Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Dijk, Bushoff en Bikker over het bericht ‘Overheid wilde vooral niet te veel uitgeven aan compensatie ‘zorghelden’ met long covid’
Vragen van de leden Dijk (SP), Bushoff (GroenLinks-PvdA) en Bikker (ChristenUnie) aan de Ministers van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over het bericht «Overheid wilde vooral niet te veel uitgeven aan compensatie «zorghelden» met long covid» (ingezonden 24 mei 2024).
Antwoord van Minister Helder (Volksgezondheid, Welzijn en Sport), mede namens de Minister
van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (ontvangen 24 juni 2024). Zie ook Aanhangsel
Handelingen, vergaderjaar 2023–2024, nr. 1978.
Vraag 1
Heeft u het bericht «Overheid wilde vooral niet te veel uitgeven aan compensatie «zorghelden»
met long covid» gelezen en wat is uw reactie hierop?1
Antwoord 1
Ja. Wij lichten onze reactie graag toe in onderstaande antwoorden.
Vraag 2
Herkent u het beeld dat niet de erkenning van mensen met long covid, maar de kosten
sinds de roep om compensatie voorop stond?
Antwoord 2
Het kabinet vindt het zeer betreurenswaardig dat er mensen zijn met langdurige post-COVID
klachten, waardoor zij ingrijpende gevolgen ervaren voor hun werk- en privéleven.
Dit geldt temeer voor zorgmedewerkers die zich hebben ingezet om COVID-19-patiënten
te verzorgen, ondanks alle onzekerheden die het nieuwe virus met zich meebracht. De
financiële ondersteuning die beschikbaar is gesteld is bedoeld als gebaar ter erkenning
van het ontstane leed en de getoonde inzet in een uitzonderlijke situatie voor deze
zorgmedewerkers. Daarvoor dient de Regeling voor zorgmedewerkers met langdurige post-COVID
klachten (hierna: Regeling). Bij het opstellen van deze Regeling speelde het vraagstuk
rondom de juridische houdbaarheid en het gelijkheidsbeginsel. Het kostenaspect heeft
hierbij nooit vooropgestaan. Dat blijkt mede uit het feit dat er ruim voldoende budget
was gereserveerd in 2023. Ook in 2024 is opnieuw budget gereserveerd voor de Regeling.
Dit naar aanleiding van het kabinetsbesluit2 om gehoor te geven aan het verzoek uit de aangenomen motie3 van het lid Dijk c.s. om het bedrag te verhogen naar € 24.010 en het aangenomen amendement4 van het lid Bushoff c.s. om de periode waarin een zorgmedewerker ziek moet zijn gemeld
uit te breiden naar 1 maart tot en met 31 december 2020.
Het kabinet zet zich ook op andere manieren in om de grotere groep mensen met langdurige
post-COVID klachten te helpen en te ondersteunen. Bijvoorbeeld door het financieren
van onderzoek naar de diagnose en behandeling van de klachten en door paramedische
herstelzorg tijdelijk te vergoeden vanuit het basispakket. Voor specifiek de sector
zorg en welzijn heeft de Minister van VWS in 2022 de Regeling Behoud langdurig zieke
zorgwerknemers opengesteld. Met deze regeling konden werkgevers in deze sector een
bijdrage ontvangen in de kosten van de vrijwillige verlengde loondoorbetaling van
de zieke werknemer.
Het kabinet realiseert zich dat het leed voor mensen met langdurige post-COVID klachten
nog steeds groot is. Daarom blijft het noodzakelijk om ons te blijven inzetten voor
deze groep.
Vraag 3
Als u terugkijkt op deze periode vindt u het dan terecht dat ambtenaren zeiden dat
«coronapatiënten niet bijzonder zijn ten opzichte van andere zieken»? Zo nee, waarom
niet?
