Lijst van vragen en antwoorden : Lijst van vragen en antwoorden over Aanbieding van het rapport Resultaten verantwoordingsonderzoek 2023 bij het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en het Diergezondheidsfonds (Kamerstuk 36560-XIV-2)
36 560 XIV Jaarverslag en slotwet Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en het Diergezondheidsfonds 2023
Nr. 6
LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN
Vastgesteld 5 juni 2024
De vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft een aantal vragen
voorgelegd aan de Ministers van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en voor Natuur
en Stikstof over de brief van de Algemene Rekenkamer van 15 mei 2024 inzake Aanbieding
van het rapport Resultaten verantwoordingsonderzoek 2023 bij het Ministerie van Landbouw,
Natuur en Voedselkwaliteit en het Diergezondheidsfonds (Kamerstuk 36 560 XIV, nr. 2).
De Ministers hebben deze vragen beantwoord bij brief van 5 juni 2024. Vragen en antwoorden
zijn hierna afgedrukt.
De fungerend voorzitter van de commissie, Graus
De griffier van de commissie, Jansma
Vragen en antwoorden
1
Op welke wijze gaat u de goede controle opzetten op de drie vereisten van de Subsidieregeling
sanering varkenshouderijen (Srv), zoals benoemd door de Algemene Rekenkamer (verbod
op intensieve veehouderij op de locatie, het kettingbeding en doorstartverbod) en
zoals toegezegd op pagina 50?
Antwoord
De passage uit het Rapport bij het Jaarverslag 2023, waar in de vraag naar verwezen
wordt, ziet op de aanbevelingen die de Algemene Rekenkamer heeft gedaan voor de invulling
van de controle op het verbod op intensieve veehouderij op de locatie, het kettingbeding
en doorstartverbod uit de Landelijke beëindigingsregeling veehouderijlocaties voor
stikstofreductie (Lbv) en de Landelijke beëindigingsregeling veehouderijlocaties met
piekbelasting (Lbv-plus).
Veehouders die op grond van de Lbv of Lbv-plus een positieve subsidiebeschikking hebben
ontvangen voor de definitieve en onherroepelijk beëindiging van een veehouderijlocatie
en die aanspraak willen maken op subsidieverstrekking, moeten de natuurvergunning
laten intrekken en een verzoek tot wijziging van het bestemmingsplan/omgevingsplan
indienen, zodanig dat het niet langer is toegestaan om op de betreffende locatie landbouwhuisdieren
te houden. Hiermee wordt geborgd dat op de locatie niet langer veehouderijactiviteiten
plaats kunnen vinden op de betreffende locatie.
Het kettingbeding is geborgd door de overeenkomst die de aanvrager aangaat met de
Staat. Met deze overeenkomst verbindt de veehouder zich aan het kettingbeding. Daarnaast
geldt als vereiste dat de veehouder een kwalitatieve verplichting laat inschrijven
bij het Kadaster, waarmee wordt vastgelegd dat de locatie waar de veehouderijactiviteiten
worden beëindigd niet gebruikt mag worden voor veehouderijactiviteiten, ook niet voor
toekomstige kopers of gebruikers van deze locatie. De aanvrager dient bij RVO een
bewijs van inschrijving bij het Kadaster te overleggen bij zijn verzoek tot definitieve
subsidievaststelling.
Het doorstartverbod zal jaarlijks worden gecontroleerd door de Rijksdienst voor Ondernemend
Nederland. Hiervoor wordt op dit moment een controleprotocol opgesteld. De controle
zal zich richten op de locaties waar de veehouderijactiviteiten zijn beëindigd en
op de personen die de overeenkomst zijn aangegaan met de Staat.
2
Op welke punten bent u het niet eens met de conclusies van de Algemene Rekenkamer?
Antwoord
Het rapport Verantwoordingsonderzoek van de AR is over het algemeen gezien positief.
