Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Paulusma over euthanasie bij psychisch lijden
Vragen van het lid Paulusma (D66) aan de Minister voor Medische Zorg over euthanasie bij psychisch lijden (ingezonden 20 februari 2024).
Antwoord van Minister Dijkstra (Medische Zorg) (ontvangen 3 april 2024). Zie ook Aanhangsel
Handelingen, vergaderjaar 2023–2024, nr. 1209.
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Je patiënt eindeloos laten lijden, dat is ook een keuze»
en kunt u een reactie geven hierover?1
Antwoord 1
Ja, ik ben bekend met het artikel en ook met de problematiek die daarin wordt geschetst.
Ik betreur het ten zeerste als (jonge) mensen zo wanhopig zijn dat zij zich suïcideren
omdat zij geen andere uitweg meer zien.
Psychiaters erkennen het lijden van de mensen met dergelijke problematiek en het is
de vraag of het een keuze is van hen om patiënten eindeloos te laten lijden. Er kunnen
ook inhoudelijke redenen zijn dat niet aan het verzoek wordt voldaan. Bij psychiaters
wordt ook terughoudendheid gezien om een euthanasieverzoek van een patiënt te beoordelen
of om eventueel euthanasie te verlenen. Ik vind het heel belangrijk dat hier verandering
in komt, zodat mensen met psychisch lijden met een persisterende doodswens en een
euthanasieverzoek passende en tijdige zorg krijgen en dat de wachtlijst bij Expertisecentrum
Euthanasie (EE) wordt teruggebracht.
Gezien de bestaande terughoudendheid van psychiaters is het voor EE echter niet eenvoudig
om voldoende psychiaters te vinden die voor EE willen werken. Ook is er een tekort
aan psychiaters die een second opinion willen verrichten of als SCEN (Steun en Consultatie
bij Euthanasie in Nederland)-arts willen fungeren, ondanks alle goede initiatieven
die inmiddels in gang zijn gezet, waaronder de oprichting van het landelijk expertisenetwerk
ThaNet2 met subsidie van het Ministerie van VWS. ThaNet is opgericht om kennis en expertise
te verspreiden onder psychiaters en andere zorgprofessionals binnen de geestelijke
gezondheidszorg (ggz) zodat persisterende doodswensen nog beter besproken worden binnen
de ggz, euthanasieverzoeken worden beoordeeld en meer psychiaters bereid worden gevonden
om second opinions te verrichten in het kader van een euthanasietraject of om als
SCEN-arts te fungeren.
Vraag 2
Bent u het ermee eens dat het onacceptabel is dat de wachttijd voor mensen met een
psychische aandoening en een euthanasieverzoek tot maar liefst drie jaar kan oplopen
voordat hun verzoek in behandeling wordt genomen?
Antwoord 2
Ik vind het onacceptabel als mensen met psychisch lijden en een aanhoudende doodswens/euthanasiewens
geen tijdige en passende zorg krijgen en vind het dan ook heel belangrijk (zoals ik
ook bij de beantwoording van vraag 1 heb aangegeven) dat de huidige wachttijd bij
EE voor mensen met een psychische aandoening wordt teruggebracht.
Zoals EE in haar reactie op het artikel in de Volkskrant aangeeft, worden euthanasieverzoeken
op basis van psychisch lijden inmiddels niet alleen door psychiaters van EE opgepakt,
maar ook door artsen en verpleegkundigen met
psychiatrische expertise waardoor de wachttijd voor patiënten met psychisch lijden
varieert van enkele maanden tot, in enkele (complexe) gevallen, helaas drie jaar.
Vraag 3
Kunt u aangeven welke knelpunten u ziet waardoor er onvoldoende tijdige (euthanasie)hulp
kan worden verleend aan mensen die in psychische nood verkeren?
Antwoord 3
Er is onvoldoende passende zorg voor mensen met een psychische aandoening en een persisterende
doodswens of verzoek tot euthanasie. Het is van belang dat een persisterende doodswens
bij mensen die in behandeling zijn binnen de geestelijke gezondheidszorg (ggz) besproken
wordt. Het wordt door psychiaters om verschillende redenen als complex ervaren om
een euthanasieverzoek van eigen patiënten te onderzoeken. Er is sprake van terughoudendheid
en handelingsverlegenheid bij psychiaters om doodswensen/euthanasieverzoeken te onderzoeken,
te beoordelen of eventueel om euthanasie te verlenen. In het veld wordt overigens
gesignaleerd dat er een afname is van deze terughoudendheid en handelingsverlegenheid.
