Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over de Geannoteerde Agenda Landbouw- en Visserijraad 26 maart 2024 en informele Visserijraad 24 en 25 maart 2024 (Kamerstuk 21501-32-1625)
2024D10504 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Binnen de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit hebben de onderstaande
fracties de behoefte vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Minister van Landbouw,
Natuur en Voedselkwaliteit over de geannoteerde agenda van de Landbouw- en Visserijraad
25/26 maart 2024 (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1625).
De fungerend voorzitter van de commissie,
Graus
Adjunct-griffier van de commissie,
Van den Brule-Holtjer
Inhoudsopgave
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA -fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de CU-fractie
II Antwoord / Reactie van de Minister
III Volledige agenda
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de agenda. Hierover hebben deze
leden enkele vragen en opmerkingen.
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van het voorstel van de Europese
Commissie (EC) om de regeldruk te verlagen en daarmee de positie van de boeren te
versterken.Het zal u niet verbazen dat deze leden dit voorstel volledig omarmen en
ook verwachten dat de Minister in zijn appreciatie van het voorstel op dezelfde lijn
zit.
De leden van de PVV-fractie achten een eerlijke prijs en gelijk speelveld essentieel
om de toekomst van de agrarische sector te waarborgen. Op dit punt zouden deze leden
de Minister willen meegeven dat dit gelijke speelveld verder reikt dan de grenzen
van de Europese Unie (EU). Deze leden pleiten voor producten uit niet EU-landen die
niet voldoen aan onze kwaliteitseisen voor een verbod, bijvoorbeeld een verbod op
antibiotica. Daar zouden importeisen aan moeten worden gesteld, om zo de gestelde
kwaliteit van de producten te waarborgen. Naast dat deze leden dit van groot belang
achten voor onze volksgezondheid, is het eveneens een stap voorwaarts om een gelijk
speelveld te creëren.
De leden van de PVV-fractie pleiten voor hetverlagen van de regeldruk, waarbij deze
leden het loslaten van de kalenderlandbouw omarmen. Deze leden zien graag een lijn
waarbij generieke maatregelen plaatsmaken voor monitoring op perceel niveau. De huidige
werkmethode met beperkende maatregelen en onjuiste waarden slaat alle innovatie plat,
terwijl de bodemkwaliteit en de mate van nutriënten verontreiniging op orde is.
De leden van de PVV-fractie gaan tot slot in op de compenserende maatregelen die worden
genoemd, die deze leden zeker omarmen. Deze leden moeten er wel zeker van zijn dat
dit bij de agrarische sector als verbreding in hun verdienmodel zit en niet bij deterreinbeherende
organisaties (TBO’s).
De leden van de PVV-fractie gaan afrondend graag op korte termijn met de Minister
en collega’s in debat om de ruimte vanuit de EU te bespreken zodat we deze spoedig
en doeltreffend kunnen implementeren.
Graag doch dringend zouden deze leden de Minister erop aandringen positief te staan
tegenover de handreiking die de EU nu doet en laten we hierover zo snel mogelijk het
gesprek aangaan.
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA -fractie
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben kennisgenomen van de agenda. Hierover
hebben deze leden enkele vragen en opmerkingen.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen ten eerste over het voornemen om regeldruk
in de breedte te verminderen. Deze leden achten dit een vanzelfsprekend doel, waarover
iedereen het wel eens is. Echter willen deze leden benadrukken dat het verkleinen
van regeldruk niet ten koste moet gaan van de wezenlijke inspanning die nodig is om
de transitie in de landbouw uit te voeren. Is de Minister bereid om in deze overleggen
ook gericht in te gaan op de regeldruk die biologische boeren ervaren? Merkt de Minister
dat deze groep ook een grote mate van regeldruk ervaart? Wat kan er op nationaal en
Europees niveau gebeuren om ook gericht voor deze groep landbouwbedrijven de regeldruk
te verminderen, waardoor het ook aantrekkelijker wordt om over te schakelen naar biologische
bedrijfsvoering?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen dat de EC op korte termijn «effectieve
voorstellen» wil doen om administratieve lasten te verlagen. Zijn de lidstaten volgens
de Minister niet eensgezind dat een lage administratieve last wenselijk is? Is dit
niet eerder een discussie van het wel of niet handhaven van de doelen die de EC nastreeft,
waar de belangen van het klimaat mogelijk in het geding komen door minder te controleren
of de gestelde doelen wel worden gehaald? Deze leden lezen dat dit onder andere de
frequentie van controles en de flexibilisering van de Nationaal Strategische Plannen
(NSP’s) betreft. Waarom komt de EC nu pas met deze voorstellen, als deze inderdaad
snel en effectief zijn? Heeft dit volgens de Minister te maken met een veranderende
houding vanuit de EC? Doet deze houding volgens de Minister enigszins afbreuk aan
de rechtszekerheid voor de boeren, die al lang bezig zijn om te verduurzamen en te
maken hebben gehad met de eerdere regelgeving? Kan de Minister garanderen dat de landbouwtransitie,
en de te behalen klimaat- en stikstofdoelen, geen vertraging oploopt door deze flexibilisering?
