Schriftelijke vragen : Het bericht dat Adema achter de schermen pleitte voor een glyfosaatverbod.
Vragen van de leden Ouwehand en Kostić (beiden PvdD) aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over het bericht dat Adema achter de schermen pleitte voor een glyfosaatverbod (ingezonden 19 april 2024).
Vraag 1
Wat is uw reactie op de uitzending van Zembla «Glyfosaat, de goedkeuring van gif»
van 11 april 2024?1
Vraag 2
Kunt u bevestigen dat de Kamer een motie heeft aangenomen die de regering verzocht
om tegen de nieuwe Europese toelating van glyfosaat te stemmen?2
Vraag 3
Kunt u bevestigen dat u in het kabinet heeft gepleit om glyfosaat te verbieden, in
lijn met de wens van de Kamer?
Vraag 4
Kunt u bevestigen dat u op dit standpunt bent gekomen naar aanleiding van gesprekken
met het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) en andere wetenschappers?
Vraag 5
Kunt u bevestigen dat u uiteindelijk, naar aanleiding van weerstand van de Minister
van Infrastructuur en Waterstaat (I&W), heeft besloten om toch niet voor een verbod
op glyfosaat te stemmen?
Vraag 6
Kunt u bevestigen dat de weerstand van de Minister van I&W was gestoeld op het moeten
vertrouwen van het advies van het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen
en biociden (Ctgb)?
Vraag 7
Wat is uw reactie op de kritiek van meerdere wetenschappers op het advies van het
Ctgb, waaronder dat de aanwijzingen dat glyfosaat bij mensen kanker kan veroorzaken
systematisch zijn weggeredeneerd, dat het Organisatie voor Economische Samenwerking
en Ontwikkeling (OESO)-protocol wordt geschonden en dat er geen studies zijn gedaan
naar de risico’s op neurodegeneratieve ziekten, zoals Parkinson?
Vraag 8
Klopt het dat het RIVM u heeft gezegd dat de conclusie van het Ctgb, dat er geen verband
tussen glyfosaat en Parkinson zou zijn, «niet logisch» is?
Vraag 9
Kunt u bevestigen dat u, zoals verwoord in Zembla, vindt dat het Ctgb zou moeten hebben
gezegd dat we nog niet weten of glyfosaat een risico op Parkinson geeft?
Vraag 10
Kunt u bevestigen dat het belangrijk is dat de overheid vanuit het voorzorgsbeginsel
handelt?
Vraag 11
Deelt u de mening dat er gegronde redenen waren om, op basis van het voorzorgsbeginsel,
niet in te stemmen met de verlenging van glyfosaat? Zo nee, waarom niet?
Vraag 12
Deelt u de zorgen van hoogleraar prof. dr. Ragas dat het Ctgb onvoldoende in beeld
heeft wat de risico’s zijn die kinderen lopen bij hand-mondcontact met verwaaide bestrijdingsmiddelen?
Zo nee, waarom niet?
Vraag 13
Kunt u gevolgen van glyfosaat voor de gezondheid van kinderen uitsluiten?
Vraag 14
Bent u bekend met het feit dat er wetenschappelijke onderzoeken zijn die verbanden
laten zien tussen blootstelling aan glyfosaat en het risico op Parkinson, die laten
zien dat glyfosaat neurotoxisch is (dus hersencellen aantast), die laten zien dat
boeren en omwonenden van landbouwpercelen een sterk verhoogd risico hebben op Parkinson,
en die laten zien dat glyfosaat leidt tot oxidatieve stress en angststoornissen?3, 4
Vraag 15
Bent u op de hoogte van het feit dat hoogleraar neurologie prof. dr. Bloem en «case
reports» laten zien dat mensen na blootstelling aan grote hoeveelheden glyfosaat Parkinson-achtige
symptomen ontwikkelen?
Vraag 16
Bent u ervan op de hoogte dat International Agency for Research on Cancer (IARC) in
2015 onderzoek heeft gedaan naar glyfosaat en er volgens IARC «voldoende bewijs» is
dat glyfosaat bij dieren kanker veroorzaakt en er dus genoeg bewijs is voor een glyfosaatverbod,
zoals bevestigd door de hoogleraar risicobeoordeling prof dr. Ragas?5
Vraag 17
Klopt het dat het Ctgb, samen met de andere nationale pesticideautoriteiten in een
Europees beoordelingsrapport stelde dat er geen bewijs is voor kanker bij dieren door
glyfosaat, omdat er een limietdosering zoals voorgeschreven door OESO zou zijn overschreden?
Vraag 18
Klopt het dat de OESO-handleiding de limietdosering van 1.000 milligram noemt, maar
dat uit dat document blijkt dat dit limiet helemaal niet geldt van kankeronderzoek,
maar alleen voor onderzoek naar «chronische toxiciteit»? Hoe rijmt dit met de stelling
en conclusies van het Ctgb?
Vraag 19
Bent u bekend met het feit dat toxicoloog Paul Scheepers na inzage van de stukken
van het beoordelingsrapport, het Ctgb en de OESO stelt dat «deze limietdosering hier
onterecht wordt opgevoerd», dat «vroegtijdige sterfte moet worden voorkomen, maar
tumoren gevonden bij hoge doseringen niet kunnen worden genegeerd» en dat «het een
onjuiste interpretatie is van de protocollen» door het Ctgb en het beoordelingsrapport?
Wat is uw reactie hierop?
Vraag 20
Wat is uw reactie op het feit dat ook hoogleraar prof. dr. Ragas stelt dat het argument
van limietdosering «alleen geldt voor chronische toxiciteitsstudies, maar niet voor
kankerstudies»? Klopt dit en welk implicaties heeft dit voor de conclusies en adviezen
van het Ctgb en het beoordelingsrapport?
