Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Westerveld over hulp aan jongeren en volwassenen met eetstoornissen
Vragen van het lid Westerveld (GroenLinks-PvdA) aan de Staatssecretaris en de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over hulp aan jongeren en volwassenen met eetstoornissen (ingezonden 21 juni 2024).
Antwoord van Staatssecretaris Karremans (Volksgezondheid, Welzijn en Sport – Jeugd,
Preventie en Sport) (ontvangen 12 augustus 2024). Zie ook Aanhangsel Handelingen,
vergaderjaar 2023–2024, nr. 2147.
Vraag 1
Bent u bekend met de opmerkingen van uw ambtsvoorgangers die diverse keren in Kamerdebatten,
schriftelijke vragen, media-optredens en het vragenuur aangeven dat de hulp aan mensen
met een eetstoornis vele malen beter moet en dat er zelfs door een van uw voorgangers
is gezegd dat het «code zwart» is?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Wat is er sinds deze duidelijke kwalificatie in 2021 gedaan om het hulpaanbod te verbeteren?
Kunt u dit zo concreet mogelijk beschrijven?
Antwoord 2
In 2020 is op initiatief van partijen in het veld gestart met de ketenaanpak eetstoornissen
(hierna: K-EET) voor jongeren, gesubsidieerd door het Ministerie van VWS. In deze
aanpak werken kinderartsen, psychologen en psychiaters samen met ouders en jongeren
om de zorg rondom eetstoornissen voor jongeren te verbeteren. In de afgelopen jaren
is het netwerk van K-EET steeds verder uitgebreid.
Met behulp van K-EET zijn acht bovenregionale landelijk dekkende netwerken opgezet
waarin zorgprofessionals intensief samenwerken, kennis uitwisselen en casuïstiek bespreken.
Inmiddels zijn deze acht netwerken geborgd in de bovenregionale expertisenetwerken
jeugd (zie vraag 5). Vanuit deze netwerken worden ook scholingsbijeenkomsten georganiseerd
om de zorgstandaard eetstoornissen beter onder de aandacht te brengen bij professionals.
K-EET heeft daarnaast actief geïnvesteerd in voorlichting en het laagdrempelig delen
van kennis op het gebied van eetstoornissen. Zo is de website First Eet Kit2 opgezet. Hier kunnen jongeren, hun ouders en naasten en zorgprofessionals informatie
vinden over eetstoornissen, tips om een eetstoornis te herkennen en hoe je iemand
het beste kan ondersteunen, en uitleg over hoe je hulp kan vinden. Daarnaast is er
een advieslijn die eerstelijnsprofessionals, zoals bijvoorbeeld huisartsen, dagelijks
kunnen bellen om direct met een specialist op het gebied van eetstoornissen te overleggen
wanneer zij een vraag hebben over een patiënt met een (mogelijke) eetstoornis. En
er is een interactieve kaart gemaakt waar zorgaanbieders – zowel op het gebied van
behandeling als begeleiding – hun aanbod zichtbaar kunnen maken voor professionals
die passende hulp zoeken.3
Ook heeft K-EET ingezet op het ontwikkelen van pilots. VIBES, vroeginterventie bij
eetstoornissen, is daarvan een voorbeeld en biedt een handvat om kinderen met een
beginnende eetstoornis zo snel mogelijk te ondersteunen. Door bovenstaande activiteiten
wordt ook samenwerking tussen professionals gestimuleerd.
Daarnaast is op basis van signalen over toename van het aantal crisismeldingen en
escalerende problematiek als gevolg van corona, waaronder eetstoornissenproblematiek,
in 2021 € 50 miljoen extra beschikbaar gesteld voor de acute jeugd ggz. Doel van deze
middelen was het realiseren van tijdelijke uitbreiding van ambulante en klinische
crisiscapaciteit en het verminderen van de druk op de acute jeugd-ggz. Deze middelen
zijn via acht coördinerende gemeenten uitgekeerd aan 28 aanbieders en konden tot einde
2023 ingezet worden. U bent met de Kamerbrief van 21 juni 2024 geïnformeerd over de
besteding van deze middelen.4
Vraag 3
Hoeveel extra behandelaren voor eetstoornissen zijn er gekomen? Hoeveel extra behandelcentra
of -plekken? Hoeveel meer jongeren (onder de 18) en volwassenen (boven de 18) worden
jaarlijks extra geholpen ten opzichte van 2019 en 2021?
Antwoord 3
Deze cijfers worden niet landelijk bijgehouden. Het is dan ook niet bekend hoeveel
jongeren worden geholpen voor een specifieke stoornis of aandoening, en evenmin hoeveel
behandelaren of plekken er zijn voor jongeren met een eetstoornis. Dit geldt ook voor
volwassenen.