Hoe onderbouwt de EC de noodzaak voor deze voorstellen en maakt zij inzichtelijk hoe
de afname van administratieve lasten opweegt tegen de redenen waarmee deze regelgeving
in eerste instantie is ingevoerd?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen op dit onderwerp tot slot dat de Minister
aandacht zal besteden aan het belang van de positie van boeren en vissers in de EU.
Deze leden benadrukken echter dat het juist in het belang van boeren en vissers is
om een gezonde natuur, bodem en zee na te streven. Alleen op deze manier kan er ook
in de toekomst in balans met de natuur landbouw en visserij plaatsvinden, zo menen
deze leden. Waarom benadrukt de Minister de positie van boeren en vissers nogmaals
in het Europese overleg? Is het niet bij uitstek de bedoeling van deze overleggen
om de belangen van de natuur, landbouw en visserij te verenigen? Verwacht hij niet
dat de EC hiervan doordrongen is? Zzo niet, waaruit blijkt dit gegeven?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen dat de ontwikkelingen rondom voedselzekerheid
naar aanleiding van de invasie in Oekraïne op de agenda staat. Deze leden zien dat
de EC een overzicht zal geven van de ontwikkelingen in diverse landbouwsectoren. Kan
de Minister dit overzicht zo volledig mogelijk met de Kamer delen? Hoe ziet de Minister
deze ontwikkelingen voor zich? Kan hij daar kort op reflecteren? Is hij het eens met
het standpunt van de EC dat stabiliteit en prijsniveau er over het algemeen goed voor
staan? Welk standpunt zal hij namens Nederland inbrengen in dit overleg?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie zien dat er een overleg is over de «Call to
Care for Animals» conferentie. Hierin roept de Minister op om tot ambitieuze wetgevingsvoorstellen
voor dierenwelzijn te komen, in navolging van de Vlaamse Minister. Landelijk ligt
hier een grote kans voor de reeds behandelde Wet dieren. Hoe verenigt de Minister
zijn standpunt in Europa, waar hij oproept tot een ambitie op dierenwelzijn, met zijn
landelijke standpunt dat de Wet dieren te verstrekkend is en moet worden afgeschaald?
Doet het voorstel om de Wet dieren te verzwakken geen afbreuk aan de Europese houding
van Nederland, waarin zij juist voorop wil staan op het gebied van dierenwelzijn?
Welke andere kansen ziet de Minister om in Nederland ambitieus dierenwelzijnsbeleid
te realiseren?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie zien ook de Informele Visserijraad gepland
staan. Het is terecht dat er wordt gezocht naar een toekomstbeeld voor de visserij
die in balans staat met de natuur. Echter besteedt de Minister volgens deze leden
onevenwichtig veel aandacht aan de positie van ondernemingen en te weinig aan de belangen
van natuur en dierenwelzijn. De Minister wil aandacht besteden aan het innovatie-
en investeringsklimaat voor de visserijsector. Hoe ziet hij dit in de ideale situatie
voor zich? Welke belemmeringen voor innovatie en investeringen zijn er nu die hij
wil wegnemen? Is dit op alle punten te verenigen met de doelen voor een duurzame en
diervriendelijke visserijsector? Ook lezen deze leden dat duurzaamheidsindicateren
voor de visserijsector moeten worden uiteengezet voor verschillende deelsectoren.
