Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Podt en Koekkoek over het bericht ‘Rechtbanken wijzen voorlopige voorzieningen ‘derdelanders’ toe’
Vragen van de leden Podt (D66) en Koekkoek (Volt) aan de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid over het bericht «Rechtbanken wijzen voorlopige voorzieningen «derdelanders» toe» (ingezonden 12 april 2024).
Antwoord van Staatssecretaris Van der Burg (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 3 juni
2024). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2023–2024, nr. 1656.
Vraag 1
Bent u ermee bekend dat rechtbanken al in honderden zaken hebben bepaald dat derdelanders
in afwachting van de uitspraak van het Hof van Justitie van de EU in Nederland mogen
blijven?1 Om hoeveel zaken gaat dit op het moment van beantwoording?
Antwoord 1
Ja, daar ben ik mee bekend. Er is besloten dat alle derdelanders met tijdelijk verblijfsrecht
in Oekraïne onder de bevriezing vallen (voor zover ze nog in Nederland verblijven
en geen gebruik hebben gemaakt van terugkeerondersteuning). Zij mogen gelet op deze
bevriezing de uitspraak van het Hof van Justitie van de EU in Nederland afwachten
en gebruik maken van de rechten en voorzieningen onder de Richtlijn tijdelijke bescherming,
ongeacht of zij een uitspraak van een rechtbank hadden ontvangen.
Vraag 2
Kunt u een duidelijke tijdlijn opstellen met alle beslismomenten rondom de verblijfsstatus
van «derdelanders» en de juridische adviezen hierover? En kunt u daarin de pilotrechtszaken
meenemen die eerder hadden moeten bepalen of het rechtmatig zou zijn om het verblijfsrecht
voor de hele groep stop te zetten?
Antwoord 2
Op 28 september 2023 heb ik uw Kamer geïnformeerd over de beslismomenten rondom de
verblijfsstatus van «derdelanders», de juridische adviezen hierover en de pilotzaken.2 Hieronder ga ik nader in op de periode daarna.
Op 17 januari 2024 heeft de Afdeling uitspraak gedaan in verschillende zaken die zien
op de vraag of ik de tijdelijke bescherming van de facultatieve groep ontheemden uit
Oekraïne op 4 september 2023 mocht beëindigen, en als dit niet mocht, hoe lang die
tijdelijke bescherming dan wel doorloopt. De Afdeling heeft geoordeeld dat ik de tijdelijke
bescherming van de facultatieve groep ontheemden uit Oekraïne niet mocht beëindigen
op 4 september 2023, maar dat de tijdelijke bescherming van deze groep van rechtswege
zou eindigen op 4 maart 2024.3
Naar aanleiding van die uitspraak heeft de IND ten aanzien van de derdelanders zonder
verblijfsrecht of openstaande aanvraagprocedure terugkeerbesluiten genomen waarin
stond dat hun rechtmatig verblijf van rechtswege eindigde per 4 maart 2023 en dat
zij vanaf 5 maart 2023 28 dagen de tijd hadden om te vertrekken uit Nederland. Vervolgens
zijn tegen die besluiten rechtsmiddelen ingesteld en hebben verschillende rechtbanken
uiteenlopende uitspraken gedaan, ook ten aanzien van de vraag of de tijdelijke bescherming
van de facultatieve groep ontheemden uit Oekraïne wel beëindigd was op 4 maart 2024.
Ook al had de Afdeling hierover geoordeeld op 17 januari 2024. Rechtbank Amsterdam
zag aanleiding om prejudiciële vragen te stellen aan het Hof van Justitie (hierna:
HvJEU) op 29 maart 2024, waarna de Afdeling op dezelfde dag een ordemaatregel heeft
getroffen in de spoedprocedure die de derdelander uit Oekraïne had aangespannen. Op
25 april 2024 heeft de Afdeling uiteindelijk besloten ook prejudiciële vragen te gaan
stellen aan het HvJEU. Als gevolg hiervan ben ik genoodzaakt geweest om opnieuw de
gevolgen van de beëindiging van de tijdelijke bescherming voor deze derdelanders te
bevriezen tot de beantwoording van de prejudiciële vragen door het HvJEU. Daarmee
genieten de derdelanders gedurende die periode weer dezelfde rechten als de ontheemden
die onder de RTB vallen.
