Schriftelijke vragen : De oproep van Europese politiechefs om end-to-endencryptie te verzwakken
Vragen van de leden Kathmann (GroenLinks-PvdA) en Six Dijkstra (Nieuw Sociaal Contract) aan de Minister van Justitie en Veiligheid en de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de oproep van Europese politiechefs om end-to-endencryptie te verzwakken (ingezonden 30 april 2024).
Vraag 1
            
Bent u bekend met het bericht «Politiechefs spreken zich uit tegen versleutelde chatberichten»
               (NU.nl, 22 april)?1
Vraag 2
            
Wat is uw reactie op de oproep van Europese politiechefs om actie te ondernemen tegen
               online platforms die berichten end-to-end versleutelen? Heeft u hierover contact gehad
               met uw Europese collega's? Welke acties verbinden u en uw collega's aan deze oproep?
            
Vraag 3
            
Wat is uw standpunt en wat is het standpunt de Nederlandse politie over end-to-end
               versleuteling? Onder welke concrete voorwaarden vindt u het verbreken van end-to-end
               versleuteling gerechtvaardigd, zowel individueel gericht als via het inbouwen van
               een generieke achterdeur bij versleutelde berichtenplatforms?
            
Vraag 4
            
Heeft u contact gehad met Europol en de nationale politie over deze gezamenlijke oproep?
               Ontvangt u dergelijke signalen ook van Nederlandse politiechefs? Zo ja, wat is uw
               reactie?
            
Vraag 5
            
Deelt u de mening van politiechefs dat end-to-end versleuteling in stand kan blijven
               met een achterdeurtje die alleen voor de politie beschikbaar is? Zo ja, hoe ziet u
               dat voor zich? Hoe stelt u voor dat dit technisch kan zonder dat deze achterdeur algemeen
               beschikbaar komt en daarmee een einde maakt aan end-to-end versleuteling?
            
Vraag 6
            
In de Staat van de Unie 20232 schrijft u dat «end-to-end encryptie niet onmogelijk (mag) worden gemaakt,» tegelijkertijd
               stelt u in eerdere antwoorden op Kamervragen van de leden Kuik en Slootweg3 dat «het van belang [is] dat er mogelijkheden zijn om onder bepaalde omstandigheden
               toegang tot (end-to-end versleuteld) berichtenverkeer te krijgen, onder passende voorwaarden
               en waarborgen.» Hoe verenigt u deze standpunten? Zou toegang onder bepaalde voorwaarden
               en waarborgen end-to-end versleuteling niet per definitie onmogelijk maken?
            
Vraag 7
            
Bent u bekend met cryptotelefoons? Zo ja, hoe denkt u te voorkomen dat criminelen
               gebruik maken van deze devices in plaats van reguliere end-to-end versleutelde berichtenplatforms?
               Hoe weegt u de effectiviteit van de inbreuk op de privacy van miljoenen mensen tegenover
               de georganiseerde misdaad die vervolgens via cryptotelefoons anoniem kan blijven communiceren?
            
Vraag 8
            
Wat is het staande beleid ten opzichte van de strategie «store-now-decrypt-later»?
               Wordt er nu al door veiligheidsdiensten versleutelde informatie opgeslagen, om deze
               op een later moment te ontsleutelen? Hoe lang mag de politie deze informatie dan hiervoor
               opslaan?
            
Vraag 9
            
Bent u bekend met de uitspraak van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM)
               op 13 februari 2024 in de zaak Podchasov v. Rusland?4 Bent u eveneens bekend met de gezamenlijke reactie van de European Data Protection
               Board (EDPB) van 13 februari 2024 op de Verordening ter voorkoming en bestrijding
               van seksueel kindermisbruik (CSAM)?5 Bent u bovendien bekend met het standpunt van het Europese Hof van Justitie dat generieke
               toegang tot versleutelde berichten nooit rechtmatig kan zijn?6
Vraag 10
            
Onderschrijft u de conclusies van deze zwaarwegende uitspraken omtrent end-to-end
               versleuteling volledig? Kunt u op de uitspraken en standpunten van de drie organisaties
               afzonderlijk reageren?
            
Vraag 11
            
Is uw standpunt over end-to-end versleuteling veranderd naar aanleiding van de recente
               uitspraken van het EHRM en EDPB? Zo ja, op welke wijze draagt u dit uit bij lopende
               onderhandelingen in Europa en het binnenland over wet- en regelgeving? Zo niet, kan
               u met voorbeelden onderbouwen dat het huidige kabinetsstandpunt voldoende invulling
               geeft aan de uitspraken van de rechter en de EDPB?
            
Vraag 12
            
Biedt het geactualiseerde Grondwetsartikel 13 over het brief- en telecommunicatiegeheim
               een absolute garantie dat er geen verzwakkingen van end-to-end versleuteling mogen
               plaatsvinden in Nederland? Zijn de aanbevelingen van de staatscommissie-Grondwet 2010
               hiermee volledig geïmplementeerd?7
Vraag 13
            
Bent u bereid om samen met de nationale politie en de Autoriteit Persoonsgegevens
               tot een eenduidig standpunt te komen over het borgen van end-to-end versleuteling,
               dat recht doet aan de uitspraken van het EHRM, EHJ en de EDPB, en dit blijvend uit
               te dragen in Nederland en Europa?
            
Vraag 14
            
Kunt u deze vragen apart van elkaar beantwoorden?
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
Barbara Kathmann, Tweede Kamerlid - 
              
                  Mede ondertekenaar
J.P.S. Six Dijkstra, Tweede Kamerlid 
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.