Schriftelijke vragen : De strafeis van het OM tegen de verdachten van de mishandeling van een NS-conducteur op het station in Schagen
Vragen van het lid Faber-van de Klashorst (PVV) aan de Minister van Justitie en Veiligheid over de strafeis van het OM tegen de verdachten van de mishandeling van een NS-conducteur op het station in Schagen (ingezonden 26 april 2024).
Vraag 1
Bent u bekend met de mishandeling, waarover op 23 april 2024 door onder andere de
Volkskrant is gepubliceerd, waaruit blijkt dat het Openbaar Ministerie (OM) 6 maanden
gevangenisstraf eist, waarvan drie maanden voorwaardelijk, tegen twee Eritreeërs die
op 13 september 2023 een NS-conducteur op het station in Schagen hebben mishandeld?
Vraag 2
Bent u bekend met de aard van deze mishandeling, die bestond uit het bijten van de
conducteur waarbij tevens op hem is ingestoken met een schroevendraaier waardoor hij
gewond is geraakt?
Vraag 3
Bent u ermee bekend met dat deze vorm van mishandeling is strafbaar gesteld in artikel 302
van het Wetboek van Strafrecht (zware mishandeling) en als het een poging betreft:
artikel 302 in relatie tot artikel 45 Wetboek van Strafrecht, op genoemde misdrijven
is een maximum gevangenisstraf gesteld van respectievelijk 8 jaar (zware mishandeling)
en 5 jaar en 4 maanden (poging tot zware mishandeling)?
Vraag 4
De straf die in deze zaak door het OM is geëist komt overeen met de minimale strafeis
die door het OM in principe moet worden geëist (gevangenisstraf vanaf 6 maanden) op
grond van haar eigen Strafvorderingsrichtlijn 2019R008: het gebruiken van een steekwapen of een als zodanig aan te merken voorwerp waarbij
sprake is van zwaarder letsel en er tevens sprake is van recidive. Voor wat betreft de recidive blijkt uit de publicaties in de media dat beide Eritreeërs
al eerder zijn veroordeeld voor openlijke geweldpleging en het beledigen van en verzetten
tegen een ambtenaar.
Is bent u bekend met de genoemde strafvorderingsrichtlijn 2019R008?
Vraag 5
Kunt u aangeven waarom u met deze Strafvorderingsrichtlijn akkoord is gegaan nu daaruit
blijkt dat de daarin te eisen straffen ver onder het strafmaximum liggen zoals door
de wetgevende macht is vastgelegd in het Wetboek van Strafrecht?
Vraag 6
De lage strafeis van het OM in deze casus wekt bij de gemiddelde burger in Nederland
onbegrip en ergernis op; bent u bereid daarom het WODC opdracht te geven tot een onderzoek
naar de effecten van de in de Strafvorderingsrichtlijnen voorgeschreven strafeisen
op de wil en bedoeling van de wetgever die veel hogere maximumstraffen op de delicten
heeft gezet dan in de Strafvorderingsrichtlijnen zijn opgenomen en waarbij ook gekeken
wordt wat het effect van de strafeis van het OM is op de hoogte van de straf die door
de rechter uiteindelijk wordt opgelegd?
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.H.M. Faber-van de Klashorst, Tweede Kamerlid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.