Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Kathmann en Westerveld over het onterecht verwijderen van foto’s en video’s van mensen met een zichtbare beperking
Vragen van de leden Kathmann en Westerveld (beiden GroenLinks-PvdA) aan de Staatssecretaris en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Ministers van Justitie en Veiligheid, van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en van Economische Zaken en Klimaat over het onterecht verwijderen van foto’s en video’s van mensen met een zichtbare beperking (ingezonden 23 april 2024).
Antwoord van Staatssecretaris Van Huffelen (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties),
mede namens de Ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport (ontvangen 28 juni 2024). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar
2023–2024, nr. 1801.
Vraag 1
Ontvangt u signalen dat beeldmateriaal van mensen met een beperking onterecht wordt
afgeschermd en verwijderd van Facebook?
Antwoord 1
In algemene zin merk ik dat de moderatiekeuzes van grote platforms kunnen leiden tot
gefronste wenkbrauwen in de samenleving. Content zou onterecht verwijderd worden,
of juist onterecht worden gehandhaafd. Ook is er discussie over of platforms bepaalde
inhoud minder zichtbaar maken in hun netwerk. Over het door u genoemde geval heb ik
geen signalen ontvangen. Laat ik heel helder zijn: discriminatie door grote platformbedrijven
wordt niet geaccepteerd.
Sinds de komst van de Europese digitaledienstenverordening (DSA) worden platforms
verplicht hun moderatiepraktijken duidelijk kenbaar te maken, en waarborgen te bieden
aan gebruikers bij het modereren van inhoud. Voorop staat in ieder geval dat de vrijheid
van meningsuiting en het discriminatieverbod daarin duidelijk moeten worden meegenomen.
Vraag 2
Staat het een groot sociale media platform als Facebook vrij om alledaagse foto’s
en video’s van mensen met een amputatie te verwijderen omdat dit aangemerkt wordt
als «het vieren van lijden of vernedering» en «overmatig gewelddadig» zou zijn? Is
dit volgens u in lijn met nationaal en Europees beleid?
Antwoord 2
Grote sociale media platforms mogen op basis van hun algemene voorwaarden aan moderatie
van inhoud doen. Inhoud die in strijd is met de algemene voorwaarden, mogen zij minder
zichtbaar maken of verwijderen.
Dat is echter geen vrijbrief: de DSA stelt voorwaarden met betrekking tot de transparantie
over inhoudsmoderatie. Zo moet elk moderatiebesluit gemotiveerd worden en moeten gebruikers
geïnformeerd worden over de mogelijkheden in beroep te gaan of bezwaar aan te tekenen
via het intern klachtenafhandelingssysteem van het platform, of waar mogelijk bij
een onafhankelijk geschillenbeslechtingsorgaan.
Bovendien mogen platforms bij het aanbieden van hun diensten niet discrimineren op
grond van handicap. Artikel 5b van de Wet gelijke behandeling op grond van handicap
of chronische ziekte (Wgbh/cz) verbiedt het maken van onderscheid bij het aanbieden
van of verlenen van toegang tot goederen of diensten en bij het sluiten, uitvoeren
of beëindigen van overeenkomsten ter zake. Dit verbod richt zich ook tot sociale media
platforms die in Nederland actief zijn. Op basis van deze wet is het ook mogelijk
om een uitspraak te vragen van het College voor de rechten van de mens ten aanzien
van de vraag of en wanneer er sprake is van ongeoorloofd onderscheid (art. 12 Wgbh/cz,
in samenhang met artikel 10 Wet College voor de rechten van de mens).
Vraag 3
Hoe beoordeelt u het verwijderen en afschermen van foto's en video's van mensen met
een zichtbare beperking door sociale media platforms als het gaat om uitingen geplaatst
door mensen die zelf een beperking hebben, belangenorganisaties en journalistieke
organisaties? Kunt u op iedere doelgroep apart ingaan?
Antwoord 3
Het verwijderen van content mag nooit leiden tot discriminatie. Grote sociale media
platforms doen aan moderatie van de inhoud en maken daarbij constant afwegingen tussen
verschillende belangen en rechten. Daarbij dienen sociale media platforms rekening
te houden met het verbod van onderscheid, zoals opgenomen in de Wgbh/cz. Het verwijderen
van foto’s en video’s van mensen met een zichtbare beperking die deze personen op
eigen accounts hebben geplaatst, is mogelijk discriminerend. De platforms dienen zich
ten opzichte van alle aanwezige content te houden aan dit verbod. Dat geldt dus voor
content geplaatst door individuen, belangenorganisaties en journalistieke organisaties
(of journalisten).
