Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over o.a. de Reactie op verzoek commissie over de Kabinetsinzet t.a.v. de ministeriële vergadering van de Raad van Europa van 16-17 mei in Straatsburg en terugblik op het afgelopen jaar (Kamerstuk 20043-142)
20 043 Parlementaire Vergadering van de Raad van Europa
Nr. 143
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 10 mei 2024
De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken heeft een aantal vragen en opmerkingen
voorgelegd aan de Minister van Buitenlandse Zaken over de brief van 23 april 2024
over haar brieven inzake Reactie op verzoek commissie over de Kabinetsinzet t.a.v.
de ministeriële vergadering van de Raad van Europa van 16–17 mei in Straatsburg en
terugblik op het afgelopen jaar (Kamerstuk 20 043, nr. 142), Antwoorden op vragencommissie over de appreciatie van de Top van de Raad van Europa
van 16–17 mei in Reykjavik (Kamerstuk 20 043, nr. 135) (Kamerstuk 20 043, nr. 137), Reactie op verzoek commissie over een burgerbrief om een registratiepunt in te
stellen voor klachten over het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) (Kamerstuk
36 200 V, nr. 98) en de Reactie op de motie van het lid Brekelmans over geen onomkeerbare stappen
zetten in de keuze voor een instrument omtrent het recht op een schone leefomgeving
(Kamerstuk 32 735, nr. 379).
De vragen en opmerkingen zijn op 25 april 2024 aan de Minister van Buitenlandse Zaken
voorgelegd. Bij brief van 10 mei 2024 zijn de vragen beantwoord.
De fungerend voorzitter van de commissie, De Roon
Adjunct-griffier van de commissie, Dekker
Inhoudsopgave
I
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
2
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
2
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
3
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie
7
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
8
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
10
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
11
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie
12
Vragen en opmerkingen van de leden van de Volt-fractie
14
II
Volledige agenda
17
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen in de geannoteerde agenda dat het kabinet
bij de ministeriële vergadering van de Raad van Europa zal pleiten voor zo spoedig
mogelijke voortgang op de uitkomsten van de conferentie Restoring Justice for Ukraine.
Deze leden delen deze wens en kijken uit naar de opzet van de claimscommissie en het
compensatiefonds. Kan de Minister aangeven of er al claims zijn neergelegd bij het
Schaderegister?
1. Antwoord van het kabinet
Het registratieproces bij het Schaderegister werd opengesteld tijdens de ministeriële
conferentie Restoring Justice for Ukraine in Den Haag op 2 april jl. In eerste instantie worden alleen claims van schade aan
woonhuizen geregistreerd. Daarna zullen gaandeweg alle andere soorten schadeclaims
geregistreerd kunnen worden. Het Schaderegister verwacht een jaar nodig te hebben
voor het openen van alle categorieën claims ter registratie. Op 2 april jl. werden
al direct de eerste schadeclaims ontvangen. Inmiddels zijn ruim tweeduizend schadeclaims
geregistreerd. Dit is echter nog maar een fractie van wat wordt verwacht op alle schadecategorieën,
een aantal dat naar verwachting in de miljoenen zal lopen.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen dat het secretariaat van het Comité
van Ministers een technisch bezoek aan Ankara heeft gebracht en daar de vrijlating
van Osman Kavala heeft bepleit. Heeft het secretariaat ook de zaak van Selahattin
Demirtaş besproken en zo nee, waarom niet? Is de Minister bereid om tijdens het Comité
van Ministers te bepleiten dat in diplomatieke betrekkingen met Turkije beide zaken
besproken moeten worden, conform de motie-Paternotte/Piri (Kamerstuk 36 410 V, nr. 55) van 14 februari 2024?
2. Antwoord van het kabinet
Het technisch bezoek van het Comité van Ministers aan Ankara vond specifiek plaats
in het kader van de zaak van Osman Kavala, om inzicht te krijgen in het Turkse rechtssysteem
en de dialoog met Turkije over uitvoering van de uitspraak van het Europees Hof van
de Rechten voor de Mens (EHRM) voort te zetten. Tot dit technische bezoek is door
het Comité van Ministers in december 2023 besloten. Om deze reden is tijdens het bezoek
alleen de zaak van Osman Kavala besproken. Het standpunt van Nederland in de zaken
betreffende Osman Kavala en Selahattin Demirtaş is ongewijzigd: er liggen uitspraken
van het EHRM, die nageleefd dienen te worden. Nederland hecht eraan dat alle lidstaten
die zich hebben gecommitteerd aan het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens
(EVRM), waaronder Turkije, ook uitvoering geven aan de uitspraken van het EHRM. Nederland
blijft deze zaken bilateraal en multilateraal aankaarten, waaronder ook in de Raad
van Europa, conform de motie Paternotte/Piri.
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de geannoteerde
agenda. Zij hebben hierover enkele vragen en opmerkingen.
De leden van de VVD-fractie lezen dat de focus van het Schaderegister voor Oekraïne
momenteel ligt op het opzetten van de claimscommissie. Wat is hierbij de Nederlandse
inzet? Het digitale schaderegister is sinds 2 april jongstleden actief. Wat zijn de
eerste resultaten van dit digitale Schaderegister? Hoe beoordeelt de Minister het
functioneren van het Schaderegister?
3. Antwoord van het kabinet
Nederland en andere aangesloten partijen hebben zich bij de oprichting van het Schaderegister
politiek gecommitteerd verder te werken aan een volledig compensatiemechanisme, dat
naast het Schaderegister zou dienen te bestaan uit een claimscommissie en een schadefonds.
Dit is ook logisch: het werk van het Schaderegister krijgt pas werkelijk betekenis
als er iets met geregistreerde claims gebeurt. Voorafgaand aan en tijdens de ministeriële
conferentie Restoring Justice for Ukraine werd duidelijk dat bij actief betrokken landen een overwegende voorkeur bestaat als
volgende stap nu eerst te focussen op een claimscommissie. Het kabinet kan zich daarin
vinden.
Sinds het register operationeel is geworden op 2 april zijn inmiddels ruim tweeduizend
schadeclaims ingediend. Een maand na de start van het registratieproces is het functioneren
van het Schaderegister zelf maar beperkt te beoordelen. De voortvarende totstandkoming
van het Schaderegister, sinds het aannemen van de onderliggende resolutie ES-11/5
door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties op 14 november 2022, geeft echter
wel een indicatie van de professionele wijze waarop door de betrokkenen is en wordt
gewerkt. Het Bestuur (de Board) van het Schaderegister bestaat uit zeven eminente experts op de relevante onderdelen
van het internationaal recht en wordt voorgezeten door de voormalig president van
het EHRM. De uitvoerend directeur van het Schaderegister heeft sinds de vestiging
van het Schaderegister in Den Haag in juli 2023 de organisatie snel kunnen vormgeven.
