Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over de Geannoteerde Agenda Raad Buitenlandse Zaken Defensie d.d. 28 mei 2024 (Kamerstuk 21501-28-265)
21 501-28 Defensieraad
Nr. 266
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 23 mei 2024
De vaste commissie voor Defensie heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd
aan de Minister van Defensie over de brief van 8 mei 2024 over de Geannoteerde Agenda
Raad Buitenlandse Zaken Defensie d.d. 28 mei 2024 (Kamerstuk 21 501-28, nr. 265).
De vragen en opmerkingen zijn op 17 mei 2024 aan de Minister van Defensie voorgelegd.
Bij brief van 23 mei 2024 zijn de vragen beantwoord.
De fungerend voorzitter van de commissie, De Roon
Adjunct-griffier van de commissie, Manten
Vragen en opmerkingen vanuit de fractie en reactie van de bewindspersoon
Vraag 1
De leden van de VVD-fractie onderstrepen het belang van een sterke krijgsmacht. Deze
leden lezen dat er 40.000 Oekraïense militairen zijn getraind en dat dit aantal deze
zomer zal stijgen naar 60.000. De leden van de VVD-fractie vragen wat er nodig is
om de training van Oekraïense militairen verder uit te breiden en welke rol Nederland
daarbij kan spelen. Deze leden vragen wat er nodig is om de training van Oekraïense
militairen verder te verbeteren. Daarnaast benadrukken de leden van de VVD-fractie
dat onze eigen krijgsmacht voortdurend moet blijven leren van het conflict in Oekraïne
en dat deze lessen worden doorgevoerd in de training van onze eigen militairen.
Antwoord
Er worden in EU-verband via EUMAM en via andere trainingsinitiatieven zoals het VK-geleide
Interflex, zo veel mogelijk Oekraïense militairen opgeleid. Nederland hecht groot
belang aan deze trainingen en levert hier een substantiële bijdrage aan. Daarnaast
verzorgt Nederland trainingen en opleidingen op (wapen-)systemen die door Nederland
aan de Oekraïense krijgsmacht zijn geleverd. Het betreft zowel gebruikers- als onderhoudsopleidingen
met als doel de operationele inzetbaarheid van de geleverde systemen te versterken.
Dit gebeurt ook op kwalitatief hoogwaardige en complexe systemen. Zo draagt Nederland
onder andere actief bij aan de F-16 vlieger- en onderhoudsopleidingen. De onderhoudsopleidingen
worden veelal opgezet als een Train-the-Trainer cursus, waarmee de Oekraïense krijgsmacht op termijn zelfstandig haar personeel kan
opleiden en trainen. Het aanbod van trainingen wordt voortdurend aangepast op basis
van de directe behoefte van Oekraïne en door lessen te trekken uit eerdere trainingsactiviteiten.
De training van onze eigen militairen wordt ook aangepast op basis van de ervaringen
in Oekraïne, bijvoorbeeld als het gaat om de inzet van en verdediging tegen drones.
Deze lessen worden ook toegepast in NAVO-oefeningen en dit zal de komende periode
verder geïntensiveerd worden.
Vraag 2
De leden van de VVD-fractie hebben daarnaast kennisgenomen van de publicatie van de
Europese Defensie Industrie Strategie (EDIS). Deze leden kijken positief naar meer
standaardisatie, gezamenlijke inkoop en meer sturing op Europese productie. Dit helpt
voor het vergroten van onafhankelijkheid op het gebied van de defensie-industrie.
De leden van de VVD-fractie hebben hierover nog wel enkele vragen. De leden van de
VVD-fractie vinden het bizar dat een bondgenoot zoals het Verenigd Koninkrijk geen
toegang heeft tot het programma. Dat zou volgens deze leden slecht uitpakken voor
Nederland gezien de nauwe samenwerking en zou onze veiligheid schaden. Erkent het
kabinet dit risico? De leden van de VVD-fractie pleiten ervoor dat het Verenigd Koninkrijk
betrokken wordt als partner in dit programma. Deze leden vragen of het kabinet deze
inzet kan toezeggen. Deze leden zijn daarnaast positief dat de Europese Unie (EU)
lidstaten gaat helpen om zelf meer te gaan produceren. De leden van de VVD-fractie
vragen daarbij om te borgen dat niet-EU NAVO-partners afdoende betrokken worden bij
de plannen voor de Europese Defensie Industrie.
Antwoord
De door de Commissie voorgestelde maatregelen in EDIS en EDIP hebben grote meerwaarde
voor de Nederlandse en Europese defensie-industrie. Ze versterken het vermogen van
de Unie en lidstaten om zelfstandig te voorzien in de militaire capaciteitsbehoeften
en daarmee minder afhankelijk te zijn van internationale partners, en dragen dus bij
aan het vermogen van de EU om autonomer te opereren in een geopolitieke fragiele wereld.