De onderwerpen waarbij de AR aanbevelingen heeft gegeven zijn de onvolkomenheden in
de bedrijfsvoering. I.c. het autorisatiebeheer van het financieel systeem Oracle EBS
en het inkoopbeheer. Daarnaast betreft het o.a. aanbevelingen om PAS-melders sneller
aan oplossingen te helpen, de monitoring en controle van de regelingen Lbv/Lbv-plus
en Srv alsmede het volgen van de uitgaven ten laste van het transitiefonds. Ik kan
me vinden in deze aanbevelingen. Dit moet voortvarend worden opgepakt. Dat heb ik
toegezegd in de bestuurlijke reactie op het rapport Verantwoordingsonderzoek van de
AR.
3
Wordt momenteel ambtelijk verkend welke mogelijkheden er zijn om de landbouwvrijstelling
aan te passen of af te schaffen en wat daarvan de gevolgen zijn, zodat een nieuw kabinet
daar snel een weloverwogen besluit over kan nemen?
Antwoord
In het evaluatieonderzoek inzake de landbouwvrijstelling is gekeken naar de gevolgen
van afschaffing van de vrijstelling. Volgens de onderzoekers is de regeling niet doeltreffend
en doelmatig en zijn er geen negatieve neveneffecten van afschaffing op belangrijke
aspecten te verwachten, zodat afschaffing de logische optie lijkt. Hervorming van
de landbouwvrijstelling lijkt minder logisch. In het evaluatieonderzoek zijn beleidsopties
voor afschaffing van de vrijstelling benoemd. Momenteel worden de mogelijkheden om
de landbouwvrijstelling aan te passen of af te schaffen daarom niet nader verkend.
Met de beschikbare informatie uit de evaluatie verwacht ik dat een nieuw kabinet een
weloverwogen besluit kan nemen.
4
Kunt u voor de verschillende oplossingsrichtingen voor de Programma Aanpak Stikstof
(PAS)-melders aangeven of en op welke wijze u deze wilt oppakken?
Antwoord
Het kabinet voelt zich verantwoordelijk voor het oplossen van de problematiek van
PAS-melders. Het gaat bij lange na niet snel genoeg. Daarom ben ik blij dat de Algemene
Rekenkamer meedenkt over het versnellen van de aanpak door verschillende oplossingsrichtingen
aan te reiken voor het oplossen van de problematiek van PAS-melders. Die suggesties
neem ik mee in mijn beleid.
Ten eerste wordt voorgesteld de stikstof terug te brengen naar de ruimte van de huidige
vergunning. Deze suggestie staat aan de basis van tweede mogelijkheid (maatwerk) zoals
ik in mijn brief op 12 april jl. (Kamerstuk 35 334, nr. 295) heb geschetst. In de twee daaropvolgende bullets geeft de Rekenkamer aan dat schade
eventueel vergoed kan worden. Dit ligt in het verlengde van de vierde mogelijkheid
(schadevergoeding) uit dezelfde brief. Daarnaast wordt aangegeven dat de kosten van
ecologisch onderzoek vergoed kan worden. Dat is ook staande praktijk. Ik heb een adviesbureau
in de arm genomen die niet alleen een ecologische beoordeling maakt ten behoeve van
een vergunningaanvraag voor PAS-melders in het legalisatieprogramma, maar zelfs de
gehele daarvoor benodigde passende beoordeling verzorgt.
De suggestie om een vrijwillige beëindigingsregeling voor PAS-melders te maken ligt
in het verlengde van de derde mogelijkheid uit de genoemde brief (vrijwillige beëindiging).
PAS-melders, die voldoen aan de criteria, hebben zich voor alle door het Rijk opengestelde
vrijwillige stoppersregelingen voor agrarische bedrijven kunnen aanmelden. De Landelijk
beëindigingsregeling veehouderijlocaties met piekbelasting (Lbv-plus) staat nog open
tot en met 20 december 2024. De Maatregel Gerichte Beëindiging (MGB) zal naar verwachting
op een later moment in 2024 opengesteld worden en deelnemen is voor het grootste deel
van de agrarische bedrijven en dus ook voor PAS-melders een mogelijkheid. Op 31 mei
jl. is de Kamer tevens geïnformeerd over een (vrijwillige) brede beëindigingsregeling
voor de komende jaren (2025–2029), om veehouders die willen stoppen, financieel te
ondersteunen.