Vraag 4
Bent u tevreden met wat er de afgelopen jaren is gedaan en is bereikt?
Antwoord 4
De afgelopen jaren zijn veel stappen in de goede richting gezet, maar eetstoornissen
betreffen hardnekkige en complexe problematiek. Voor de meerderheid van de jongeren
en volwassenen met een eetstoornis is de beschikbare zorg passend. Voor een kleiner
deel van de jongeren en volwassenen blijkt het ingewikkeld tijdig passende zorg te
bieden. Dit kan komen omdat een eetstoornis soms pas laat wordt herkend of erkend.
Maar ook omdat een deel van deze jongeren en volwassenen met meerdere problemen tegelijkertijd
te maken hebben, zoals bijvoorbeeld suïcidaliteit, trauma, somatische problemen, of
autisme. Deze aandoeningen kunnen elkaar versterken of afwisselen, waardoor behandeling
vanuit meerdere expertises en zorgprofessionals nodig is.
Vraag 5
Wat is er concreet gedaan met het gespecialiseerde hulpaanbod, waaronder betere hulp
aan eetstoornissen in de expertisecentra/netwerken die door het amendement Klaver-Westerveld
opgericht zouden worden?
Antwoord 5
Mijn voorganger heeft op 21 juni jl. een voortgangsbrief Jeugd naar de Tweede Kamer
gestuurd waarin hij is ingegaan op de stand van zaken rond de bovenregionale expertisenetwerken
(hierna: BENs). Als bijlage bij deze brief was de voortgangsrapportage over de BENs
toegevoegd, met daarin een groot aantal voorbeelden van wat concreet gedaan is met
het gespecialiseerde hulpaanbod. Ik verwijs voor het antwoord op deze vraag naar die
brief.5
Vraag 6
Wat is er concreet gedaan met de bevindingen en aanbevelingen uit het rapport «Preventie
en vroege behandelingen van eetstoornissen» van de Gezondheidsraad? Kunt u dit per
aanbeveling uiteen zetten?
Antwoord 6
Mijn voorganger heeft u in september 2022 een uitgebreide beleidsreactie6 gestuurd op het advies van de Gezondheidsraad en daarin ook aangegeven dat een aanzienlijk
deel van de adviezen vorm moet krijgen door zorgprofessionals en aanbieders. Zij zijn
het beste in staat om te beoordelen hoe zij de zorg het beste kunnen leveren en wat
aansluit bij de behoeften van jongeren en ouders.
Het rapport kende drie hoofdadviezen:
1. De Gezondheidsraad adviseert om in te zetten op preventie en vroege behandeling van
eetstoornissen
Een goede mentale gezondheid is belangrijk en verkleint de kans op (psychiatrische)
aandoeningen. In het vorige kabinet is daarom de aanpak «mentale gezondheid: van ons
allemaal» tot stand gekomen7. Daarin is ook specifiek aandacht voor de mentale gezondheid voor jongeren. U heeft
eind december 2023 een voortgangsbrief ontvangen over deze aanpak8.
Een mooi voorbeeld is ook de aanpak STORM waar op scholen in verschillende regio’s
mee gewerkt wordt9. In deze aanpak leren jongeren dat zij zelf invloed hebben op hun gevoelens, stemmingen
en emoties en leren ze negatieve gevoelens om te buigen naar positieve.
Ook met K-EET is ingezet op preventie, zoals met de hierboven genoemde website First
EET Kit, de pilot over vroeg interventies, scholingsbijeenkomsten en recent met een
artikel over K-EET in het magazine van Jeugdartsen om ook professionals te ondersteunen
signalen over eetstoornissen vroegtijdig te herkennen.
2. Specifieke adviezen van de Gezondheidsraad t.a.v. comorbiditeit
De Gezondheidsraad geeft aan dat nog weinig wetenschappelijk onderzoek is gedaan naar
de effectiviteit van behandelingen wanneer sprake is van comorbiditeit (één of meer
andere aandoeningen) naast een eetstoornis. De Gezondheidsraad adviseert het veld
om te werken met een transdiagnostisch model wanneer van één of meerdere (psychische)
stoornissen naast een eetstoornis sprake is. Ook adviseert de Gezondheidsraad deskundigheidsbevordering
te stimuleren in bovenregionele netwerken.
Dit zijn adviezen die primair aan het veld zijn gericht. Vanuit K-EET waren al landelijk
dekkende bovenregionale netwerken opgezet in acht regio’s, financieel ondersteund
door VWS. In deze netwerken wordt actief samengewerkt en kennis uitgewisseld en daarmee
wordt de deskundigheid rondom eetstoornissen verder bevorderd.