Vraag 3
Hoe staat het collectief stopzetten van het verblijfsrecht van een hele en zeer heterogene
groep in verhouding tot de wens van het kabinet om minder groepenbeleid te voeren
maar juist te kijken naar de individuele situatie binnen asielprocedures?
Antwoord 3
Het van rechtswege eindigen van het verblijfsrecht van deze groep hangt, zoals eerder
opgemerkt, samen met mijn keuze om aan de groep niet langer tijdelijke bescherming
te bieden. Indien vaststaat dat de derdelander tijdelijk verblijfsrecht had in Oekraïne
en niet op andere gronden verblijf kan ontlenen aan de Richtlijn tijdelijke bescherming,
eindigt dit van rechtswege. Dit vergt geen verdere individuele beoordeling. Dit is
uiteraard anders bij asielprocedures waarbij het individuele relaas het uitgangspunt
vormt. Het herzien van het groepenbeleid en het invoeren van risicoprofielen hangt
samen met mijn wens om de individuele omstandigheden meer het uitgangspunt te laten
vormen bij een asielbeoordeling. Daarmee wordt meer op basis van de individuele omstandigheden
vastgesteld of iemand een risico loopt en niet enkel en alleen vanwege het behoren
tot een groep en de aanwezigheid van een beperkte of geringe indicatie.
Vraag 4
Deelt u de mening dat het consequent vooruitlopen op gerechtelijke uitspraken heeft
geleid tot chaos in de uitvoering waardoor gemeenten meermaals niet wisten wat er
van hen wordt verwacht?
Antwoord 4
Nee, voorafgaand aan het kabinetsbesluit van 19 juli 2022 is door de juristen van
mijn ministerie getoetst dat beëindiging van de RTB rechtmatig wordt geacht. Dit is
later nogmaals getoetst en bezien in het licht van hetgeen de wetenschap hierover
heeft geschreven. Tevens is vanuit de IND de pilot beëindigingRTB opgestart, met als doel vroegtijdig te bezien of de rechtspraak de visie onderschrijft
dat verblijf onder de RTB voor deze groep kan worden beëindigd. Ondanks de inzet van
de IND, advocatuur, VWN, Raad van de Rechtsbijstand en de rechtspraak is het helaas
niet gelukt om dit in een definitief juridisch bindend oordeel van de Afdeling bevestigd
te krijgen vóór 4 september. Op 17 januari jl. oordeelde de Afdeling dat de tijdelijke
bescherming van derdelanders met tijdelijk verblijfsrecht in Oekraïne van rechtswege
eindigt op 4 maart 2024. Dit oordeel van de hoogste rechter in Nederland was helder
en ik hoopte daarmee op rust en duidelijkheid voor alle betrokkenen. Op basis van
deze uitspraak van de Afdeling heeft de IND terugkeerbesluiten genomen. Op deze terugkeerbesluiten
volgden diverse beroepen bij rechtbanken waarin de uitspraak van de Afdeling ter discussie
werd gesteld. Nadat de rechtbank in Amsterdam had besloten om prejudiciële vragen
te stellen aan het HvJEU over de rechtmatigheid van het beëindigen van de tijdelijke
bescherming, stelde ook de Afdeling zelf op 25 april jl. prejudiciële vragen aan het
HvJEU. Op dezelfde dag heb ik gemeenten en de Tweede Kamer4 laten weten dat ik gezien deze ontwikkeling genoodzaakt ben om opnieuw de gevolgen
van de beëindiging van de tijdelijke bescherming van derdelanders te bevriezen tot
de beantwoording van de prejudiciële vragen door het HvJEU. Ik kan me voorstellen
dat deze gang van zaken rond de beëindiging van de tijdelijke bescherming van deze
groep onduidelijkheid voor de derdelanders en ook gemeenten met zich heeft gebracht.
