Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Stoffer en Flach over de toepassing van de bedrijfsopvolgingsregeling (BOR) in de agrarische sector
Vragen van de leden Stoffer en Flach (beiden SGP) aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en de Staatssecretaris van Financiën over de toepassing van de bedrijfsopvolgingsregeling (BOR) in de agrarische sector (ingezonden 5 april 2024).
Antwoord van Minister Adema (Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit), mede namens de
Staatssecretaris van Financiën (ontvangen 4 juni 2024). Zie ook Aanhangsel Handelingen,
vergaderjaar 2023–2024, nr. 1575.
Vraag 1
Bent u bekend met het feit dat er in de agrarische sector veelvuldig gebruik wordt
gemaakt van het ruilen van gronden, bijvoorbeeld in het kader van vruchtwisseling
en bodemkwaliteit?
Antwoord 1
Ja, dat is mij bekend.
Vraag 2
Klopt het dat de bedrijfsopvolgingsregeling (BOR) ook van toepassing is op onroerende
zaken (in casu los land), indien sprake is van een teeltpachtovereenkomst en dus uit
gebruik is gegeven?
Antwoord 2
Ja, het is juist dat de BOR van toepassing kan zijn op los land dat op grond van een
schriftelijke pachtovereenkomst ter beschikking is gesteld aan een ander, mits wordt
voldaan aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 396, eerste lid onderdelen a tot en
met c, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek (vergelijk artikel 4.17, tiende lid,
van de Wet Inkomstenbelasting 2001 en artikel 35c, negende lid van de Successiewet
1956).
Vraag 3
Klopt het dat de Grondkamer beoordeelt of sprake is van een teelt waarvoor teeltwisseling
vereist is?
Antwoord 3
Teeltpachtovereenkomsten worden ter registratie aan de grondkamer gezonden (art 7:396
lid 2 van het Burgerlijk Wetboek). Bij een teeltpachtovereenkomst moet het gaan om
een pachtovereenkomst betreffende los land die is aangegaan voor een teelt waarvoor
vruchtwisseling noodzakelijk is voor de duur van ten hoogste één onderscheidenlijk
twee jaar (art 7:396 eerste lid onderdeel b en c van het Burgerlijk Wetboek1). Om een overeenkomst te kunnen registreren als teeltpachtovereenkomst dient de grondkamer
daarom de vraag te beantwoorden of voor de teelt die genoemd wordt in de overeenkomst
vruchtwisseling noodzakelijk is.
Vraag 4
Hoe wordt beoordeeld of er sprake is van een teeltpachtovereenkomst die is aangegaan
voor teelten waarvoor vruchtwisseling noodzakelijk is?
Antwoord 4
Er is sprake van een open norm, die door de grondkamer op basis van zijn deskundigheid
wordt ingevuld.
Vraag 5
Voor welke gewassen geldt dat vruchtwisseling noodzakelijk is, om in aanmerking te
komen voor artikel 7:396 lid 1 sub c Burgerlijk Wetboek (BW)?
Antwoord 5
De grondkamers beoordelen slechts die overeenkomsten (en de daarin vermelde gewassen)
die ter registratie worden toegezonden. Er is dus geen uitputtende lijst van gewassen
waarvoor naar het oordeel van de grondkamer vruchtwisseling noodzakelijk is. De grondkamers
hebben geoordeeld dat er geen sprake is van noodzakelijke vruchtwisseling bij de volgende
teelten:
– (winter)gerst
– gras(zaad)
– haver
– (snij/voer)maïs
– Rogge
– (winter)tarwe
– Spelt
Vraag 6
Klopt het dat grassen en maïs hier niet voor in aanmerking komen?
Antwoord 6
Bij de totstandkoming van de teeltpacht is door de wetgever bepaald dat het regime
niet bedoeld is voor mais en gras (Handelingen II 1994, p. 21–1216 en Handelingen
I 1995, p. 2–42). De grondkamers wijzen het verzoek tot registratie van een teeltpachtovereenkomst
dan ook af als in die overeenkomst maïs of gras de overeengekomen teelt is.
Vraag 7
In hoeverre is de gemaakte uitzondering, op de hoofdregel dat alles wat uit gebruik
wordt gegeven niet kwalificeert voor de BOR, dan toereikend voor diegenen die bodemkwaliteit
en milieubeheer als onderdeel van hun bedrijfsexploitatie meewegen, indien voor bijvoorbeeld
gras en maïs geen rechtsgeldige teeltpachtovereenkomst kan worden gesloten?
Antwoord 7
De bedrijfsopvolgingsregeling voorziet in een voorwaardelijke vrijstelling van de
schenk- en erfbelasting voor het ondernemingsvermogen bij bedrijfsopvolgingen (BOR).
Aan een ander ter beschikking gestelde onroerende zaken komen met ingang van 1 januari
2024 niet langer voor de BOR en de doorschuiffaciliteit voor het aanmerkelijk belang
in de inkomstenbelasting (DSR ab) in aanmerking. Daarvan zijn uitgezonderd pachtovereenkomsten
betreffende los land die zijn aangegaan voor teelten waarvoor vruchtwisseling noodzakelijk
is zoals is geregeld in artikel 396, eerste tot en met derde lid, van Boek 7 van het
Burgerlijk Wetboek (BW). De agrarische ondernemer kan zodoende, maar alleen dan, het
land voor die vruchtwisseling verpachten en voor dit land ondanks de ter-beschikking
stelling ervan aan een derde toch de BOR op dit land toepassen.
