Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Erkens over het bericht ‘Utrecht wil niet meer samenwerken met Eneco en eigen warmtebedrijf oprichten’
Vragen van het lid Erkens (VVD) aan de Minister voor Klimaat en Energie over het bericht «Utrecht wil niet meer samenwerken met Eneco en eigen warmtebedrijf oprichten» (ingezonden 26 april 2024).
Antwoord van Minister Jetten (Klimaat en Energie) (ontvangen 28 mei 2024).
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Utrecht wil niet meer samenwerken met Eneco en eigen
warmtebedrijf oprichten»?1
Antwoord 1
Ja, daar ben ik mee bekend.
Vraag 2
Hoe duidt u de ontwikkelingen die worden omschreven in het artikel?
Antwoord 2
Ik betreur dat de partijen, die al jarenlang met grote inzet werken aan het mogelijk
maken van de projecten, er niet uitgekomen zijn. Uit de informatie die ik van betrokken
partijen heb ontvangen, blijkt dat de hoge kosten voor bewoners, corporaties en gemeenten
de aanleiding waren om te stoppen. Eneco heeft gedurende de ontwikkeling te maken
gehad met grote kostenstijgingen in materiaal, energie en arbeid, waardoor de business
case onzeker was. De gemeente op haar beurt gaf aan weinig transparantie over de business
case te ervaren. Het niet doorgaan van het project lijkt hier debet aan. De beperkte
transparantie van de businesscase van Eneco richting de gemeente hielp niet mee, bleek
in Utrecht: hiermee verdween het vertrouwen de samenwerking.
Vraag 3
Verwacht u dat draagvlak voor de realisatie van warmtenetten in Utrecht en daarbuiten
door deze problematiek minder wordt?
Antwoord 3
Draagvlak voor warmtenetten is al langer onderwerp van discussie. Ik ken niet alle
details van de casus in Utrecht. Voor het draagvlak voor warmtenetten acht ik met
name van belang dat bewoners een betrouwbaar en financieel aantrekkelijk voorstel
krijgen, dat hen ontzorgt om van het gas af gaan. In de antwoorden op de volgende
vragen ga ik in op de rol die EZK pakt om het draagvlak te laten toenemen.
Vraag 4
Welk signaal wordt hiermee afgegeven aan bedrijven die nu nog actief zijn in de warmtetransitie?
Deelt u de mening dat dit de investeringsbereidheid in de warmtetransitie vermindert?
Antwoord 4
Ieder warmteproject is verschillend. Er zijn projecten die stilvallen, terwijl er
ook projecten zijn die doorgang vinden. In de periode naar aanloop van de Wet collectieve
warmte (Wcw) zijn er (additionele) onzekerheden die effect hebben op de business case
en de investeringsbereidheid. Gemeenten en warmtebedrijven geven dit signaal herhaaldelijk.
Het is mijn voornemen om op korte termijn de Wcw naar uw Kamer te zenden, waarmee
ook duidelijkheid gegeven wordt aan gemeenten en warmtebedrijven. Recentelijk is de
Wet gemeentelijke instrumenten warmtetransitie in de Tweede Kamer besproken en aangenomen.
De gemeenten worden geholpen met de aanvullende bevoegdheden voor het versterken van
de gemeentelijke regierol. We verwachten dat de aanvullende transparantie die de Wcw
biedt, bijdraagt aan het creëren van vertrouwen bij betrokken partijen om te investeren
in warmtenetten. Duidelijkheid over de tariefregulering en de restwaarde helpt bij
het goed beprijzen van de desbetreffende onderdelen van de businesscase. Tot slot
ondersteunt het kabinet de diverse onderdelen in de warmteketen financieel via verschillende
subsidies. Signalen uit de praktijk laten zien dat desondanks de investeringen nog
niet goed rondkomen. Voorafgaand aan de behandeling van de Wcw ontvangt uw Kamer,
zoals toegezegd tijdens de behandeling van de Wet gemeentelijke instrumenten warmtetransitie,
een brief over de mogelijkheden die er zijn om de betaalbaarheid van warmtenetten
te verbeteren.
Vraag 5
Heeft de keuze voor een publiek warmtebedrijf additionele financiële consequenties
voor het Rijk? Zo ja, hoe groot zijn deze? Zo nee, deelt u de mening dat het Rijk
niet financieel aan de lat moet staan voor een dergelijke lokale politieke keuze op
dit vlak?
Antwoord 5
De keuze in de Wcw voor een verplicht publiek meerderheidsbelang heeft financiële
consequenties voor de overheid. Publieke partijen zoals lokale en provinciale overheden
en mogelijk ook netwerkbedrijven zullen in de rol van aandeelhouder kapitaal beschikbaar
moeten stellen om publieke warmtebedrijven op te richten. Daar staat tegenover dat
zij daar in de toekomst dividend over zullen ontvangen. Gelet op het benodigde tempo
om de klimaatdoelen te behalen overweegt het kabinet om de medeoverheden te ondersteunen
via een nationale deelneming die, náást gemeente en provincie, medeaandeelhouder kan
worden. Op mijn verzoek brengt EBN de benodigde financiële, juridische en organisatorische
voorwaarden hiervan in kaart. Ook werkt het kabinet aan een voorstel voor de inzet
van een waarborgfonds om risico’s voor financiers af te dekken en zo de financieringslasten
voor warmtebedrijven te verlagen. Dit instrument kan de transitie versnellen en betaalbaarder
maken.
Vraag 6
In hoeverre lopen de inwoners van de desbetreffende wijk het risico op een fors hogere
energierekening dan oorspronkelijk voorgesteld voor deze ontwikkeling? Bent u in gesprek
met de gemeente om te voorkomen dat de energierekening voor deze mensen onbetaalbaar
wordt?
Antwoord 6
De ontwikkeling in Utrecht is inmiddels gestagneerd, waardoor deze vraag niet meer
van toepassing is. De uitdaging om bewoners een aantrekkelijk en betaalbaar aanbod
te kunnen doen speelt echter breder. Ik verken daarom, mede op verzoek van de Tweede
Kamer, beleidsopties om de betaalbaarheid van de rekening voor warmtenetgebruikers
te borgen. Zoals hiervoor aangegeven wordt de Tweede Kamer voor de behandeling van
de Wcw hiervoor geïnformeerd. Uitgangspunt hierbij is dat in wijken waar een warmtenet
de optie met de laagste maatschappelijke kosten is, dit zich ook vertaalt in een aantrekkelijke
en betaalbare energierekening voor de eindgebruikers.
Vraag 7
Kunt u deze vragen één voor één beantwoorden?
Antwoord 7
Ja.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
R.A.A. Jetten, minister voor Klimaat en Energie
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.