Een brede beëindigingsregeling kan een uitkomst bieden voor PAS-melders die vooralsnog
niet in aanmerking komen voor een van de eerder genoemde beëindigingsregelingen, maar
wel voornemens zijn te stoppen.
Tot slot doet de Algemene Rekenkamer de suggestie om de aanwending van stikstofruimte
enkel voor PAS-melders te gebruiken. Op dit moment hebben PAS-melders veel prioriteit
in het stikstofregistratiesysteem. Alleen de meest concrete woningbouwprojecten kunnen
ruimte gebruiken die ook door PAS-melders kan worden benut. Ik blijf continu zoeken
naar oplossingen om de onzekerheid bij de PAS-melders weg te nemen en hen snel een
oplossing te bieden.
5
Kunt u toelichten waarom uw ministerie er veelal niet in slaagt de verzoeken in het
kader van de Wet open overheid (Woo) binnen de wettelijke/afgesproken termijn te behandelen?
Welke stappen gaat u zetten om daar verbetering in aan te brengen?
Antwoord
Dat Woo-verzoeken nog te vaak buiten de termijn worden afgehandeld, is te verklaren
vanuit een combinatie van de knelpunten die ook uit de invoeringstoets van de Woo
en adviezen van onder andere het Adviescollege Openbaarheid en Informatiehuishouding
zijn gekomen. Voorbeelden zijn het ruime documentbegrip van de Woo, de vaak complexe
en omvangrijke verzoeken en de vereiste – maar ook tijdrovende – zorgvuldigheid bij
het beoordelen van de documenten en het nemen van besluiten. Daarbij moet de afhandeling
van Woo-verzoeken door medewerkers worden opgepakt naast hun overige werkzaamheden,
wat zorgt voor een hoge werkdruk. Deze knelpunten spelen bij zowel LNV, NVWA en de
RVO en leiden tot de afhandeltermijnen zoals gerapporteerd. In de uitvoering van de
Woo blijven we zoeken naar een balans tussen tijdige én zorgvuldige afhandeling van
alle verzoeken.
Om de afhandeltermijnen te verkorten werken we doorlopend aan maatregelen om het Woo-proces
te optimaliseren. Dit zijn onder andere de inzet van (informatie)specialisten, het
verbeteren van contact met verzoekers, het vaker gebruik maken van vertrouwelijke
voorinzage en tooling en AI die het Woo-proces ondersteunen. Bij de NVWA hebben een
LEAN analyse van het Woo-proces en het gebruik van tooling en het vaker contact opnemen
met verzoekers al geleid tot kortere doorlooptijden en minder dwangsommen. Bij de
RVO ondersteunt een gespecialiseerd Woo-team de organisatie bij het afhandelen van
Woo-verzoeken en ook hier zijn de doorlooptijden verbeterd. Ook bij het kerndepartement
blijven we het Woo-proces continu aanscherpen en zetten we in op het verkorten van
de afhandeltermijnen.
6
Kunt u verklaren waarom uw ministerie relatief veel Woo-verzoeken ontvangt? Wat zijn
de belangrijkste terreinen waarop deze verzoeken betrekking hebben?
Antwoord
De meeste Woo-verzoeken worden ingediend bij de NVWA (265 in 2023) en de RVO (246
in 2023 voor LNV). Het kerndepartement heeft in 2023 143 Woo-verzoeken ontvangen.
De thema’s die bij LNV, NVWA en RVO zijn ondergebracht staan in de maatschappelijke
belangstelling. Burgers, journalisten, bedrijven, advocaten en belangenorganisaties
stellen hier vragen over, ook in de vorm van het indienen van Woo-verzoeken.
De meeste verzoeken gaan over stikstof, de landbouwtransitie, natuurgebieden en -vergunningen,
voedsel- en productveiligheid en dossiers zoals dierenwelzijn, diertellingen, visserij,
soortenbehoud, gewasbescherming, mest, de wolf in Nederland, de Garantie Ondernemingsfinanciering
en de CITES-wet.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
D.J.G. Graus, voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit -
Mede ondertekenaar
R.P. Jansma, griffier