Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Tjeerd de Groot over het opschalen en toepassen van waterstof in de industrie
Vragen van het lid Tjeerd de Groot (D66) aan de Ministers van Economische Zaken en Klimaat en voor Klimaat en Energie over het opschalen en toepassen van waterstof in de industrie (ingezonden 27 februari 2024).
Antwoord van Minister Adriaansens (Economische Zaken en Klimaat), mede namens de Minister
Klimaat en Energie (ontvangen 8 mei 2024). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar
2023–2024, nr. 1409.
Vraag 1
Kunt u een stand van zaken en verwacht tijdspad geven van de maatwerkafspraken met
Tata Steel Nederland (TSN)? Wanneer verwacht u meer bekend te kunnen maken?1, 2
Antwoord 1
Op 26 april jongstleden heb ik uw Kamer geïnformeerd dat het kabinet het onderhandelingsmandaat
heeft vastgesteld, op basis waarvan onderhandelingen met TSN voor het maken van een
maatwerkafspraak, op korte termijn zullen starten. Met TSN wordt onderzocht of de
route op basis van het voorstel van TSN met versnelde overlastreductie haalbaar is.
Vraag 2
Wat is uw appreciatie van het voornemen van Thyssenkrupp om de fabriek in Duisburg
in 2029 volledig op (blauwe en groene) waterstof te kunnen laten draaien? Acht u dat
haalbaar?
Antwoord 2
U vraagt mij om een appreciatie van het plan van Thyssenkrupp. Net als Nederland is
Duitsland bezig met vergroenen van de industrie. Het voornemen van Thyssenkrupp om
waterstof in te zetten voor de staalproductie past hier in. Volgens Thyssenkrupp is
de uiteindelijke CO2-reductie 3,5 Mton per jaar. Dit is een aanzienlijke hoeveelheid en levert daarmee
een belangrijke bijdrage aan de Europese klimaatdoelstelling.
Voorts vraagt u mij een inschatting te maken van de haalbaarheid van het voornemen
van Thyssenkrupp. Ik wil vooropstellen dat het niet aan mij is om de haalbaarheid
te beoordelen van een project in Duitsland. Dat neemt niet weg dat ik wel kan ingaan
op de haalbaarheid van het inzetten van grote hoeveelheden waterstof voor het maken
van staal. Allereerst zal ik ingaan op de technische haalbaarheid. Veel staalbedrijven
in Europa zijn bezig met de toepassingsmogelijkheden van «direct reduced iron» (DRI)
techniek. Waar DRI bewezen techniek is bij gebruik van aardgas, is dit nog niet het
geval bij gebruik van waterstof. Het volledig op waterstof laten draaien is nu technisch
nog niet bewezen op commerciële schaal.
De haalbaarheid wordt ook bepaald door de volgende factoren:
• Beschikbaarheid – Thyssenkrupp wil waterstof ten dele zelf produceren en ten dele
importeren. Het staalbedrijf stelt 143 kton waterstof nodig te hebben in 2029. Dit
komt overeen met ongeveer 17 PJ. Ter illustratie: indien dit uitsluitend hernieuwbare
waterstof betreft, vraagt dit circa 1,5 GW aan elektrolysecapaciteit. Thyssenkrupp
kijkt naar zowel hernieuwbare (groene) en koolstofarme (blauwe) waterstof. Voor hun
waterstofplannen kijken ze ook naar Nederland en Denemarken, bijvoorbeeld uit koolstofarme
waterstof gemaakt uit Noors aardgas.
• Infrastructuur – Voortbordurend op bovenstaande, zoekt Duitsland naar internconnecties
met Nederland en Duitsland. Voor Thyssenkrupp is aansluiting op het Nederlands waterstofnetwerk
(«backbone») cruciaal. Volgens de voorgestelde fasering van Hynetwork Services (HNS)
zal in de tweede fase (2028–2029) de grensverbinding bij Zevenaar worden gerealiseerd,
die het waterstofnetwerk van HNS verbindt met de netwerken van Thyssengas en OGE.
• Kosten – De prijs voor hernieuwbare waterstof blijft voorlopig nog substantieel hoger
dan die van waterstof uit aardgas. Naar mijn begrip is subsidie op het prijsverschil
tussen aardgas en waterstof onderdeel van de steun die Thyssenkrupp krijgt. Aangezien
ik de details van deze steuntoezegging niet ken, kan ik niet beoordelen of deze steun
voldoende is om de inzet van hernieuwbare waterstof financieel aantrekkelijk te maken
in 2029. Thyssenkrupp heeft op 16 februari jl. een tender uitgeschreven voor de inkoop
van waterstof voor hun DRI. Deze fabriek moet in 2028 operationeel zijn en in 2029
volledig op waterstof draaien. Thyssenkrup wil met deze tender 143 kton waterstof
inkopen voor 2028.