Welke deelsectoren identificeert de Minister en welke specifieke aanpassingen in de
indicatoren zijn nodig om deze tegemoet te komen? Brengen deze aanpassingen de verduurzaming
van de sector verder weg of dichter bij? Hoe onderbouwt de Minister dat? De Minister
streeft naar een «adequate balans tussen de ecologische en sociaal- en economische
pijlers» in het Gemeenschappelijk Visserijbeleid. Hoe ligt die balans nu volgens de
Minister? Welke aanleiding ziet hij om op te roepen tot een ander balans? Wat voor
balans tussen de verschillende belangen ziet hij voor zich en streeft hij na?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie constateren tot slot dat de Minister aandacht
besteedt aan het digitaliseren van de vissersvloot. Deze leden staan positief tegenover
digitalisering, zolang dit het maatschappelijke belang dient. Hierin komen onder andere
de belangen van privacy en adequate verwerking van (persoons)gegevens ter sprake.
Heeft de Minister zijn inbreng afgestemd met de Staatssecretaris voor Digitalisering?
Zo ja, welke gezamenlijke lijn draagt de Minister uit bij dit overleg? Wordt het aanbieden
van dynamische gegevens van de visserij makkelijker met de Nederlandse implementatie
van de Wet implementatie Open data richtlijn, waarin het aanbieden van dynamische
gegevens in een leesbaar formaat het uitgangspunt is? Heeft dat positieve gevolgen
voor de digitalisering van de visserijsector? Welke andere mogelijkheden ziet de Minister
om binnen Nederland en in Europa bij te dragen aan een transparante en digitale samenwerking
binnen de sector, waarin maatschappelijk belang maar ook het recht op privacy voorop
staan? Is intensieve samenwerking met andere lidstaten goed mogelijk, gezien de verschillen
in privacywetgeving op nationaal niveau? Kan de Minister bovendien enkele concrete
voorbeelden noemen van digitale innovatie in de visserijsector? Vindt de Minister
de digitalisering van de visserij een doel op zich, of ziet hij dat het alleen meerwaarde
heeft als dit op een manier gebeurt die het maatschappelijke belang dient? Welke positieve
of negatieve gevolgen heeft de digitalisering van de visserijsector op de regeldruk?
De Minister noemt de wens om internationaal de aansluiting te zoeken om kennis en
ervaring te delen. Bij welke initiatieven, kennisgroepen of anders wil de Minister
aansluiten? Op welke termijn gaat dit gebeuren?
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de geannoteerde
agenda van de Landbouw- en Visserijraad van 25 en 26 maart. Deze leden hebben daarbij
nog enkele vragen.
Follow-up over de snelle en structurele reacties op huidige crisissituatie in de landbouwsector.
De leden van de VVD-fractie lezen in de geannoteerde agenda dat er ook tijdens de
Landbouw- en Visserijraad van maart een gedachtewisseling zal plaatsvinden over maatregelen
die moeten worden genomen in reactie op de crisissituatie in de landbouwsector. Deze
leden vragen de Minister waarom juist nu deze gedachtewisseling al twee maanden achtereen
is geagendeerd, dit terwijl de spanning in- en vragen vanuit de landbouwsector al
langere tijd spelen? Kan de Minister daarbij aangeven wat de inzet van Nederland gaat
zijn tijdens deze gedachtewisseling en wat zal de oproep naar de overige lidstaten
behelzen voor de bijzondere situatie van de landbouwsector in Nederland?
De leden van de VVD-fractie lezen daarnaast dat in februari is gesproken om de administratieve
lasten en regeldruk voor boeren verder te verminderen. Deze leden zijn verheugd met
deze ambitie, maar lezen gelijktijdig het voorstel voor het oppervlakte blijvend grasland
gelijk houden (GLMC 1). Deze leden vragen de Minister wat zijn beschouwing is voor
een dergelijk voorstel op de situatie in Nederland en het verdienvermogen van bedrijven
waar het voorstel GLMC1 eventueel op van toepassing zal gaan worden.
De leden van de VVD-fractie zijn, zoals aangegeven, voldaan met het feit dat er eindelijk
wordt gesproken over het verminderen van regeldruk en administratieve lasten. Tegelijkertijd
vragen deze leden de Minister hoe het kabinet aankijkt tegen het feit dat dergelijke
gesprekken pas plaatsvinden na een al langere situatie van onrust in de sector in
Nederland, na een periode van juist toenemende regeldruk vanuit de Europese Commissie.
In dat licht vragen deze leden ook wat de laatste stand van zaken is met betrekking
tot het toelaten van RENURE. Deze leden zijn al langer pleitbezorger van het toestaan
van RENURE door de EC. Na herhaaldelijk nul op het rekest, vragen deze leden welke
kansen het kabinet in de nieuwe situatie ziet, nu de EC ineens blijkt in te zien dat
er een crisissituatie is ontstaan en er maatregelen moeten worden genomen.