Antwoord 3
Post-COVID kan, gezien de ernst en het chronische karakter, ontwrichtend zijn in het
leven van mensen. Voor alle werknemers geldt dat er het vangnet is van de arbeidsongeschiktheidsregelingen
en zij na twee jaar ziekte een WIA-aanvraag kunnen indienen. Dit vangnet maakt geen
onderscheid naar de aard en de oorzaak van ziekte. In dat opzicht is de situatie van
de uitgevallen post-COVID patiënten vergelijkbaar met de situatie van hen die zijn
uitgevallen door andere ziekten.
Het kabinet vindt het op zijn plaats om een gebaar ter erkenning te maken voor het
ontstane leed van een bepaalde groep zorgmedewerkers met langdurige post-COVID klachten
die zich in de frontlinie hebben ingezet om COVID-19-patiënten te verzorgen. Deze
groep neemt een bijzondere positie in, gelet op het feit dat zij veelvuldig en intensief
zorg hebben verleend aan COVID-19 patiënten, terwijl nog veel onzeker was over het
verloop en de gevolgen van het COVID-19 virus.
Vraag 4
Klopt het dat de angst voor een gang naar de rechter de doorslaggevende factor was
om long covidpatiënten alsnog te compenseren? Zo nee, wat was dan de doorslaggevende
factor om in april alsnog de compensatie toe te zeggen, ook gezien het feit dat er
in het verleden al veel politieke druk is uitgeoefend om de compensatie te verruimen
(bijvoorbeeld moties van de leden Dijk en Bushoff om de vergoeding te verhogen naar
22.839 euro en de compensatie te verruimen naar alle cruciale beroepen)?
Antwoord 4
In de zomer van 2022 heeft het kabinet een interdepartementale verkenning uitgevoerd
hoe zorgmedewerkers met post-COVID klachten extra kunnen worden ondersteund. Deze
ondersteuning zou aanvullend zijn op de ondersteuningsmaatregelen die het kabinet
al had genomen (zie beantwoording vraag 2). Deze verkenning heeft geresulteerd in
een voorstel voor een onverplichte tegemoetkoming aan zorgmedewerkers die in de eerste
golf (maart tot en met juni 2020) van de coronapandemie zorg hebben verleend aan COVID-19
patiënten en in die periode COVID-19 hebben gekregen en als gevolg daarvan langdurig
ziek zijn geworden.
Gelet op de complexiteit van het vraagstuk heeft het kabinet besloten om de Afdeling
Advisering van de Raad van State (hierna: de Afdeling) te verzoeken om voorlichting.
In het verzoek tot voorlichting is gevraagd naar de precedentwerking van het voorstel,
de juridische houdbaarheid van het voorstel en de hoogte van de tegemoetkoming. Op
5 december 20225 is de voorlichting van de Afdeling gepubliceerd.
De Afdeling wees nadrukkelijk naar de werkgever of opdrachtgever als de eerste aansprakelijke
partij voor de schade die is ontstaan als gevolg van een ziekte opgelopen tijdens
het werk. Volgens de Afdeling lag het in de rede een regeling te treffen in het collectieve
arbeidsvoorwaardenoverleg. Daarom waren zowel de werkgevers- als de werknemersorganisaties
voor het Kerstreces in 2022 uitgenodigd voor een overleg om de mogelijkheden te onderzoeken
voor uitvoering van een collectieve regeling met een bijdrage van het kabinet.
In mijn brief van 1 februari 20236heb ik uw Kamer medegedeeld dat de werkgevers- en werknemersorganisaties niet mee
willen en kunnen werken aan een collectieve regeling. Desondanks bleef het kabinet
de urgentie voelen financiële ondersteuning te bieden aan deze groep zorgmedewerkers
en daarom werd in deze brief aangekondigd dat alle voorbereidingen in gang zijn gezet
voor het opstellen en uitvoeren van een regeling vanuit het kabinet. Op dat moment
was reeds bekend dat een kort geding was aangespannen tegen de Staat door de werknemersorganisaties
FNV en CNV. Zoals ook eerder aangegeven zag het kabinet deze regeling los van deze
juridische procedure. In mijn bief van 28 april 20237heb ik de vormgeving van de regeling, waaronder de contouren, de uitvoering en de
planning uiteengezet.