Mede gelet op de druk op de gemeentelijke opvang sta ik echter nog steeds achter de
besluiten die ik heb genomen. Zeker na de uitspraak van de Afdeling van 17 januari
jl. was ik ervan overtuigd dat inmiddels voldoende duidelijkheid was over het moment
dat ik de tijdelijke bescherming van deze groep kon beëindigen. Dat rechtbanken aanleiding
zagen om moment beëindiging tijdelijke bescherming opnieuw ter discussie te stellen
had ik niet kunnen voorzien.
Vraag 5
Welk handelingsperspectief hebben gemeenten nu? Worden zij erop aangesproken als zij
er niet voor kiezen om derdelanders uit de opvang te zetten?
Antwoord 5
De gemeenten hebben op 25 april jl. een brief ontvangen waarin is aangegeven dat de
betrokken groep derdelanders het recht op opvang en verstrekkingen zoals neergelegd
in de Regeling opvang ontheemden Oekraïne (RooO) tot het moment waarop het HvJEU een
uitspraak heeft gedaan, behoudt. Dit betekent dat de gemeenten de groep vooralsnog
opvang moeten blijven bieden zoals tijdelijk beschermden onder de RTB.
Vraag 6
Kunnen particulieren die derdelanders opvangen nog te maken krijgen met financiële
consequenties? Of wordt enige coulance betracht nu in honderden zaken is besloten
dat derdelanders in Nederland mogen blijven?
Antwoord 6
De gevolgen van de beëindiging van de RTB voor derdelanders met tijdelijk verblijf
in Oekraïne zijn bevroren. Dit betekent dat particulieren die deze derdelanders opvangen
dit kunnen blijven doen zonder met financiële consequenties te maken te krijgen.
Vraag 7
Klopt het dat daarmee mogelijk de rechten van deze groep mogelijk onrechtmatig zijn
ontnomen? En als het Hof van Justitie van de EU oordeelt dat dit inderdaad onrechtmatig
was, wat zou dat dan betekenen voor de derdelanders die al zijn weggestuurd?
Antwoord 7
Derdelanders die Nederland hebben verlaten met gebruikmaking van het remigratiebeleid
of andere terugkeerondersteuning hebben afstand gedaan van hun aanspraken onder de
RTB en eventuele nog lopende toelatingsprocedures. Derdelanders die sinds 4 maart
jl. zelf zijn vertrokken uit de gemeentelijke opvang en uit Nederland hebben tot 4 mei
jl. de mogelijkheid gehad zich bij de gemeente te melden voor her-inschrijving in
de BRP. Bij her-inschrijving betekent dit dat zij weer dezelfde rechten hebben als
ontheemden die onder de RTB vallen.
Vraag 8
Als iemand met een voorlopige voorziening terugkomt bij de opvang waar hij eerder
uit is gezet en waar hij mogelijk aan heeft meebetaald, klopt het dan dat een gemeente
deze persoon kan weigeren? Zo ja, hoe wordt voorkomen dat iemand die bijvoorbeeld
betaald werk of kinderen op school had vervolgens terecht komt in een opvang aan de
andere kant van Nederland?
Antwoord 8
Als de derdelander met een voorlopige voorziening zich bij de gemeente meldt, dan
dient de gemeente opvang te bieden. Het kan voorkomen dat er op dat moment geen opvangplek
beschikbaar is. In dat geval dient de gemeente in de regio te kijken of er een plek
beschikbaar is. Indien dit ook niet het geval is dan kan de gemeente contact opnemen
met het Regionaal Coördinatiecentrum Vluchtelingen Spreiding (RCVS) voor een bovenregionale
plaatsing. Mochten er geen opvangplekken in de regio zijn, dan dient het RCVS een
verzoek in bij het Knooppunt Coördinatie Informatie Oekraïne (KCIO)/Landelijk Centrum
Vluchtelingen Spreiding (LCVS). Het LCVS zorgt vervolgens voor een opvangplek elders
in het land.
Deze werkwijze geldt overigens ook voor ontheemden die voor langere tijd vertrokken
zijn uit de opvang en weer terugkeren bij diezelfde opvang als voor ontheemden uit
Oekraïne die zich in Nederland melden voor bescherming.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E. van der Burg, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.