Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Piri over het artikel 'Kolonisten in Palestijns gebied krijgen hun helmen en drones van orthodox-christelijk Nederland'
Vragen van het lid Piri (GroenLinks-PvdA) aan de Ministers van Buitenlandse Zaken en van Financiën over het artikel «Kolonisten in Palestijns gebied krijgen hun helmen en drones van orthodox-christelijk Nederland» (ingezonden 7 maart 2024).
Antwoord van Minister Veldkamp (Buitenlandse Zaken), mede namens de Minister voor
Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp en de Staatssecretaris van Financiën (ontvangen
18 juli 2024).
Vraag 1
Bent u bekend met het artikel «Kolonisten in Palestijns gebied krijgen hun helmen
en drones van orthodox-christelijk Nederland» van Trouw, d.d. 4 maart 2024?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Was u op de hoogte van de financiële donaties door Christenen voor Israël aan kolonisten
in bezet Palestijns gebied, bestemd voor faciliteiten in en de beveiliging van illegale
nederzettingen?
Antwoord 2
Nee. Het ministerie heeft geen contact gehad met Christenen voor Israël en is niet
geïnformeerd over de in het artikel genoemde bestemming van deze financiële donaties.
Vraag 3
Herinnert u zich uw gevestigde standpunt, ook uitgedragen in Europese Unie (EU)-verband,
dat de nederzettingen strijdig zijn met het internationaal recht?
Antwoord 3
Ja.
Vraag 4
Deelt u de mening dat dergelijke financiële donaties de nederzettingen bestendingen
en daarmee het voortduren van ernstige schendingen van het internationaal recht faciliteren?
Antwoord 4
Nederland en de EU beschouwen Israëlische nederzettingen in bezet gebied als strijdig
met internationaal recht en een obstakel voor het bereiken van een twee-statenoplossing.
Nederland acht het dan ook onwenselijk dat individuen of organisaties hieraan bijdragen.
Vraag 5
Klopt het dat Christenen voor Israël, dat deze financiële donaties in Nederland actief
werft, een ANBI-status heeft? Zo ja, betekent dit dat dergelijke donaties met fiscale
voordelen door Christenen voor Israël worden geworven?
Antwoord 5
Ja, in het ANBI-register op de website van de belastingdienst staat de stichting vermeld
met de naam stichting Christenen voor Israël. Aan de ANBI-status zijn enkele fiscale
voordelen verbonden. Omdat de belastingdienst is gehouden aan de geheimhoudingsplicht
van artikel 67 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) kan geen nadere informatie
worden verstrekt over individuele instellingen.
Vraag 6
Past het binnen de voorwaarden voor een ANBI-status om met belastingvoordelen gelden
te werven die bijdragen aan (de instandhouding van) ernstige schendingen van het internationaal
recht, die lijnrecht indruisen tegen het Nederlandse buitenlandbeleid?
Antwoord 6
Om als ANBI te kunnen worden aangemerkt moet een instelling (onder meer) uitsluitend
of nagenoeg uitsluitend (ten minste 90%) het algemeen nut beogen. Het begrip «algemeen
nut» is in de wet neutraal vormgegeven en wordt, zoals ook uit de jurisprudentie blijkt,
neutraal getoetst. Dit is een belangrijke eigenschap van de ANBI-regelgeving maar
kan soms ongemakkelijk voelen als sprake is van gedrag van ANBI’s dat conflicteert
met gangbare maatschappelijke waarden en opvattingen. Dit is echter inherent aan het
neutrale karakter van de ANBI-regelgeving. Het kabinet vindt het belangrijk dat burgers
die zich voor maatschappelijke doelen willen inzetten, voldoende keuze hebben en ook
kunnen bepalen welke activiteiten van ANBI’s zij wenselijk vinden. Tegelijkertijd
vindt het kabinet het belangrijk om zich uit te spreken over wat het kabinet als wenselijk
maatschappelijk gedrag ziet en dit uit te dragen. Daarom wordt langs verschillende
lijnen gewerkt aan het bestrijden van ongewenst gedrag door maatschappelijke organisaties,
zoals ANBI’s. De grens van de vrijheid van ANBI’s om hun doelen na te streven ligt
bij overtreding van de wet of daar waar een instelling door de rechter verboden wordt.
De wet biedt de mogelijkheid om in gevallen waar overduidelijk (strafrechtelijke)
grenzen zijn overschreden de ANBI-status af te wijzen of in te trekken. Dit gebeurt
op basis van de integriteitstoets. Als de Belastingdienst reden heeft om te twijfelen
aan de integriteit van een instelling of een persoon die daarbij betrokken is, kan
de Belastingdienst vragen om een VOG. Als de VOG niet wordt aangeleverd, krijgt de
instelling de ANBI-status niet of wordt deze ingetrokken. Verdenkingen, niet-vervolgbare
activiteiten of handelingen die simpelweg niet aansluiten bij eenieders overtuiging
van wat behoort tot het «algemeen nut» zijn geen redenen om een instelling de ANBI-status
te ontnemen.