De leden van de VVD-fractie lezen dat het Nederlandse Voorzitterschap van het Comité
van Partijen van het Verdrag van Istanboel zich zal richten op landen die het verdrag
nog niet hebben geratificeerd. Op welke specifieke landen die het verdrag nog niet
hebben geratificeerd, zal Nederland zich richten?
4. Antwoord van het kabinet
Het kabinet roept regelmatig alle lidstaten van de Raad van Europa, waaronder EU-lidstaten
op om het Verdrag van Istanboel te ratificeren. De lidstaten die het verdrag nog niet
hebben geratificeerd zijn: Armenië, Azerbeidzjan, Bulgarije, Tsjechië, Hongarije,
Litouwen en Slowakije. Turkije is in 2021 uit het verdrag gestapt. Het kabinet blijft
zich onverminderd hard maken voor universele ratificatie van het verdrag, ook voor
niet Raad van Europa leden. Overigens roept het kabinet ook de drie Caribische landen
van het Koninkrijk op medegelding van het verdrag te accepteren. Tunesië, Kazachstan
en Israël hebben op eigen verzoek een formele uitnodiging van de Raad van Europa ontvangen
om toe te treden tot het verdrag. Een aantal andere landen met waarnemersstatus bij
de Raad van Europa hebben interesse getoond in toetreding tot het verdrag. Het Verdrag
van Istanboel blijft tot op de dag van vandaag het meest verstrekkende internationale
rechtsinstrument om geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld te voorkomen en te bestrijden,
slachtoffers te beschermen en daders voor de rechter te brengen. Versterking en bevordering
van dit verdrag is een prioriteit van het kabinet.
De leden van de VVD-fractie lezen over de interstatelijke klacht bij het Europees
Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) tegen de Russische Federatie voor haar rol
in het neerhalen van vlucht MH17. Wat verwacht de Minister in de uitspraak die gedaan
zal worden op 12 juni 2024?
5. Antwoord van het kabinet
Op 12 juni vindt bij het EHRM in Straatsburg een hoorzitting plaats over de statenklacht
die Nederland op 10 juli 2022 indiende tegen de Russische Federatie voor diens rol
in het neerhalen van vlucht MH17 op 17 juli 2014.
Met het neerhalen van vlucht MH17, waarbij 298 burgers van 17 nationaliteiten om het
leven kwamen, heeft de Russische Federatie verschillende verplichtingen onder het
EVRM geschonden, waaronder het recht op leven van de inzittenden van het toestel.
De verwachting is dat het EHRM de zaak met voortvarendheid verder behandelt. Het is
echter niet goed in te schatten hoe lang het na de zitting duurt voordat het EHRM
uitspraak doet. Dat kan zeker een jaar duren.
Deze hoorzitting markeert een volgende stap naar waarheidsvinding, gerechtigheid en
rekenschap voor de slachtoffers en hun nabestaanden, bijna 10 jaar na het neerhalen
van vlucht MH17. Het neerhalen van vlucht MH17 heeft ongekend leed veroorzaakt. Dat
kan en mag niet zonder consequenties blijven.
Hoe kijkt de Minister aan tegen de resolutie van de Parlementaire Assemblee van de
Raad van Europa (PACE) waarin opgeroepen wordt een internationaal compensatiemechanisme
op te zetten, waarin alle Russische tegoeden worden ingezet voor de wederopbouw van
Oekraïne en niet alleen de rente zoals de Europese Unie (EU) nu voorstelt, ook in
het licht van de aangenomen motie-Brekelmans (Kamerstuk 21 501-20, nr. 2034) op dit onderwerp? Hoe kijkt de Minister aan tegen het feit dat zowel binnen de EU
als de Raad van Europa (en ook de G7) voorstellen lopen om de bevroren Russische tegoeden
in te zetten? Zijn deze voorstellen complementair of zitten deze mogelijk in elkaars
vaarwater? Hoe kijkt de Minister aan tegen het idee om een «Navalny Act» te ontwikkelen,
in lijn met de Magnitsky Act die door de EU in 2020 werd aangenomen?
6. Antwoord van het kabinet
Het Kabinet zet zich in EU-verband in op snelle aanname ten aanzien van de «windfall profits» voor Oekraïne.
De Amerikaan Bill Browder heeft in februari van dit jaar geopperd om de 300 miljard
aan geïmmobiliseerde Russische centrale bank tegoeden te confisqueren. Deze handeling
zou hij willen vernoemen naar Aleksej Navalny. Het kabinet onderzoekt in internationaal
verband mogelijkheden voor het inzetten van het onderliggende vermogen ten behoeve
van Oekraïne. Daarbij is juridische en financiële zorgvuldigheid essentieel. Het kabinet
zet zich, conform moties Krul c.s., Dobbe c.s. en Brekelmans c.s.,1 in om de ambitie in de EU verhogen.
Het feit dat op verschillende multilaterale niveaus wordt nagedacht over mogelijkheden
om de Russische Centrale banktegoeden in te zetten voor Oekraïne, ziet het kabinet
niet als problematisch. Niet alleen omdat de kwestie EU- en Europa-overstijgend is,
maar ook omdat breed internationaal draagvlak, alsmede denkkracht en creativiteit,
over deze kwestie dringend noodzakelijk is. Samenwerking met internationale partners,
specifiek de G7, is vanaf het begin onderdeel geweest van de Nederlandse inzet bij
het zoeken naar mogelijkheden voor het eventueel gebruiken van geïmmobiliseerde Russische
Centrale banktegoeden voor Oekraïne.
Naar aanleiding van de dood van Aleksej Navalny heeft de EU sancties ingesteld tegen
33 personen en twee entiteiten die betrokken zijn bij zijn politieke gemotiveerde
vervolging en detentie. Het kabinet onderzoekt voortdurend de mogelijkheid tot aanvullende
sancties naar aanleiding van mensenrechtenschendingen in Rusland en waar ook ter wereld.
Dit staat los van de inzet op het confisqueren van Russische centrale banktegoeden
voor steun aan Oekraïne.
De leden van de VVD-fractie lezen dat Nederland inzet op synergie tussen de Raad van
Europa en de EU. Zijn er specifieke beleidsterreinen waarop Nederland de samenwerking
wil versterken?