Dit is ook in het belang van NAVO partners, want een sterkere EU betekent een sterkere
NAVO. Het streven naar meer samenwerking binnen de EU laat onverlet dat ook samenwerking
met niet geassocieerde partnerlanden, zoals de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk,
van belang blijft. Het kabinet zet zich in voor samenwerking met niet-EU NAVO-partners
binnen de mogelijkheden die EDIP hiervoor biedt. Hierbij denkt het kabinet bijvoorbeeld
aan het verwerven van productielicenties van entiteiten afkomstig uit niet-geassocieerde
derde landen, waardoor licentieproductie in de EU mogelijk wordt gemaakt. Het kabinet
is van mening dat ook hiermee de Europese Defensie Technologische en Industriële Basis
(EDTIB) wordt versterkt. Het kabinet zal zich hiervoor inzetten tijdens de onderhandelingen.
Daarnaast stelt de Commissie in EDIP voor dat bedrijven die een moederbedrijf hebben
in een derde land, maar gevestigd zijn in de EU, onder voorwaarden en met garanties
ook een gunning kunnen krijgen, net als in het EDF. Volgens het kabinet wordt op deze
manier geborgd dat ook industrie van niet-EU NAVO partners voldoende betrokken kan
zijn bij de plannen voor de Europese Defensie Industrie en tegelijkertijd hiermee
de EDTIB wordt versterkt.
Vraag 3
De leden van de VVD-fractie benadrukken daarnaast dat belemmeringen op het gebied
van procedures voor vergunningverlening moeten worden verminderd. Het krijgen van
een vergunning voor een fabriek duurt vaak vijf à acht jaar in een gemiddeld Europees
land. De leden van de VVD-fractie geven aan eerder al gevraagd te hebben naar noodwetgeving
uit Brussel. Deze leden vragen om een stand van zaken van het kabinet.
Antwoord
In aanloop naar het wetgevende voorstel Europese Defensie-Industrie Programma (EDIP)
heeft Nederland in Brussel gepleit om hier het versnellen van vergunningprocedures
in op te nemen. In het voorgestelde EDIP doet de Europese Commissie concrete voorstellen
ten aanzien van vergunningverlening voor mogelijke productiefaciliteiten ten behoeve
van defensieproducten. Zo moeten lidstaten ervoor zorgen dat vergunningaanvragen ten
behoeve van onder andere bouw en exploitatie van productiefaciliteiten voor defensieproducten
versneld in behandeling worden genomen. Bovendien moet bij het afwegen van juridische
belangen in het kader van vergunningverlening, prioriteit wordt gegeven aan deze faciliteiten.
Het kabinet staat positief tegenover dit voorstel en is benieuwd naar de verdere uitwerking
van de Commissie. Verwacht wordt dat hier gedurende de onderhandelingen voor de totstandkoming
van het EDIP meer duidelijk over zal worden. Voor zover bekend wordt er vanuit Brussel
niet gewerkt aan een aparte noodwet ter vereenvoudiging van de vergunningverlening.
Vraag 4
Verder vragen de leden van de VVD-fractie hoe het kabinet gebruik zal maken van het
Structure for European Armament Programme (SEAP) om materieelsamenwerking aantrekkelijker te maken voor lidstaten indien dit
instrument er komt. Het betreft hier onder andere een btw-vrijstelling en toegang
tot cohesiemiddelen. De leden van de VVD-fractie vragen op welke nationale specialisaties
Nederland nu gaat inzetten en welk concreet beleid daarvoor komt.
Antwoord
Materieelsamenwerking is belangrijk voor de interoperabiliteit van nationale krijgsmachten
en draagt bij aan standaardisatie van wapensystemen. Het kabinet staat in beginsel
positief tegenover specifieke maatregelen zoals voorgesteld binnen het voorstel voor
vaststelling van een juridisch raamwerk (SEAP) om materieelsamenwerking te stimuleren.
Aangezien het voor lidstaten reeds mogelijk is om met andere landen samen te werken
op gebied van materieel, zal het kabinet aan de Commissie verduidelijking vragen op
welke wijze een SEAP materieelsamenwerking aantrekkelijker maakt. Of Nederland gebruik
zal gaan maken van SEAP zal onder andere afhangen van de voor en nadelen van het uiteindelijke
SEAP-instrument in vergelijking met andere reeds bestaande mogelijkheden voor internationale
materieelsamenwerking (bijv. via MoU, NSPA, OCCAR, EDA). De nationale specialismen
waar Defensie in investeert zijn de inlichtingencapaciteit, capaciteiten in het cyberdomein,
special operations forces en de geïntegreerde lucht- en raketverdediging, waaronder
versterking van de fregatten, onderzeeboten, jachtvliegtuigen en grondgebonden luchtverdedigingssystemen.1
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
R. de Roon, voorzitter van de vaste commissie voor Defensie -
Mede ondertekenaar
N.E. Manten, adjunct-griffier