Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Pijpelink over de groeiende bijlesindustrie die de kloof tussen rijke en arme kinderen vergroot
Vragen van het lid Pijpelink (GroenLinks-PvdA) aan de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs over de groeiende bijlesindustrie die de kloof tussen rijke en arme kinderen vergroot (ingezonden 7 maart 2024).
Antwoord van Minister Paul (Primair en Voortgezet Onderwijs) (ontvangen 27 maart 2024).
Vraag 1
Hoe beoordeelt u het beeld van het Centraal Bureau voor de Statistiek dat scholieren
het bedrag dat huishoudens in 2017 besteedden aan buitenschoolse bijles van € 320 miljoen
in 2022 is opgelopen tot € 472 miljoen en het beeld van de Kamer van Koophandel dat
er jaarlijks honderden bijlesbureaus bijkomen?1
Antwoord 1
Er heeft een duidelijke groei plaatsgevonden in het aantal bedrijven dat aanvullend
onderwijs aanbiedt en de omzet die deze bedrijven genereren. Dat blijkt ook uit de
Monitor Aanvullend Onderwijs 2023, die ik in december jl. met uw Kamer heb gedeeld.2
Mijn uitgangspunt is dat iedere leerling goed en voldoende onderwijs op school krijgt
aangeboden. Als een leerling extra hulp nodig heeft, dan zou de school bijvoorbeeld
extra bijles of huiswerkbegeleiding kunnen bieden. Vanzelfsprekend staat het ouders
vrij om bijles te regelen voor hun kinderen, maar het inkopen van extra bijles, huiswerkbegeleiding
of examentraining door ouders zou in de basis niet nodig moeten zijn. Als leerlingen
extra hulp nodig hebben, dient die extra begeleiding op én van school te zijn. Het
mag immers niet afhangen van de portemonnee van je ouders of je extra hulp kunt krijgen.
Dit heb ik samen met de sectorraden benadrukt in een brief aan schoolbesturen, waarvan
uw Kamer op 6 juli jl. een afschrift heeft ontvangen.3
Vraag 2
Deelt u de mening van het Jeugdeducatiefonds dat de overheid nu volop ongelijk moet
investeren voor gelijke kansen?
Antwoord 2
Kansengelijkheid begint bij goed leren lezen, rekenen en schrijven. Goed kunnen lezen
en rekenen is een voorwaarde op goede kansen in het latere leven van leerlingen. Daarom
investeert het kabinet volop in de kwaliteit van het onderwijs en basisvaardigheden.
Het gezin en de omgeving waarin kinderen opgroeien hebben inderdaad ook een groot
effect op hun ontwikkeling. Veel leerlingen groeien op onder gunstige omstandigheden,
terwijl er voor sommige klasgenoten thuis van alles speelt. Het vergt terecht extra
inzet om juist deze leerlingen, en de scholen waar ze les krijgen, goed te ondersteunen.
Het kabinet investeert daarom in het onderwijsachterstandenbeleid in het primair onderwijs
en de onderwijskansenregeling in het voortgezet onderwijs. Scholen en gemeenten krijgen
hiermee extra middelen om bijvoorbeeld extra taallessen, begeleiding in kleine groepen
of zomerscholen organiseren.
Kinderen leren veel in de klas, maar een minstens zo groot deel van de ontwikkeling
vindt rond en buiten de school plaats. Een ouder die je ’s avonds voorleest, helpt
bij het maken van huiswerk of je af en toe meeneemt naar het museum. Voor het ene
kind zijn dit vanzelfsprekendheden, maar voor andere kinderen is dit niet zomaar weggelegd.
Juist deze leerlingen hebben baat bij extra activiteiten rondom de school om hun horizon
te verbreden. Daarom investeert het kabinet in het programma School en Omgeving en
wordt op inmiddels 629 scholen een verrijkte schooldag gerealiseerd.
Vraag 3
Welke invloed verwacht u van uw oproep aan scholen om allen bijles op school aan te
bieden op deze ontwikkelingen?
Antwoord 3
Samen met de PO-Raad en VO-raad heb ik vorig jaar schoolbesturen opgeroepen om alleen
aanvullend onderwijs aan te bieden dat op én van school is, zodat het voor iedere
leerling beschikbaar is. Aanvullend onderwijs wordt zoveel mogelijk intern georganiseerd.
Als dat niet lukt, dienen besturen zoveel mogelijk samen te werken met partijen zonder
winstoogmerk. Dat voorkomt dat publiek geld weglekt naar commerciële partijen en dat
er nog meer wildgroei ontstaat. De eerste signalen die ik tot op heden heb ontvangen
zijn positief over het effect van de oproep. Scholen nemen de oproep ter harte en
organiseren aanvullend onderwijs vaker zelf of met non-profit organisaties. Het blijft
ouders vanzelfsprekend ook vrijstaan om bijles in te schakelen voor hun kinderen.
