Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Ceder, Hirsch, Bamenga en Stoffer over toegenomen Nederlandse importen uit de Chinese provincie Xinjiang
Vragen van de leden Ceder (ChristenUnie), Hirsch (GroenLinks-PvdA), Bamenga (D66) en Stoffer (SGP) aan de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking over toegenomen Nederlandse importen uit de Chinese provincie Xinjiang (ingezonden 9 april 2024).
Antwoord van Minister Schreinemacher (Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking)
(ontvangen 15 mei 2024).
Vraag 1
Klopt het dat de Chinese handelscijfers over de eerste maanden van dit jaar laten
zien dat de export vanuit de provincie Xinjiang naar de EU sterk is toegenomen, zoals
gesteld in het Nederlands Dagblad van 25 maart jl.?1 Klopt het dat Nederland op de derde plaats staat?
Antwoord 1
De berichtgeving is gebaseerd op cijfers van de Chinese douane. Op dit moment is het
niet mogelijk om deze cijfers te verifiëren. Daarnaast kunnen andere mogelijke verklaringen
bestaan voor een ogenschijnlijke toename, zoals prijsstijgingen, doorvoer via de provincie
Xinjiang vanuit andere Chinese provincies, en doorvoer van producten via Nederlandse
(lucht)havens.
Vraag 2
Bent u bekend met het onderzoek van Adrian Zenz dat in het artikel genoemd wordt en
deelt u zijn conclusie dat de inzet van Oeigoeren in sectoren die bekend zijn vanwege
dwangarbeid sterk is toegenomen?
Antwoord 2
Ja, ik ben bekend met het onderzoek van Adrian Zenz. De bevindingen beschreven in
dit onderzoek, maar ook andere internationale rapporten over dwangarbeid door Oeigoeren
zijn zorgelijk. Het kabinet heeft echter geen eigenstandige informatiepositie over
de situatie ter plaatse en kan de specifieke conclusies van dit onderzoek dus niet
bevestigen.
Vraag 3
Welke verantwoordelijkheid hebben bedrijven om zeker te stellen dat de producten die
zij importeren uit Xinjiang niet met behulp van dwangarbeid geproduceerd zijn?
Antwoord 3
Het kabinet verwacht van bedrijven dat zij de OESO-richtlijnen voor multinationale
ondernemingen inzake maatschappelijk verantwoord ondernemen (OESO-richtlijnen) en
de UN Guiding Principles for Business and Human Rights (UNGP’s) toepassen. Volgens deze kaders moeten bedrijven rekening houden met potentiële
en daadwerkelijke negatieve gevolgen van hun eigen activiteiten, diensten of producten,
en die van hun zakelijke relaties. Potentiële en daadwerkelijke negatieve gevolgen – zoals dwangarbeid – dienen zij volgens
het gepaste zorgvuldigheidsproces te identificeren, voorkomen of mitigeren, en hier
rekenschap over af te leggen. Met totstandkoming van de Europese anti-dwangarbeidverordening
wordt het voor bedrijven ook wettelijk verboden om producten die zijn vervaardigd
met dwangarbeid op de Europese markt te brengen. Meer detail over de uitkomst van
de onderhandelingen over de anti-dwangarbeidverordening is per brief met uw Kamer
gedeeld op 29 april jl. (Kamerstuk 26 485, nr. 436).
Vraag 4
Kunnen Nederlandse consumenten ervan uitgaan dat zij geen producten kopen die gemaakt
zijn met behulp van dwangarbeid wanneer zij bijvoorbeeld Chinese zonnepanelen of andere
Chinese producten aanschaffen? Zo nee, acht u dat een aanvaardbare situatie?
Antwoord 4
Het kabinet kan helaas niet uitsluiten dat Nederlandse consumenten producten kopen
die gemaakt zijn met behulp van dwangarbeid. Het kabinet veroordeelt gedwongen arbeid
waar ook ter wereld. Dwangarbeid doet grove afbreuk aan de waardigheid van mensen.
