Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Mohandis en Westerveld over de individuele studietoeslag
Vragen van de leden Mohandis en Westerveld (beiden GroenLinks-PvdA) aan de Ministers van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen over de individuele studietoeslag (ingezonden 20 februari 2024).
Antwoord van Minister Schouten (Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen), mede namens
de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (ontvangen 28 maart 2024).
Vraag 1
Hoe wordt in algemene zin omgesprongen met de toekenning van individuele studietoeslagen
op grond van de Participatiewet?
Antwoord 1
De studietoeslag biedt een extra financieel steuntje in de rug aan mensen die door
een structurele medische beperking niet kunnen bijverdienen naast een voltijdsopleiding.
Voor deze groep is het vaak moeilijk om een opleiding te combineren met een bijbaan.
Met de studietoeslag willen we hen stimuleren om toch een opleiding te volgen en zorgen
we ervoor dat zij hun energie kunnen besteden aan de afronding ervan. Zo brengen wij
hen zoveel mogelijk in een gelijke positie als mensen zonder medische beperking en
krijgen zij meer kansen op de arbeidsmarkt.
De studietoeslag wordt toegekend door gemeenten. We hebben daarom geen volledig beeld
van hoe gemeenten omgaan met de toekenning van de studietoeslag. We monitoren onder
meer het aantal studenten dat studietoeslag ontvangt. Dit aantal stijgt nog ieder
jaar. In 2022, het jaar van de hervorming van de individuele studietoeslag naar de
studietoeslag, is ook het aantal nieuwe toekenningen sterk gestegen. Volgens cijfers
van het CBS ontvingen in 2020 3.770 studenten de individuele studietoeslag en in 2021
4.500 studenten. In 2022 ontvingen 6.190 studenten de individuele studietoeslag of
de studietoeslag (door de invoering van de studietoeslag in april 2022 was er sprake
van een overgangsjaar). Cijfers over 2023 worden dit najaar gepubliceerd door het
CBS.
Daarnaast ontvangt het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid jaarlijks circa
vijf signalen van studenten, ouders, studiebegeleiders en belangenbehartigers over
studietoeslag die niet wordt toegekend. Uit deze meldingen komt geen eenduidig beeld
naar voren; de reden waarom de studietoeslag niet wordt toegekend, verschilt per geval.
Later dit jaar gaat de Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen, in
het kader van de invoeringstoets voor de wet Uitvoeren Breed Offensief1, in gesprek met gemeenten, studenten en andere betrokkenen over hun ervaringen met
de studietoeslag. U wordt op een later moment geïnformeerd over de uitkomsten.
Vraag 2
Klopt het dat de individuele studietoeslag niet wordt toegekend als studenten een
gedeelte van hun curriculum (studie, stage) van een Nederlandse onderwijsinstelling
in het buitenland doorbrengen, ook als het een verplicht onderdeel van het curriculum
betreft en Nederland de vaste woon- en verblijfplaats blijft? Zo ja, waarom?
Antwoord 2
Op grond van de Participatiewet hebben studenten ook tijdens een verblijf in het buitenland
recht op studietoeslag, zolang zij voldoen aan de voorwaarden voor de studietoeslag.
Zo moeten zij studiefinanciering ontvangen, moeten zij een woonplaats hebben in een
gemeente in Europees Nederland en moet er, (in beginsel) naar het oordeel van een
onafhankelijk arts, sprake zijn van een structurele medische beperking waardoor een
bijbaan niet te combineren is met het volgen van een voltijdsopleiding.
Sinds de hervorming in 2022 is de studietoeslag geen vorm van bijstand meer. In tegenstelling
tot het recht op bijstand vereist de studietoeslag niet dat de ontvanger gedurende
de periode van ontvangst ervan continu in Nederland verblijft. Op zich verliest een
student het recht op studietoeslag dus niet door een verblijf in het buitenland. Daar
is dan een andere reden voor. Hierbij kan gedacht worden aan de situatie dat de student
zijn woonplaats heeft verplaatst naar het buitenland. Het is aan de gemeente om dit
te beoordelen. Voor dit oordeel is uitsluitend iemands hoofdverblijf bepalend. Het
hoofdverblijf is waar het zwaartepunt van het persoonlijk leven van de student zich
bevindt. Dat wordt bepaald aan de hand van concrete feiten en omstandigheden. Daarbij
heeft de inschrijving in de Basisregistratie Personen voor het bepalen van de woonplaats
geen doorslaggevende betekenis; ook de intentie van de student is van belang. En die
intentie moet ook blijken uit daden. De student kan zijn of haar intentie om voor
bepaalde en korte tijd (bijvoorbeeld een halfjaar) in het buitenland te verblijven
aantoonbaar maken door bijvoorbeeld een retourticket te kopen of een kamer in Nederland
aan te houden.
Vraag 3
Deelt u de mening dat in de gevallen waarin een ziekte of beperking structureel in
de weg staat aan bijverdienste naast de studie en daarom een individuele studietoeslag
wordt toegekend deze óók moet worden voortgezet bij studiegerelateerd verblijf in
het buitenland? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 3
Iedere student, dus ook iedere student met een medische beperking, moet in staat zijn
om zonder onnodige belemmeringen in het kader van de opleiding buitenlandervaring
op te doen. De overheid kan voor studenten met een beperking zulke belemmeringen verminderen
of wegnemen, met name door (extra) financiële steun en informatie te bieden. De studietoeslag
draagt hieraan bij.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.J. Schouten, minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen -
Mede namens
R.H. Dijkgraaf, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.