Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Dobbe over het bericht dat inspecties signaleren dat criminele netwerken de zorg hebben ontdekt
Vragen van het lid Dobbe (SP) aan de Ministers van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over het bericht dat inspecties signaleren dat criminele netwerken de zorg hebben ontdekt (ingezonden 28 juni 2024).
Antwoord van Minister Agema (Volksgezondheid, Welzijn en Sport), mede namens de Minister
van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (ontvangen 13 augustus 2024). Zie ook Aanhangsel
Handelingen, vergaderjaar 2023–2024, nr. 2175.
Vraag 1
Wat is uw reactie op het bericht «Criminele netwerken hebben de zorg ontdekt, signaleren
inspecties»?1
Antwoord 1
Het bericht gaat over de verkenning «Er is meer aan de hand» van de Inspectie van
het Onderwijs (IvhO), de Inspectie van de Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) in samenwerking
met de Samenwerkingsorganisatie Beroepsonderwijs Bedrijfsleven (SBB)2. Het beeld dat uit die verkenning is gekomen, waaronder de toenemende verwevenheid
met criminaliteit, vind ik zorgelijk.
Vraag 2
Hoe bent u van plan om het toezicht op deze malafide bemiddelingsbureaus te verbeteren,
gezien het feit dat uit de verkenning van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ)
en de Inspectie van het Onderwijs (IvhO) blijkt dat er sprake is van een «toezichtsvacuüm»?3
Antwoord 2
Het klopt dat in de verkenning is gemeld dat toezicht niet in alle gevallen toereikend
is. Op dit moment worden naar aanleiding van de verkenning en bijgevoegde notitie
met diverse partijen gesprekken gevoerd over vervolgacties in bredere zin. Ik kan
niet op de uitkomsten van deze gesprekken vooruitlopen. Uw Kamer zal hier dit najaar
over worden geïnformeerd4. Het is overigens van belang dat zorgaanbieders zelf alert zijn op valse diploma’s,
certificaten, erkenningen en ook Verklaringen omtrent het gedrag (VOG’s). Zij zijn
immers eindverantwoordelijk voor de kwaliteit en veiligheid van de zorg. Bij vermoedens
van valsheid in geschrifte dienen zij aangifte te doen bij de politie en/of een melding
te doen bij de IGJ.
Vraag 3
In hoeverre zijn criminele netwerken ook betrokken bij het bepalen van indicaties?
Antwoord 3
Het is lastig hier met zekerheid iets over te zeggen. De Opsporingsdienst van de Nederlandse
Arbeidsinspectie heeft recent in haar jaarverslag 20235 aangegeven dat het strafrechtelijk onderzoeken van mogelijke valse indicaties complex
is. De ontwikkelingen rondom het verschoningsrecht zijn daar mede debet aan en kunnen
tot vertraging leiden in strafrechtelijke onderzoeken. Gesteld kan wel worden dat
niet integere zorgaanbieders hierin willen en kunnen manipuleren. De Opsporingsdienst
voert in opdracht van het Ministerie van VWS strafrechtelijke onderzoeken uit naar
fraude met zorggelden. Ze ontving de afgelopen jaren veel signalen en meldingen over
onterecht en onnodig hoge indicatiestellingen door wijkverpleegkundigen. Dan gaat
het met name over zorgaanbieders in de wijkverpleging zonder contract bij een zorgverzekeraar
of PGB-zorg in de wijkverpleging.
Zorgverzekeraars proberen vooral via de verzekeringsvoorwaarden risico’s op dit gebied
te verkleinen door extra eisen te stellen bij indicatiestelling zoals bijvoorbeeld
een machtigingsprocedure voordat een declaratie Wijkverpleging kan worden vergoed.