Dit alles maakt dat ik mij niet kan vinden in de suggestie die wordt gewekt dat een
juridische procedure de doorslag gaf voor het treffen van de Regeling. De doorslaggevende
factor is en blijft de nadrukkelijke wens van het kabinet om een gebaar te maken als
erkenning voor het ontstane leed van een bepaalde groep zorgmedewerkers.
Vraag 5
Waarom moesten gedupeerde zorgmedewerkers in de eerdere regeling binnen vier weken
met allerlei verschillende documenten bewijzen dat ze tijdens de eerste golf werkten,
corona kregen en zich ziekmeldden, en daarnaast ook nog op tijd een WIA-keuring hebben
gehad terwijl daar lange wachtlijsten voor zijn? Bent u het eens met de kritiek van
de FNV dat deze drempel onhaalbaar was? Ziet u een parallel met het toeslagenschandaal
waarin onmogelijke eisen worden gesteld aan gedupeerden? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 5
Een grote groep zorgmedewerkers wordt dagelijks geconfronteerd met grote gevolgen
van hun langdurige post-COVID klachten. Daarom was de wens om zo snel mogelijk wat
te betekenen voor deze groep. De roep om snel te handelen kwam ook nadrukkelijk vanuit
de politiek en de maatschappij. Daarom was het streven om de financiële ondersteuning
in 2023 uit te keren. Met dat doel voor ogen was het niet mogelijk om het loket langer
open te houden. Wel is voorafgaand aan de loketopstelling ingezet op de communicatie,
zodat zorgmedewerkers zich tijdig konden voorbereiden op het indienen van hun aanvraag.
Inmiddels is het besluit genomen om de aanvraagperiode eenmalig opnieuw open te stellen.
De aanvraagperiode is vastgesteld van 1 juli 2024 tot en met 23 september 2024. Dit
is daarmee significant langer dan de vorige keer. De Minister van VWS is zich ervan
bewust dat het juist voor deze groep zorgmedewerkers extra belastend kan zijn om een
aanvraag in te dienen. Mocht een zorgmedewerker moeite hebben met het indienen van
de aanvraag, dan staat de uitvoeringsorganisatie DUS-I elke werkdag klaar om aanvragers
te ondersteunen.
Ik herken mij niet in het beeld dat het indienen van een aanvraag een onhaalbare drempel
is. De afgelopen aanvraagperiode heeft geresulteerd in de toekenning van financiële
ondersteuning aan 434 zorgmedewerkers met langdurige post-COVID klachten. De vergelijking
met de toeslagenaffaire gaat mijns inziens ook niet op. Ik begrijp goed dat het indienen
van een aanvraag belastend is voor deze doelgroep. Daarom is nadrukkelijk gekeken
naar de mogelijkheden om de administratieve last zo beperkt mogelijk te houden, bijvoorbeeld
door hoofdzakelijk bestaande documenten, zoals de WIA-beslissing en de arbeidsovereenkomst,
op te vragen. Het opvragen van stukken is echter onvermijdelijk, omdat de doelgroep
zonder aanvraag niet bekend is bij DUS-I. De persoonsgerichte aanpak bij de uitvoering
van deze Regeling heeft altijd centraal gestaan. In het geval van bijzondere omstandigheden
en in specifieke situaties kon er een uitzondering gemaakt op de Regeling. Dat blijkt
bijvoorbeeld uit de situaties waarin aanvragers nog in afwachting waren van hun WIA-beoordeling.
De wachtlijsten bij het UWV waren ons bekend. Samen met DUS-I en het UWV is hiervoor
een oplossing gevonden, zodat de zorgmedewerkers die nog in afwachting waren van hun
WIA-beslissing ook een aanvraag konden indienen en de financiële ondersteuning konden
ontvangen.