Zoals ook opgemerkt in het vorige antwoord kunnen mensen met een zichtbare beperking
die vermoeden dat beeldmateriaal ten onrechte van hun account wordt verwijderd een
klacht indienen via het intern klachtenafhandelingssysteem van het platform zelf of
waar mogelijk via een onafhankelijk geschillenbeslechtingsorgaan. Daarnaast kunnen
ze het College voor de rechten van de mens verzoeken om een oordeel over de vraag
of het sociale media platform daarmee handelt in strijd met de Wgbh/cz. Ook organisaties
die in overeenstemming met hun statuten de belangen behartigen van diegenen in wier
bescherming de Wgbh/cz beoogt te voorzien, kunnen een beroep doen op de bescherming
van deze wet. Tot slot staat natuurlijk een gang naar de rechter open.
Vraag 4
Bent u het met eens met de stelling dat het vrij kunnen delen van foto's en video's
van mensen met een zichtbare beperking bijdraagt aan de representatie en normalisatie
van deze doelgroep?
Antwoord 4
Iedereen hoort zich vrij te kunnen voelen om foto’s en video’s van zichzelf te delen.
Ik ben het eens met de vragenstellers dat het delen van foto’s en video’s van mensen
met een zichtbare beperking kan bijdragen aan de representatie en normalisatie van
deze doelgroep, afhankelijk van het beeld of videomateriaal en in welke context dit
wordt gedeeld.
Vraag 5
Wat gaat u verder doen om mensen met een zichtbare beperking in uw eigen uitingen
een prominentere plek te geven, bijvoorbeeld door inclusieve stockfoto's te gebruiken
en beschikbaar te stellen voor derden?
Antwoord 5
Ik erken het belang van representatie en inclusie in de communicatie-uitingen, en
zal me blijvend inzetten om beeld te ontwikkelen en te gebruiken conform de aanbevelingen
uit het onderzoek «Diversiteit in Beeld» van de Dienst Publiek en Communicatie en
de tips die daarin zijn opgenomen voor inclusief beeldgebruik.1
Vraag 6
Welke Nederlandse en Europese wetgeving stelt eisen aan de wijze waarop content op
grote online platforms gemodereerd moet worden? Welke zekerheid wordt hierin geboden
dat mensen met een zichtbare beperking foto’s en video’s van zichzelf kunnen plaatsen
op hun eigen sociale media kanalen net als iedere andere gebruiker?
Antwoord 6
De DSA legt voorwaarden op aan de manier waarop inhoudsmoderatie moet worden uitgevoerd.
Zo moet een besluit om inhoud te verwijderen gemotiveerd worden en moet een vorm van
bezwaar of beroep openstaan. Indien een sociaal media platform inhoud modereert, dan
verplicht de DSA bovendien om daarbij gepaste aandacht te hebben voor de rechten en
legitieme belangen van alle betrokkenen, waaronder de fundamentele rechten uit het
handvest zoals de vrijheid van meningsuiting en het recht van non-discriminatie.
Zoals in het antwoord op vraag 2 ook is opgemerkt, dienen online platforms die actief
zijn in Nederland rekening te houden met de Wgbh/cz. Deze wet bevat onder meer een
verbod op discriminatie bij het aanbieden van diensten, waaronder ook online dienstverlening
wordt begrepen (vergelijk College voor de rechten van de mens, oordeel 2020-106, overweging 6.1).
Kort gezegd beschermt de DSA de vrijheid van meningsuiting van burgers om niet-illegale
inhoud te uiten, en bijvoorbeeld in bezwaar te gaan tegen moderatiebesluiten zoals
verwijdering. Daarnaast verplicht het platforms om hun systemen zo in te richten dat
systeemrisico’s en negatieve effecten op de samenleving worden beperkt.
Artikel 34, eerste lid, onder b en c, van de DSA verplicht platforms rekening te houden
met «eventuele werkelijke of voorzienbare negatieve effecten met betrekking tot ernstige
negatieve gevolgen voor het geestelijke welzijn van de persoon», en met «werkelijke
of voorzienbare negatieve effecten op de uitoefening van de grondrechten, met name
het in artikel 21 van het Handvest verankerde grondrecht op non-discriminatie.»
