Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden White en Westerveld over het gebruik van de term ‘ras’ in de gezondheidszorg
Vragen van de leden White en Westerveld (beiden GroenLinks-PvdA) aan de Minister voor Medische Zorg over het gebruik van de term «ras» in de gezondheidszorg (ingezonden 6 maart 2024).
Antwoord van Minister Dijkstra (Medische Zorg) (ontvangen 28 maart 2024).
Vraag 1
Bent u bekend met het artikel «Patiënten lopen risico doordat gezondheidszorg «ras»
nog laat meewegen»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Bent u bekend met het in het artikel omschreven probleem dat mensen vanwege hun afkomst
andere zorg of diagnoses zouden kunnen krijgen dan mensen met een andere etniciteit?
Heeft u in beeld hoe vaak mensen hierdoor een verkeerde of verlate diagnose krijgen?
Antwoord 2
Ja. Ik heb geen beeld van hoe vaak mensen vanwege hun etniciteit later of onjuist
gediagnosticeerd worden. Ik ben van oordeel dat het gebruik van etniciteit alleen
mag op basis van solide wetenschappelijk bewijs, wanneer het een voor de te ontvangen
zorg relevant kenmerk is (zie ook antwoord bij vraag 7).
Vraag 3
Deelt u de zorg dat het gebruik van «ras» als factor bij het stellen van diagnoses
ertoe kan leiden dat mensen vanwege hun etniciteit later of onjuist gediagnosticeerd
worden? Deelt u de mening dat het gebruik van «ras» in deze context daarom moet stoppen?
Antwoord 3
Ja.
Vraag 4
Bent u bereid om in kaart te brengen welke medische instanties naast de Huisartsenopleiding
Nederland, het Amsterdam UMC, het Erasmus MC en het Longfonds nog gebruik maken van
de term «ras»? Zo ja, op welke termijn kunt u dit realiseren? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 4
Een brede check op alle medische instanties is niet haalbaar. Naar aanleiding van
het krantenartikel heb ik navraag gedaan bij de Federatie van Medisch Specialisten
(FMS) en het Nederlands Genootschap van Huisartsen (NHG). De FMS geeft aan dat etniciteit
in aanbevelingen in richtlijnen wordt opgenomen mits dat wetenschappelijk onderbouwd
is. Het gaat daarbij niet expliciet om etniciteit op zich, maar eerder om de manier
waarop deze factoren samenhangen met genetische predisposities en levensstijlkeuzes
binnen een specifieke subpopulaties, wat van invloed kan zijn op de gezondheidsuitkomsten
(zie ook antwoord bij vraag 7). Ook het NHG geeft aan dat in sommige richtlijnen onderscheid
wordt gemaakt naar etniciteit, als er voldoende bewijs is dat dit nodig is om goede
zorg te leveren. In richtlijnen kunnen hiermee verwijzingen naar etniciteit voorkomen,
zowel in de beschrijving van de literatuuranalyse, als in de overwegingen en aanbevelingen.
Het is essentieel dat hiervoor terminologie wordt gebruikt die eenduidig en specifiek
is, maar niet kwetsend of stigmatiserend. Binnen het NHG is een werkgroep actief die
zich bezighoudt met het signaleren van (mogelijk) stigmatiserend taalgebruik in NHG-richtlijnen.
Vraag 5
Deelt u de opvatting dat etniciteit onder geen enkele omstandigheid een reden kan
zijn voor minder goede zorg?
Antwoord 5
Ik deel deze opvatting: discriminatie en racisme hebben nergens een plek. Dat geldt
dus ook voor de zorg.
Vraag 6
Deelt u de opvatting dat etniciteit alleen mee zou moeten wegen wanneer dit medisch
relevant is? Bent u het eens met de opvatting dat wetenschappelijke bevindingen hierbij
leidend moeten zijn?
Antwoord 6
Daar ben ik het mee eens.
Vraag 7
Herkent u het beeld dat huidige medische richtlijnen inconsistent zijn in het opnemen
en benoemen van verschillen in gezondheid en ziektelast tussen bevolkingsgroepen?
Deelt u de opvatting dat heldere richtlijnen nodig zijn over wanneer fysiologische
kenmerken van bevolkingsgroepen relevant zijn, zowel in geneeskundige opleidingen
als in de dagelijkse praktijk, zodat iedereen kan rekenen op gelijkwaardige zorg?2
Antwoord 7
Ik zou niet willen spreken van inconsistentie. Ik deel de opvatting dat bij het opstellen
van medische richtlijnen het erg belangrijk is dat gecheckt wordt dat de populatie
in het wetenschappelijk onderzoek dat wordt gebruikt voor het onderbouwen van de aanbeveling
in de richtlijn, goed vergelijkbaar is met de patiëntenpopulatie waarvoor die aanbeveling
wordt gegeven. Dit kan betekenen dat aandacht wordt besteed aan etniciteit. Dit heeft
onder andere te maken met het feit dat de genetische samenstelling van een populatie
– die kan samenvallen met bepaalde etnische groepen – invloed kan hebben op de effectiviteit
van bepaalde interventies of risico’s op bepaalde bijwerkingen. Ook kunnen er binnen
bepaalde subpopulaties levensstijlfactoren voorkomen die een hoger risico kunnen vormen
voor gezondheidsproblemen. Aanbevelingen over etnische achtergrond moeten én mogen
alleen worden gedaan op basis van solide wetenschappelijk bewijs. Dit benadrukt de
noodzaak van een zorgvuldige weging van het beschikbare onderzoek over de doelpopulatie
bij het ontwikkelen van richtlijnen.
Vraag 8
In welke zorgsectoren is het risico op discriminatie aanwezig? Welke maatregelen gaat
u nemen om discriminatie in de zorg tegen te gaan?
Antwoord 8
Discriminatie is helaas nog steeds aanwezig in onze maatschappij. En dus bestaat het
risico daarop in elke sector van de zorg. Specificeren naar losse zorgsectoren lijkt
mij daarbij niet nuttig of noodzakelijk. Zoals ik eerder schreef is er voor discriminatie
en racisme nergens plek binnen zorg en welzijn. Daarnaast is het belangrijk dat iedereen
gelijke kansen ervaart en dat deze worden bevorderd waar mogelijk en nodig. Om deze
kernboodschap uit te dragen en bekrachtigen loopt er binnen VWS een programma tegen
discriminatie en ter bevordering van gelijke kansen in zorg, welzijn en sport. Dit
programma richt zich onder andere op diversiteitsensitief werken in de zorg, de negatieve
doorwerking van het slavernijverleden in zorg en welzijn tegen gaan en het brede onderzoek
over discriminatie in zorg, welzijn en sport.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
P.A. Dijkstra, minister voor Medische Zorg
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.