Vraag 6
Erkent u dat achter deze manier van omgaan met mensen die door de overheid zijn gedupeerd
een mensbeeld zit dat ervan uit gaat dat mensen doelbewust zoveel mogelijk zichzelf
toe willen eisen? Zo nee, waarom heeft u dan niet eerder een regeling opgetuigd die
zorgt voor voldoende compensatie voor een brede groep?
Antwoord 6
Nee, dat beeld herken ik niet. Wij hebben veel bewondering en respect voor de groep
zorgmedewerkers die zich in de frontlinie hebben ingezet om COVID-19-patiënten te
verzorgen, ondanks alle nog onbekende risico’s die het nieuwe virus met zich meebracht.
Het is onze intentie om het financiële gebaar te maken ter erkenning van het ontstane
leed en hun getoonde inzet. Het nemen van een dergelijk besluit vraagt om zorgvuldigheid.
Die zorgvuldigheid is mede noodzakelijk gelet op de juridische houdbaarheid en het
gelijkheidsbeginsel. Het moet ook uitlegbaar zijn aan de personen die wel leed ervaren
door hun langdurige post-COVID klachten, maar niet in aanmerking komen. Het maken
van deze keuzes is een zorgvuldig proces en vergt tijd. In de beantwoording bij vraag 2
en 4 is toegelicht welke stappen hiervoor zijn doorlopen.
Vraag 7
Was u verrast toen u las dat maar 425 zorgverleners van de in totaal geschatte zevenduizend
zorgmedewerkers met long covid recht hadden op compensatie? Zo nee, wat was dan uw
oordeel over dit lage aantal mensen?
Antwoord 7
Van tevoren is een inschatting gemaakt van het aantal zorgmedewerkers met post-COVID
op basis van de cijfers van het UWV. Het UWV had alleen cijfers over het totaal aantal
WIA-beoordelingen met de diagnose post-COVID. Zij hadden geen cijfers van het aantal
zorgmedewerkers die vielen onder de doelgroep van de Regeling. Het kabinet wilde genoeg
geld reserveren, zodat uitgekeerd kon worden aan iedereen die zou voldoen aan de voorwaarden
in de regeling. Daarom is er een ruimer budgetplafond opgenomen in de Regeling. Er
was ruimte gereserveerd voor het toekennen aan 2.200 zorgmedewerkers. De inschatting
van tevoren was dat dit aantal niet bereikt zou worden. Het in uw vraag genoemde aantal
van potentiële aanvragers is ons niet bekend.
Uiteindelijk zijn 434 aanvragen toegekend op basis van de Regeling. Dit aantal is
lager dan verwacht. Tot onze spijt was een aantal aanvragers te laat met het indienen
van hun aanvraag. Ook kunnen we niet uitsluiten dat een deel van de doelgroep van
de Regeling de communicatie niet tijdig heeft gezien. Omdat het altijd onze intentie
is geweest om de financiële ondersteuning uit te keren aan zoveel mogelijk zorgmedewerkers
die binnen de doelgroep van de regeling vallen, is besloten om het aanvraagloket eenmalig
opnieuw open te stellen, zodat de mensen die niet tijdig een aanvraag hebben kunnen
indienen, opnieuw daartoe in de gelegenheid worden gesteld. Ditmaal wordt extra ingezet
op communicatie. Daarnaast worden de aanvragers die zich na de sluiting van het eerste
aanvraagloket hebben gemeld bij DUS-I, actief benaderd om hen op de hoogte te stellen
dat zij vanaf 1 juli 2024 een aanvraag kunnen doen.
Vraag 8
Hoeveel miljoen van de beschikbaar gestelde 47 miljoen euro is toegezegd aan zorgmedewerkers
en hoeveel blijft in de pot zitten? Wat wordt er met het niet toegekende geld gedaan
als de aanmeldtermijn is verstreken?