3. De Gezondheidsraad adviseert om een onderzoeksagenda op te stellen
Het doen van onderzoek naar prevalentie en effectiviteit van behandelen is een taak
die primair ligt bij zorgaanbieders, universitaire centra, professionals en andere
betrokkenen. De Verenging van Nederlandse Gemeenten (hierna: VNG) stimuleert ook onderzoek.
Alle instellingen binnen het landelijk transitie arrangement (LTA) doen onderzoek
naar effectieve jeugdhulp. Een aantal topklinische ggz-instellingen houdt zich specifiek
bezig met onderzoek naar de behandeling van jongeren met een eetstoornis. Ook subsidieert
de VNG de een viertal academische instellingen bij hun kennisfunctie. Hier wordt o.a.
onderzoek gedaan naar de effectiviteit van behandelingen.
Daarnaast houden verschillende netwerken zich bezig met onderzoek, bijvoorbeeld het
Topreferente eetstoornissen netwerk (TEN) en de Nederlandse Academie van Eetstoornissen
(NAE).
Tenslotte is met de Hervormingsagenda Jeugd een brede werkorganisatie Kwaliteit en
Blijvend Leren (KBL) ingericht. In KBL wordt door partijen uit het veld gewerkt aan
een gezamenlijke onderzoeks- en leeragenda.
Vraag 7
Is het volgens u gelukt om eetstoornissen bij kinderen en jongeren in een eerder stadium
te herkennen en te behandelen zoals de bedoeling was? Zo nee, hoe kan dit?
Antwoord 7
Zoals ik in mijn antwoord op vraag 4 aangaf, zijn de afgelopen jaren goede stappen
gezet. In de acht bovenregionale netwerken wordt casuïstiek besproken en is veel meer
kennis beschikbaar om eetstoornissen bij kinderen en jongeren eerder te herkennen
en te behandelen. De samenwerking tussen professionals rondom een jeugdige is daarmee
ook verbeterd, bijvoorbeeld tussen specialisten en huisartsen of poh-ggz. Tenslotte
worden regio bijeenkomsten die door K-EET worden georganiseerd voor professionals
zeer goed bezocht. Daarmee wordt de kans dat een eetstoornis eerder wordt (h)erkend
vergroot.
Vraag 8
Hoe verklaart u het dat ondanks de alarmerende berichten en de heldere taal van bewindspersonen
in de afgelopen jaren de wachttijd in de GGZ alleen maar is toegenomen en volgens
de informatiekaart10 van de NZA van 11 weken in december 2022 naar 14 weken in mei 2023 naar zelfs 15
weken in december 2023 is gestegen? Is de wachttijd sinds eind 2023 verder gestegen
of gedaald?
Antwoord 8
De geestelijke gezondheidszorg staat voor een aantal grote uitdagingen. Het psychisch
welbevinden van mensen blijft afnemen11 en daarmee ook de behoefte aan psychische zorg of ondersteuning. Dit laten ook de
cijfers van de NZa zien. Tegelijkertijd is sprake van personele krapte en een daarmee
samenhangend structureel capaciteitstekort12. Dit alles maakt dat het terugdringen van de wachttijden geen simpele oplossing kent
maar vraagt om een brede aanpak en een lange adem. Met het Integraal Zorgakkoord (IZA),
het Gezond en Actief Leven Akkoord (GALA) en de Aanpak Mentale gezondheid van ons
allemaal zijn daartoe de eerste stappen gezet.
De meest recente wachttijdcijfers komen uit de informatiekaart die de NZa op 4 april
jl. heeft gepubliceerd13. Dit zijn cijfers tot en met december 2023. Na de zomer komt de NZa met nieuwe cijfers.
Vraag 9
Wat is er concreet gebeurd toen duidelijk werd dat de wachttijd alleen maar verder
toenam? Wat is uw kwalificatie aangezien uw ambtsvoorganger in 2021 al zei dat het
«code zwart» was?
Antwoord 9
Dat mensen te lang moeten wachten op de hulp die zij nodig hebben is zorgelijk en
onwenselijk. Tegelijkertijd zie ik ook dat er niet één pasklare oplossing voor dit
probleem is. Zoals ik in mijn antwoord op vraag 8 is het oplopen van wachttijden een
resultaat van een veelheid aan factoren. Het verbeteren van de toegankelijkheid van
de ggz vergt een brede aanpak, waar ik mij – evenals mijn ambtsvoorganger – hard voor
maak met onder andere het IZA, het GALA, de Hervormingsagenda Jeugd en de Aanpak Mentale
gezondheid van ons allemaal14.
Vraag 10
Wat gebeurt er specifiek om ouders en anderen in het directe netwerk te ondersteunen?