Vraag 21
Wat is uw reactie op de stelling van de Duitse toxicoloog Peter Clausing dat de OESO-handleidingen
juist aangeven dat een hoge dosis bij onderzoek naar kanker wenselijk is, omdat «we
zeker moeten weten dat een stof geen kanker veroorzaakt»?
Vraag 22
Klopt het dat de limietdosering van 1.000 milligram door het Ctgb onterecht is toegepast
in het geval van glyfosaat en de relatie tot kanker?
Vraag 23
Wat is uw reactie op het feit dat toxicoloog Paul Scheepers stelt dat «historische
controledata niet gebruikt mogen worden om tumoren weg te redeneren», dat historische
controledata juist extra onzekerheid met zich meebrengen over de uitkomst van de test,
en dat dit indruist tegen OESO-protocollen, waarin juist staat dat waargenomen tumoren
binnen dezelfde studie de voorkeur hebben? Wat betekent dit voor de conclusies van
het genoemde beoordelingsrapport en het Ctgb?
Vraag 24
Klopt het dat volgens de OESO-handleidingen zowel de statistische methode «pairwise
comparison», als de «trend test» methode kan worden gebruikt om met zekerheid vast
te stellen dat de tumoren door de blootstelling (van glyfosaat in dit geval) komen?
Vraag 25
Klopt het daarnaast dat in het genoemde beoordelingsrapport de lat onnodig hoger wordt
gelegd, door de waargenomen tumoren minder zwaar mee te wegen als niet beide testen
een zogeheten «statistisch significant» resultaat opleveren? Zo niet, hoe zit het
dan precies?
Vraag 26
Klopt het dat het Ctgb bij het beoordelingsrapport de «tweezijdige» toets voor de
resultaten heeft gebruikt, waarmee de statistische significantie afgezwakt wordt,
terwijl de OESO-handleidingen aangeven dat als het gaat om onderzoek naar kanker,
de «enkelzijdige» toets als «meer gepast» kan worden gezien?
Vraag 27
Klopt het dat door deze keuze van het Ctgb twee keer zoveel tumoren nodig zijn om
statistische significantie te bereiken?
Vraag 28
Bent u ermee bekend dat een woordvoerder van het OESO stelt: «in relatie tot tumorincidentie
in een toxicologisch onderzoek, is het logisch om de eenzijdige toets te gebruiken»?
Welke invloed heeft dit op de adviezen en beoordelingen van het Ctgb als het gaat
om glyfosaat?6
Vraag 29
Kunt u bevestigen dat hoogleraar prof. dr. Ragas stelt dat de tweezijdige toets vaak
bij medicijnonderzoek wordt gebruikt, waar de goede effecten van een stof afgewogen
worden tegen de slechte effecten, terwijl men in het geval van glyfosaat alleen geïnteresseerd
is in de slechte effecten, en dus een enkelzijdige toets juist voor de hand ligt?
Hoe rijmt dit met de keuzes van het Ctgb?
Vraag 30
Naar welke exacte «Europese afspraken» verwijst het Ctgb als ze tegenover Zembla stellen
dat de protocollen weliswaar geen tweezijdige toetsen voorschrijven, maar dat de tweezijdige
toets zou zijn gekozen omdat dit in lijn is met «Europese afspraken»? Kunt u de documenten
waarin de gemaakte afspraken staan meesturen?
Vraag 31
Wat is uw reactie op de constatering van emeritus-hoogleraar toxicologie prof. dr.
Van den Berg dat het Ctgb met collega’s «vooral bezig zijn met het wegschoffelen van
bewijs», en dat «ze zoeken naar argumenten om het niet te hoeven classificeren als
een kankerverwekkende stof»?
Vraag 32
Wat is uw reactie op de constatering van hoogleraar prof. dr. Ragas over het Ctgb
dat «ze wetenschappelijke aanwijzingen dat glyfosaat mogelijk kankerverwekkend is,
systematisch wegredeneren»?
Vraag 33
Wat is uw reactie op de constatering van hoogleraar prof. dr. Ragas dat «in ieder
geval de protocollen, die moeten garanderen dat je één voor één netjes alle stappen
zet, worden geschonden»?
Vraag 34
Wat vindt u ervan dat uit onderzoek van MSc Gerritse van de Wageningen University
& Research (WUR) blijkt dat glyfosaat het microbioom van mensen beïnvloedt en dat
wetenschappers zich hierover zorgen maken, terwijl de effecten op het microbioom niet
zijn meegenomen in de beoordeling van toelating van glyfosaat?
Vraag 35
Deelt u de mening dat op basis van bovenstaande feiten niet kan worden uitgesloten
dat glyfosaat een risico vormt voor de gezondheid?
Vraag 36
Deelt u de mening dat het onlogisch is om glyfosaat opnieuw tien jaar toe te staan,
als op basis van de toelatingsprocedure niet met zekerheid kan worden uitgesloten
dat glyfosaat kan leiden tot ernstige gezondheidsrisico’s? Zo nee, waarom niet?
Vraag 37
Bent u bereid u alsnog in te zetten voor een Europees verbod op glyfosaat? Zo nee,
waarom niet?
Vraag 38
Bent u bereid om alle nationale toelatingen van glyfosaat in te trekken? Zo nee, waarom
niet?
Vraag 39
Kunt u deze vragen één voor één en binnen de daarvoor gestelde termijn beantwoorden,
in ieder geval vóór het commissiedebat van 14 mei 2024 over landbouwgif (het zogeheten
«commissiedebat gewasbeschermingsmiddelen»)?
Indieners
-
Gericht aan
P. Adema, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit -
Indiener
Esther Ouwehand, Kamerlid -
Medeindiener
Ines Kostić, Kamerlid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.