Concreet betekent dit dat een donatie, die vervolgens wordt aangewend voor de financiering
van goederen ter bescherming van levens, zoals (onderdelen voor) scherf- en kogelwerende
vesten en beschermende helmen, in de context van de ANBI-regelgeving als algemeen
nuttig kan worden beschouwd. Het moet daarbij gaan om goederen die uitsluitend dienen
ter bescherming van levens en de goederen mogen dus niet worden gebruikt voor het
plegen van geweld. De levering en/of financiering van goederen die (kunnen) worden
gebruikt voor het plegen van geweld (zoals wapens en munitie) valt echter niet onder
een van de huidige algemeen nut categorieën. Als de Belastingdienst constateert dat
een ANBI niet meer voldoet aan de voorwaarden, kan dat aanleiding zijn voor het intrekken
van de ANBI-status.
In geval van levering van militaire goederen als scherf- en kogelwerende vesten en
helmen door middel van uitvoer vanuit Nederland geldt dat deze uitvoer vergunningplichtig
is en conform de gebruikelijke procedure zorgvuldig wordt getoetst aan de Europese
criteria voor wapenexportcontrole. Hiervan is in dit geval geen sprake.
Vraag 7
Hoe verhoudt zich de fiscaal gesteunde fondsenwerving van Christenen voor Israël ten
dienste van illegale nederzettingen tot het Nederlandse ontmoedigingsbeleid, ook in
het licht van het feit dat het aan Christenen voor Israël gelieerde bedrijf Israël
Producten Centrum producten uit nederzettingen verkoopt?
Antwoord 7
Zoals aangegeven in de beantwoording van vraag 6, betreft de ANBI-regelgeving nationaal
fiscaal beleid. Het ontmoedigingsbeleid met onder andere het handelsinstrumentarium,
is van toepassing op Nederlandse bedrijven waar het gaat om internationale activiteiten
die zij ontplooien in of ten behoeve van Israëlische nederzettingen in bezet Palestijns
Gebied. Het kabinet acht dergelijke activiteiten onwenselijk.
Vraag 8
Heeft u aanwijzingen dat kolonisten en/of «beveiligingsteams» van nederzettingen,
die van fiscaal gesteunde financiële donaties door Christenen voor Israël profiteren,
betrokken zijn bij kolonistengeweld? Zo ja, wilt u die aanwijzingen met de Kamer delen?
Zo nee, wilt u dit risico nader onderzoeken en uw bevindingen aan de Kamer rapporteren,
ook in het kader van de motie Dassen c.s. (Kamerstuk 36 410 V, nr. 75)?
Antwoord 8
Nee, dergelijke aanwijzingen zijn het kabinet niet bekend. Nederland acht het onwenselijk
dat individuen of organisaties bijdragen aan nederzettingen, maar het is Nederlandse
private partijen niet verboden om (ondersteunende) relaties aan te gaan met partijen
uit Israëlische nederzettingen.
Motie Dassen (Kamerstuk 36 410 V, nr. 75) verzoekt de regering sancties op te leggen aan Israëlische kolonisten die zich schuldig
maken aan misdaden op de Westelijke Jordaanoever. Het kabinet heeft hieraan uitvoering
gegeven door zich in de EU in te zetten voor sancties tegen personen en organisaties
betrokken bij mensenrechtenschendingen tegen Palestijnen op de Westelijke Jordaanoever.
Op 19 april jl. heeft de EU een sanctiepakket aangenomen tegen vier personen en twee
entiteiten. In het kader van de motie Piri (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2870) blijft het kabinet zich inzetten voor aanvullende maatregelen. In zijn algemeenheid
geldt dat wanneer een persoon of entiteit op de sanctielijst is geplaatst er onder
het Europese mensenrechtensanctieregime een tegoedenbevriezing, een verbod om de EU
in te reizen en een verbod aan eenieder in de EU om tegoeden of economische middelen
ter beschikking te stellen aan actoren op de lijst geldt. Dit laatste verbod omvat
ook alle vormen van financiële steun of levering van goederen zoals beschermingsmiddelen.
Vraag 9
Wilt u deze vragen afzonderlijk en zo spoedig mogelijk beantwoorden?
Antwoord 9
De vragen zijn afzonderlijk beantwoord, helaas is het niet gelukt om de vragen eerder
te beantwoorden.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.C.J. Veldkamp, minister van Buitenlandse Zaken -
Mede namens
F.L. Idsinga, staatssecretaris van Financiën -
Mede namens
R.J. Klever, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.