenten gemonitord. Er zijn gegevens bekend
van de contracteergraad op 12 november, 8 december, 22 december en op 22 januari.
In onderstaande tabel is de contacteergraad van drie van deze peilmomenten opgenomen.
Sector
12 november
22 december
22 januari
Algemene ziekenhuizen
39%
84%
89%
Academische ziekenhuizen
39%
91%
95%
Zelfstandige klinieken
47%
82%
90%
GGZ instellingen
32%
65%
77%
GGZ overig
71%
90%
93%
Wijkverpleging face tot face
48%
89%
95%
Wijkverpleging digitaal
63%
86%
91%
De leden van de SP-fractie lezen dat een deel van de zorgaanbieders ontevreden is
over de uitkomsten van de onderhandelingen in het contracteerproces. Zij geven aan
beperkte onderhandelmogelijkheden te ervaren, zijn ontevreden over de indexeringen
en de tarieven en missen deels transparantie ten aanzien van het gebruik van benchmarks
en rekentools. Wat gaat de Minister doen met deze signalen van zorgaanbieders?
Het klopt dat niet alle zorgaanbieders tevreden zijn over de uitkomsten van de onderhandelingen
in het contracteerproces. Hierover ben ik samen met alle IZA partijen in gesprek.
Ik vind het belangrijk dat de contracten gesloten worden vanuit onderling vertrouwen
en dat betekent dat zowel zorgaanbieders als zorgverzekeraars transparant moeten zijn
over hun aanbod. Om ervoor te zorgen dat het contracteerseizoen voorspelbaar is en
er vanuit de relatie gecontracteerd wordt heeft de NZa de handvatten «Contractering
en Transparantie gecontracteerde zorg» opgesteld.
Een belangrijk onderdeel van deze handvatten gaat over transparantie. Zowel zorgaanbieders
als zorgverzekeraars moeten transparant, duidelijk en een deugdelijke toelichting
geven over het contractvoorstel. Hierbij is ook transparantie en duidelijkheid van
de techniek van belang. Als zorgverzekeraar gebruik maken van benchmarks en rekentools,
dan vind ik het ook van belang dat zij navolgbaar uit kunnen leggen hoe zij tot hun
voorstel zijn gekomen.
Indien de offerte van de zorgaanbieder of het aanbod van de zorgverzekeraar onvoldoende
transparant is dan is het in eerste instantie aan de onderhandelende partijen zelf
om elkaar hier op aan te spreken en hier afspraken over te maken. Indien partijen
hier niet uitkomen dan kunnen zij hiervan een melding doen bij de NZa. De NZa ziet
erop toe dat de regels die zij opgesteld over de transparantie voor het zorginkoopproces18 worden nageleefd.
Is de Minister verrast dat de zorgverzekeraars de contractering als beter en tijdiger
hebben ervaren dan de zorgaanbieders?
Zowel de zorgverzekeraars als de zorgaanbieders geven aan dat het afgelopen contracteerseizoen
aanzienlijk beter en tijdiger is verlopen dan vorig jaar. Op 22 december 2023 was
in ongeveer 90% van de onderhandelingen duidelijk of er een contract werd gesloten
of niet. We zijn er daarmee nog niet, maar hebben een stap in de goede richting gedaan.
Een deel van de zorgaanbieders is echter ontevreden over de uitkomst van de onderhandelingen.
Dit verrast mij niet omdat zorgverzekeraars en zorgaanbieders – naast dat zij beiden
uiteraard streven naar kwalitatief goede zorg – ook andere belangen hebben. Zorgverzekeraars
willen voor hun verzekerden zoveel mogelijk kwalitatief goede zorg tegen een scherpe
prijs inkopen, waarbij zorgaanbieders er belang bij kunnen hebben om een hogere prijs
te krijgen voor de zorg die zij leveren.
Hoe gaat de Minister zorgen voor meer transparantie vanuit de zorgverzekeraars?
Ieder jaar maken zorgverzekeraars en zorgaanbieders met elkaar afspraken over welke
zorg door wie wordt geleverd, tegen welke prijs en met welke kwaliteit.
Onduidelijkheid en het ontbreken van transparantie tussen partijen over de toelichting
van elkaars voorstel helpen niet in het bespoedigen van het contracteerproces. In
de handvatten contractering en transparantie gecontracteerde zorg heeft de NZa daarom
verschillende richtsnoeren opgenomen om ervoor te zorgen dat zowel zorgaanbieders
als zorgverzekeraars transparant zijn over hun offerte/ contractvoorstel. Hierin is
bijvoorbeeld opgenomen dat bij face-to-face contracteren zorgaanbieders en zorgverzekeraars
vóór 1 september afspraken maken over de techniek en/of methodiek van zaken zoals
benchmarking of volumeprognoses, als hier gebruik van wordt gemaakt. Tot slot is in
het Hoofdlijnenakkoord 2024–2028 «Hoop, Lef en Trots» afgesproken dat de polisvoorwaarden
glashelder moeten zijn voor verzekerden bij het afsluiten van de polis. De komende
tijd werk ik samen met partijen hieraan, zodat de informatievoorziening richting verzekerden
de komende jaren nog verder verbetert.
In de brief van de NZa lezen de leden van de SP-fractie dat het aantal meldingen sinds
vorig jaar is gestegen van 14 naar 59 tijdens het overstapseizoen. Deze meldingen
komen voort uit een vermoeden van een overtreding. Kan de Minister uitgebreider ingaan
op de toename in het aantal meldingen? Wat is er met deze meldingen gedaan?
Meldingen hebben betrekking op een vermoeden van een overtreding. Indien er sprake
is van een vermoeden van een overtreding kijkt de NZa naar de vraag welke maatregel
het meest passend is om in te zetten. Dat kan ook de inzet van informele maatregelen
zoals een gesprek of een waarschuwing zijn.
De groei lijkt hoofdzakelijk te zijn veroorzaakt door de verscherpte aandacht voor
de contractering en de publicatie van de handvatten. De NZa heeft de meldingen behandeld;
de meeste meldingen kwamen uit de sectoren GGZ, medisch specialistische zorg en farmacie.
Inhoudelijk gaan de meldingen over onderwerpen zoals indexering en OVA, communicatie
en bereikbaarheid, tijdigheid van reacties, de hoogte van offertes en de vergoeding
voor niet-gecontracteerde zorg.
De meldingen hebben niet geleid tot inzet van tools zoals genoemd in het handvattendocument.
Uit de analyse van de meldingen blijkt namelijk dat er bij het overgrote deel van
de meldingen geen sprake was van een vermoedelijke overtreding.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
B.J. Eerdmans, voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede ondertekenaar
E.M. Sjerp, adjunct-griffier