Er is brede interesse voor het onderwerp, ThaNet wordt geregeld gevraagd voor scholing
en onderwijs, er zijn binnen diverse ggz-instellingen initiatieven om de zogenaamde
euthanasiezorg intern beter te regelen, er zijn meer psychiaters bereid om second
opinions te verrichten en in verschillende regio’s wordt gezien dat de second opinions
in toenemende mate worden aangevraagd door psychiaters die werkzaam zijn in de ggz
(en dus niet bij EE).
Patiënten melden zich zelf bij EE aan, maar ook psychiaters (en andere artsen) verwijzen
door naar EE waar mensen vervolgens op de wachtlijst komen terwijl de praktijk uitwijst
dat EE slechts 10 tot 15% van het totale aantal hulpvragen op basis van psychisch
lijden uitvoert. Ruim 20% van de patiënten trekt zich terug na aanmelding of gedurende
het traject. Ongeveer 30% wordt afgewezen in verband met het niet voldoen aan de wettelijke
zorgvuldigheidseisen. De overige patiënten vallen af wegens andere redenen (behandelaar
neemt het verzoek terug, patiënt geeft geen toestemming om medische informatie op
te vragen, overlijden etc). Door persisterende doodswensen binnen de ggz te bespreken
en verzoeken tot euthanasie binnen de ggz te beoordelen is de verwachting dat minder
patiënten zich aanmelden bij EE en het knelpunt van de lange wachtlijsten zal afnemen.
Tevens wordt verwacht dat de terughoudendheid en handelingsverlegenheid bij psychiaters
om euthanasie zelf te verrichten verder af zal nemen in het licht van de hierboven
genoemde ontwikkelingen. Het knelpunt dat er weinig psychiaters zijn die een second
opinion verrichten in het euthanasietraject lijkt overigens af te nemen nu meer psychiaters
bereid zijn om second opinions te verrichten.
Vraag 4
Kunt u aangeven op welke wijze deze knelpunten met een passend tempo (moeten) worden
verholpen, waarbij de urgentie van het onmenselijke wachten wordt erkend?
Antwoord 4
Het landelijk expertisenetwerk ThaNet zet zich in voor het bevorderen van de beschikbaarheid
van passende zorg aan mensen met psychisch lijden door de deskundigheid van psychiaters
en andere artsen/ggz-behandelaren te vergroten en daarmee het doorverwijzen naar EE
terug te dringen. Daarnaast dragen consulenten van EE eraan bij dat steeds meer psychiaters
zelf een euthanasieverzoek in behandeling nemen en gehoor geven aan de euthanasiewens
van hun patiënt. Verder wordt vanuit EE ingezet op samenwerking en uitwisseling van
kennis en ervaring tussen EE en het ggz-veld door de inzet van een relatiebeheerder
van EE. Initiatieven als stichting Kea en de stichting In liefde laten gaan dragen
ook bij aan het vergroten van kennis over en begrip voor euthanasie bij psychisch
lijden. Er is inmiddels een beweging zichtbaar binnen de ggz, maar dergelijke processen
– waarbij er sprake is van een noodzakelijke «cultuuromslag» – vergen tijd en zijn
helaas niet op korte termijn te realiseren.
Verder wil ik erop wijzen dat het van groot belang is om te voorkomen dat mensen een
euthanasiewens ontwikkelen omdat zij in psychische nood verkeren. In dit kader wordt
ingezet op het versterken van de toegankelijkheid en kwaliteit van de ggz. Dit gebeurt
enerzijds vanuit de landelijke stuurgroep toegankelijkheid en wachttijden en anderzijds
vanuit de afspraken die we in het Integraal Zorgakkoord (IZA) hebben gemaakt over
het verbeteren van de toegankelijkheid van de ggz.