Krijgen organisaties die zich hiermee bezig houden voldoende hulp vanuit het Ministerie
van VWS?
Antwoord 10
Vanuit K-EET is op de website First Eet Kit informatie aanwezig voor ouders en naasten
van jongeren met een eetstoornis. Daar worden ook tips gegeven en verwijzingen naar
relevante organisaties en websites gedeeld. Ook vanuit (ervaringsdeskundige) organisaties
wordt ondersteuning aangeboden aan ouders. Een voorbeeld hiervan is de webinar «eerste
hulp bij eetstoornissen» die georganiseerd wordt door stichting Kiem.
Het is belangrijk dat behandelaren ouders goed betrekken bij een behandeling. Zowel
in de zorgstandaard eetstoornissen, als de richtlijn samen met ouders en jeugdigen beslissen over passende hulp, wordt dit benadrukt. De zorgstandaard en richtlijn dienen als handvat voor professionals
bij het uitvoeren van de zorg.
Tot slot wordt de patiëntenvereniging voor eetstoornissen, WEET, financieel ondersteund
door VWS via de subsidieregeling voor patiënten en gehandicaptenorganisaties.
Vraag 11
Wat zijn uw specifieke plannen om de hulp aan jongeren en volwassenen met een eetstoornis
substantieel te verbeteren de komende jaren? Welke concrete maatregelen en doelen
gaat u stellen? Hoe kan de Kamer dit controleren?
Antwoord 11
In 2023 is opnieuw een subsidie verstrekt aan K-EET. Deze loopt tot 2026 zodat kan
worden doorgebouwd op de eerdere resultaten. K-EET wil de komende jaren de netwerkaanpak
verder door ontwikkelen, herkenning van eetstoornissen verder verbeteren en vroege
behandeling van eetstoornissen stimuleren, en nog meer kennis ontwikkelen, benutten
en beschikbaar stellen.15
Vraag 12
Welk aanbod is er voor cliënten die op een wachtlijst staan? Wat kunnen zelfregiecentra
op basis van ervaringsdeskundigheid hierin bieden? Kunt u in de uitwerking van onze
motie (Kamerstuk 25 424, nr. 691)16 over structurele financiering van zelfregiecentra, ook het hulpaanbod voor mensen
met een eetstoornis meenemen?
Antwoord 12
Er zijn verschillende initiatieven om mensen gedurende de periode dat zij op een wachtlijst
staan te begeleiden of ondersteunen. Voorbeelden hiervan zijn het initiatief van de
«Wachtverzachter» in Dronten, de wachttijdondersteuning van Kompassie in Den Haag,
de eerder genoemde website First Eet Kit, websites van ervaringsdeskundigen, verschillende
zelfregie- en herstelhuizen, de pilot van GGNet in Zutphen om de wachttijden terug
te dringen en webinars van Stichting Kiem. Ook bieden steeds meer ggz-aanbieders e-health
aan tijdens het wachten, zoals de app Superbrains van Parnassia. De POH-ggz kan ook
kortdurend cliënten met (lichte) psychische klachten begeleiden of ondersteunen. In
de brief van mijn ambtsvoorganger naar aanleiding van het SO over het MIND onderzoek
wachttijden ggz wordt nader op deze voorbeelden in gegaan (Kamerstuk 25 424, nr. 678).
Ook verwijs ik naar de brief van 19 juni 2024 van mijn ambtsvoorganger17. Daarin is aangegeven dat de «Stuurgroep Toegankelijkheid en wachttijden» is verzocht
om, in afstemming met de regionale versnellers, te kijken naar mogelijkheden mensen
bij verwijzing naar de ggz meer informatie te bieden over waar men in de regio terecht
kan voor ondersteuning tijdens het wachten op behandeling in de ggz. Daarbij is het
streven eind 2024 te starten met het aanbieden van deze informatie bij de verwijzing.
Tegelijk bieden veel gemeenten een sociale kaart aan waar aanbod op het gebied van
zorg en welzijn zichtbaar is. Zelfregie centra kunnen een belangrijke bijdrage leveren
aan de ondersteuning van mensen die op een wachtlijst staan. In het IZA is afgesproken
om in vijf jaar toe te werken naar een landelijk dekkend netwerk van laagdrempelige
steunpunten en e-communities, waar iedere inwoner zonder indicatie toegang tot heeft
en waar je kunt werken aan je herstel. Gemeenten kunnen voor het realiseren van deze
IZA afspraak financiële middelen aanvragen. De steunpunten zijn voor een brede groep
mensen toegankelijk, in de opzet en financiering van de steunpunten wordt daarom niet
gestuurd op specifieke doelgroepen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
V.P.G. Karremans, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.