7. Antwoord van het kabinet
De Raad van Europa is één van de belangrijkste instellingen als het gaat om bescherming
van mensenrechten, democratie en rechtsstaat. Nederland spant zich in om de samenwerking
rondom deze drie beleidsterreinen en de onderlinge samenhang tussen de Raad van Europa
en andere internationale spelers, zoals de EU, te bevorderen op basis van complementariteit
en synergie. Voorbeelden hiervan zijn het voorlopig akkoord inzake de toetreding van
de EU tot het EVRM en de ratificatie door de EU van het Verdrag van Istanboel inzake
geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld. Ook de samenwerking tussen de twee organisaties
op het terrein van het toetredingstraject van (potentiële) EU kandidaat-lidstaten
wordt door Nederland aangemoedigd, vanwege de ruime expertise waarover de Raad van
Europa beschikt op het gebied van assistentieverlening en monitoringsystemen. Het
samenbrengen van financiële steun van de EU en van inhoudelijke expertise bij de Raad
van Europa, zoals bijvoorbeeld in relatie tot de Venetië-commissie, heeft tevens de
Nederlandse aandacht.
De leden van de VVD-fractie lezen over de mogelijke toetreding van Kosovo tot de Raad
van Europa. Wat is de Nederlandse positie ten aanzien van de aanbeveling van de PACE
om Kosovo te laten toetreden? Hoe zal Nederland haar positie uitdragen? Wat zijn de
kansen van Kosovo om toe te treden tot de Raad van Europa, hoe ziet het krachtenveld
eruit? Hoe kijkt de Minister naar het belang van toetreding van Kosovo tot de Raad
van Europa, voor de erkenning van Kosovo door meer EU-landen?
8. Antwoord van het kabinet
Het kabinet steunt het lidmaatschapsverzoek van Kosovo, met inachtneming van de aanbevelingen
van rapporteur Bakoyannis. Nederland draagt deze positie ook zo uit naar de andere
lidstaten van de Raad van Europa. Het is nog onzeker of Kosovo daadwerkelijk zal toetreden.
Aangezien een aantal lidstaten Kosovo niet erkent ligt de besluitvorming gevoelig.
Het krachtenveld is verdeeld, waarbij sommige leden ook graag zien dat Kosovo nog
een concrete stap zet in de richting van de oprichting van
de Vereniging van Servische Meerderheidsgemeenten (ASMM) voordat besloten wordt of
het lidmaatschap van Kosovo op de agenda komt van het Comité van Ministers op 16–17 mei.
Het door Kosovo formeel voorleggen van het EU-ontwerpstatuut inzake de ASMM aan het
Kosovaarse Constitutionele Hof voor grondwettelijke toetsing zou een mogelijke tegemoetkoming
kunnen zijn. Of toetreding van Kosovo effect zal hebben voor de erkenning van Kosovo
zal moeten blijken.
De leden van de VVD-fractie vinden het een belangrijke toezegging van het kabinet
dat een politiek standpunt over het recht op een duurzaam milieu eerst aan de Tweede
Kamer zal worden voorgelegd, zodat hierover beraadslaging kan plaatsvinden. Wat is
nu de huidige stand van zaken rond de technische discussie over dit onderwerp? Zijn
er opties die technisch de voorkeur genieten en reeds nader uitgewerkt worden? Zo
ja, welke zijn dat? Kan de Minister nogmaals bevestigen dat Nederland hierin (ook
niet op technisch niveau) voorkeuren uitdraagt?
9. Antwoord van het kabinet
Nederland neemt deel aan CDDH-ENV, een werkgroep die zich onder de paraplu van het
Stuurcomité mensenrechten (CDDH) van de Raad van Europa bezighoudt met mensenrechten
en milieu. Deze werkgroep heeft een mandaat om (i) het handboek met betrekking tot
mensenrechten en milieu bij te werken (afgerond), (ii) een niet-juridisch bindend
instrument ten aanzien van milieu en mensenrechten te ontwikkelen (afgerond), en (iii)
de noodzaak en haalbaarheid te onderzoeken van verder werk op het gebied van mensenrechten
en milieu, in het bijzonder of, en zo ja, hoe dit moet worden vormgegeven. Het gaat
dan om een mogelijk nader bindend of niet-bindend instrument, dat ziet op de erkenning
van een schoon, gezond en duurzaam leefmilieu. Het werk met betrekking tot zowel het
bijwerken van het handboek, als een niet-juridisch bindend instrument zijn afgerond.
Het onderzoek naar de noodzaak en haalbaarheid van verder werk op het gebied van mensenrechten
en milieu is op 21 maart 2024 door de CDDH-ENV werkgroep afgerond en in de vorm van
een conceptrapport naar het CDDH doorgezet dat tijdens de bijeenkomst in juni 2024
zal bespreken wat de vervolgstappen zijn. Indien dit conceptrapport wordt aangenomen
door het CDDH en doorgestuurd naar het Comité van Ministers, zal daarna (politieke)
besluitvorming over de te kiezen optie plaatsvinden in het Comité van Ministers. Alvorens
een standpunt wordt ingenomen over de te kiezen optie zal overleg plaatsvinden met
uw Kamer. Dit is aan uw Kamer toegezegd naar aanleiding van de motie Brekelmans (Kamerstuk
32 735, nr. 373). Daarnaast is uw Kamer op 24 januari jl. geïnformeerd over de werkzaamheden van
de Raad van Europa en bovenstaande ontwikkelingen in relatie tot een schoon leefmilieu,
via een technische briefing. Hierbij is derhalve ook ingegaan op het werk van het
CDDH-ENV. In het conceptrapport worden geen voorkeuren voor een mogelijk instrument
uitgesproken; er worden enkel opties en modellen beschreven. Nederland heeft tijdens
de werkgroep van het CDDH-ENV geen voorkeur uitgesproken voor een optie of model.
Het streven in de bijeenkomsten van het CDDH-ENV voor de Nederlandse bijdrage is dat
er een zo neutraal mogelijk conceptrapport tot stand komt, dat mogelijkheden in kaart
brengt, en op basis waarvan vervolgens geïnformeerde beleidsbeslissingen kunnen worden
genomen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie
De leden van de NSC-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de geannoteerde
agenda van de Raad van Europa van 16–17 mei 2024. Deze leden hebben enkele vragen
over de inzet van het kabinet gedurende deze bijeenkomst van de Raad van Europa.
Voor de leden van de NSC-fractie is het van groot belang dat Nederland zijn belangen
en waarden blijft behartigen, ten aanzien van de Nederlandse bevolking en op wereldniveau.
Veiligheid, vrijheid en democratie staan hoog in het vaandel, waarbij de bijdrage
aan de internationale rechtsorde en het naleven van geldende verdragen een prioriteit
is.