Import van landbouw- en voedselproducten uit Rusland
De leden van de VVD-fractie hebben ook vragen met betrekking tot het importeren van
landbouw- en voedselproducten naar de EU. Deze leden zijn op de hoogte van het feit
dat het importeren van voedsel vanuit Rusland geen onderdeel is van een groot pakket
aan sancties jegens de Russische Federatie, maar dat er tegelijkertijd ook geluiden
zijn ontstaan die oproepen om landbouw- en voedselproducten ook aan de lijst van sancties
toe te voegen. Kan het kabinet met het oog op deze situatie een overzicht geven van
de import van landbouw- en voedselproducten vanuit Rusland naar de EU? Deze leden
vragen daarbij welke producten er wel of niet op de sanctielijsten staan, welke producten
er nog worden geïmporteerd vanuit de Russische Federatie, in welke hoeveelheden en
wat deze producten als eindbestemming hebben. Daarnaast vragen deze leden het kabinet
op welke wijze deze discussie op dit moment wordt gevoerd tussen de lidstaten en wat
de inzet van Nederland is met betrekking tot dit punt.
Resultaten van de «Call to Care for Animal Welfare» conferentie
De leden van de VVD-fractie zijn verheugd te lezen dat de Minister de oproep aan de
EC van de Vlaamse Minister, die verantwoordelijk is voor dierenwelzijn om met verdere
ambitieuze wetgevingsvoorstellen te komen, steunt. Voorts lezen deze leden dat de
Minister zich hiervoor blijvend zal inzetten in Brussel. Op welke manier beoogt de
Minister dit te doen?
Informele Visserijraad 24-25 maart
De leden van de VVD-fractie constateren dat de Minister onlangs in zijn visie «voedsel
uit zee en grote wateren» heeft aangegeven dat de visserij op zee meer ruimte nodig
heeft. Deze leden zijn verheugd te lezen dat de Minister de stap heeft gezet om ook
rondom windmolenparken visserij weer ruimte te geven.
De leden van de VVD-fractie vinden het een goede zaak dat er samen met en voor de
vissers is gewerkt aan een gedragen visie. Hoe gaat de Minister van deze visie tot
een uitvoeringsagenda komen? Deze leden hechten er grote waarde aan om dit gezamenlijk
met de vissers op te stellen.
De leden van de VVD-fractie lezen voorts in de visie van de Minister dat moet worden
ingezet op flexibiliteit in de soorten waarop wordt gevist en qua vangsttechnieken.
Deze leden zijn het eens met de Minister dat een flexibele sector toekomstbestendiger
is, maar vragen wel hoe deze flexibiliteit goed wordt geborgd en blijft, zodat er
niet hetzelfde gebeurt als met de pulsvisserij. Hoe gaat de Minister zich hier, zowel
nationaal als in Brussel, voor inspannen?
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie
De leden van de NSC-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de geannoteerde
agenda van de Landbouw- en Visserijraad van 25 en 26 maart. Deze leden hebben daarbij
nog enkele vragen.
De leden van de NSC-fractie vragen wat de inbreng van de Minister in de onderhandelingen
over het nieuwe Gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) wordt? Deelt de Minister de
mening dat de kalenderlandbouw een te verregaande maatregel is in hoe de boer zijn
bedrijf voert, geen rekening houdt met zijn of haar expertise en lokale entijdsgebonden
omstandigheden zoals het weer, en leidt tot ergernis alom?
De leden van de NSC-fractie vragen wat er in plaats van de Sustainable Use Regulation
met betrekking tot gewasbescherming komt, nu deze door de EU is ingetrokken. Hoe ziet
de Minister deze ontwikkeling? Welke delen van deze regelgeving wil de Minister behouden?
De leden van de NSC-fractie vragen wat de inzet van Nederland is met betrekking tot
het verlies van de derogatie en vergroten van het strooien van kunstmest. Deze leden
zien dit als onbegrijpelijke maatregel voor boeren, wat een zwaardere belasting voor
klimaat en natuur betekent. Deze leden vrezen dat dit kan leiden tot een keiharde
sanering. Welke maatregelen heeft de Minister voor ogen om een dergelijk scenario
te voorkomen? Hoe gaat de Minister in Brussel bepleiten om enige ruimte te creëren?