Vraag 3
Kunt u ingaan op de verschillen en overeenkomsten tussen de Thyssenkrupp staalfabriek
in Duisburg en de TSN fabriek in IJmuiden voor wat betreft factoren als energievraag
en productiecapaciteit?
Antwoord 3
De installaties bij beide fabrieken lijken sterk op elkaar, met een «direct reduced
iron plant» (DRP) gevolgd door een of meer «electric furnaces» (EFs). De productiecapaciteit
van de Thyssenkrupp installatie is 2,5 ton DRI per jaar. Ook TSN is voornemens om
2,5 miljoen ton DRI per jaar te produceren. Er zijn ook verschillen. Zo heeft TSN
een eigen pelletfabriek en Thyssenkrupp niet. Daarnaast ligt Thyssenkrupp in het binnenland,
terwijl TSN aan zee ligt. Het type elektrische oven is anders, maar voor beide fabrieken
geldt dat bij de overgang van het hoogovenproces naar DRP/EF het grootste deel van
de oorspronkelijke CO2-emissies van het hoogovenproces wordt gereduceerd wanneer aardgas wordt ingezet.
Het overige deel kan vervolgens worden gereduceerd door gebruik te maken van hernieuwbare
of koolstofarme waterstof of de inzet van het afvangen en opslaan van CO2 (CCS). De inzet van aardgas plus CCS is niet alleen goedkoper dan het gebruik van
koolstofarme waterstof, maar is ook energiezuiniger omdat niet eerst waterstof hoeft
te worden geproduceerd. Omdat Thyssenkrupp geen mogelijkheid heeft CCS in te zetten,
rest hen niets anders dan het gebruik van hernieuwbare of koolstofarme waterstof om
de laatste 20% van de CO2-emissies te reduceren. Thyssenkrupp is van plan samen met Uhde (joint venture van
Thyssenkrupp en Industrie de Nora) een elektrolyser van 500 MW te ontwikkelen bij
het energiebedrijf STEAG. De geproduceerde waterstof (75 kton per jaar) en zuurstof
worden geleverd aan Thyssenkrupp in Duisburg.
Vraag 4
Verwacht u dat er voldoende waterstof beschikbaar is in 2028 en 2029 om te voorzien
in de plannen van Thysssenkrup?
Antwoord 4
Naar verwachting zal er in 2028 en 2029 voldoende waterstof beschikbaar zijn voor
de plannen van Thyssenkrupp, aangezien hun plannen uitgaan van zowel koolstofarme
als hernieuwbare waterstof. Zoals aangegeven onder vraag 2 heeft Thyssenkrupp een
tender uitgezet die beoogt om aan voldoende waterstof te komen om in hun vraag te
voorzien.
Vraag 5
Verwacht u dat er in Nederland geproduceerde waterstof gebruikt zal worden?
Antwoord 5
Het is te verwachten dat zodra interconnecties tussen het waterstofnetwerk van HNS
en dat van Duitse netwerkbeheerders zijn gerealiseerd er waterstof wordt getransporteerd
van Nederland (via binnenlandse productie of import) naar Duitse afnemers waaronder
mogelijk Thyssenkrupp. De interconnecties zijn ook bedoeld om grensoverschrijdend
transport van waterstof mogelijk te maken om (uiteindelijk) tot een Europese waterstofmarkt
te komen. Indien met de vraag specifiek waterstofproductie via elektrolysers in Nederland
wordt bedoeld, dan zal gebruik van deze waterstof in Duitsland onder meer afhankelijk
zijn van de vormgeving van vraagstimulering voor hernieuwbare waterstof in beide landen.
Vraag 6
Wat vindt u van de – in samenwerking met de Duitse overheid tot stand gebrachte –
aanbesteding voor waterstof? Verwacht u dat een vergelijkbaar instrument in te zetten
voor de waterstofbehoefte van de TSN fabriek in IJmuiden?