Politieke gevangenen
De leden van de NSC-fractie zijn bezorgd over de situatie in Rusland ten aanzien van
de politieke gevangenen; volgens de resolutie van het «Committee on Legal Affairs
and Human Rights» gaat het om meer dan 1.000 gevangenen.
De leden van de NSC-fractie zijn tevreden met de keuze van het Comité van Ministers
om de zorg met betrekking tot politieke gevangenen en meer specifiek de situatie waarin
een van hen, de heer Vladimir Kara-Murza, zich bevindt, te agenderen en te monitoren.
Deze leden vragen de Minister om een update te geven over de situatie van de heer
Kara-Murza. Daarnaast willen zij weten welke stappen er nog meer genomen gaan worden
om de druk te verhogen op Rusland en Belarus om de politieke gevangenen vrij te laten?
Kan de Minister een inschatting geven of er zicht is of komt op vrijlating en/of een
verbetering van de omstandigheden?
10. Antwoord van het kabinet
Het kabinet deelt de zorgen over de situatie van politieke gevangenen in Rusland en
Belarus. Waar mogelijk en gewenst geeft Nederland, gezamenlijk met andere Raad van
Europa lidstaten, aandacht aan hun situatie. Daarnaast houdt het Ministerie van Buitenlandse
Zaken waar mogelijk contact met collega’s en/of mensen uit de directe omgeving van
de gevangenen. Dit is ook het geval met betrekking tot de zaak van de heer Kara-Murza,
waarbij onlangs gepoogd is door Nederlandse diplomaten om een rechtszitting bij te
wonen. Het kabinet maakt zich net als vele anderen ook zorgen over zijn gezondheid,
die volgens zijn vrouw Evgenia Kara-Murza verslechtert.
De situatie van politieke gevangenen in beide landen blijft zeer zorgelijk. In verschillende
fora wordt hier aandacht aan besteed. Ook kunnen mensen die betrokken zijn bij deze
mensenrechtenschendingen gesanctioneerd worden, zoals onlangs het geval is geweest
rondom de dood van de heer Navalny.
Het kabinet zal zich blijven inzetten om de druk op de autoriteiten op te voeren zowel
om de omstandigheden van de politieke gevangenen te verbeteren als hen onvoorwaardelijk
vrij te laten.
Voortgang inzetten bevroren Russische tegoeden
De leden van de NSC-fractie volgen met interesse de discussie over de mogelijke inzet
van de ongeveer 300 miljard dollar aan Russische bevroren tegoeden. In lijn met de
motie-Omtzigt (Kamerstuk 36 045, nr. 20) zijn deze leden van mening dat de wederopbouw van Oekraïne allereerst door Rusland,
Belarus en oligarchen in die landen betaald moet worden en niet door Europa en de
Russische bevolking. Zij vragen de Minister welke mogelijkheden er zijn om toch de
tegoeden te besteden voor de wederopbouw van Oekraïne?
11. Antwoord van het kabinet
Het kabinet zet in op een snelle aanname in EU-verband van het voorstel om de buitengewone
rente-inkomsten die voortkomen uit geïmmobiliseerde tegoeden in te zetten voor Oekraïne.
Wat de besteding van deze tegoeden betreft, moeten de noden van Oekraïne leidend zijn.
Oekraïne heeft aangegeven dat de militaire noden op dit moment het hoogst zijn. Het
ligt daarom voor de hand dat de gelden die vrijkomen via de buitengewone rente-inkomsten
daarvoor worden ingezet. Deze afweging dient bij het vrijkomen van nieuwe tegoeden
opnieuw gemaakt te worden.
Daarnaast onderzoekt het kabinet in internationaal verband mogelijkheden voor het
inzetten van het onderliggende vermogen ten hoeven van Oekraïne. Daarbij is juridische
en financiële zorgvuldigheid essentieel. Het kabinet zet zich, conform moties Krul
c.s., Dobbe c.s. en Brekelmans c.s.,2 in om die ambitie in de EU verhogen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
De leden van de BBB-fractie nemen kennis van de kabinetsinzet ten aanzien van de ministeriële
vergadering van de Raad van Europa van 16–17 mei in Straatsburg en terugblik op het
afgelopen jaar. Daarover hebben zij een aantal vragen en opmerkingen.
De mogelijke toetreding van Kosovo trekt de aandacht van de leden van de BBB-fractie.
Kosovo verdient, net als andere landen binnen en buiten het Europese continent, een
plek aan tafel bij de Raad van Europa, mits het land zich ook aan de geldende mensenrechtenregels
houdt. De ontstemming die heerst bij de Servische delegatie, geeft een slecht signaal
af wat betreft Servische aspiraties als kandidaat voor het EU-lidmaatschap.3 Deelt de Minister deze mening? En is Nederland voorstander om Kosovo toe te laten
treden tot de Raad van Europa?
12. Antwoord van het kabinet
Het kabinet steunt het lidmaatschapsverzoek van Kosovo, met in achtneming van de aanbevelingen
van rapporteur Bakoyannis, die erop toezien dat Kosovo blijft werken aan het verder versterken van de mensenrechtensituatie.
In februari 2023 bereikten Servië en Kosovo in het kader van de door de EU geleide
dialoog overeenstemming over de zogenaamde Basic Agreement, gevolgd door een implementatie-annex
in Ohrid in maart 2023. Het kabinet blijft beide partijen oproepen om implementatie
van de in Ohrid gemaakte afspraken na te komen. In artikel 4 van dit akkoord staat
dat Servië lidmaatschap van Kosovo bij internationale organisaties niet zal blokkeren.
De huidige reactie van Servië gaat tegen deze committering in. Normalisatie van relaties
met Kosovo is een essentieel onderdeel van het toetredingsproces van Servië tot de
EU, net als dat normalisatie van relaties met Servië dat is voor het toetredingsproces
van Kosovo. Implementatie van de in Ohrid gemaakte afspraken zijn opgenomen als benchmarks
in hoofdstuk 35 van de toetredingsonderhandelingen met Servië. Het kabinet betreurt
dan ook de huidige reactie van Servië op de mogelijke toetreding van Kosovo tot de
Raad van Europa.
Ondanks een – in principe – positieve grondhouding om Europese landen tot de Raad
van Europa te laten toetreden, hebben deze leden wel grote zorgen over de mensenrechtensituatie
in Kosovo. Zo worden burgers in Kosovo met een andere geslachtsvoorkeur nog altijd
gediscrimineerd, is het demonstratierecht er discutabel, en is er discriminatie tegen
vrouwen.4 Zou het toetreden tot de Raad van Europa kunnen leiden tot het internationaal beter
onder druk kunnen zetten van Kosovo om de mensenrechtensituatie aldaar te verbeteren?
