Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden : Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden
36 550 K Wijziging van de begrotingsstaat van het Defensiematerieelbegrotingsfonds voor het jaar 2024 (wijziging samenhangende met de Voorjaarsnota)
Nr. 3
VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN
Vastgesteld 31 mei 2024
De vaste commissie voor Defensie, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel
van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen met
de daarop gegeven antwoorden.
De vragen zijn op 17 mei 2024 voorgelegd aan de Minister van Defensie. Bij brief van
31 mei zijn ze door de Minister van Defensie beantwoord.
Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van
het wetsvoorstel voldoende voorbereid.
De fungerend voorzitter van de commissie, De Roon
Adjunct-griffier van de commissie, Manten
1.
Kunt u nader specificeren op welke projecten er verschuivingen aan investeringsbudgetten
hebben plaatsgevonden? Kunt u dit voortaan beter toelichten in een suppletoire begroting?
In de suppletoire begroting heeft Defensie € 2,1 miljard aan investeringsbudget naar
latere jaren geschoven. Het betreft middelen op de artikelen 1, 2, 3, 4, 5, 6 en 7.
In de suppletoire begroting zijn de uitgaven en verplichtingenmutaties per artikel
en financieel instrument toegelicht. De aansprekende projecten vanwege significante
omvang waarop verschuivingen hebben plaatsgevonden zijn op de afzonderlijke artikelen
genoemd. Bijvoorbeeld het project Defensiebrede Vervanging Operationele Wielvoertuigen
(DVOW) op artikel 1 Defensiebreed materieel. Detailinformatie van de projecten waarvan
de investeringsbudgetten in het juiste kasritme zijn geplaatst en andere investeringsprojecten
kunt u vinden in het Defensie Projectenoverzicht (DPO). Hierin geeft Defensie de Kamer
jaarlijks integraal inzicht in de lopende DMP-projecten. Voor een overzicht van lopende
projecten, verwijs ik u graag naar het meest recente DPO (Kamerstuk 27 830, nr. 435 van 15 mei 2024).
2.
Kunt u nader toelichten waar de verschuivingen in verplichtingen uit bestaan? Welke
projecten betreft dit? Kunt u dit voortaan beter toelichten in een suppletoire begroting?
Zie het antwoord op vraag 1.
3.
Wat is de stand van zaken van het aangekondigde onderzoek naar overprogrammering in
relatie tot realistische planningen? Kunt u de Kamer informeren over de uitkomsten?
In de kabinetsreactie op het IBO over publieke investeringen (Kamerstuk 35 925, nr. 173 van 18 juli 2022) is aangekondigd dat het kabinet verder onderzoekt hoe het gebruik
van het instrument overprogrammering en het nieuwe investeringsplafond in de praktijk
nog meer bijdragen aan realistische planningen, effectief doelbereik en transparante
en heldere communicatie richting het parlement. Dit interne onderzoek is afgerond
in november 2023 en heeft als input gediend voor het Studiegroep Begrotingsruimte
(SBR) advies. De SBR heeft in december 2023 het rapport «Bijsturen met het oog op de
toekomst»1 uitgebracht. Hierin wordt de aanbeveling gedaan om het gebruik van begrotingsfondsen
te beperken door toetsing aan een aantal randvoorwaarden. Deze aanbeveling heeft geen
consequenties voor het huidige Defensiematerieelbegrotingsfonds.
De versterking van de krijgsmacht vraagt om aanzienlijke investeringen in materieel
en middelen. Als gevolg van interne en/of externe factoren kunnen investeringsprojecten
vertragen ten opzichte van de raming. Het realisatie vermogen van Defensie en de huidige
krapte op de defensiemarkt, als gevolg van schaarse strategische grondstoffen en de
personele tekorten, zijn daar voorbeelden van. Defensie hanteert overprogrammering
om het toegewezen budget in het DMF tijdig te realiseren. Bij overprogrammering worden
in de eerste jaren meer plannen toegestaan dan past binnen het budgettaire kader van
deze jaren. Over de gehele planperiode moet de planning wel aansluiten op het totaal
beschikbare budget.
4.
Hoe kan geborgd worden dat er voortaan een realistischere begroting van het Defensiematerieelbegrotingsfonds
(DMF) wordt opgesteld waarmee grote verschuivingen en onderbestedingen voorkomen gaan
worden?