Antwoord 8
In 2023 is een bedrag van € 33 miljoen beschikbaar gesteld voor de toekenning van
de financiële ondersteuning aan zorgmedewerkers. Aan de toekenning aan 434 zorgmedewerkers
is circa € 6,5 miljoen besteed. In 2024 is een bedrag van € 21 miljoen gereserveerd
voor het toekennen van de financiële ondersteuning. Volgens de gebruikelijke begrotingssystematiek
vallen de niet-bestede middelen aan het einde van het jaar vrij bij Slotwet.
Vraag 9
Uit het bericht blijkt dat andere ministeries bang waren voor «precedentwerking»,
waarom was dat zo? Wat is uw oordeel om niet alleen zorgmedewerkers, maar ook andere
mensen met cruciale beroepen – zoals leraren, politieagenten, andere zorgverleners
met long covid en kinderopvangmedewerkers – te compenseren? Waarom wel of niet? Wat
zullen de implicaties zijn van het breder trekken naar alle cruciale beroepen?
Antwoord 9
De werkgever of opdrachtgever is de eerste aansprakelijke partij voor de (gezondheids)schade
die is ontstaan als gevolg van een ziekte opgelopen tijdens het werk. Het kabinet
vindt het belangrijk om zoveel mogelijk de rolverdeling tussen werkgevers/opdrachtgevers
en werknemers/opdrachtnemers in stand te houden.
Voor een bepaalde groep zorgmedewerkers vindt het kabinet het op zijn plaats om een
eenmalige financiële ondersteuning te verstrekken als gebaar ter erkenning van het
leed. Deze zorgmedewerkers hebben, ondanks alle nog onbekende risico’s, zorg verleend
aan COVID-19 patiënten. Zij stonden veelvuldig, intensief en onvermijdelijk in de
directe nabijheid van evident besmette patiënten met COVID-19. Het risico voor deze
groep zorgmedewerkers was daarom aanzienlijk hoger dan bij andere cruciale beroepsgroepen
waar de samenleving een beroep op heeft gedaan. Het niet verlenen van zorg aan COVID-patiënten
was immers geen optie.
Wij zijn ons ervan bewust dat een veel grotere groep mensen met een cruciaal beroep
gevolgen ondervindt als gevolg van langdurige post-COVID klachten. Voor alle werknemers
die langdurige klachten houden vanwege post-COVID en daardoor niet kunnen werken,
is er het vangnet van de arbeidsongeschiktheidsregelingen. Dit vangnet is er voor
alle mensen die niet kunnen werken vanwege ziekte, ongeacht de oorzaak en ongeacht
of iemand tijdens het werk ziek is geworden of daarbuiten. De arbeidsongeschiktheidsregelingen
zijn er dus ook voor mensen met post-COVID. Het breder trekken van de reikwijdte van
de regeling naar alle cruciale beroepen is niet in lijn met het vangnet van de arbeidsongeschiktheidsregelingen.
Bovendien vraagt het toekennen van een dergelijke financiële ondersteuning om een
zeer zorgvuldig proces en besluitvorming gelet op de juridische houdbaarheid en het
gelijkheidsbeginsel. De Afdeling Advisering van de Raad van State wijst ook nadrukkelijk
op het belang van objectieve criteria voor de afbakening. Voor een bepaalde groep
zorgmedewerkers konden objectieve criteria worden vastgesteld. Objectieve criteria
voor de afbakening tussen cruciale beroepen en andere beroepen zijn niet gevonden.
Bij het breder trekken naar de cruciale beroepen, ontstaat een risico voor de juridische
houdbaarheid van de regeling.
Vraag 10
Erkennen alle ministeries inmiddels long covid wel als mogelijk ernstige ziekte die
het dagelijks functioneren sterk kan beperken? Op welke manier blijkt dit uit het
beleid?