Of zou toetreding tot de Raad van Europa een soort «stempel» zijn voor Kosovo dat
de mensenrechtensituatie nu «goed» is?
13. Antwoord van het kabinet
Lidmaatschap van Kosovo zou bijdragen aan de versterking van de rechtsstaat en mensenrechten
in Kosovo. Toetreding tot het EVRM en daarmee toepassing van alle (monitorings)instrumenten
van de Raad van Europa zal de rechtsstaat en mensenrechten beter beschermen en ook
kunnen leiden tot verdere versterking van de positie van vrouwen, minderheden en mediavrijheid.
Daarnaast geeft lidmaatschap iedereen die onder de jurisdictie van Kosovo valt toegang
tot het EHRM. Lidmaatschap van de Raad van Europa is ook een belangrijke stap richting
verdere Europese integratie. De aanbevelingen van rapporteur Bakoyannis zien er tevens
op toe dat Kosovo ook na lidmaatschap blijft werken aan het versterken van de mensenrechtensituatie.
Vragen en opmerkingen van het lid van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de kabinetsinzet ten aanzien
van de ministeriële vergadering van de Raad van Europa van 16–17 mei in Straatsburg
en terugblik op het afgelopen jaar. Deze leden hebben hier enkele vragen bij.
De leden van de CDA-fractie vragen of de Minister verwacht dat tijdens het Comité
van Ministers van 16 en 17 mei aanstaande ook discussie gevoerd zal gaan worden over
het mogelijke gebruik van de Russische bevroren tegoeden (ongeveer 300 miljard euro
in Europa). Heeft het besluit van de Verenigde Staten om Russische tegoeden ten behoeve
van Oekraïne te gaan gebruiken invloed op het Nederlandse standpunt hierover en/of
op de discussie hierover binnen het Comité van Ministers? Welke opties liggen wat
de Minister betreft op tafel voor verdergaande maatregelen voor het gebruik van Russische
bevroren tegoeden? Wat vindt de Minister bijvoorbeeld van het voorstel om te komen
tot een «Navalny-wet5», in lijn met de Magnitsky-wet die door de EU in 2020 werd aangenomen?
14. Antwoord van het kabinet
Het kabinet zet in op een snelle aanname in EU-verband van het voorstel om de buitengewone
rente-inkomsten die voortkomen uit geïmmobiliseerde tegoeden in te zetten voor Oekraïne.
Daarnaast onderzoekt het kabinet in internationaal verband mogelijkheden voor het
inzetten van het onderliggende vermogen t.b.v. Oekraïne. Daarbij is juridische en
financiële zorgvuldigheid essentieel. Het kabinet zet zich, conform moties Krul c.s.,
Dobbe c.s. en Brekelmans c.s.,6 in om de ambitie in de EU verhogen. Onderdeel daarvan is ook samenwerking met internationale
partners zoals de G7-landen.
Ik verwijs voor het antwoord op deze vragen ook graag naar mijn antwoord op de vragen
van de VVD -fractie.
De PACE heeft recent aanbevolen om Kosovo toe te laten treden tot de Raad van Europa.
De Minister schrijft dat Nederland hier in beginsel voorstander van is. De leden van
de CDA-fractie vragen onder welke voorwaarden toetreding van Kosovo mogelijk kan worden.
Is daar bijvoorbeeld unanimiteit voor nodig?
15. Antwoord van het kabinet
In haar rapport beveelt rapporteur Bakoyannis van het Parlementaire Assemblee (PACE)
toetreding van Kosovo tot de Raad van Europa aan, waarbij ze meerdere voorwaarden
stelt waaraan Kosovo binnen 1 tot 2 jaar na toetreding moet voldoen, waaronder onteigening
van Kosovaars-Servische eigendommen in lijn met wetgeving en de oprichting van de
Vereniging van Servische Meerderheidsgemeenten (ASMM). Hoeveel stemmen er nodig zijn
om toetreding van Kosovo te realiseren, hangt af van het verband waarin de stemming
wordt voldaan. Indien de huidige Raad van Europa voorzitter (Liechtenstein) besluit
om de lidmaatschapsaanvraag te agenderen tijdens de ministeriële vergadering op 16–17 mei,
wanneer het Comité van Ministers samenkomt, volstaat een tweederdemeerderheid van
alle vertegenwoordigers van het Comité van Ministers. Indien de lidmaatschapsaanvraag
wordt geagendeerd tijdens een regulier Comité van Ministers op het niveau van de permanent
vertegenwoordigers, is unanimiteit vereist.
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de stukken betreffende het schriftelijk
overleg over de Raad van Europa. Deze leden hebben een aantal vragen en opmerkingen
over deze brieven.
Het EHRM heeft onlangs gevonnist dat landen die aangesloten zijn bij het Europees
Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) verplicht zijn concrete maatregelen te
nemen om de klimaatdoelen van Parijs te halen. De eerdergenoemde leden zien dat dit
waarschijnlijk consequenties gaat hebben voor Nederland, als aangesloten land bij
het EVRM. Kan de Minister een inschatting maken van de juridische gevolgen van dit
vonnis voor de Nederlandse situatie?
16. Antwoord van het kabinet
Het EHRM heeft op 9 april jl. de zaak van Duarte Agostinho t. Portugal en 31 andere staten, waaronder Nederland, niet-ontvankelijk verklaard. Het EHRM stelde ten opzichte van
alle staten behalve Portugal dat de klagers zich buiten hun rechtsmacht bevonden (artikel
1 EVRM). Ten opzichte van Portugal heeft het Hof gesteld dat de klagers niet de nationale
rechtsmiddelen hadden uitgeput (artikel 35, lid 1 EVRM) en dat de klacht daarom ook
ten aanzien van Portugal niet-ontvankelijk is. De argumenten van het EHRM (en dus
de beslissing) zijn conform Nederlandse inbreng in deze zaak. Met deze niet-ontvankelijkheidsbeslissing is de zaak jegens Nederland afgedaan.
Op dezelfde dag heeft het EHRM in twee andere klimaatzaken een uitspraak en beslissing
genomen. Een Franse zaak (Carême t. Frankrijk) is niet ontvankelijk bevonden vanwege het gebrek aan slachtofferschap van de klager
(artikel 34 EVRM). In de Zwitserse zaak (Verein Klimaseniorinnen Schweiz e.a. t. Zwitserland) heeft het EHRM een schending gevonden van artikel 8 EVRM (recht op een privé en
familieleven) en artikel 6 EVRM (het recht op een eerlijk proces en toegang tot de
rechter).