Met de periodieke Monitor Aanvullend Onderwijs, die in 2025 opnieuw wordt uitgevoerd,
zal ik onder andere het effect van de oproep structureler in beeld brengen.
Vraag 4
Deelt u de mening dat scholen ruimte moeten krijgen om met eigen (vak)docenten of
in samenwerking met maatschappelijke organisaties bijles te organiseren, maar publiek
gefinancierde scholen niet langer mogen samenwerken met commerciële bijlesorganisaties?
Zo ja, welke consequenties verbindt u hieraan voor uw beleid? Zo neen, waarom niet?
Antwoord 4
Voor mij staat voorop dat iedere leerling zich optimaal moet kunnen ontwikkelen. Als
een leerling toch hulp nodig heeft, dan dient die extra begeleiding op én van school
te zijn (zie ook het antwoord op vraag 3). Scholen horen leerlingen niet door te verwijzen
naar commerciële bijlesbureaus. Dit werpt voor sommige leerlingen een extra drempel
op en wekt de indruk dat aanvullend onderwijs nodig is voor een succesvolle schoolloopbaan.
In sommige gevallen kan het voor scholen ingewikkeld zijn om dit aanvullend onderwijs
intern te organiseren. Bijvoorbeeld door tekorten op de arbeidsmarkt. Samenwerking
met externe partijen moet dan mogelijk zijn. Deze samenwerking dient wel op school
plaats te vinden en zoveel mogelijk met non-profit partijen. Scholen blijven verantwoordelijk
voor het waarborgen van een kwalitatief goed aanbod en een veilige omgeving voor leerlingen.
Vraag 5
Deelt u de mening van het Nederlands Jeugdinstituut dat het ten koste gaat van het
vak van leraar naarmate het interessanter wordt om bijles te geven?
Antwoord 5
Nee, momenteel zijn er bij mij geen signalen bekend dat veel leraren de overstap maken
naar de branche van aanvullend onderwijs of dat dit aantal toeneemt. Voldoende en
goede leraren vormen vanzelfsprekend de basis voor de kwaliteit,
continuïteit en kansengelijkheid van en in het onderwijs. Het is belangrijk dat zij
met plezier werken in het onderwijs. Goed werkgeverschap is hiervoor een randvoorwaarde.
Dat houdt in dat leraren voldoende salaris ontvangen en dat de werkdruk van leraren,
schoolleiders en ondersteunend personeel wordt verlaagd. Verder dragen onder andere
ruimte voor loopbaanoriëntatie en een fijne en veilige werkomgeving bij aan het behouden
van personeel. In 2023 heeft het kabinet hier de nodige investeringen voor gedaan,
zoals een investering van € 1,5 miljard op jaarbasis in de salarissen van leraren
in het primair onderwijs.
Vraag 6
Wat is uw reactie op de constatering van CNV Onderwijs dat de richtlijnen die u met
de sector heeft opgesteld dat scholen geen reclame meer mogen maken voor commerciële
bijlesbureaus en dat ze aanvullend onderwijs zoveel mogelijk moeten regelen met partijen
zonder winstoogmerk, goedbedoeld zijn, maar neerkomen op pure symptoombestrijding?
Antwoord 6
Die mening deel ik niet. De oproep die ik met de richtlijnen doe, passen in een breder
kader van maatregelen. Zo blijf ik werken aan het verbeteren van de kwaliteit van
het onderwijs. Kansengelijkheid begint immers met goed leren lezen, rekenen en schrijven.
Voldoende en goede leraren en schoolleiders vormen daar de basis voor en met het Masterplan
Basisvaardigheden werk ik samen met scholen aan kwaliteit van het onderwijs op het
gebied van taal, rekenen, digitale geletterdheid en burgerschap. Veel leraren en schoolleiders
werken hierbij evidence-informed, waarbij ze gebruikmaken van kennis uit de wetenschap
en de eigen onderwijspraktijk. Samen met de PO-Raad en VO-raad heb ik vorig jaar een
oproep gedaan aan schoolbesturen en OCW-richtlijnen voor aanvullend onderwijs onder
de aandacht gebracht. Hiermee kwam ik tegemoet aan de aangenomen moties van leden
Westerveld en Kwint, die de regering verzochten om scholen te ontmoedigen om gebruik
te maken van én reclame te maken voor particuliere aanbieders van betaald aanvullend
onderwijs.4
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.L.J. Paul, minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.