Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Kisteman over het nieuwsbericht ‘Winkelstraat loopt verder leeg: al 433.000 vierkante meter niet meer gebruikt’
Vragen van het lid Kisteman (VVD) aan de Minister van Economische Zaken en Klimaat over het nieuwsbericht «Winkelstraat loopt verder leeg: al 433.000 vierkante meter niet meer gebruikt» (ingezonden 26 april 2024).
Antwoord van Minister Adriaansens (Economische Zaken en Klimaat) (ontvangen 13 juni
2024)
Vraag 1
Bent u bekend met het nieuwsbericht «Winkelstraat loopt verder leeg: al 433.000 vierkante
meter niet meer gebruikt» in het Algemeen Dagblad van 25 april 2024?
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Hoe kijkt u naar de toenemende leegstand in de winkelstraat, met name in vooral kleine
stadscentra?
Antwoord 2
Voor Corona was sprake van een duidelijke trend; groeiende populariteit van de grote
winkelsteden als populaire shopbestemming, ten koste van kleinere stadscentra, die
langzaam hun regionale centrumfunctie kwijt raakten. Tijdens Corona zette deze trend
zich niet door en leken de kleinere stadscentra juist weer aan populariteit te winnen.
Dat gold zeker ook voor de verspreid liggende winkelcentra op wijkniveau. Volgens
de laatste gegevens van Locatus is dit Corona-effect nu echt uitgewerkt. De drukte
in de grote winkelsteden is weer op het niveau van voor Corona, terwijl de drukte
in de kleinere stadscentra achterblijft. Het lijkt erop dat we daarmee weer terug
zijn bij de trend van voor de Corona-periode. In algemene zin is daarom de verwachting
dat kleinere stadscentra in de toekomst steeds verder onder druk zullen komen te staan.
Vraag 3
Wat is volgens u de reden dat vooral kleine stadscentra het extra zwaar hebben?
Antwoord 3
De afgelopen decennia hebben de stadscentra, ook de kleinere, geprofiteerd van de
steeds verder toenemende vraag van consumenten naar retail-producten. Door een strikt
ruimtelijk beleid nam het aantal winkels in vooral de non-food in stadscentra gestaag
toe. Middelgrote steden profiteerden als regionaal centrum sterk van deze groei. De
vraag van consumenten is echter aan het veranderen. Bijvoorbeeld door de opkomst van
online winkelen, de vergrijzing van het winkelpubliek en de veranderende behoefte
aan vrijetijdsbesteding. En als gekozen wordt voor een dagje shoppen, dan wordt steeds
vaker de voorkeur gegeven aan de grote steden, die naast meer en een grotere verscheidenheid
aan winkels, ook meer te bieden hebben op het gebied van horeca en cultuur. Het gevaar
bestaat dat kleinere centra hierbij in een negatieve spiraal raken, die lastig te
doorbreken is. Dit vraagt om een integrale aanpak, waar alle stakeholders bij betrokken
worden en waarbij een waaier van elkaar versterkende instrumenten wordt ingezet. Zo
is het belangrijk om een breed gedragen visie te ontwikkelen als gemeenschappelijke
leidraad voor de toekomst van de binnenstad en te investeren in een gezamenlijke aanpak.
Soms is het nodig om delen van het binnenstedelijk winkelgebied te herstructureren
en te transformeren, omdat zowel de kwaliteit van de openbare ruimte, als dat van
het privaat eigendom achterblijft. Herstructurering en binnenstedelijke transformatie
zijn echter kostbaar en complex, onder meer vanwege de verdeelde eigendomssituatie
en de noodzakelijke maatwerkaanpak. De Impulsaanpak Winkelgebieden maakt een integrale,
publiek-private aanpak mogelijk van zowel de plint als de bovenliggende woonlagen.
Hierdoor wordt zowel leegstand teruggedrongen, als plaats gemaakt voor andere functies
zoals wonen. Met de Impulsaanpak worden nu al 87.000 m2 winkelmeters gesaneerd en worden meer dan 2.000 woningen gerealiseerd. De vierde
en laatste openstellingsronde is 21 mei geopend. Eind november zullen de laatste beschikkingen
worden afgegeven.
Vraag 4
Hoe vindt u ervan dat veel ondernemers de coronabeperkingen nog niet te boven zijn
en de hogere lonen, inkoopkosten en huren nu alsnog hun tol eisen?
Antwoord 4
Het terugbetalen van te veel ontvangen steunmaatregelen is voor veel retail-ondernemers
lastig, zeker in combinatie met de gestegen kosten, die niet alle ondernemers (snel)
konden doorberekenen aan hun klanten. De verwachte faillissementsgolf na Corona is
echter uitgebleven. Een economische crisis is na de inval in Oekraïne en de daaropvolgende
periode met sterke inflatie eveneens uitgebleven en de drukte in de winkelstraten
gaat langzamerhand weer naar de niveaus van voor Corona. De vooruitzichten voor de
sector als geheel lijken daarom redelijk positief. Vanuit macro-economisch perspectief
is het toegenomen aantal faillissementen geen directe reden tot zorg. Ook al omdat
het aantal faillissementen de afgelopen jaren historisch laag was. Een stijging moet
dus gezien worden ten opzichte van deze bijzondere periode. Maar ik zie ook dat op
individueel niveau een faillissement vaak een drama is voor de betrokkenen. Een faillissement
gaat altijd gepaard met schade, voor eigenaren en toeleveranciers, verhuurders, klanten,
maar ook voor de werknemers.
