Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Crijns over het bericht 'Instanties waren jaren op de hoogte van misstanden op zorgboerderij Wekerom'
Vragen van het lid Crijns (PVV) aan de Staatssecretaris van Volksgezondheid Welzijn en Sport over het bericht «Instanties waren jaren op de hoogte van misstanden op zorgboerderij Wekerom» (ingezonden 15 mei 2024).
Antwoord van Staatssecretaris Van Ooijen (Volksgezondheid, Welzijn en Sport), mede
namens de Minister voor Rechtsbescherming (ontvangen 25 juni 2024). Zie ook Aanhangsel
Handelingen, vergaderjaar 2023–2024, nr. 1917.
Vraag 1
Bent u bekend met het artikel: «Instanties waren jaren op de hoogte van misstanden
op zorgboerderij Wekerom?»1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Hoe kan het dat ondanks meldingen van misstanden op de zorgboerderij in Wekerom sinds
2021, er geen adequate maatregelen zijn genomen om de kinderen te beschermen tegen
mishandeling en uitbuiting?
Antwoord 2
Signalen over mogelijke mishandeling en uitbuiting van kwetsbare kinderen zijn ernstig
en moeten serieus worden genomen. Kinderen moeten kunnen opgroeien in een veilige
en zorgzame omgeving. De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) heeft laten weten
recent in totaal 9 signalen en/of meldingen te hebben ontvangen over de zorgboerderij
in Wekerom en beoordeelt deze op dit moment.
Ik kan geen uitspraken doen over specifieke meldingen. Veilig Thuis neemt meldingen
in behandeling over privé personen, niet over organisaties. Over het algemeen geldt
dat bij een melding bij Veilig Thuis van huiselijk geweld of kindermishandeling, Veilig
Thuis aan de hand van de melding waar nodig aanvullende informatie opvraagt om vervolgens
een veiligheids-inschatting te maken. Op basis van die inschatting kijkt Veilig Thuis
wat nodig is om de veiligheid te waarborgen: doorverwijzen naar hulpverlening, een
verdiepend onderzoek of afsluiten zonder vervolg (indien de inschatting is dat er
geen sprake is van huiselijk geweld of kindermishandeling).
Vraag 3 en 4
Welke rol heeft het Leger des Heils gespeeld in het negeren van klachten van ouders,
pleegkinderen en hulpverleners, en welke stappen kunt u nemen om ervoor te zorgen
dat organisaties in de jeugdzorg alle signalen serieus nemen?
Hoe kon het dat het Leger des Heils, dat voogdij had over twee kinderen op de zorgboerderij
in Wekerom, klachten over mishandeling en uitbuiting negeerde? Wat gaat u doen om
te voorkomen dat organisaties met voogdijverantwoordelijkheid in de toekomst dergelijke
signalen missen?
Antwoord 3 en 4
Ik kan geen uitspraken doen over individuele casussen. De gecertificeerde instelling
is als voogd verantwoordelijk om ervoor te zorgen dat het kind wordt verzorgd en opgevoed.
In algemene zin geldt dat als er signalen zijn dat sprake is van mishandeling of uitbuiting,
de gecertificeerde instelling die onderzoekt en na een zorgvuldige afweging kijkt
wat nodig is. Hierbij staat het belang van het kind altijd voorop. Dat kan er mogelijk
toe leiden dat een kind ergens anders wordt geplaatst. Hiervoor kan het soms ook nodig
zijn dat dit eerst aan de kinderrechter wordt voorgelegd en wordt getoetst door de
Raad voor de Kinderbescherming.
Vraag 5
Is er door de betrokken instanties een intern onderzoek ingesteld naar de klachten
over slechte zorg op de zorgboerderij, en zijn er maatregelen getroffen om herhaling
te voorkomen?
Antwoord 5
De Federatie Landbouw en zorg is actief op het terrein van kwaliteitsverbetering van
deze sector. Het betrokken bedrijf was bij deze branchevereniging aangesloten. In
februari 2024 hebben ouders twee klachten ingediend bij de onafhankelijke klachtencommissie
(onder de stichting Geschillen Landbouw en Zorg). Op basis van de uitspraak van de
onafhankelijke klachtencommissie is het keurmerk van de zorgboerderij direct geschorst
en inmiddels ingetrokken, waarmee ook de aansluiting bij de Federatie beëindigd zal
worden. De branchevereniging werkt momenteel aan een interne evaluatie van de toelating
van dit bedrijf, tot het moment van de beëindiging van de aansluiting.
Vraag 6
Bent u bereid een onafhankelijk onderzoek in te stellen naar deze zaak en de conclusies
daarvan te gebruiken om beleid en toezicht binnen de jeugdzorg aan te scherpen?
Antwoord 6
De IGJ onderzoekt op dit moment de inhoud van de meldingen die bij de IGJ gedaan zijn.