Welke kansen ziet de Minister naast het versneld toelaten van RENURE?
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66 fractie hebben met interesse kennisgenomen van de geannoteerde
agenda van de Landbouw- en Visserijraad van 26 maart. Deze leden hebben nog enkele
opmerkingen en vragen.
De leden van de D66-fractie gaan ten eerste graag in op de maatregelen die door de
ECworden genomen om boeren tegemoet te komen in hun administratieve lasten. Deze leden
erkennen dat de regeldruk uitermate hoog is voor Europese en Nederlandse boeren. Deze
leden zijn van mening dat deze regeldruk voortkomt uit jarenlange politieke onwil
om concrete en doelmatige stappen te zetten richting natuur-inclusieve landbouwvormen,
zoals kringlooplandbouw. In plaats van stappen te zetten naar duurzame landbouw, zoeken
wij de grenzen van de natuur op en gaan wij daar vaak overheen doordat de maatregelen
die wel worden genomen ineffectief en minimaal zijn. In de voorstellen van de EC wordt
meer flexibiliteit toegebracht in de regels omtrent blijvend grasland, het aantal
bedrijfscontroles, dat met 50 procent zal afnemen, en het begrip overmacht. Het oprekken
van het begrip overmacht is volgens deze leden een begrijpelijke impuls omdat extreme
weersomstandigheden in toenemende mate zullen voorkomen als gevolg van klimaatverandering.
Echter vragen deze leden de Minister te reflecteren op de nadelige gevolgen van het
niet nakomen van de afspraken in het GLB. Natuurinclusieve landbouw is aantoonbaar
weerbaarder tegen de effecten van klimaatverandering en draagt tevens bij aan de mitigatie
van deze effecten. De natuur kan niet met trekkers protesteren, maar zal het zwaar
te verduren krijgen. Deze leden vragen de Minister daarom in Europees verband ambitieus
in te zetten om niet alleen boeren tegemoet te komen, maar ook de gezondheid van onze
natuur te borgen.
De leden van de D66-fractie lezen over de inzet van de Minister op pulsvisserij. Kan
de Minister reflecteren op de ecologische gevolgen van pulsvisserij? Hoe weegt de
duurzaamheidswinst op tegen de gevolgen voor aangetastte ecosystemen als gevolg van
bodemroerende visserij?
De leden van de D66-fractie danken de Minister voor zijn beantwoording van de vragen
in het schriftelijk overleg inzake het dierenwelzijn in de nieuwe transportverordening
(Kamerstuk 22 112, nr. 3889). De Minister geeft aan dat het niet effectief is om tijdens de onderhandelingen
in te zetten op het verlagen van de maximumtemperatuur tijdens transport, conform
de European Food Safety Authority (EFSA)-adviezen. Kan de Minister toelichten wat
hiermee wordt bedoeld? Is de Minister van mening dat het, gezien de uitvoerbaarheid,
onhaalbaar is om andere EU-lidstaten te overtuigen de EFSA-adviezen op te volgen?
Zo ja, wat hoopt de Minister aan inhoudelijke punten te bereiken bij de overleggen
over de transportverordening, naast een minder lange overgangstermijn voor de minimumtransportleeftijd
voor kalveren?
Ten slotte hebben de leden van de D66-fractie enkele vragen over de lijst rustgewassen
van het 7e actieprogramma nitraatrichtlijn (7e AP). In een brandbrief van Urgenda
(Urgenda, 19 oktober 2023, «Brandbrief aan Minister Adema over lelies als rustgewas»))
aan de Minister lezen deze leden dat er diverse bloembollen, zoals lelies en pioenrozen,
op de lijst rustgewassen is gekomen. In het 7e AP staat: «De definitieve lijst zal
bepaald worden aan de hand van wetenschappelijk advies en in afstemming met de in
het GLB gehanteerde lijsten. Hierbij zal ook inbreng van de sector worden gevraagd.»
(Rijksoverheid, 26 november 2021, «7e Nederlandse actieprogramma betreffende de Nitraatrichtlijn»
(7e Nederlandse actieprogramma betreffende de Nitraatrichtlijn | Publicatie | Rijksoverheid.nl). Kan de Minister toelichten welke wetenschappelijke adviezen ertoe hebben geleid
dat deze sierteeltgewassen op de lijst met rustgewassen terecht is gekomen? Hoe kijkt
de Minister naar de uitspoeling bij sierteeltgewassen in verband met het 7e AP? Sierteelt is verantwoordelijk voor ongeveer een vijfde van het gebruik van bestrijdingsmiddelen
in Nederland en bestrijdingsmiddelen kunnen de bodem- en waterkwaliteit aantasten.