Vraag 5
Maakt u zich zorgen over de stijgende leegstand in de Nederlandse winkelstraten?
Antwoord 5
De stijgende leegstand in vooral de kleinere stadscentra is een belangrijk signaal
om lokaal aan de slag te gaan met alle betrokken stakeholders, omdat oude oplossingsrichtingen
niet langer werken. Dat betekent dat nagedacht moet worden over nieuwe ontwikkelrichtingen,
die passen bij lokale kansen en mogelijkheden. Maatwerk is daarbij het uitgangspunt,
waarbij gemeenten elkaar zeker kunnen inspireren. Het negeren van het signaal van
stijgende leegstand kan stilstand en uiteindelijk een fase van verloedering inluiden.
Vraag 6
Hoe kijkt u tegen de rol van gemeentes aan?
Antwoord 6
De gemeenten spelen een uiterst belangrijke rol door lokaal de regie te nemen en alle
stakeholders bij elkaar te brengen. Daarnaast spelen ze een belangrijke rol bij het
scheppen van de voorwaarden om noodzakelijke veranderingen in gang te zetten om binnensteden
toekomstbestendig te maken.
Vraag 7
Zijn gemeentes zich bewust van hun urgente rol in het leefbaar houden van de binnensteden?
Antwoord 7
Ja, het is mijn overtuiging dat gemeenten zich bewust zijn van de urgentie van hun
rol. Dat wil niet zeggen dat alle gemeenten in dezelfde ontwikkelfase verkeren. Juist
daarom kunnen gemeenten veel van elkaar leren.
Vraag 8
Ben u op de hoogte van het feit dat startende ondernemers met nieuwe concepten vaak
tegen het probleem aanlopen dat het bestemmingsplan op bepaalde winkelpanden niet
past bij hun activiteiten en zij daarom niet kunnen starten, maar dat gemeentes een
afwachtende houding lijken te hebben voor nieuwe concepten? Hoe kijkt u hier tegenaan?
Antwoord 8
Uit de aard van de zaak is het logisch en niet te vermijden dat gemeenten «achterlopen»
op nieuwe ontwikkelingen. En het is ook niet verkeerd dat gemeenten een zekere prudentie
in acht nemen. Niet elke nieuwe ontwikkeling is per se een verrijking, zoals de razendsnelle
opkomst van de flitsbezorging liet zien. Waar veel gemeenten de afgelopen jaren gekozen
hebben voor een brede «binnenstadsbestemming» die nieuwe ontwikkelingen weinig in
de weg legde, betreuren veel van deze gemeenten nu dat ze daarmee ook de mogelijkheden
hebben ingeleverd om te sturen op ontwikkelingen die nu als ongewenst worden gezien.
Zo is het belangrijk om het kernwinkelgebied compact te houden en niet te veel te
«verdunnen» door de komst van (te veel) (dag)horeca en dienstverleners als kappers
en nagelstudio’s. Dit soort ontwikkelingen laat zich slecht reguleren met een brede
binnenstadsbestemming. Bestemmingsplannen geven in het algemeen een bestemming op
hoofdlijnen, dat wil zeggen een bepaald type gebruik. Het ligt niet in de rede om
de bestemming voor een bepaald gebied (telkens) aan te passen wanneer één mogelijke
gebruiker niet in het gekozen bestemmingsprofiel past. In het verleden hebben we echter
gezien dat er veel mogelijk is wanneer de nieuwe gebruiker en gemeente echt met elkaar
in gesprek gaan over maatwerkoplossingen.
Vraag 9
Is er al zicht op een eerste evaluatie van de Impuls Winkelgebieden? Zo ja, wanneer
kan de Kamer deze verwachten?
Antwoord 9
In 2027 zal de eerste wettelijk verplichte tussenevaluatie van de Impulsaanpak plaatsvinden,
5 jaar na de start van de regeling. De eindevaluatie zal plaats vinden na het beëindigen
van de regeling in 2032. Na afgifte van de beschikking hebben gemeenten namelijk 7
jaar de tijd om hun project te realiseren. Eind dit jaar zullen de beschikkingen voor
de 4e en laatste openstellingsronde worden afgeleverd.
Daarnaast is ervoor gekozen om gemeenten elk jaar voortgangrapportages op te laten
stellen, die de basis vormen voor de jaarlijkse voortgangsgesprekken. Op die manier
kunnen de projectplannen, binnen kaders, meebewegen met wijzigingen in de omstandigheden.
Op deze manier wordt ook de voortgang van de projecten als geheel gemonitord. De voortgangsrapportages
en -gesprekken vormen daarnaast een belangrijke informatiebron voor de communicatie
van opgedane ervaringen en inzichten naar andere gemeenten.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.A.M. Adriaansens, minister van Economische Zaken en Klimaat
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.