Ook kennen we voor PGB-houders in de wijkverpleging een PGB Reglement per zorgverzekeraar
en heeft de beroepsvereniging Verpleegkundigen & Verzorgenden Nederland een normenkader
opgesteld voor de indicatiestelling. Die wordt in het machtigingsproces ook als toetsingskader
gehanteerd. Voor niet-gecontracteerde zorgaanbieders wordt bijvoorbeeld kort gezegd
geëist dat de indicatie wordt vastgesteld door een verpleegkundige die niet in dienst
is bij de betrokken zorgaanbieder. Een zorgverzekeraar kan op afstand echter niet
bepalen in hoeverre een dergelijke indicatiesteller volledig onafhankelijk van de
zorgaanbieder opereert.
Vraag 4 en 5
Bent u het ermee eens dat de grote afhankelijkheid van zzp’ers in de zorg (waarvan
het grootste deel zich wel integer inzet voor de zorg) er ook voor zorgt dat dit soort
criminele netwerken makkelijker kunnen opereren binnen de zorg?
Zo ja, hoe bent u van plan deze overmatige afhankelijkheid terug te dringen?
Antwoord 4 en 5
Ik kan dit verband niet zo stellig leggen. Uit de verkenning blijkt dat de Inspecties
een toenemende verwevenheid zien van zorg met criminaliteit en fraudenetwerken. De
inspecties zien bijvoorbeeld het risico dat bemiddelingsbureaus die (al dan niet doelbewust)
ongekwalificeerde en onbevoegde/onbekwame zzp’ers uitzenden bij zorgaanbieders en
het risico dat diploma’s worden vervalst. Richting zorgaanbieders wordt dan ook benadrukt
dat zij zelf verantwoordelijk zijn voor zorgverleners die namens hen aan het werk
zijn en dat het belangrijk is om diploma’s van zorgverleners te controleren in het
diplomaregister van DUO. Blijft er ondanks de controle van diploma’s twijfel bestaan
over de bekwaamheid van zorgverleners, dan is het belangrijk dat dit wordt gemeld
bij de IGJ.
Zorginstellingen hebben behoefte aan een flexibele schil, bijvoorbeeld voor «piek,
ziek en uniek» momenten. Echter in de praktijk zie ik dat zorginstellingen vaak noodgedwongen
flexwerkers inzetten om de roosters gevuld te krijgen. Om deze vicieuze cirkel te
doorbreken en de flexibele schil weer van toepassing te laten zijn voor «piek, ziek
en uniek», heb ik diverse acties in gang gezet. De acties zijn gericht op het terugdringen
van schijnzelfstandigheid van zzp’ers en een bewustwording rondom de gevolgen van
de keuze voor zzp-schap. Met de acties rondom schijnzelfstandigheid en de bewustwordingscampagne
wordt beoogd werkgevers en werkenden meer inzicht te geven in de diverse wettelijke
verplichtingen met bijbehorende (financiële en fiscale) verantwoordelijkheden en de
gevolgen voor personeel en organisatie, waarna zij beter in staat zijn om in gesprek
tot de juiste inrichting van de arbeidsrelatie te komen. De verwachting is dat hierdoor
het aantal schijnzelfstandigen in de zorg zal afnemen.
Koepelorganisaties van intermediairs erkennen dat voor hen ook een rol is weggelegd
in de juiste inzet van zzp’ers in de zorg, en zijn bezig met de inrichting van een
gedragscode die intermediairs sturing geeft in het inzetten van bekwame zzp’ers waardoor
het risico op fraude zal afnemen.
Zorgaanbieders kunnen er voor kiezen om een flexpool in te richten zonder de inzet
van intermediairs, zoals bijvoorbeeld bij het samenwerkingsverband FAIR Brabant. De
samenwerkende zorginstellingen in Zuidoost-Brabant hebben in eigen beheer een coöperatie
opgezet met een centraal, fysiek servicebureau. Om deel te kunnen nemen dienen zzp’ers
hun CV, diploma’s, VOG en uittreksel van de KVK aan te leveren voor een controle,
waardoor het risico op fraude wordt geminimaliseerd.
Vraag 6
Bent u het ermee eens dat de mogelijkheden om winst te maken in de zorg ook de aantrekkingskracht
van zorgfraude vergroot?