Daarbij verstoort dwangarbeid het internationale gelijke speelveld door oneerlijke
concurrentie. Het kabinet ziet daarom de urgentie om hier paal en perk aan te stellen
en onderschrijft het belang van de Europese inspanningen om dwangarbeid effectief
tegen te gaan, met name met de anti-dwangarbeidverordening en de Corporate Sustainability Due Diligence Directive (CSDDD).
Vraag 5
Ziet u een verband tussen de stijging van deze importen uit Xinjiang en de aanstaande
inwerkingtreding van de dwangarbeidverordening? Kunt u uw antwoord toelichten?
Antwoord 5
Het is niet te zeggen of de import uit Xinjiang is gestegen vanwege de aanstaande
inwerkingtreding van de anti-dwangarbeidverordening. Er kunnen meerdere mogelijke
verklaringen bestaan voor een ogenschijnlijke toename, zoals ook omschreven in het
antwoord op vraag 1.
Vraag 6
Wanneer verwacht u dat de dwangarbeidverordening effect zal gaan hebben?
Antwoord 6
Vanwege de benodigde juridische tekstcontroles en vertalingen en de aanstaande Europese
Parlementsverkiezingen kunnen de stappen om de anti-dwangarbeidverordening formeel
vast te stellen pas na de zomer worden afgerond. Na vaststelling van de verordening
wordt de definitieve tekst gepubliceerd in het EU Publicatieblad en treedt de verordening
de volgende dag in werking. De bepalingen uit de verordening waarop gehandhaafd wordt,
worden drie jaar na inwerkingtreding van toepassing. Naar verwachting gebeurt dat
in het najaar van 2027. Vanaf dat moment zal de verordening in ieder geval effect
hebben, maar naar verwachting anticiperen bedrijven al eerder op de inwerkingtreding
van de verordening. Het kabinet zal bedrijven daarbij ook ondersteunen onder andere
in relatie tot het toepassen van gepaste zorgvuldigheid via het IMVO-steunpunt.
Vraag 7
Welk effect verwacht u op de importen uit Xinjiang wanneer ook de Corporate Sustainability Due Diligence Directive (CSDDD) in werking zal treden?
Antwoord 7
De CSDDD zal zeer grote bedrijven verplichten om gepaste zorgvuldigheid toe te passen
in hun keten van activiteiten om zo risico’s voor mens en milieu – waaronder dwangarbeid –
te identificeren, te voorkomen en aan te pakken Naar verwachting zal de CSDDD daarmee
een positief effect hebben op het tegengaan van dwangarbeid. Anders dan de anti-dwangarbeidverordening
legt de CSDDD echter geen verbod op om producten, bijvoorbeeld gemaakt met dwangarbeid,
op de markt van de Unie te brengen. Meer detail over de uitkomst van de onderhandelingen
over de CSDDD is per brief met uw Kamer gedeeld op 12 april jl. (Kamerstuk 26 485, nr. 435).
Vraag 8
Deelt u de mening dat de dwangarbeidverordening en de CSDDD eraan kunnen bijdragen
dat Europa de afhankelijkheid van Chinese producten en grondstoffen sneller zal verminderen?
Kunt u uw antwoord toelichten?
Antwoord 8
Het kabinet deelt in algemene zin de groeiende zorgen van de Kamer over risicovolle
strategische afhankelijkheden en ziet de urgentie van het thema. Uitgangspunt voor
het kabinet is dat open markten bedrijven de mogelijkheid bieden om toegang te krijgen
tot verschillende leveranciers en afzetmarkten, waardoor bedrijven hun toeleveringsketens
effectief kunnen diversifiëren. Dat draagt bij aan het voorkomen of verminderen van
risicovolle strategische afhankelijkheden.
Het verminderen van risicovolle strategische afhankelijkheden is niet het doel van
de anti-dwangarbeidverordening en CSDDD. Wanneer de CSDDD in werking treedt, worden
bedrijven die onder de reikwijdte van de richtlijn vallen verplicht om gepaste zorgvuldigheid
toe te passen en dus risico’s voor mens en milieu in hun keten van activiteiten in
kaart te brengen en te adresseren, ongeacht waar ter wereld deze risico’s plaatsvinden.