Antwoord 6
Evenals Nederland, staat de Duitse overheid ook voor de opgave de industrie te verduurzamen
en de inzet van hernieuwbare en koolstofarme waterstof te stimuleren. Mijn ministerie
onderhoudt ook contacten met de Bundesministerium für Wirtschaft und Klimaschutz als
ook met het Ministerium für Wirtschaft, Industrie, Klimaschutz und Energie van Noordrijn-Westfalen
over onder meer het waterstofbeleid in beide landen. In het algemeen wordt gewerkt
aan generieke instrumenten voor hernieuwbare waterstof bestaande uit een mix van productie-
en vraagsubsidies en normering (zie Kamerstuk 32 813, nr. 1314). We zijn onder meer voornemens om gezamenlijk met Duitsland een veiling voor de
import van waterstof(dragers) te lanceren onder het H2Global-mechanisme. Voor deze
veiling is € 300 miljoen gereserveerd onder het Klimaatfonds. Duitsland zal voor deze
veiling ook € 300 miljoen beschikbaar stellen. Momenteel wordt de voorgenomen opzet
van deze veiling getoetst aan het Europese staatssteunkader. De Nederlandse deelname
aan H2Global heeft als overkoepelend doel het aanbod van hernieuwbare waterstof te
verbreden naast nationaal geproduceerde hernieuwbare waterstof. De ingekochte hernieuwbare
waterstof kan onder meer aan Nederlandse staalbedrijven worden doorverkocht. Ter voorbereiding
op deze veiling heeft mijn ministerie onlangs een openbare consultatie gehouden om
inzichten op te halen bij marktpartijen die actief zijn in de waterstofketen. Deze
resultaten worden momenteel geëvalueerd, waarna een samenvatting zal worden gepubliceerd
op www.internetconsultatie.nl. TSN kan wanneer het haar verduurzamingsplannen heeft voltooid deelnemen aan dit
generieke instrument.
Vraag 7
Bent u van mening dat als de staalfabriek van Thyssenkrup in Duisburg in 2029 volledig
op waterstof kan draaien, dit ook het geval moet zijn voor de TSN fabriek in IJmuiden?
Zo nee, waarom niet?
Antwoord 7
Zoals aangegeven onder vraag 2 ben ik niet in de positie om te beoordelen of de plannen
van Thyssenkrupp haalbaar zijn. Ik ben daarom ook niet in staat een vergelijking te
maken met TSN. Voor TSN maakt mijn ministerie een diepgaande analyse van de kosten
en beschikbaarheid van waterstof. Hernieuwbare waterstof is nog relatief duur en de
beschikbaarheid is beperkt. Dit blijft voorlopig zo ook na 2030. De prijsontwikkeling
van hernieuwbare waterstof is daarnaast nog erg onzeker. Pas wanneer hernieuwbare
waterstof in kostenpariteit komt met aardgas wordt de inzet ervan economisch haalbaar.
Tot die tijd zou de inzet van hernieuwbare waterstof tot dermate hoge kosten leiden
dat het bedrijf verlies zou gaan maken.
Koolstofarme waterstof kan al tegen lagere kosten en in grote volumes beschikbaar
komen. Zoals aangegeven onder vraag 3 is in deze situatie het energiezuiniger om aardgas
plus CCS op de locatie toe te passen. Zie ook het antwoord op vraag 1.
Vraag 8
Wat is uw appreciatie van het bericht «Waterstof Chemelot: best nog veel beren op
de weg»?3
Antwoord 8
Het artikel geeft aan dat het FUREC-project van RWE een belangrijk project kan zijn
in de verduurzamingsambities van het cluster Chemelot, waarbij met name OCI als een
belangrijke afnemer wordt genoemd. Ook geeft het artikel aan dat RWE nog verschillende
uitzoekpunten heeft waardoor het bedrijf op dit moment nog geen definitief investeringsbesluit
heeft genomen. In het artikel worden het verkrijgen van de vergunningen, het verkrijgen
van afval, beschikbaarheid van stroom en afspraken met afnemers als uitzoekpunten
genoemd.
Het beeld zoals geschetst in dit artikel herken ik. Door verschillende partijen van
het Chemelot-cluster is het belang van dit project bij mij benadrukt. Tegelijkertijd
herken ik dat er nog verschillende uitzoekpunten zijn voordat RWE tot een definitief
investeringsbesluit wil overgaan. Dit gaat dan onder meer over de uitzoekpunten zoals
in het artikel beschreven.
Vraag 9
Op welke manier is uw ministerie betrokken bij de realisatie van het verduurzamingsproject
FUREC?
Antwoord 9
Mijn ministerie is met RWE in gesprek over het FUREC-project en een aantal van de
eerder genoemde uitzoekpunten. Het gaat dan bijvoorbeeld om duidelijkheid over hoe
de waterstof van FUREC meetelt bij de implementatie van de Europese richtlijn hernieuwbare
energie (REDIII) en de mogelijkheid van financiële overheidssteun voor het project.
Op andere punten, zoals de onderhandelingen van RWE met leveranciers en afnemers,
heeft de overheid overduidelijk geen rol.
Ook spreek ik als onderdeel van de maatwerkaanpak met het bedrijf OCI op Chemelot
over hun mogelijke verduurzamingsplannen. Mogelijk onderdeel van deze plannen is dat
OCI waterstof afneemt van het FUREC-project. Een maatwerkafspraak met OCI kan dus
indirect bijdragen aan een positief investeringsbesluit van RWE.