Op 10 april 2024 heeft de Minister van Infrastructuur en Waterstaat tijdens het vaste
commissiedebat luchtvaart toegezegd dat uw Kamer begin juni een appreciatie zal ontvangen
van de klimaatzaken voor het EHRM (toezegging bij Luchtvaart (incl. Verduurzaming
luchtvaart), TZ202404–069).
Op 14 februari jongstleden heeft de Kamer de motie-Dobbe c.s. «over de bevroren Russische
tegoeden inzetten voor de wederopbouw van Oekraïne en het onder druk zetten van Rusland
om de agressie te staken» (Kamerstuk 36 410 V, nr. 65) aangenomen. De Minister heeft in haar verslag van de Europese Raad van 21 en 22 maart
jongstleden aangegeven dat wordt gekeken naar de inzet van de rente op deze tegoeden.
Kan de Minister hier een update van geven?
17. Antwoord van het kabinet
In het verslag van de Raad Buitenlandse Zaken van 22 april jl. is uw Kamer geïnformeerd
over de laatste stand van zaken omtrent het voorstel van de HV en de Commissie om
buitengewone rente-inkomsten die voortkomen uit geïmmobiliseerde Russische Centrale
Banktegoeden te gebruiken voor steun aan Oekraïne (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2892). Het kabinet moedigt snelle aanname van dit voorstel aan, zodat de rente-inkomsten
zo snel mogelijk daadwerkelijk ten goede kunnen komen aan Oekraïne.
De eerdergenoemde leden juichen deze stap toe. De motie-Dobbe c.s. gaat, naar het
oordeel van de eerdergenoemde leden, echter over de tegoeden zelf. Kan de Minister
aangeven of, bijvoorbeeld in het kader van de Raad van Europa ook gekeken wordt naar
de inzet van de tegoeden zelf om Rusland naar de onderhandelingstafel te bewegen en
Oekraïne te steunen in de wederopbouw?
18. Antwoord van het kabinet
Het kabinet moedigt aan tot een snelle aanname in EU-verband van het voorstel om de
buitengewone rente-inkomsten die voortkomen uit geïmmobiliseerde tegoeden in te zetten
voor Oekraïne. Voorts onderzoekt het kabinet in internationaal verband mogelijkheden
voor het inzetten van het onderliggende vermogen t.b.v. Oekraïne. Daarbij is juridische
en financiële zorgvuldigheid essentieel. Het kabinet zet zich, conform moties Krul
c.s., Dobbe c.s. en Brekelmans c.s.,7 in om de ambitie in de EU verhogen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie
De leden van de SGP-fractie hebben de stukken ten behoeve van het schriftelijk overleg
over de Raad van Europa van 16–17 mei gelezen en hebben de volgende vragen en opmerkingen.
Hoe ziet het kabinet milieu en klimaat in relatie tot het takenpakket en specialismes
van de Raad van Europa? Is dit orgaan voor rechtsstatelijkheid en mensenrechten het
optimale gremium hiervoor en waarom, zo vragen de leden van de SGP-fractie.
19. Antwoord van het kabinet
Tijdens de Top van staatshoofden en regeringsleiders van de Raad van Europa van 16–17 mei
2023 in Reykjavik werd bevestigd dat mensenrechten en milieu met elkaar zijn verweven
en dat een schoon, gezond en duurzaam milieu integraal is voor het volledig genot
van mensenrechten door huidige en toekomstige generaties. Om die reden werd tijdens
de Top besloten dat de Raad van Europa het werk met betrekking tot mensenrechten en
het milieu zal gaan versterken, gebaseerd op de politieke erkenning van het recht
op een schoon, gezond en duurzaam leefmilieu, overeenkomstig de Algemene Vergadering
van de Verenigde Naties Resolutie 76/300.8 In de politieke verklaring wordt de Raad van Europa aangemoedigd een intergouvernementeel
comité (Reykjavik Committee) ter coördinatie van alle werkzaamheden ten aanzien van milieu en mensenrechten op
te zetten. Het Comité van Ministers zal met ondersteuning van het secretariaat van
de Raad van Europa de concrete vervolgstappen uitwerken en de implementatie ervan
coördineren.
Nederland heeft deze verklaring gesteund, en toegezegd een actieve bijdrage te zullen
leveren aan de opvolging van de in de Top aangenomen besluiten (Kamerbrief met om
kabinetsappreciatie inzake uitkomsten van de Top over de Raad van Europa 16–17 mei
2023, 14 juni 2023, 173211.02U).
Is de inhoud van het verdrag van de Raad van Europa over milieubescherming middels
strafrecht dat op de EU-richtlijn lijkt even verstrekkend als de EU-richtlijn of verstrekkender
of zwakker, zo vragen de leden van de SGP-fractie.
20. Antwoord van het kabinet
De onderhandelingen over een verdrag van de Raad van Europa inzake de bescherming
van het milieu door middel van het strafrecht lopen op dit moment nog. De inzet van
de EU-lidstaten (waaronder Nederland) in samenwerking met de Europese Commissie is
erop gericht het verdrag zoveel mogelijk aan te laten sluiten op de nieuwe Europese
richtlijn.
Het ziet ernaar uit dat het nieuwe verdrag inhoudelijk nagenoeg gelijk zal zijn aan
de Europese richtlijn. Dat is conform de Nederlandse onderhandelingsinzet. Het meest
in het oog springende verschil is dat in de Europese richtlijn minimale strafmaxima
zijn opgenomen voor de verschillende milieudelicten die in de richtlijn zijn genoemd,
terwijl dergelijke minimale strafmaxima in de conceptteksten voor het nieuwe verdrag
niet zijn opgenomen.
Hoeveel kost het Internationale Dag tegen Homofobie, Bifobie, Transfobie en Interseksefobie
(IDAHOT)-forum en uit welk potje betaalt Nederland daaraan mee, zo vragen de leden
van de SGP-fractie.
21. Antwoord van het kabinet
Deze conferentie is een samenwerking tussen de Raad van Europa, de Europese Commissie,
Nederland als gastland van deze jaarlijkse conferentie en België vanuit het EU-voorzitterschap.
Het kabinet draagt uit de begroting OCW/Emancipatie aan deze conferentie een bedrag
van 470.000 Euro bij. De Europese Commissie en de Raad van Europa leveren ook een
financiële bijdrage.
Hoe hoopt het kabinet in AI-wetgeving te zorgen dat de regulering goed de snelheid
van technologische ontwikkelingen bijbeent, zo vragen de leden van de SGP-fractie.