Ondanks dat rustgewassen niet zijn bedoeld om de vervuiling van bestrijdingsmiddelen
te voorkomen, zijn de leden van mening dat het van belang is dat de waterkwaliteit
integraal wordt aangepakt. De lijst met rustgewassen zou derhalve in lijn moeten zijn
met de doelen van het Nationaal Programma Landelijk Gebied (NPLG) en de kritische
depositiewaarde (KDW). Deelt de de Minister de mening dat het in dit licht onverstandig
is om deze bloembollen op de lijst rustgewassen te laten staan? Kan de Minister toezeggen
dit type gewassen van de lijst rustgewassen af te halen om zo de gezondheid van onze
bodem en water te beschermen?
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
De leden van de BBB-fractie hebben kennisgenomen van de onderliggende stukken. Naar
aanleiding hiervan hebben deze leden nog enkele vragen en opmerkingen.
De leden van de BBB-fractie lezen dat er tijdens de aankomende Raad wederom een discussie
zal plaatsvinden over de huidige situatie in de Europese landbouwsector. Deze leden
hopen van harte dat de Minister de ernst van de situatie bij de Raad duidelijk kan
maken. Op welke manier zal de EC de boerenprotesten tegemoetkomen en de positie en
het inkomen van boeren verbeteren? Hoe zal de EC omgaan met de uitdagingen rond voedselzekerheid
in relatie tot de huidige crisissituatie in de landbouwsector?
De leden van de BBB-fractie lezen dat lidstaten er werk van willen maken om de administratieve
lasten waarmee agrariërs worden geconfronteerdaan te pakken. Welke concrete maatregelen
worden voorgesteld om de administratieve lasten voor boeren en vissers daadwerkelijk
te verminderen en de regelgeving te vereenvoudigen? Wat zijn de concrete voorstellen
van de EC om de administratieve lasten voor boeren te verminderen en de vereenvoudiging
van regelgeving te bevorderen? Daarnaast lezen deze leden dat lidstaten zorgen hebben
geuit over de impact van milieu- en mogelijke klimaatwetgeving en de impact van handelsakkoorden
met derde landen, en de mogelijke gevolgen hiervan voor de inkomens van boeren. Heeft
de Minister inzichtelijk wat precies de impact is van milieu- en mogelijke klimaatwetgeving
op de inkomens van Nederlandse boeren? Welke milieu- en mogelijke klimaatwetgeving
wordt hier dan bedoeld? Wat is de impact van handelsakkoorden met derde landen op
het inkomen van Nederlandse boeren?
De leden van de BBB-fractie vragen op welke manier de EU zal samenwerken met lidstaten
om de impact van inflatie en rentestijgingen op de kostprijzen voor landbouw- en visserijsectoren
te beperken?
De leden van de BBB-factie lezen dat de Minister de Vlaamse Minister in zijn oproep
zal steunen in de richting van de EC om te komen met verdere ambitieuze wetgevingsvoorstellen
op het gebied van dierenwelzijn. Kan de Minister ingaan op wat dit concreet zal betekenen
voor Nederland? Hoe zal de EC omgaan met de vraag naar verdere wetgeving op het gebied
van dierenwelzijn en welke impact zal dit hebben op de Nederlandse sector? Hoe ver
gaat de ambitie van de Minister? Rijkt deze ambitie verder dan op dit moment op nationaal
niveau is bepaald?
De leden van de BBB-fractie lezen dat het thema van de informele Visserijraad «Voorbereiding
op de toekomst van de EU visserij en aquacultuur» is. Deze leden steunen de Minister
in zijn voornemen om ook tijdens deze informele Visserijraad te benadrukken dat de
Europese visserijsector onder grote druk staat. Wat gaat de Minister inbrengen voor
specifiek de Nederlandse vissers? Deze leden zien ook dat digitalisering een onderwerp
van gesprek is op deze informele Visserijraad en lezen dat het Belgische voorzitterschap
het vraagstuk agendeert over het verzamelen en verwerken van gegevens. Deze leden
lezen dat de Minister zal inbrengen dat Nederland reeds digitaal gegevens registreert.