Een mogelijk aandachtspunt daarbij is dat dit zou kunnen leiden tot terughoudendheid
bij bedrijven om te investeren in nieuwe grondstoffenketens met hoge IMVO-risico’s,
met als gevolg dat er minder diversificatie plaatsvindt. Dit punt geldt minder als
het gaat om verder uitbouwen van bestaande grondstoffenketens in hoog-risicogebieden,
omdat bedrijven daar al gecommitteerd zijn. Andersom zou de CSDDD juist kunnen bijdragen
aan diversificatie wanneer bedrijven besluiten relatief meer te investeren in gebieden
met minder IMVO-risico’s. Daarbij geldt overigens dat de CSDDD bedrijven juist stimuleert
om, in lijn met de OESO-richtlijnen, hun invloed aan te wenden om via gepaste zorgvuldigheid
geleidelijke verbetering aan te brengen in waardeketens. Terugtrekking uit risicogebieden
is daarbij alleen passend als laatste redmiddel. Alhoewel bedrijven zelf verantwoordelijk
zijn voor de inrichting van hun waardeketen faciliteert en stimuleert het kabinet
diversificatie door middel van partnerschappen, handelsakkoorden, diplomatie en financiële
instrumenten op Europees en nationaal niveau.
Met de anti-dwangarbeidverordening wordt o.a. beoogd oneerlijke concurrentie te bestrijden
door het verdienmodel dat gebruik maakt van dwangarbeid bij bedrijven weg te nemen.
Vraag 9
Is de reikwijdte van de CSDDD volgens u voldoende om de import van producten die gemaakt
zijn met behulp van dwangarbeid, of gepaard gaande met andere mensenrechtenschendingen
of milieuschade, substantieel te verminderen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Antwoord 9
Het kabinet verwacht van alle Nederlandse bedrijven die internationaal ondernemen
dat zij de OESO-richtlijnen en UNGP’s toepassen en de risico’s voor mens en milieu
in hun waardeketen in kaart brengen en adresseren. Met de CSDDD wordt het proces van
gepaste zorgvuldigheid voor bedrijven binnen de reikwijdte wettelijk verankerd. Meer
detail over de uitkomst van de onderhandelingen over de CSDDD is per brief met uw
Kamer gedeeld op 12 april jl. (Kamerstuk 26 485, nr. 435).
Vraag 10
Op welke manier verwacht u dat de Corporate Social Responsibility Directive (CSRD) zal bijdragen aan meer transparantie over importen uit Xinjiang?
Antwoord 10
Met de inwerkingtreding van de Corporate Sustainability Reporting Directive (CSRD) worden bedrijven verplicht te rapporteren over hun impact op mens en milieu,
waar dan ook ter wereld. Onder de gedelegeerde handelingen van de CSRD zijn rapportagestandaarden
aangenomen die o.a. vragen om te rapporteren over werknemers in de waardeketen en
getroffen gemeenschappen. Deze duurzaamheidsrapportage draagt bij aan transparantie
over waardeketens.
Vraag 11
Kunt u garanderen dat bedrijven die nog steeds handelen in goederen vanuit Xinjiang
waarvoor het risico bestaat dat ze geproduceerd zijn met gebruikmaking van dwangarbeid,
geen steun van de Nederlandse staat ontvangen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Antwoord 11
Het onderschrijven van de OESO-richtlijnen is een voorwaarde voor het gebruik van
door Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking gefinancierde economische dienstverlening.
De overheid verwacht van bedrijven dat zij zich houden aan deze richtlijnen. Het kabinet
kan niet uitsluiten dat bedrijven die producten importeren uit Xinjiang steun van
de Nederlandse overheid ontvangen. Het kabinet veroordeelt gedwongen arbeid waar ook
ter wereld. In alle gevallen geldt: als blijkt dat een bedrijf zich niet aan de OESO-richtlijnen
houdt of een verbetertraject onvoldoende uitvoert, dan kan dit beëindiging (en terugvordering)
van de steun tot gevolg hebben. Daarnaast onderschrijft het kabinet het belang van
de Europese inspanningen om dwangarbeid effectief tegen te gaan, met name met de anti-dwangarbeidverordening
en CSDDD.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E.N.A.J. Schreinemacher, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.