Ook vroegtijdige, laagdrempelige hulp aan mensen met een chronische, persisterende
en/of suïcidale doodswens, kan ertoe bijdragen dat er voor deze mensen perspectieven
ontstaan op een betekenisvol leven met een psychische aandoening. Het gesprek over
de dood kan in sommige gevallen juist ook bijdragen aan het verminderen van suïcidale
gedachten en aan de preventie van zelfdoding. Deze gesprekken kunnen daarmee vroegtijdig
soelaas bieden en bijdragen aan het verminderen van het aantal euthanasieverzoeken
en het tijdig verwijzen naar de juiste zorg. Onlangs is het rapport over de verkenning
naar vroegtijdige hulp aan mensen met een vaak ambivalente, chronische, persisterende
en/of suïcidale doodswens aan uw Kamer verstuurd.3 Hierbij heeft de voormalig Minister van VWS aangegeven in gesprek te gaan met relevante
(veld-)partijen over de wijze waarop en door wie het beste opvolging kan worden gegeven
aan de mogelijkheden tot verbetering van het bestaande hulpaanbod en de twee als kansrijk
geschetste scenario’s voor de uitbreiding van het bestaande hulpaanbod, te weten centra
waar herstelgericht gewerkt wordt op basis van ervaringsdeskundigheid en Geestelijke
Verzorging Thuis. Voor het Ministerie van VWS is vooral een stimulerende en faciliterende
rol weggelegd. Het is primair aan de relevante veldpartijen om in gezamenlijkheid
te zorgen voor laagdrempelige zorg, hulp, begeleiding en ondersteuning voor mensen
met psychisch lijden en een aanhoudende doodswens.
Daarnaast ga ik met relevante veldpartijen – waaronder ThaNet, EE, de Nederlandse
Vereniging voor een Vrijwillig Levenseinde (NVVE), stichting Kea, de Nederlandse Vereniging
voor Psychiatrie (NVvP), de Nederlandse ggz, de stichting In liefde laten gaan, 113 Zelfmoordpreventie,
MIND en Zorgverzekeraars Nederland – in gesprek om gezamenlijk in kaart te brengen
hoe de beweging die zichtbaar is in het ggz-veld verder kan worden gebracht en versneld.
Vraag 5
Deelt u de analyse dat er veel meer kennis en expertise over euthanasieverzoeken bij
eigen behandelaren (waaronder psychiaters en huisartsen) aanwezig moet zijn om patiënten
met een psychische aandoening beter te kunnen helpen?
Antwoord 5
Die analyse deel ik zeker. Zoals ik bij de beantwoording van vraag 4 heb aangegeven,
beoogt ThaNet de kennis en expertise over euthanasieverzoeken bij eigen behandelaren
(psychiaters en andere artsen) te vergroten. Ook andere partijen, waaronder EE, de
NVvP en stichting Kea dragen hieraan bij.
Vraag 6
Kunt u toelichten hoe het ervoor staat met het landelijk netwerk Persisterende doodswens
en euthanasieverzoek op psychische grondslag? Worden de beoogde doelstellingen bereikt
en is dit voldoende om de problematiek te verhelpen?
Antwoord 6
Het landelijke expertisenetwerk ThaNet heeft verschillende netwerkbijeenkomsten gehouden
en een (jaarlijks) symposium georganiseerd. Ook is er inmiddels een website waar veel
kennis en expertise wordt gedeeld, brengt ThaNet een nieuwsbrief uit en vindt er voorlichting
en scholing plaats. ThaNet werkt samen met relevante veldpartijen (zie in dit kader
het antwoord op vraag 4). De activiteiten van al deze organisaties tezamen moeten
bijdragen aan de beoogde cultuuromslag. Zoals bij de beantwoording van vraag 4 is
aangeven, ga ik daarnaast met relevante veldpartijen in gesprek om te kijken hoe we
de beweging in het ggz-veld kunnen versnellen.
Vraag 7
Kunt u aangeven op welke wijze het Expertisecentrum Euthanasie acuut wordt bijgestaan
om de wachtlijsten voor mensen met een psychische aandoening en een euthanasieverzoek
te verminderen?
Antwoord 7
Het aantrekken van extra psychiaters, het bieden van een goede werkomgeving en waar
mogelijk het aanpassen van de eigen werkwijze is de verantwoordelijkheid van EE. Verder
beoogt ThaNet, samen met andere partijen, de kennis en expertise bij psychiaters en
andere artsen te vergroten en daarmee doorverwijzing naar EE tegen te gaan (zie ook
de beantwoording van vraag 5).
Naar aanleiding van de motie Paulusma4 bezie ik momenteel hoe de consultatiefunctie door EE eventueel structureel kan worden
georganiseerd. In de kabinetsreactie op de vierde evaluatie van de Wet toetsing levensbeëindiging
op verzoek en hulp bij zelfdoding (Wtl) zal ik uw Kamer hierover informeren.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
P.A. Dijkstra, minister voor Medische Zorg
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.