Antwoord 6
Nee, ik zie in het algemeen geen directe relatie tussen de mogelijkheid om winst uit
te keren en de aantrekkingskracht van zorgfraude. Tegelijkertijd zie ik wel risico’s
wanneer aan het realiseren van uitkeerbare winst een groter belang wordt gehecht dan
aan de maatschappelijke belangen van kwaliteit, toegankelijkheid en betaalbaarheid
van zorg. Zorgaanbieders die frauduleus omgaan met zorggeld horen niet in de zorg
thuis. Ik vind het daarom van belang dat zorgaanbieders in het kader van integere
bedrijfsvoering verantwoord omgaan met keuzes rondom winstuitkering. Met het in voorbereiding
zijnde wetsvoorstel «Integere bedrijfsvoering zorg- en jeugdhulpaanbieders» wil ik
de mogelijkheid creëren om voorwaarden aan winstuitkering te stellen voor die categorieën
van zorgaanbieders die zijn uitgezonderd van het verbod op winstuitkering.
Vraag 7
Zo ja, bent u bereid om de mogelijkheden om winst uit te keren dat is verdiend met
geld dat bedoeld is voor de zorg fors terug te dringen?
Antwoord 7
In ons zorgstelsel is het de rol van zorgverzekeraars, zorgkantoren en gemeenten om
bij de afspraken die zij met zorgaanbieders maken rekening te houden met de gevolgen
voor overmatige winstuitkeringen. Het wettelijk terugdringen van de mogelijkheden
tot winstuitkering, dan wel een wettelijke maximering zou ook juridisch zeer kwetsbaar
zijn, onder meer gezien de inbreuk op het recht op eigendom op grond van het Europees
Verdrag van de Rechten van de Mens6. Ik vind het wel wenselijk de mogelijkheid te creëren om voorwaarden aan winstuitkering
te stellen middels het in voorbereiding zijnde wetsvoorstel «Integere bedrijfsvoering
zorg- en jeugdhulpaanbieders». Ik acht een dergelijke benadering meer in balans dan
het beperken/maximaliseren van winstuitkering in de zorg.
Vraag 8
Hoe bent u van plan de rol van marktwerking mee te nemen in de aanpak van deze zorgfraude,
aangezien die onder andere leidt tot een onoverzichtelijke wildgroei aan zorgaanbieders,
financiële prikkels voor zorgfraude door de mogelijkheid tot winstuitkering en een
overmatige afhankelijkheid van uitzendbureaus en bemiddelingsbureaus?
Antwoord 8
Ongeacht hoe het zorgstelsel is ingericht, moeten we zorgfraude zo effectief mogelijk
tegengaan. Iedere zorgaanbieder, ongeacht de financieringsvorm, dient zich te houden
aan geldende wet- en regelgeving rondom kwaliteit en toegankelijkheid. De Inspectie
Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) en de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) zien toe op
naleving van deze regulering en kunnen handhaven als partijen zich niet aan de regels
houden. Daarnaast zijn ook zorgverzekeraars, zorgkantoren en gemeenten verantwoordelijk
voor het borgen van de toegankelijkheid, kwaliteit en betaalbaarheid van zorg door
enerzijds hier inkoopafspraken over te maken, en anderzijds door rechtmatigheidscontroles
uit te voeren. Dat neemt niet weg dat de aanpak van zorgfraude een belangrijk aandachtspunt
is. Aanbieders die frauduleus omgaan met zorggeld horen niet thuis in de zorg. De
afgelopen tijd is daarom samen met partijen in het veld gewerkt aan diverse maatregelen
die de aanpak van zorgfraude moeten verbeteren, zoals het verbeteren van screening
van zorgaanbieders, de effectievere aanpak van complexe netwerken in de wijkverpleging,
de proeftuinen in Twente en Hart van Brabant, en de inzet van de IGJ en het OM op
het gebied van diplomafraude en het vergroten van het bewustzijn bij werkgevers hoe
ze daar zelf wat aan kunnen doen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M. Agema, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede namens
E.E.W. Bruins, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.