Aanbieders van zeer grote online platforms en van zeer grote online zoekmachines moeten
met name rekening houden met de vraag of en hoe het ontwerp van hun aanbevelingssystemen
en andere relevante algoritmische systemen, hun inhoudsmoderatiesystemen, de toepasselijke
algemene voorwaarden en de handhaving ervan, systemen voor de selectie en weergave
van reclame en data-gerelateerde praktijken van de aanbieder van invloed zijn op deze
systeemrisico’s.
Onder artikel 35 van de DSA worden aanbieders van zeer grote online platforms en van
zeer grote online zoekmachines verplicht om redelijke, evenredige en doeltreffende
risicobeperkende maatregelen te nemen die zijn toegesneden op de specifieke systeemrisico’s.
Dergelijke maatregelen omvatten aanpassing van het ontwerp, de kenmerken of de werking
van hun diensten, met inbegrip van hun online-interfaces, aanpassing van hun algemene
voorwaarden en de handhaving ervan, aanpassing van inhoudsmoderatieprocedures, testen
en aanpassing van hun algoritmische systemen, met inbegrip van hun aanbevelingssystemen,
het nemen van bewustmakingsmaatregelen en aanpassing van hun online-interface om de
gebruikers van de dienst meer informatie te verschaffen.
Vraag 7
Welke Nederlandse en Europese wetgeving beschermt het recht van mensen met een zichtbare
beperking om beeldmateriaal van zichzelf te delen op het internet? Op welke wijze
kan u sociale media platforms verplichten om dergelijke foto’s en video’s niet ten
onrechte af te schermen of te verwijderen?
Antwoord 7
Het delen van informatie op internet, waaronder beeldmateriaal, valt onder het recht
op de vrijheid van meningsuiting (zoals neergelegd in artikel 7 Grondwet, artikel 10
EVRM en artikel 11 van het EU-Grondrechtenhandvest). Dit recht beschermt mensen tegen
een ongerechtvaardigde beperking van de vrije meningsuiting door de overheid. In het
geval van sociale media platforms gaat het om een horizontale relatie tussen bedrijven
en mensen, waarvoor de DSA regels geeft, zoals transparantie over inhoudsmoderatie.
In 2016 heeft Nederland het VN-verdrag inzake de rechten van personen met een handicap
geratificeerd. In het verlengde daarvan is de Wgbh/cz uitgebreid met een verbod van
onderscheid op grond van handicap of chronische ziekte bij het aanbieden van en het
verlenen van toegang tot goederen en diensten. De wet biedt mensen met een zichtbare
beperking dus bescherming tegen discriminatie op grond van hun zichtbare handicap
bij online dienstverlening.
Vraag 8
Welke rol speelt de Digital Services Act (DSA) in het handhaven op de gelijke behandeling
van internetgebruikers met een zichtbare beperking als zij foto’s en video’s van zichzelf
delen en hun ervaringen openlijk delen?
Antwoord 8
De DSA stelt regels aan aanbieders van tussenhandeldiensten, met name als het gaat
om hun rol en verantwoordelijkheid bij inhoud die als illegaal of onverzoenbaar met
de algemene voorwaarden wordt aangemerkt. Eén van de doelen van de DSA is om daarin
ook de mensenrechten te beschermen. Dat doet de DSA onder meer door ervoor te zorgen
dat inhoudsmoderatie gebeurt met waarborgen, en door rechten te bieden aan mensen
die zich daarin benadeeld voelen. Voor een uiteenzetting verwijs ik graag naar het
antwoord op vraag 6.
Vraag 9
Op welke manieren kan iemand melding doen als zij vermoeden dat beeldmateriaal van
mensen met een zichtbare beperking ten onrechte wordt verwijderd? Wat is de rol van
de overheid en nationale toezichthouders om in te grijpen als er sprake is van discriminatie?
Antwoord 9
Op grond van de DSA kunnen gebruikers hun recht halen door direct bij het platform
te klagen via een intern klachtenafhandelingssysteem, indien mogelijk een buitenrechtelijke
geschillenprocedure te starten, of naar de rechter te stappen. Ook kunnen zij een
klacht indienen bij de zogenoemde «digitaledienstencoördinator», ofwel de primaire
toezichthouder op de DSA. In Nederland is dat de Autoriteit Consument en Markt (ACM).