De vraagstelling is door het noemen van gras en maïs met name gericht op situaties
waarbij grond van veehouders in gebruik gegeven is aan telers van andere gewassen.
Meer specifiek wordt -naar ik begrijp- gevraagd waarom die situaties niet in aanmerking
komen voor de genoemde uitzondering voor de terbeschikkingstelling van onroerende
zaken aan anderen. In momenteel staande landbouwpraktijk worden onder andere regelmatig
percelen van melkveehouders via niet geregistreerde teeltpacht in gebruik gegeven
(niet geruild via wederzijdse pacht) aan telers van bloembollen en van pootaardappelen.
Deze vaak niet- geregistreerde pacht is niet ingegeven door vruchtwisseling voor een
goede landbouw-bedrijfspraktijk maar als uitbreiding van de teeltmogelijkheden voor
de bollen- of pootgoedteler, waarvoor de melkveehouder een financieel gunstige pachtprijs
ontvangt. Dit is hoofdzakelijk een financieel gedreven praktijk.
Vanuit het oogpunt van een duurzame goede landbouwpraktijk kan in elk geval het hierbij
regelmatig voorkomende scheuren van grasland niet als een gewenste en daarom extra
te faciliteren praktijk worden aangemerkt. Zowel vanuit klimaatbeleid als vanuit het
oogpunt van duurzaam bodembeheer en waterkwaliteit is het niet gunstig om (blijvend)
grasland van een veehouderijbedrijf te scheuren. Bij scheuren vervliegt jarenlang
vastgelegde organische stof tot een stabiel hoog gehalte in korte tijd als CO2 naar de atmosfeer; op gescheurd grasland komt in korte tijd veel minerale stikstof
vrij die niet in alle gevallen door het gewas kan worden opgenomen en dan de waterkwaliteit
negatief beïnvloedt.
Vraag 8
Bent u bereid om, voor teeltpachtovereenkomsten waarbij voor één partij sprake is
van een teelt waarvoor teeltwisseling noodzakelijk is en bij de andere partij niet,
de teeltpachtovereenkomst bij beide partijen te laten kwalificeren voor de BOR?
Antwoord 8
Deze vragen van uw Kamer zijn erop gericht om op korte termijn wijzigingen door te
voeren in de pachtregelgeving in verband met een specifieke doorwerking in de BOR
en DSR ab, waarbij een aantal dilemma-afwegingen ten aanzien van vruchtwisseling in
een duurzame landbouwpraktijk spelen. Ik ben om meerdere redenen van mening dat het
niet verstandig is om dat nu te doen:
Ten eerste wordt er gewerkt aan een herziening van de Pachtwet. Onder andere wordt
daarin gekeken naar de mogelijkheid van (tijdelijke) grondruilovereenkomsten, waarbij
ten behoeve van duurzame landbouwpraktijk landbouwers qua omvang vergelijkbare percelen
grond voor een of twee jaar uitwisselen.
Ten tweede kunnen in het kader van die regelgeving zorgvuldige integrale afwegingen
worden gemaakt ten aanzien van de gewenste te bevorderen vruchtwisselingen ook in
relatie tot de in antwoord op vraag 7 geschetste aspecten van het scheuren van (blijvend)
grasland. Vooruitlopend daarop wijzigingen doorvoeren ten behoeve van teeltpachtovereenkomsten
die ook gebruikt kunnen worden om grond (tijdelijk) aan een andere landbouwer in gebruik
te geven zonder wederzijdse grondruil en/of tweezijdig noodzakelijke vruchtwisseling
vind ik niet wenselijk. Eerst na een eventuele wijziging van de pachtregelgeving zal
worden gekeken naar een specifieke doorwerking in de BOR.
Vraag 9
Indien u hiertoe niet bereid bent, welke oplossing voorziet u voor het probleem dat
de eigenaar van de grond (de verpachter) de BOR niet kan toepassen op een deel van
zijn vermogen en dientengevolge in mindere mate bereid zijn om grond uit gebruik te
geven aan een pachter?
Antwoord 9
Zoals in de voorgaande antwoorden is vermeld, komen aan een ander ter beschikking
gestelde onroerende zaken met ingang van 1 januari 2024 niet langer voor de BOR in
aanmerking met uitzondering van los land op grond, dat op grond van een schriftelijke
pachtovereenkomst voor de duur van één respectievelijk twee jaar ter beschikking is
gesteld aan een ander voor teelten waarvoor vruchtwisseling noodzakelijk is zoals
is geregeld in artikel 396, eerste tot en met derde lid, van Boek 7 van het Burgerlijk
Wetboek (BW).
De voorbereiding en planning van een bedrijfsopvolging kost enige jaren. Een ondernemer
in een veehouderijbedrijf heeft bij schenking van de onderneming enige ruimte om binnen
de kaders van de wet en regelgeving een teeltpachtovereenkomst op te stellen waarmee
wordt voldaan aan de uitzonderingsgrond voor de zogenoemde vastgoedmaatregel van de
BOR en DSR ab. Op duurzame landbouwpraktijk gerichte samenwerking tussen landbouwers
met tijdelijke uitruil van grond wordt, zoals in antwoord op vraag 8 is aangegeven,
meegenomen in de voorbereiding van de herziening van de Pachtregelgeving.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
P. Adema, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit -
Mede namens
M.L.A. van Rij, staatssecretaris van Financiën
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.