Zij zal op basis van haar onderzoek eventuele vervolgacties bepalen. Ik zie dan ook
nu geen noodzaak onafhankelijk onderzoek in te stellen.
Vraag 7
Hoe garandeert u dat de voogden bij het Leger des Heils, en andere organisaties in
de jeugdzorg, altijd de belangen van pleegkinderen centraal stellen en tijdig ingrijpen
bij signalen van misbruik of slechte zorg?
Antwoord 7
Een gecertificeerde instelling heeft in het kader van de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatrel
de wettelijke plicht een kind te beschermen en ervoor te zorgen dat een kind verantwoorde
zorg krijgt. Zoals aangegeven in het antwoord op vragen 3 en 4 geldt dat als er signalen
zijn dat er sprake is van mishandeling of uitbuiting, de gecertificeerde instelling
die onderzoekt en na een zorgvuldige afweging kijkt wat er nodig is. Daarbij staat
het belang van het kind altijd voorop. Dat kan er mogelijk toe leiden dat een kind
ergens anders wordt geplaatst. Verder wordt bij (ernstige) signalen van misstanden
bij een zorgaanbieder dit conform de richtlijnen gemeld bij de IGJ. De IGJ kan dan
nader onderzoek instellen en vervolgacties bepalen.
Vraag 8
Wat gaat u doen om te waarborgen dat kwetsbare kinderen in de jeugdzorg beschermd
worden tegen religieuze indoctrinatie, zoals op deze zorgboerderij is gebeurd?
Antwoord 8
Kinderen horen veilig te zijn in de jeugdhulp en zij verdienen kwalitatief goede zorg.
Zorginstellingen moeten zich houden aan de wetgeving waarin eisen worden gesteld aan
de kwaliteit en veiligheid. Daarnaast is ook de vrijheid van godsdienst en organisatie
een groot goed. Relaties met godsdienstige of religieuze instellingen behoren tot
onze grondwettelijke vrijheden. De IGJ is de aangewezen partij om op te treden wanneer
de kwaliteit en veiligheid van jeugdhulp in het geding is.
Vraag 9
Wat is uw oordeel over de reactie van Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming &
Reclassering, die geen inhoudelijke reactie heeft gegeven op vragen over de misstanden?
Hoe kunt u dit soort respons voorkomen bij vergelijkbare gevallen?
Antwoord 9
Veiligheid en privacy, ook met het oog op de toekomst van het kind, zijn altijd leidend
voor het handelen van de gecertificeerde instelling. Om die reden zijn alle gecertificeerde
instellingen eraan gehouden geen casus-gerelateerde informatie aan derden te verstrekken.
Gelet op de privacy van het kind en het gezinssysteem is het niet wenselijk de gevolgde
werkwijze in een specifieke casus in de media te bespreken. Dit betekent niet dat
een GI niet kritisch naar het eigen handelen kijkt. De GI legt hierover verantwoording
af aan de Inspectie en gaat daarover met de betrokkenen in gesprek.
Vraag 10
Welke concrete plannen heeft u om de toezichtmechanismen bij zorgboerderijen en vergelijkbare
instellingen te versterken, zodat meldingen van misstanden in de toekomst eerder worden
opgepakt en kinderen adequaat worden beschermd?
Antwoord 10
Het toezicht door de IGJ is onafhankelijk en gebaseerd op diverse informatie over
de kwaliteit van de zorg. De IGJ bezoekt jeugdhulpaanbieders, zoals zorgboerderijen,
aan de hand van een risico-inschatting. Dit risico wordt ingeschat op basis van de
verzamelde informatie uit meldingen, signalen en klachten, uitkomsten van eerdere
inspectiebezoeken, jaarverslagen en berichten uit de actualiteit.
In het wetsvoorstel «Wet verbetering beschikbaarheid jeugdzorg», dat momenteel bij
de Tweede Kamer ligt, worden wettelijke eisen gesteld aan de bestuursstructuur en
financiële bedrijfsvoering van jeugdhulpaanbieders. Dit heeft als doel het opdrachtnemerschap
en de kwaliteit van jeugdhulpaanbieders te verbeteren. Het wetsvoorstel regelt ook
het publiekrechtelijk toezicht op deze bepalingen. Met het wetsvoorstel krijgt de
Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) onderzoeks- en toezichtstaken op het terrein van
de Jeugdwet. In dit kader worden ook afspraken gemaakt over gegevensuitwisseling met
andere (toezichthoudende) partijen waaronder de IGJ. Aanvullend hierop verken ik of
het in de rede ligt voor jeugdhulpaanbieders om aan te sluiten bij de vergunningsplicht
zoals deze geldt voor de aanbieders van Zvw- en Wlz-zorg.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M. van Ooijen, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede namens
F.M. Weerwind, minister voor Rechtsbescherming
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.