Kan de Minister toezeggen dat er geen nieuwe doelen bij zullen komen, ondanks dat
de Minister voornemens is om op Europees niveau samen op te trekken wat betreft het
delen van digitale gegevens?
De leden van de BBB-fractie danken de Minister voor het zich nogmaals inzetten voor
de pulsvisserij. Heeft de Minister zicht op het sentiment in de Raad, en wat verwacht
de Minister van deze inzet?
De leden van de BBB-fractie hebben tot slot nog enkele vragen over de ontwikkelingen
met betrekking tot de toelating van RENURE als kunstmestvervanger in Europa. Is er
vooruitgang geboekt sinds de dringende oproep van de Minister aan Eurocommissaris
Sinkevičius? Welke stappen onderneemt de Minister om de toelating van RENURE in de
EU te bevorderen? Zijn er specifieke initiatieven of samenwerkingsverbanden die worden
ingezet?
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie
Afzwakking milieumaatregelen als antwoord op gewelddadige boerenprotesten
De leden van de PvdD-fractie vragen de Minister of hij het inzicht deelt dat de minimale
milieuvereisten (de conditionaliteiten) uit het GLB een belangrijk doel dienen. Erkent
de Minister dat deze maatregelen zijn doorgevoerd om de bodem en het milieu te beschermen,
en om in enige mate te borgen dat het publieke geld dat aan het GLB wordt besteed
ook een publiek doel dient? Kan de Minister bevestigen dat deze maatregelen zeker
niet zijn bedoeld om «boeren te pesten», om vervolgens schielijk te kunnen worden
ingetrokken nadat boeren in Europa (op gewelddadige wijze) hier hun ongenoegen over
uiten? Zo ja, waarom gaat de Minister dan mee in het frame dat deze maatregelen voornamelijk
zorgen voor administratieve lasten voor boeren, in plaats van uit te leggen wat het
algemene belang is van deze maatregelen? Denkt de Minister een daadwerkelijk verduurzaming
in de landbouw te kunnen realiseren zonder dat dat ergens tot een toename van administratie
of tot moeilijke of pijnlijke situaties zal leiden? Zo ja, hoe dan?
De leden van de PvdD-fractie vragen of de Minister erkent dat het juist de boeren
zijn die als eerste, en op veel plekken in Europa nu al, last hebben van de effecten
van klimaatontwrichting. Erkent de Minister dat ook het verlies van biodiversiteit,waaronder
insecten en bodemorganismen, bij uitstek voor boeren een grote last zal worden? Zo
ja, welke acties gaat de Minister ondernemen om aan boeren duidelijk te maken dat
zij, op de wat langere termijn, juist degenen zijn die het meeste baat hebben bij
maatregelen ten behoeve van het milieu?
De leden van de PvdD-fractie roepen de Minister op om bij de Landbouw- en Visserijraad
van 25/26 maart een stevig pleidooi te houden voor de instandhouding van de goede
landbouw- en milieucondities (GLMC’s) als minimale conditionaliteiten voor het GLB.
Tevens roepen deze leden de Minister op om zich te verzetten tegen enige voorstellen
die gericht zijn op afschaling van het toezicht en de handhaving op de landbouwsector.
Indien hij niet voornemens is dit te doen, kan de Minister uitleggen waarom niet?
Resultaten van de «Call to Care for Animal Welfare» conferentie
De leden van de PvdD-fractie lezen in de brief over de agenda en de inbreng bij de
komende Landbouw- en Visserijraad dat de Minister schrijft over de dierenwelzijnsconferentie
die is georganiseerd door het Voorzitterschap. Eurocommissaris Kyriakides gaf daarbij
een presentatie van de verordeningsvoorstellen voor het transport van dieren en het
welzijn van honden en katten. Deze leden hebben hier nog enkele vragen over. Al eerder
hebben deze leden hun verbijstering geuit over het commissievoorstel over de herziening
van de verordening dierenwelzijn tijdens transport. Na bijna twintig jaar wachten
wordt er nog altijd geen einde gemaakt aan de vreselijke omstandigheden waarmee de
miljarden dieren worden geconfronteerd die jaarlijks over de weg, over zee, per spoor
en door de lucht worden vervoerd binnen en van en naar de EU. De Kamer heeft de Minister
met de aangenomen motie van het lid Ouwehand (Kamerstuk 21501-32, nr. 1605) dan ook opgeroepen om zich sterk te verzetten tegen het voorstel van de EC en zich
in te zetten voor een wijziging waarmee ernstig dierenleed bij diertransporten alsnog
wordt tegengegaan. Het gaat specifiekover geen diertransporten meer naar landen buiten
Europa, verlaging van de maximumtemperatuur en geen diertransporten meer die langer
duren dan acht uur. Welke ruimte ziet de Minister voor aanscherping van het commissievoorstel?
