Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Eerdmans over mijn gesprek met Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland over de woningbouwafspraken
Vragen van het lid Eerdmans (JA21) aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over het gesprek van de gedeputeerde staten van Zuid-Holland betreffende woningbouwafspraken (ingezonden 21 maart 2024).
Antwoord van Minister De Jonge (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties) (ontvangen
10 juni 2024). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2023–2024, nr. 1559.
Vraag 1
Kunt u inzichtelijk maken welke juridische instrumenten u bedoelt die u in de Kamerbrief
van 15 maart aanhaalt om de woningbouwimpasse in Zuid-Holland door te breken wanneer
het bestuurlijk overleg niet tot een oplossing leidt?1
Antwoord 1
Ik doel daarbij op de inzet van een instructie op grond van de Omgevingswet. Deze
bevoegdheid kan ik inzetten omdat sprake is van een nationaal belang.
Vraag 2
Kunt u aangeven welke juridische instrumenten u kan en wil inzetten met betrekking
tot de 130% realistische plancapaciteit, het toevoegen van meer dan 3ha buitenstedelijke
locaties, 40% sociale nieuwbouw verplichting uit het coalitieakkoord van Zuid-Holland
en de afwijking van «betaalbare koop» van € 355.000 in Zuid-Holland ten opzichte van
het landelijk vastgestelde € 390.000?
Antwoord 2
Ik heb het college van gedeputeerde staten in mijn brief aan hen van 23 mei jl., die
ik ook met uw Kamer gedeeld heb, verzocht om provinciale staten uiterlijk 30 mei a.s.
schriftelijk voor te stellen de omgevingsverordening op de in mijn brief genoemde
punten aan te passen zodat er voldoende ruimte is voor woningbouw en dat belemmeringen
voor de woningbouw worden weggenomen.
Deze brief heb ik op 30 mei jl. ontvangen en stuur ik u tegelijk met de beantwoording
van deze Kamervragen toe, samen met mijn schriftelijke reactie op dit afschrift. Gedeputeerde
staten komt in haar brief aan provinciale staten tegemoet aan mijn verzoeken van 23 mei
jl. Ik zie daarom onvoldoende aanleiding om mijn juridisch instrumentarium nu in te
zetten.
Gedeputeerde staten informeert provinciale staten in haar brief dat zij voornemens
is de 40% sociale huur niet op te nemen in de verordening bij de herziening van het
omgevingsbeleid en aan te sluiten bij de landelijke maximale grens voor betaalbare
koop (390.000 euro) en het omgevingsbeleid op dit punt aan te passen. Voor wat betreft
de buitenstedelijke 3 ha locaties geeft gedeputeerde staten aan met mijn ministerie
in gesprek te gaan over hoe de zoektocht naar aanvullende plancapaciteit en de herijking
van de 3 ha kaart efficiënt en doelmatig kan worden ingericht. Dit proces moet gericht
zijn op een aanvulling van de lijst met 3 ha locaties in de bijlage van de omgevingsverordening.
Vraag 3
Bent u bekend met het persbericht van de gezamenlijke fractie van GroenLinks-PvdA
Zuid-Holland die naar aanleiding van de situatie in Zuid-Holland is geschreven?2
Antwoord 3
Ja, ik ben bekend met dit bericht.
Vraag 4
In hoeverre bent u het eens met de opmerking in de brief van de fractie van GroenLinks-PvdA
Zuid-Holland dat u de beweegruimte van een missionair provinciebestuur op deze manier
dreigt aan te tasten – en daarmee de maatwerkmogelijkheden van alle provinciebesturen
–, en dat dit volstrekt onacceptabel en ondemocratisch is?
Antwoord 4
Ik deel deze opvatting niet. Het voeren van regie op de bouw van voldoende betaalbare
woningen is niet alleen een onderwerp van provinciaal belang of van lokaal belang
maar ook van nationaal belang. Onderdeel van deze regie zijn de bestuurlijke afspraken
die ik met alle provincies en de gemeenten in de woondeals heb gemaakt over de bouw
van twee derde betaalbare woningen, waarvan 1/3 te bouwen door corporaties (midden
en sociaal) en 40% voor het middensegment. Deze afspraken heb ik ook gemaakt met de
provincie Zuid-Holland en met de gemeenten in de vijf woondealregio’s.
Voor het voeren van regie is het essentieel dat overheden eenduidig sturen op de doelen.
Met de generieke regeling om 40% sociale huur te programmeren wijkt de provincie juist
eenzijdig af van de gemaakte afspraken tussen gemeenten, Rijk en provincie. Daarnaast
stelt de provincie hiermee onrealistische eisen ten aanzien van betaalbaarheid waardoor
projecten met wonen in diverse betaalbaarheidcategorieën niet meer van de grond komen,
en dus ook niet de bouw van betaalbare woningen.
Vraag 5
U gaf aan in Bleizo-West liever woningen in plaats van windturbines gerealiseerd te
zien worden3. Bent u bereid hierin ook juridische stappen te nemen om dit te bewerkstelligen?
Zo nee, waarom niet?
Antwoord 5
Voor de invulling van de locatie Bleizo is nog een aantal opties in beeld namelijk
bedrijventerrein, wonen en energie. Momenteel is de locatie door de gemeente bestemd
voor bedrijven en door de provincie voor bedrijven en wind. De provincie wacht de
uitkomsten van de Plan-MER voor windenergie af voor zij het proces en gesprek over
andere functies op Bleizo opstart. Deze volgordelijkheid zorgt voor onnodige vertraging.
Ik heb de provincie daarom gevraagd op korte termijn in overleg met de betrokken gemeenten
een concrete tijdsplanning te delen die gericht is op spoedige besluitvorming over
de invulling van de locatie. Van belang hierbij is dat het besluitvormingsproces en
gesprek over de verschillende functies (wonen, werken en energie) parallel loopt en
niet volgordelijk (eerst wind, dan wonen). Mijn inzet is dat deze discussie zo snel
mogelijk tot een eind moet komen, primair door bestuurlijke overeenstemming over de
toekomstige functie(s) van de locatie Bleizo. Juridische stappen zijn daarbij op dit
moment wat mij betreft niet aan de orde.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.M. de Jonge, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.