Vraag 10
Welke mogelijkheden hebben TenneT, Enexis en uw ministerie om de netcongestieproblematiek
bij Zevenellen (noodzakelijk voor FUREC) versneld aan te pakken?
Antwoord 10
De prioritering van klantaanvragen wordt gedaan door netbeheerders. Bij deze prioritering
heb ik geen rol. Vanuit mijn ministerie is er sprake van een integrale aanpak, waarbij
versnellingsopties clusterbreed worden ontwikkeld. Voor Chemelot is Mark Verheijen
aangesteld als clusterregisseur. Vanuit zijn rol onderzoekt hij knelpunten en versnellingsopties
voor de verduurzaming van Chemelot, waar ook het FUREC-project toe behoort. De prioritering
verloopt vooralsnog via het «first come, first served» principe, dit is leidend in
lopende transportverzoeken. De ACM is momenteel bezig met het ontwikkelen van een
prioriteringskader waarmee aanvragen van klanten met een belangrijke maatschappelijke
functie voorrang kunnen krijgen. Dit kader maakt het mogelijk de huidige, beperkte
netcapaciteit, alsook capaciteit die beschikbaar komt door congestiemanagement of
netuitbreidingen, op een andere wijze te verdelen dan het huidige «wie het eerst komt,
het eerst maalt» principe. In juli 2023 publiceerde de ACM een conceptversie van dit
prioriteringskader. De verwachting is dat het definitieve kader in april 2024 wordt
gepubliceerd.
Vraag 11
Is het denkbaar dat het FUREC haar de Europese subsidie van 108 miljoen euro verliest
als gevolg van eventuele vertragingen?
Antwoord 11
Bij de toekenning van subsidies vanuit het Europese Innovation Fund (de zogenaamd
«Grant Agreement») worden specifieke afspraken gemaakt tussen de Europese Commissie
en de ontvanger, in dit geval RWE. Mijn ministerie is niet op de hoogte van deze specifieke
afspraken. In de gesprekken met RWE heeft het bedrijf haar zorgen uitgesproken over
de mogelijke vertraging en het effect dat dit op de businesscase van het FUREC-project
heeft. Mij zijn geen signalen bekend dat daarbij ook speelt dat de mogelijke subsidie
vanuit het Europese Innovation Fund daarbij zou wegvallen.
Vraag 12
Verwacht u dat er voldoende afnemers zullen zijn voor de waterstof die beschikbaar
komt via het FUREC project? Welke partijen zijn hiervoor op het oog?
Antwoord 12
Afspraken met potentiële afnemers zijn primair aan RWE zelf. Mijn ministerie speelt
daar geen rol in. Wel herken ik het geschetste beeld dat er meerdere partijen op het
cluster Chemelot geïnteresseerd zijn in het afnemen van de waterstof van FUREC. OCI
lijkt daarbij in potentie de grootste afnemer. Dit herken ik ook uit de gesprekken
die ik in het kader van de maatwerkaanpak met OCI voer.
Vraag 13
Hoe weegt u de berichten dat OCI voornemens is een fabriek bij Chemelot af te stoten
in dat licht?
Antwoord 13
De recente berichten in de media die speculeren over een verkoop van OCI’s activiteiten
op Chemelot zijn mij bekend. Tegelijkertijd lees ik in de media ook berichten waarin
wordt gesteld dat een eventuele koper deze fabrieken dan zal kopen om voort te zetten
en niet om op te doeken, waardoor de impact op Chemelot beperkt zal zijn. Het is niet
aan mij om daarover te speculeren.
Uiteraard is dit wel een punt dat ik bespreek in de gesprekken met OCI over een mogelijke
maatwerkafspraak, omdat voor het maken van een dergelijke afspraak lange termijn commitment
voor de activiteiten in Nederland van belang is.
Vraag 14
Acht u de realisatie van de Delta Rhine Corridor (DRC) noodzakelijk voor het welslagen
van FUREC?
Antwoord 14
In het artikel geeft RWE aan dat het FUREC-besluit niet afhankelijk is van het doorgaan
van de DRC, maar dat het de haalbaarheid van de plannen wel zou vergroten. Ik kan
me deze reactie van RWE goed voorstellen. Op basis van de gesprekken begrijp ik dat
RWE primair zoekt naar afnemers van hun waterstof en CO2 op het cluster Chemelot; in het geval van de realisatie van de DRC wordt ook de mogelijkheid
geboden om (deels) waterstof en CO2 te leveren aan partijen buiten Chemelot.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.A.M. Adriaansens, minister van Economische Zaken en Klimaat -
Mede namens
R.A.A. Jetten, minister voor Klimaat en Energie
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.