Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Erkens over de voorbereidingen voor opschaling van het dienjaar
Vragen van het lid Erkens (VVD) aan de Staatssecretaris van Defensie over de voorbereidingen voor opschaling van het dienjaar (ingezonden 20 maart 2024).
Antwoord van Staatssecretaris Van der Maat (Defensie) (ontvangen 26 april 2024). Zie
ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2023–2024, nr. 1524.
Vraag 1
Deelt u de mening dat een goed functionerend dienjaar belangrijk is voor de opschaling
van de instroom bij Defensie en dat dit uitgebreide voorbereidingen vergt?
Antwoord 1
Ja, een goed functionerend dienjaar is een belangrijk onderdeel van de opschaling
van de instroom bij Defensie. Met het dienjaar bereikt Defensie op een laagdrempelige
manier een brede doelgroep. Het heeft daardoor veel potentie. De groei van het aantal
deelnemers moet zorgvuldig verlopen om de kwaliteit van het dienjaar te kunnen borgen.
Dit vergt een gedegen voorbereiding.
Vraag 2
Hoe wordt gegarandeerd dat er voldoende ruimte is voor training, huisvesting, eetfaciliteiten
en opslag? Wat zijn de plannen om deze aspecten te regelen vóór de opschaling plaatsvindt?
Zijn de plannen in het nationaal programma Ruimte voor Defensie afdoende voor onze
grotere ambities? Hoe sluiten de tijdslijnen op elkaar aan?
Antwoord 2
Binnen de grenzen van het absorptievermogen van de krijgsmacht wordt het dienjaar
opgeschaald. Voor de geplande opschaling in 2025 naar 1000 dienjaarmilitairen zijn
de randvoorwaarden op orde. De randvoorwaarden voor de opschaling van het dienjaar
naar uiteindelijk 4000 dienjaarmilitairen per jaar, waaronder voldoende opleidingscapaciteit,
vastgoed, ruimte, eetfaciliteiten en uitrusting, zullen tijdig moeten worden ingevuld.
Defensie wenst de opschaling naar 4000 dienjaarmilitairen te realiseren maar onderkent
tegelijkertijd de grote uitdaging die dit met zich meebrengt voor het absorptievermogen
van de krijgsmacht en het behoud van de kwaliteit van het dienjaar. Het behoeftestellingsproces
van Defensie borgt dat alle genoemde aspecten, maar ook (in)directe ruimte, in samenhang
worden beschouwd. In de behoefte aan vastgoed wordt voorzien, rekening houdend met
het Strategisch Vastgoedplan, door gebruik te maken van een combinatie van bestaande
en nieuwe voorzieningen al naar gelang de behoefte per locatie en de beschikbaarheid.
Indien aan de orde wordt de behoefte aan extra (in)directe ruimte afgestemd met het
nationaal programma Ruimte voor Defensie.
Vraag 3
Kunt u beschrijven welke voorbereidingen worden getroffen met betrekking tot het opleiden
en/of inhuren van meer militaire instructeurs? Hoe sluiten deze aan bij de grotere
ambities op het gebied van het dienjaar?
Antwoord 3
De groei van de opleidingscapaciteit evenals de innovatie van opleidingen zijn belangrijke
randvoorwaarden voor het opschalen van het dienjaar. Defensie heeft een tekort aan
militaire instructeurs. De opschaling van het dienjaar laat die tekorten verder oplopen.
Daarom investeren de krijgsmachtdelen momenteel in hun eigen opleidingscapaciteit
en worden opleidingen in voorkomend geval uitbesteed Zo huren we militaire instructiecapaciteit
ook in om de ambities op het gebied van het dienjaar te kunnen realiseren. Andere
voorbeelden zijn het opleiden van vliegtuigonderhoudstechnici bij het MBO en de inhuur
van instructeurs voor medische opleidingen van Defensie. Er dient een goede balans
te worden gevonden tussen vaste instructeurs bij de krijgsmachtdelen, inhuur van instructeurs
en uitbesteden van opleidingen.
Vraag 4
Hoe wordt de prioriteit voor het opleiden van extra militaire instructeurs bepaald
binnen het personeelsbestand, en zijn er capaciteitsknelpunten die moeten worden aangepakt?
Antwoord 4
Instructie- en opleidingsfuncties worden met prioriteit gevuld door de Operationele
Commando’s. Desondanks is er sprake van een tekort aan militaire instructeurs. Daarom
wordt er voor additionele instructiecapaciteit voor het Dienjaar gekozen voor inhuur.
Zie ook het antwoord op vraag 3.
Vraag 5
Verwacht u mogelijke gevolgen voor de opschaling van het dienjaar naar aanleiding
van de vertraging bij de ontwikkeling van het programma Grensverleggende IT (GrIT)?
Antwoord 5
Nee, de opschaling van het dienjaar is niet afhankelijk van de realisatie van het
programma GrIT.