Hoe wordt hierbij specificiteit of techniek-neutraliteit ingezet?
22. Antwoord van het kabinet
Nieuwe technologie, zoals AI, kan nieuwe uitdagingen met zich mee brengen voor de
bescherming van bestaande rechten. AI-wetgeving, zoals het AI-verdrag van de Raad
van Europa en de AI-verordening van de EU, richten zich daarom op die technologie
specifieke uitdagingen.
Om technologische ontwikkelingen bij te benen, wordt in de AI-verordening naar flexibiliteit
gestreefd, door gebruik te maken van ruime definities en doordat bepalingen via lagere
wetgeving kunnen worden aangepast. Daarnaast heeft de Europese Commissie in het kader
van de AI-verordening een AI-bureau (Engels: AI Office) opgericht. Naast het houden
van toezicht op krachtige GPAI-modellen (AI-modellen voor generieke doeleinden) zal
dit bureau ook de nodige expertise organiseren op het gebied van veilige en betrouwbare
AI ter ondersteuning van de lidstaten, de Commissie en de toezichthouders. Bij de
opzet van de AI-verordening is dus expliciet rekening gehouden met het snel ontwikkelende
karakter van AI-technologie.
De AI-verordening zal de implementatie van het AI-verdrag vormen. In het geval van
het AI-verdrag wordt er bovendien een verdragscomité opgericht waarin de verdragspartijen
relevante ontwikkelingen monitoren en als het nodig is actie ondernemen.
Hoe voorziet de Minister het samenwerken met Kosovo in de Raad van Europa, terwijl
Kosovo niet door elke lidstaat wordt erkend? Welke uitdagingen of problemen voorziet
de Minister, zo vragen de leden van de SGP-fractie. Welke aanbevelingen heeft rapporteur
Bakoyannis gedaan met betrekking tot de toetreding van Kosovo bij de Raad van Europa,
zo vragen deze leden.
23. Antwoord van het kabinet
Kosovo zal bij toetreding volwaardig lid worden. Dat niet elke lidstaat Kosovo erkent
heeft daar geen invloed op. In haar rapport beveelt rapporteur Bakoyannis toetreding
van Kosovo tot de Raad van Europa aan, waarbij ze meerdere voorwaarden stelt waaraan
Kosovo binnen 1 tot 2 jaar na toetreding moet voldoen,9 waaronder onteigening van Kosovaars-Servische eigendommen in lijn met wetgeving en
de oprichting van de Vereniging van Servische Meerderheidsgemeenten (ASMM).
Vragen en opmerkingen van de leden van de Volt-fractie
De leden van de Volt-fractie hebben kennisgenomen van de stukken en hebben de volgende
vragen en opmerkingen.
De leden van de Volt-fractie hebben gelezen dat er een team is samengesteld met inhoudelijke
en technologische voorbereiding van het Schaderegister voor Oekraïne. Hoe ver staat
het met de inhoudelijke en technologische voorbereiding voor het Schaderegister voor
Oekraïne?
24. Antwoord van het kabinet
Het kabinet verwijst allereerst naar de hierboven gegeven antwoorden op vragen van
de fracties van GroenLinks-PvdA en de VVD over het Schaderegister. Daaraan kan worden
toegevoegd dat het Schaderegister volledig geautomatiseerd te werk gaat. Claims kunnen
uitsluitend online worden ingediend en geregistreerd, hetgeen de efficiëntie zeer
ten goede komt.
Ook lezen de leden van de Volt-fractie dat er onder leiding van de voormalig president
van het EHRM de categorisering van schade en de eerste definities hiervan zijn opgesteld.
Graag zien deze leden een verdere uitleg over de categorisering van schade en de eerste
definities. Verder vond tijdens de conferentie Restoring Justice for Ukraine de lancering
plaats van het compensatiemechanisme op basis van informatie van het Schaderegister.
Wanneer zal het compensatiemechanisme in werking treden?
25. Antwoord van het kabinet
Wat betreft de categorisering en definiëring van schadeclaims kan worden opgemerkt
dat het Schaderegister een lijst van soorten schade heeft opgesteld, die is ingedeeld
aan de hand van de drie categorieën claimanten: natuurlijke personen, rechtspersonen
en Oekraïense overheden. Binnen die lijst zijn vervolgens dertien verschillende schadecategorieën
geïdentificeerd en ruim veertig subcategorieën. Zoals hierboven opgemerkt is het Schaderegister
op 2 april jl. begonnen met het openstellen van de registratie van een specifieke
subcategorie, namelijk schade aan woonhuizen.
Op de vraag naar de inwerkingtreding van een compensatiemechanisme kan geen concreet
antwoord worden gegeven. Een dergelijk mechanisme dient naast het voornoemde Schaderegister
te bestaan uit een claimscommissie en een schadefonds, welke niet tegelijkertijd opgericht
hoeven te worden. Tijdens de conferentie is het startsein gegeven voor bespreking
van het vereiste kader voor een claimscommissie. Dit wordt nu door betrokken landen
in samenwerking met het Schaderegister en Oekraïne bestudeerd. De oprichting van een
schadefonds is de laatste, en naar verwachting lastigste, stap in het proces naar
een volwaardig compensatiemechanisme.
Ook hebben de leden van de Volt-fractie verheugd het mogelijke lidmaatschap van Kosovo
van de Raad van Europa vernomen. Zo is met inachtneming van de aanbevelingen van rapporteur
Bakoyannis Nederland in beginsel voorstander van lidmaatschap van Kosovo van de Raad
van Europa. Welke aanbevelingen van rapporteur Bakoyannis zijn voor Nederland doorslaggevend
voor het toestemmen met het lidmaatschap van Kosovo van de Raad van Europa? Het Comité
van Ministers zal het definitieve besluit over toetreding nog moeten nemen. Wanneer
verwacht de Minister het definitieve besluit over de toetreding van Kosovo van het
Comité van Ministers? Schat de Minister het besluit tot toetreding van Kosovo reëel
in? Wat zouden eventuele redenen zijn van het Comité van Ministers om niet toe te
stemmen met de toetreding van Kosovo tot de Raad van Europa?