Het afgelopen jaar heeft Defensie € 2 miljard meer uitgegeven dan het jaar ervoor
en € 5 miljard meer verplicht ten opzichte van het jaar er voor. De verwachting is
dat deze groei zich ook dit jaar voortzet; er wordt immers hard gewerkt om de verplichtingen
te realiseren. Defensie heeft echter te maken met externe factoren zoals een gespannen
mondiale defensiemarkt en een krappe arbeidsmarkt. Daarnaast levert Defensie inspanningen
om Oekraïne op militair gebied te ondersteunen hetgeen eveneens capaciteit kost. Deze,
maar ook andere mogelijke (externe) factoren (kunnen) zorgen voor druk op de realisatie
van de defensie-investeringen. Waar versnellingsmogelijkheden zich voordoen, worden
deze met beide handen aangegrepen, bijvoorbeeld door mee te liften op contracten van
andere landen. Defensie actualiseert de investeringsramingen daarom periodiek en de
aangepaste ramingen in de (suppletoire) begrotingen verwerkt. Daarmee blijven de ramingen
van de Defensie-investeringen actueel, ambitieus en realistisch.
5.
Kunt u een toelichting geven op de mutaties op artikel 8 van het DMF? Waar bestaan
deze bedragen uit? Kunt u dergelijke mutaties voortaan beter toelichten?
Artikel 8 in het DMF bevat de reeds aan Defensie toegekende budgetten, die nog niet
zijn verdeeld over de afzonderlijke portfolio’s. Met de eerste suppletoire begroting
voor het DMF is aan artikel 8 de toegekende prijsbijstelling toegevoegd; ook is het
extra budget voor de versterking van de luchtverdediging en voor het aanvullen van
munitie voor de eigen krijgsmacht (500 miljoen euro in 2028, structureel vanaf 2030)
toegevoegd.
6.
Wanneer worden de middelen van artikel 8 nader verdeeld?
De middelen op artikel 8 worden doorgaans niet later verdeeld dan met de presentatie
van de ontwerpbegroting voor het komende begrotingsjaar (voorheen betrof dit de vermoedelijke
uitkomst voor het lopende jaar zoals opgenomen in de ontwerpbegroting voor het komende
jaar, thans is dat de Prinsjesdag suppletoire).
7.
Kunt u aangeven welke financiële reservering aanvullend nodig is, en in welk jaar,
om wel een A-brief voor de behoeftestelling voor de oprichting van een tankbataljon
naar de Kamer te kunnen sturen, aangezien u in de brief van 13 maart 2024 (27 830, nr. 428) aangeeft dat binnen de afspraken van het Defensie Materieelproces geen A-brief verstuurd
kan worden zolang er geen financiële reservering op de begroting staat?
De benodigde financiële reservering bij een eventuele toekomstige A-brief over de
verwerving van het materieel voor een tankbataljon zou uit (eenmalige) investeringskosten
en (structurele) exploitatiekosten bestaan. Deze zijn eerder gespecificeerd in de
commercieel vertrouwelijke bijlage bij antwoorden op «Schriftelijke vragen van de
leden Boswijk (CDA), Tuinman (BBB) en van Dijk (SGP) over de mogelijke oprichting
van een eigen tankbataljon» (Kenmerk 2024Z00074 van 5 februari 2024).
De eventuele investeringskosten omvatten onder meer de gevechtstanks en overig materieel,
de inzetvoorraad munitie en wapensysteemgebonden-IT. Deze financiële reservering zou
startend twee jaar na verzending A-brief en verdeeld over een reeks van drie aansluitende
jaren zijn benodigd.
De eventuele exploitatiekosten vragen een additionele financiële reservering voor
de «gebruiksfase». Dit omvat personele exploitatie (loonkosten), materiele exploitatie
(voor reservedelen, onderhoud, brandstof en oefenmunitie) en zogeheten «tweede en
derde orde effecten» (voor o.a. vastgoed en gebouwenonderhoud, kleding en uitrusting,
IT-aansluitingen, militaire politietaken en veiligheidsonderzoeken). Deze exploitatiekosten
staan eveneens gespecificeerd in de commercieel vertrouwelijke bijlage (Aanhangsel
Handelingen II 2023/24, nr. 945) en zouden verdeeld over een gebruiksperiode van 15 jaar benodigd zijn.