Antwoord 10
Het kabinet ziet dat een deel van de mensen die besmet zijn geweest met COVID-19 nog
dagelijks te maken heeft met langdurige post-COVID klachten. De aard van deze klachten
en de impact hiervan op hun leven varieert per persoon. Er is helaas een groep waarvoor
de gevolgen aanzienlijkzijn, waardoor het grote gevolgen heeft op onder andere het
functioneren in het gezin, binnen het onderwijs, en op werk. Het kabinet is zich zeer
bewust van de ingrijpende gevolgen van post-COVID voor eenieder en hun omgeving en
leeft met hun mee. Hiervoor is ook veel aandacht vanuit verschillende directies en
programma’s van de Ministeries van VWS, OCW en SZW.
Het Ministerie van VWS spant zich tot het uiterste in om de verschillende partijen
in het stelsel te stimuleren om zo snel als mogelijk te komen tot goede zorg en ondersteuning
voor deze groep patiënten. Zoals eerder gemeld aan uw Kamer8, financiert het kabinet het ZonMw programma post-COVID met ruim € 32 miljoen. Dit
programma bestaat uit een meerjarig onderzoeksprogramma en een programmalijn voor
onderzoeksinfrastructuur en samenwerking voor de vorming van een nationaal expertisenetwerk.
Voor het Ministerie van OCW geldt dat in december het Actieprogramma Digitale School9 aan uw Kamer is aangeboden. Dit programma helpt scholen om de mogelijkheden van digitaal
afstandsonderwijs voor leerlingen die niet naar school kunnen door ziekte, bijvoorbeeld
post-COVID, zo goed mogelijk te benutten. Onderdeel hiervan is een subsidieregeling,
waarmee middelen beschikbaar komen om vanuit coalities van scholen en samenwerkingsverbanden
speciale digitale schoolvoorzieningen in te richten. Daarnaast ondersteunen Consulenten
Onderwijsondersteuning Zieke Leerlingen (OZL), middels subsidie van het Ministerie
van OCW, scholen en leraren om het onderwijs op afstand zo goed mogelijk te organiseren.
Het hebben van werk, voor wie dat mogelijk is, kan een positieve invloed hebben op
het herstel en de gezondheid. Mensen ontlenen zingeving aan meedoen in de maatschappij
en ervaren een hogere kwaliteit van leven. De Ministeries van SZW en VWS benadrukken
richting het zorgveld dan ook voortdurend het belang om de factor arbeid een plek
te geven in de zorg. Het Ministerie van SZW heeft de totstandkoming ondersteund van
leidraden voor arbodeskundigen, waaronder bedrijfsartsen en paramedische zorgprofessionals,
voor optimale begeleiding van werkenden met post-COVID volgens de stand van de wetenschap.
Daarnaast wordt verder gewerkt aan de voorstellen van de commissie OCTAS om te komen
tot een goed werkend arbeidsongeschiktheidsstelsel. Ook is met financiering vanuit
het Ministerie van SZW informatiemateriaal ontwikkeld om werkgevers, werkenden zelf,
en collega’s van mensen met post-COVID beter bewust te maken van de gevolgen van deze
aandoening en om vanuit verschillende perspectieven meer inzicht te verschaffen in
het werkhervattingsproces bij Post-COVID. Zie www.werkcovid19.nl en het Arboportaal.
Vraag 11
Wat is de stand van zaken van de oprichting van speciale behandelcentra voor mensen
met long covid, waarvoor in de begroting van VWS 27 miljoen euro is vrijgemaakt?
Antwoord 11
Het komen tot goede zorg voor post-COVID patiënten is een gezamenlijke opgave waar
alle partijen een rol en taak in hebben. Het is daarbij – net als bij alle andere
ziekten en aandoeningen – in de eerste plaats aan het zorgveld zelf om passende zorg
te bewerkstelligen: aan de medici om te bepalen welke diagnostiek en behandeling van
toepassing zijn, aan de zorginstellingen om het zorgaanbod richting de patiënt te
organiseren, en de verzekeraars om de juiste zorg in te kopen vanuit hun zorgplicht.