26. Antwoord van het kabinet
Nederland steunt het lidmaatschap van Kosovo, met inachtneming van de aanbevelingen
van rapporteur Bakoyannis. Nederland hecht waarde aan alle aanbevelingen, waarbij
de onteigening van Kosovaars-Servische eigendommen in lijn met wetgeving en de oprichting
van de Vereniging van Servische Meerderheidsgemeenten (ASMM) ook belangrijk zijn voor
de normalisatie van relaties met Servië. Naast dat een aantal leden Kosovo niet erkent,
kan het punt dat een deel van de leden vindt dat Kosovo voorafgaand aan lidmaatschap
nog stappen op de ASMM moet nemen reden zijn dat het Comité van Ministers nu niet
instemt met de toetreding van Kosovo tot de Raad van Europa. Een definitief besluit
over de toetreding van Kosovo is alleen aan de orde, als het onderwerp ook daadwerkelijk
wordt geagendeerd op het overleg van het Comité van Ministers. Wanneer dit zal zijn
is op dit moment nog niet bekend.
De leden van de Volt-fractie hebben ook kennisgenomen van een ander belangrijk thema
binnen de Raad van Europa, de voortgang van het inzetten van 300 miljard dollar aan
bevroren Russische tegoeden. Zo gaf de Europese Commissie in maart 2024 aan dat het
van plan is om tien procent van de «windfall profits» voor herstel en wederopbouw
en negentig procent voor wapenaanschaf voor Oekraïne in te zetten. Hoe ziet de Minister
het feit dat zowel binnen de EU als de Raad van Europa als de G7 plannen lopen om
de bevroren Russische tegoeden in te zetten? Zijn deze complementair aan elkaar of
kunnen ze in conflict komen? Welke weg zou momenteel de voorkeur hebben, wetende dat
zowel de EU, de Raad van Europa als de G7 plannen hebben om de bevroren Russische
tegoeden in te zetten? Wat zijn hierbij de overwegingen van de Minister?
27. Antwoord van het kabinet
Naast de inzet om tot snelle aanname in EU-verband te komen t.a.v. de inzet van de
«windfall profits» voor Oekraïne, onderzoekt het kabinet verder in internationaal verband mogelijkheden
voor het inzetten van het onderliggende vermogen t.b.v. Oekraïne. Daarbij is juridische
en financiële zorgvuldigheid essentieel. Het kabinet zet zich, conform moties Krul
c.s., Dobbe c.s. en Brekelmans c.s.,10 in om de ambitie in de EU verhogen.
Ik verwijs voor het antwoord op deze vragen ook graag naar mijn antwoord op de vragen
van de VVD-fractie.
Zoals eerder genoemd loopt er binnen de Raad van Europa momenteel een discussie over
het inzetten van de gehele tegoeden, de Navalny Act genoemd. Hoe kijkt de Minister
naar het idee om een «Navalny Act» te creëren, in overeenstemming met de Magnitsky
Act die werd goedgekeurd door de EU in 2020? Wat zouden eventuele beperkingen zijn
van de Navalny Act, bouwend op argumenten dat het de geloofwaardigheid van de banken
in het Westen zou kunnen aantasten?
28. Antwoord van het kabinet
Het kabinet zet in op een snelle aanname in EU-verband van het voorstel om de buitengewone
rente-inkomsten die voortkomen uit geïmmobiliseerde tegoeden in te zetten voor Oekraïne.
Daarnaast onderzoekt het kabinet in internationaal verband mogelijkheden voor het
inzetten van het onderliggende vermogen t.b.v. Oekraïne.
Daarbij is juridische en financiële zorgvuldigheid essentieel. Daarin worden financieel-economische
risico’s, zoals geloofwaardigheid van banken, ook meegewogen. Het kabinet zet zich,
conform moties Krul c.s., Dobbe c.s. en Brekelmans c.s., in om de ambitie in de EU
verhogen. Onderdeel daarvan is ook samenwerking met internationale partners zoals
de G7-landen.
Ik verwijs voor het antwoord op deze vragen ook graag naar mijn antwoord op de vragen
van de VVD -fractie.
Verder hebben de leden van de Volt-fractie gelezen dat er tijdens de ministeriële
vergadering van de Raad van Europa ook aandacht wordt geschonken aan de omstandigheden
van politieke gevangenen, met name in Rusland en Belarus. Zo bepaalt de Reykjavik-verklaring
van 2023 dat de Raad van Europa meer zal samenwerken met mensenrechtenactivisten,
democratische krachten, vrije media en het onafhankelijk maatschappelijk middenveld
in Rusland en Belarus. Welke diplomatieke middelen zou de Minister nog kunnen gebruiken
om druk uit te oefenen op Rusland en Belarus om politieke gevangenen vrij te laten
of hun omstandigheden te verbeteren? Hoe kijkt de Minister naar de situatie van politieke
gevangenen met gezondheidsproblemen, zoals Vladimir Kara-Murza?
29. Antwoord van het kabinet
Het kabinet zal zich in de verschillende relevante fora blijven inzetten voor vrijlating
van politieke gevangenen in Rusland en Belarus. Daarnaast is er in het kader van het
mensenrechtensanctieregime de mogelijkheid om betrokkenen te sanctioneren.
Ook houdt het Ministerie van Buitenlandse Zaken waar mogelijk contact met collega’s
en/of mensen uit de directe omgeving van de gevangenen. Dit is ook het geval met betrekking
tot de zaak van de heer Kara-Murza, waarbij onlangs gepoogd is door Nederlandse diplomaten
om een rechtszitting bij te wonen. Het kabinet maakt zich net als vele anderen ook
zorgen over zijn gezondheid, die volgens zijn vrouw Evgenia Kara-Murza verslechtert.
Het kabinet blijft de situatie van politieke gevangenen met gezondheidsproblemen,
waaronder die van de heer Kara-Murza volgen. In overleg met gelijkgestemden en andere
betrokkenen wordt bepaald welke stappen gezet kunnen worden.
Ik verwijs voor het antwoord op deze vragen ook graag naar mijn antwoord op de vragen
van de NSC-fractie.
II Volledige agenda
Reactie op verzoek commissie over de Kabinetsinzet t.a.v. de ministeriële vergadering
van de Raad van Europa van 16–17 mei in Straatsburg en terugblik op het afgelopen
jaar
(Kamerstuk 20 043, nr. 142)
Antwoorden op vragen commissie over de appreciatie van de Top van de Raad van Europa
van 16–17 mei in Reykjavik (Kamerstuk 20 043, nr. 135)
(Kamerstuk 20 043, nr. 137)
Reactie op verzoek commissie over een burgerbrief om een registratiepunt in te stellen
voor klachten over het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM)
(Kamerstuk 36 200 V, nr. 98)
Reactie op de motie van het lid Brekelmans over geen onomkeerbare stappen zetten in
de keuze voor een instrument omtrent het recht op een schone leefomgeving (Kamerstuk
32 735, nr. 373) (Kamerstuk 32 735, nr. 379).
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
R. de Roon, voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken -
Mede ondertekenaar
S.L. Dekker, adjunct-griffier