Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op de leden Bamenga, Hirsch, Dobbe, Koekkoek en Ceder over het bericht ‘Nederlands bedrijf negeert ernstige schendingen in Saudi-Arabië’
Vragen van de leden Bamenga (D66), Hirsch (GroenLinks-PvdA), Dobbe (SP), Koekkoek (Volt) en Ceder (ChristenUnie) aan de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking over het bericht «Nederlands bedrijf negeert ernstige schendingen in Saudi-Arabië» (ingezonden 29 mei 2024).
Antwoord van Minister Schreinemacher (Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking)
(ontvangen 27 juni 2024). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2023–2024,
nr. 2045.
Vraag 1
Bent u bekend met de briefing van Amnesty International getiteld «Nederlands bedrijf
negeert ernstige schendingen in Saudi-Arabië»?1
Antwoord 1
Ja
Vraag 2
Kunt u reageren op de conclusie dat een Nederlands bedrijf, met behulp van de overheid,
heeft bijgedragen aan het schenden van mensenrechten?
Antwoord 2
Het kabinet neemt bevindingen van maatschappelijke organisatie waaronder Amnesty International
serieus. De onderwerpen die de briefing van Amnesty International worden genoemd zijn
onderdeel van de structurele mensenrechtendialoog die Nederland als enige land, naast
de Europese Unie, met Saoedi-Arabië onderhoudt. Met deze dialoog richten we ons op
het bespreken van bredere mensenrechtenaspecten in Saoedi-Arabië die buiten de invloedssfeer
van de ketenverantwoordelijkheid van bedrijven kunnen liggen.
Vraag 3
Bent u het ermee eens dat volgens de richtlijnen van de Organisatie voor Economische
Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) en het Nederlandse beleid inzake Internationaal
Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (IMVO) bedrijven niet enkel verantwoordelijkheid
dragen voor de rechten van degenen die zij zelf in dienst hebben, maar ook voor de
rechten van andere mensen die worden geraakt door hun bedrijvigheid? En deelt u de
opvatting dat die verantwoordelijkheid dus ook geldt als mensen van hun land worden
verdreven en worden vervolgd als zij hiertegen protesteren?
Antwoord 3
De OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen inzake maatschappelijk verantwoord
ondernemen (OESO-richtlijnen) en de UN Guiding Principles on Business and Human Rights
vormen de basis van het IMVO-beleid. Het kabinet verwacht van alle Nederlandse bedrijven
die internationaal ondernemen dat zij gepaste zorgvuldigheid in lijn met deze normen
toepassen om negatieve gevolgen voor mens en milieu in hun bedrijfsvoering en waardeketens
te identificeren en aan te pakken. De OESO-richtlijnen bevelen ondernemingen daarbij
aan om maatregelen te nemen om een veilige ruimte te creëren waarin zorgen over negatieve
gevolgen zonder represailles kunnen worden geuit. Gepaste zorgvuldigheid is de verantwoordelijkheid
van bedrijven zelf. De Nederlandse overheid informeert bedrijven over het belang van
IMVO en het toepassen van gepaste zorgvuldigheid en biedt dienstverlening om bedrijven
hierin te ondersteunen.
Vraag 4
Zijn er andere Nederlandse bedrijven betrokken bij het project «The Line» en, zo ja,
kunt u toezeggen in gesprek met deze bedrijven te gaan over hun verantwoordelijkheid
met betrekking tot het waarborgen van mensenrechten?
Antwoord 4
Ja, er zijn meerdere Nederlandse bedrijven betrokken bij het project «The Line». De
verantwoordelijkheid met betrekking tot het waarborgen van mensenrechten (en in breder
verband IMVO) ligt bij de bedrijven en het onderstrepen van de OESO-richtlijnen maakt
onderdeel uit van de reguliere contacten die RVO en de ambassade in Saoedi-Arabië
onderhouden met deze bedrijven.
Vraag 5
Op welke manier zijn ondernemers die deelnamen aan de economische missie naar Saudi-Arabië
in 2022, getoetst op IMVO en hoe zijn zij geïnformeerd over de risico’s? Zijn er deelnemende
bedrijven die na afloop van de economische missie nog ondersteund zijn bij economische
activiteiten in Saudi-Arabië?
Antwoord 5
Deelnemende bedrijven aan de economische missies naar Saoedi-Arabië in 2022 en 2024
hebben voldaan aan het IMVO kader voor economische missies.2 Zij hebben de IMVO-zelfscan ingevuld welke vragen stelt over de toepassing van de
zes stappen van gepaste zorgvuldigheid. Zoals eerder medegedeeld aan Amnesty International,
gaven de uitkomsten van deze zelfscans geen aanleiding tot nader onderzoek. Enkele
bedrijven die deelnamen aan de economische missie in 2022, maakten ook in 2024 onderdeel
uit van een economische missie op het gebied van tuinbouw en water naar Saoedi-Arabië.