Het Ministerie van VWS heeft hierin het voortouw genomen om partijen bij elkaar te
brengen om samen een versnelling te bewerkstelligen.
De Minister voor Medisch Zorg (MMZ) heeft onlangs de academische ziekenhuizen gevraagd
om het voortouw te nemen in de expertise-ontwikkeling en de vorming van expertisecentra,
die deze kennis verder dienen te brengen in hun regionale netwerk. De academische
ziekenhuizen zijn toegerust om nieuwe ziektebeelden te onderzoeken en kunnen opgedane
kennis snel delen binnen hun regionale netwerk. In dat regionale netwerk – met algemene
ziekenhuizen, revalidatiezorg, huisartsen, arbeidsgeneeskundigen en paramedici – kan
deze expertise vervolgens breed worden ingezet voor patiënten met post-COVID.
Op zeer korte termijn zal de MMZ uw Kamer nader informeren over het bovenstaand verzoek
aan de academische ziekenhuizen.
Vraag 12
Wat neemt u aan lessen mee uit het proces en het uiteindelijke resultaat voor komende
compensatieregelingen of tegemoetkomingen?
Antwoord 12
Het is voor de Staat van belang om op gepaste wijze te reageren op een in de samenleving
ontstane roep om een (financiële) ondersteuning. Bij de afweging om al dan niet tot
een financiële ondersteuning te komen spelen verschillende factoren een rol. Het treffen
van een regeling vraagt om een zorgvuldig proces waarin keuzes moeten worden gemaakt.
En waarbij het van groot belang is dat de gemaakte keuzes objectief worden onderbouwd
en juridisch houdbaar zijn.
Wij realiseren ons dat die keuzes tijd kosten, onzekerheid met zich meebrengen en
er uiteindelijk toe leiden dat sommige mensen niet in aanmerking komen.
Een geleerde les uit de eerste ronde in 2023 is dat, ondanks de communicatie en de
aandacht in de politiek en de media, niet iedereen die past onder de doelgroep tijdig
is bereikt. Daarom wordt het aanvraagloket voor deze Regeling eenmalig opnieuw opengesteld
vanaf 1 juli 2024. Het was en is namelijk nog altijd de intentie om de financiële
ondersteuning uit te keren aan zoveel mogelijk zorgmedewerkers die passen binnen de
doelgroep van de Regeling. Bij deze heropening van het loket wordt tegelijkertijd
het bedrag verhoogd naar € 24.010 (motie Dijk c.s.) en wordt de periode van ziekmelding
uitgebreid naar maart 2020 tot en met december 2020 (amendement Bushoff c.s.).
Vraag 13
Is er een inschatting of raming hoeveel mensen in 2024 geheel of gedeeltelijk arbeidsongeschikt
zullen zijn als gevolg van long covid? Kunt u een beeld geven van het totaal aan gemiste
arbeidsjaren door arbeidsongeschiktheid als gevolg van long covid het komende decennium?
Welke impact heeft dit op het UWV als het gaat om ondersteuning bij gedeeltelijke
re-integratie?
Antwoord 13
Er zijn in totaal 6.615 WIA-uitkeringen toegekend aan personen met de diagnose post-COVID.
Dit betreft alle sectoren.
In de onderstaande tabel staat de verdeling naar IVA/WGA (volledig/gedeeltelijk) en
naar jaar van toekenning. Het jaar 2024 is bijgewerkt tot en met april.
Voor 2024 gaan we er voorlopig vanuit dat het aantal toegekende uitkeringen als gevolg
van post-COVID op het niveau blijft van 2023. Maar het is mogelijk dat het aantal
verder gaat toenemen.
Over het totaal aan gemiste arbeidsjaren door arbeidsongeschiktheid als gevolg van
post-COVID kunnen we nog niets zeggen. Het gaat om een nieuwe ziekte waarvan de duur
en de kans op herstel nog onbekend is.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C. Helder, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede namens
C.E.G. van Gennip, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.