Vraag 6
Kunt u aangeven welke overleggen er plaatsvinden met sociale partners over het dienjaar
en de geplande opschaling en hoe zij kunnen helpen bij het versneld opschalen van
het programma?
Antwoord 6
Op dit moment wordt met de centrales van overheidspersoneel gesproken over de rechtspositie
van dienjaarmilitairen. Het is van groot belang dat Defensie en de vakcentrales met
elkaar in gesprek blijven over de ontwikkelingen rondom de opschaling van het dienjaar
en dat wij met hen overeenstemming bereiken over de rechtspositie van dienjaarmilitairen
in het bijzonder.
Vraag 7
Welke voordelen brengt het organiseren van meerdere instroommomenten per jaar met
zich mee? Draagt een periodieke instroom bij aan een grotere aantrekkingskracht voor
deelname aan het dienjaar?
Antwoord 7
Voor 2024 zijn drie instroommomenten voorzien. Bij meerdere instroommomenten voor
het dienjaar kunnen studenten die tussentijds stoppen met hun studie, na gebleken
geschiktheid, snel instromen in het dienjaar. Gegeven de huidige krappe arbeidsmarkt
is het van belang om belangstellenden voor het dienjaar snel te kunnen binden aan
Defensie. Daarnaast kan met meerdere instroommomenten de beschikbare opleidingscapaciteit
optimaal worden benut.
Vraag 8
Hoe beschouwt u de bijdrage van degenen die een dienjaar vervullen met betrekking
tot inzet? Bestaat er ook een optie voor deelnemers om vrijwillig te kiezen voor een
actieve militaire status in plaats van die van reservist?
Antwoord 8
Eén van de uitgangspunten van het dienjaar is dat het een directe bijdrage levert
aan de personele gereedheid. Tegelijkertijd is het dienjaar nog in ontwikkeling. Dat
vraagt om het voortdurend maken van afwegingen. Het stelt Defensie ook in staat te
ontdekken waar nog aanpassingen in huidig beleid nodig zijn.
Deelname van dienjaarmilitairen aan diverse type activiteiten van Defensie, waaronder
inzet, is wat Defensie betreft mogelijk als een drietal belangrijke uitgangspunten
is gewaarborgd. Deelname moet vrijwillig zijn, de dienjaarmilitairen moeten voldoen
aan gestelde vaardigheidseisen en de rechtspositie moet passend en beschermend zijn.
Er varen op dit moment twee dienjaarmilitairen mee aan boord van de Zr.Ms. Tromp en
twee aan boord van de Zr.Ms. Karel Doorman in het kader van de Amerikaans geleide
operatie Prosperity Guardian respectievelijk de EU-operatie Aspides in de Rode Zee. Om volledig te voldoen aan bovenstaande uitgangspunten voor inzet,
is de aanstellingsvorm van de dienjaarmilitairen aangepast van reservist naar beroepsmilitair
op grond van artikel 11 van het AMAR.
Ik ben mij ervan bewust dat de bonden en ik, als strategische en sociale partners,
de rechtspositie van dienjaarmilitairen in alle opzichten zo spoedig mogelijk goed
moeten hebben geregeld. Daarover zijn wij reeds in overleg.
Vraag 9
Hoe wordt gewaarborgd dat deelnemers van het dienjaar kunnen opereren in een eenheid
met dezelfde kwalitatieve vaardigheden, bij bijvoorbeeld een uitzending of bij het
vervullen van andere functies, zodat militair personeel vrijgespeeld kan worden? Hoe
vrijblijvend is dit? Wat acht u wenselijk?
Antwoord 9
Binnen de operationele eenheden wordt op basis van de vereiste kwalificaties, kennis
en ervaring bezien wat een passend en uitdagend takenpakket is voor dienjaarmilitairen.
Een zorgvuldige afweging tussen het organisatiebelang, de vereiste kwalificaties,
het ontwikkelen van de talenten van deelnemers en het borgen van de veiligheid is
vereist. Dit vergt maatwerk.
Vraag 10
Kunt u beschrijven hoe de pilot van het specialistisch dienjaar verloopt? Is hier
mogelijkheid tot opschaling? Hoeveel capaciteit verwacht u in het specialistisch dienjaar?
Antwoord 10
De pilot van het specialistisch dienjaar is in het eerste kwartaal gestart bij de
Marine met circa 10 deelnemers. Zij worden op basis van hun ervaring en expertise
individueel geplaatst. In de huidige vorm is dit traject arbeidsintensief en beperkt
schaalbaar. Daarom wordt bezien hoe dit traject beter schaalbaar te maken is en of
het uitgebreid kan worden naar de andere krijgsmachtdelen.
Vraag 11
Kunt u deze vragen een voor een beantwoorden?
Antwoord 11
Ja.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.A. van der Maat, staatssecretaris van Defensie
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.