Voorafgaand en tijdens deze recente economische missie is een presentatie gegeven
over IMVO, waarin de verwachtingen van de Nederlandse overheid op het gebied van IMVO
zijn gedeeld met betrokken Nederlandse bedrijven. Hierin was tevens een rol weggelegd
voor de regionale IMVO-expert in de Golfregio (zie tevens het antwoord op vraag 8).
Vraag 6
Geven de conclusies uit deze briefing aanleiding om de voorwaarden met betrekking
tot IMVO voor deelname aan economische missies aan te scherpen? Zo ja, hoe? Zo nee,
waarom niet?
Antwoord 6
De conclusies in de briefing geven geen aanleiding om de voorwaarden met betrekking
tot IMVO voor deelname aan economische missies aan te scherpen. Toepassing van de
OESO-richtlijnen wordt als voorwaarde gesteld aan alle bedrijven om deel te kunnen
nemen aan een economische missie. In combinatie met de voorlichting die in het kader
van economische missies aan bedrijven wordt gegeven over IMVO-risico's, vormt dit
coherent beleid waarmee bedrijven worden geïnformeerd over de verwachting die het
Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft ten aanzien van hun verantwoordelijkheid voor
het opvolgen van de OESO-richtlijnen. Het toepassen van gepaste zorgvuldigheid is
en blijft de verantwoordelijkheid van bedrijven zelf.
Vraag 7
Zouden de acties en uitspraken zoals beschreven in de briefing nog houdbaar zijn onder
de onlangs aangenomen Europese richtlijn voor een gepaste zorgvuldigheidsverplichting
voor ondernemingen? Kunt u aangeven op welke termijn u verwacht deze richtlijn in
Nederland te implementeren?
Antwoord 7
De Corporate Sustainability Due Diligence Directive (CSDDD) verplicht grote bedrijven
gepaste zorgvuldigheid toe te passen in hun waardeketen. De richtlijn draagt daarmee
bij aan het Europees en mondiaal bevorderen van mensenrechten en milieubescherming.
Het kabinet kan zich niet uitspreken over individuele bedrijven en of zij wel of niet
voldoen aan de verplichtingen van de richtlijn. Het is straks aan een onafhankelijk
toezichthouder om dit te beoordelen.
Voor nationale implementatie van de CSDDD zullen de gebruikelijke procedures doorlopen
worden. Na publicatie in het EU Publicatieblad en inwerkingtreding hebben lidstaten
twee jaar de tijd om de CSDDD om te zetten in nationale wetgeving. Om tijdige implementatie
mogelijk te maken zijn de voorbereidingen al gestart.
Vraag 8
Kunt u reageren op elk van de aan de overheid gerichte aanbevelingen in de briefing?
Antwoord 8
In de briefing worden 7 aanbevelingen richting de overheid gedaan. Deze gaan over
het Nederlands handelsbeleid en prioriteitsmarkten, voorwaarden m.b.t. gepaste zorgvuldigheid
op het gebied van mensenrechten voor overheidssteun en de informatieverstrekking hierover.
Hier zal ik kort op ingaan. Ten eerste het Nederlandse handelsbeleid, dat is gericht
op de versterking van ons internationale verdienvermogen. Mensenrechten en handel
sluiten elkaar niet uit en kunnen elkaar aanvullen. Keuzes voor prioriteitsmarkten
en economische relaties die hieruit voortvloeien bieden mogelijkheden om binnen deze
brede bilaterale relatie het gesprek te voeren over gevoelige onderwerpen.
Ten tweede, wat betreft de voorwaarden met betrekking tot mensenrechten due diligence;
deze zijn al ontwikkeld en onderdeel van staand beleid. Het kabinet verwacht van alle
Nederlandse bedrijven die internationaal ondernemen dat zij de OESO-richtlijnen toepassen
om in aanmerking te komen voor het bedrijfsleven instrumentarium. In de toetsing is
sprake van proportionaliteit en deze is gericht op het verbeteren van de verankering
van IMVO en niet op uitsluiting van het instrumentarium. Echter, als blijkt dat een
bedrijf zich niet aan de gestelde voorwaarden houdt, dan kan dit beëindiging (en terugvordering)
van de steun of uitsluiting van een missie tot gevolg hebben.
Tot slot, zet de Nederlandse ambassade in Saoedi-Arabië zich ook actief in om te communiceren
over IMVO risico’s in de lokale context, inclusief mensenrechtenschendingen. Er zijn
leermodules beschikbaar en bedrijven kunnen voor vragen over het toepassen van gepaste
zorgvuldigheid terecht bij het IMVO-steunpunt. Op de landenpagina van Saoedi-Arabië
op de website van de RVO is daarnaast informatie opgenomen over vaak voorkomende lokale
IMVO-risico’s. Bovendien is een regionale IMVO-expert aangesteld in de Golfregio waar
bedrijven terecht kunnen voor vragen en ondersteuning. Het Ministerie van Buitenlandse
Zaken organiseert daarnaast twee keer per jaar een Breed Mensenrechten Overleg met
Nederlandse mensenrechtenorganisaties.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E.N.A.J. Schreinemacher, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.