Daarnaast kunnen mensen met een zichtbare beperking die vermoeden dat beeldmateriaal
ten onrechte van hun account wordt verwijderd het College voor de rechten van de mens
verzoeken om een oordeel over de vraag of het sociale media platform daarmee handelt
in strijd met de Wgbh/cz.
Vraag 10
Hoe vaak heeft u overleg met vertegenwoordigers van sociale media platforms over de
naleving van Nederlandse en Europese wetgeving over anti-discriminatie? Doen platforms
in uw beleving voldoende om de gelijke rechten van gebruikers met en zonder zichtbare
beperking te beschermen? Zo niet, hoe gaat u platforms dwingen tot verbetering?
Antwoord 10
Het toezicht op de naleving van de DSA door zeer grote online platforms ligt primair
bij de Europese Commissie. De toezichthouder in de lidstaat waar zo’n platform gevestigd
is, is gedeeltelijk mede bevoegd. Zo is de toezichthouder in Ierland mede bevoegd
voor bijvoorbeeld Instagram, TikTok en YouTube. Terwijl de ACM (mede) bevoegd is voor
sociale media platforms zoals Snap, Reddit en Discord. De toezichthouders gaan toezien
op de naleving en deze zo nodig verbeteren. Daarbij zullen ze waarschijnlijk ook in
gesprek gaan met de platforms indien er klachten zijn binnengekomen of als uit onderzoek
daar een noodzaak toe blijkt.
Omdat het toezicht elders is belegd, heb ik zelf geen zicht op welke manier platforms
zorgen dat de gelijke rechten van gebruikers met en zonder zichtbare beperking worden
beschermd. Ik vind het wel van belang dat deze gebruikers niet worden gediscrimineerd.
Vraag 11
Bent u bereid in gesprek te gaan met ervaringsdeskundigen en vertegenwoordigers van
mensen met een beperking om in beeld te brengen op welke manieren grote online platforms
mensen met een beperking nu benadelen? Kunt u dit vervolgens aankaarten bij de nationale
en Europese vertegenwoordigers van grote online platforms?
Antwoord 11
Vanuit mijn coördinerende rol als Staatssecretaris van Digitalisering vind ik het
belangrijk dat de zorgen van ervaringsdeskundigen en vertegenwoordigers van mensen
met een beperking worden gehoord. In de «Voortgangsbrief Rijksbrede strategie voor
de effectieve aanpak van desinformatie en aankondiging nieuwe acties» vertel ik dat
het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties de volgende stap zet
in een verkenning van een meldvoorziening, een geschillenbeslechtingsorgaan (zoals
in artikel 21 van de DSA) en een kenniscentrum. Hier zouden burgers over de hele EU
terecht kunnen voor geschillenbeslechting betreffende contentmoderatie besluiten van
online platformen. Onderdeel van deze volgende stap is het ophalen van de ervaringen
en behoeften van mensen en groepen die nadelen ondervinden van contentmoderatie besluiten
van sociale media platformen. Zoals mensen met een beperking. Zodat we samen een effectief
orgaan kunnen vormgeven en ongelijke behandeling door sociale media platformen kunnen
tegengaan.
Daarnaast hebben de Ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Justitie
en Veiligheid, Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
en Langdurige Zorg en Sport uw Kamer op 22 februari 2023 een Kamerbrief2 gestuurd over de aanpak van online discriminatie, racisme en hate speech. In de brief
is een inventarisatie gemaakt van lopend beleid en wordt benadrukt dat het kabinet
de komende jaren inzet op een meer geïntegreerde, samenhangende en gestructureerde
aanpak. Deze aanpak krijgt vorm aan de hand van de pijlers ondersteuning van slachtoffers,
bewustwording, verantwoordelijkheden van en samenwerking met internetpartijen, consequenties
voor daders en betere registratie en onderzoek, zoals ook wordt opgeroepen in de aanbeveling
van de Raad van Europa. Deze pijlers worden op dit moment uitgewerkt tot concrete
acties door een interdepartementale werkgroep. Deze uitwerking vindt onder andere
plaats door sessies met het veld over deze thematiek. Deze uitwerking zal voor het
einde van de zomer aan uw Kamer worden gestuurd.
Vraag 12
Kunt u deze vragen afzonderlijk beantwoorden?
Antwoord 12
Ja.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A.C. van Huffelen, staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
Mede namens
C. Helder, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede namens
H.M. de Jonge, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.