De Kamer is eerder met de Kamerbrief «Informatieverzoek motie-Valstar tankbataljon»
(Kamerstuk 27 830, nr. 422 van 19 december 2023) en met antwoorden op «Schriftelijke vragen van de leden Boswijk
(CDA), Tuinman (BBB) en van Dijk (SGP) over de mogelijke oprichting van een eigen
tankbataljon» (Aanhangsel Handelingen II 2023/24, nr. 945) op hoofdlijnen geïnformeerd over de kosten van een mogelijk tankbataljon. De keuze
voor de oprichting van een tankbataljon (NAVO priority target) is aan een volgend
kabinet op basis van een integraal militair gewogen advies. Ook met de invulling van
ten minste 2% zullen keuzes moeten worden gemaakt.
8.
Kunt u een overzicht bieden van welke projecten juridisch of beleidsmatig zijn gecommitteerd?
Het beschikbare budget wordt per artikel in de (eerste suppletoire) begroting opgedeeld
naar een juridisch verplicht deel en een deel beleidsmatig gereserveerd. Het aandeel
juridisch verplicht heeft betrekking op de levering van goederen en/of diensten waarvoor
Defensie een financiële verplichting is aangegaan die leidt tot toekomstige kasbetalingen.
Het resterende deel van het artikel is beleidsmatig gereserveerd voor noodzakelijk
geachte investeringen en onderhoudsprogramma’s, waarvan het aangaan van de juridische
verplichting wordt voorbereid. Dit onderscheid richt zich op het totaalbudget op het
artikel en niet op projecten als geheel. Projecten kunnen gedeeltelijk of geheel juridisch
verplicht dan wel beleidsmatig gereserveerd zijn. Voor Defensiebrede materieelprojecten
bijvoorbeeld (artikel 1) geldt dat Defensie 71% van het budget juridisch heeft verplicht
en 29% beleidsmatig heeft gereserveerd. Een voorbeeld van een juridische verplichting
is het project Defensie Operationeel Kledingsysteem (DOKS) waar een verplichting voor
is aangegaan en de kasbetaling daaruit volgt. Een voorbeeld van een beleidsmatige
reservering bij het artikel Defensiebreed is (een deel van) het programma Beleidskader
Inzetvoorraden (BKI) munitie.
In de (suppletoire) begroting wordt inzicht gegeven in het deel van het beschikbare
budget dat juridisch verplicht dan wel beleidsmatig gereserveerd is. Met het Defensie
Projectenoverzicht (DPO) geeft Defensie de Kamer jaarlijks integraal inzicht in de
lopende DMP-projecten. Voor een overzicht van lopende projecten, verwijs ik u graag
naar het meest recente DPO (Kamerstuk 27 830, nr. 435 van 15 mei 2024).
9.
Welke operationele consequenties komen voort uit het doorschuiven van de middelen
voor investeringen naar latere jaren?
Door investeringen die nodig zijn voor vervanging door te schuiven naar latere jaren
moeten bestaande wapensystemen langer in stand gehouden worden dan oorspronkelijk
gepland. De gevolgen van langer gebruik van die wapensystemen kunnen zowel operationeel,
technisch als financieel van aard zijn. Deze wapensystemen kunnen eenheden beperken
in het uitvoeren van hun primaire taken en vragen om steeds meer gepland (en ongepland)
onderhoud. De systemen zijn daardoor minder beschikbaar voor inzet en de onderhoudskosten
worden steeds groter. Daarnaast stellen deze wapensystemen hogere eisen aan de kennis,
opleiding en ervaring van het schaars aanwezige onderhoudspersoneel. Door mitigerende
maatregelen zoals het voorzien van een update op het wapensysteem, worden de operationele
consequenties beperkt. Zoals bijvoorbeeld van toepassing is op het wapensysteem LCF.
10.
Welke projecten kunnen niet conform planning worden uitgevoerd?
Detailinformatie over investeringsprojecten kunt u vinden in het Defensie Projectenoverzicht
(DPO). Hierin geeft Defensie de Kamer jaarlijks integraal inzicht in de lopende Defensie
Materieel Proces (DMP)-projecten. Voor een overzicht van lopende projecten, verwijs
ik u graag naar het meest recente DPO (Kamerstuk 27 830, nr. 435 van 15 mei 2024). Indien er sprake is van verschuivingen in tijd en/of budget wordt
dit toegelicht in het projectblad waarop dit van toepassing is.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
R. de Roon, voorzitter van de vaste commissie voor Defensie -
Mede ondertekenaar
N.E. Manten, adjunct-griffier