De Minister zet zich in voor een maximumtransporttijd van acht uur voor ongespeende
dieren, zonder uitzonderingen. Kan de Minister bevestigen dat reistijd op zee, die
in het commissievoorstel wordt uitgezonderd van de transporttijd, dan ook niet mag
worden geschaard onder deze uitzonderingen?
De leden van de PvdD-fractie vragen of de Minister kan verklaren waarom het transport
van wilde dieren buiten de herziening van de transportverordening lijkt te worden
gehouden. Is de Minister bereid zich in te zetten om ook te zorgen voor regels voor
de miljoenen wilde dieren, zoogdieren, reptielen en vogels, die worden geïmporteerd
en verhandeld tussen lidstaten voor onder andere gebruik in circussen of dierentuinen?
Niet alleen om ze te beschermen tegen extra risico’s op verwondingen en ander leed,
maar ook vanwege de zoönoserisico’s?
De leden van de PvdD-fractie hebben tot slot al eerder benadrukt dat het onacceptabel
is als de broodnodige aanpassing van de overige Europese dierenwelzijnsregelgeving
nog verder op de lange baan wordt geschoven. Vooral voor de dieren, maar ook voor
de vele Europeanen die zich zorgen maken over dierenwelzijn. Al jaren wordt gewezen
naar deze herziening als hét moment om het leed van de miljarden dieren in Europa
te verminderen. Waar blijven deze voorstellen? Wat gaat de Minister doen om te voorkomen
dat deze herziening wordt uitgesteld of afgezwakt, in lijn met de Europese regels
voor bescherming van natuur en bodem?
SCoPAFF – landbouwgif
De leden van de PvdD-fractie hebben met verbazing kennisgenomen van de Kamerbrief
over de SCoPAFF-vergadering van 20/21 maart (Kamerstuk 27 858, nr. 649). De Kamer is al jarenlang zeer kritisch op de procedurele verlengingen van de toelatingen
van landbouwgiffen waarvan de herbeoordeling nog niet is afgerond. Zie hierover bijvoorbeeld
de aangenomen motie van het lid Vestering (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1286)die de regering verzoekt om zich in te zetten voor een aanpassing van de regelgeving
om de toelating voor pesticiden te laten vervallen bij het verstrijken van de goedkeuringsperiode
indien de wettelijk verplichte veiligheidstoets niet tijdig is afgerond.
De leden van de PvdD-fractie constateren dat de Minister steevast in SCoPAFF-brieven
schrijft dat hij desalniettemin voor alle procedurele verlengingen zal stemmen, omdat
de vertragingen in de herbeoordeling nu eenmaal «buiten de schuld van de aanvrager»
zijn: implicerend dat het anders oneerlijk zou zijn voor de aanvrager. Maar nu lezen
deze leden dat zeven verleende tijdelijke verlengingen zullen worden ingetrokken omdat
de producenten niet tijdig een aanvraag voor vernieuwing hebben ingediend. Klopt het
dat de toelatingen van deze actieve stoffen dus waren verlopen, dat de producent geen
aanvraag heeft gedaan voor vernieuwing en dat de EC alsnog een voorstel heeft gedaan
om deze stoffen procedureel te verlengen? Wist de Minister dit toen hij instemde met
die verlengingen? Stelde de EC deze verlengingen voor in afwachting van de producenten
om een aanvraag in te dienen? Erkent de Minister dat hier dus geen sprake is van vertraging
«buiten de schuld van de aanvrager» om?
De leden van de PvdD-fractie vragen of de Minister deelt dat hiermee de indruk wordt
gewekt dat de EC gretiger is om deze stoffen op de markt te houden dan de producent
zelf? Weet de Minister waarom de EC die voorstellen tot procedurele verlengingen heeft
gedaan, voordat de producent überhaupt een aanvraag voor vernieuwing had gedaan? Zo
nee, kan hij hierover in overleg treden met de EC? Kan hij hierbij de aangenomen motie
van het lid Vestering (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1286) meenemen en overbrengen dat de Kamer zeer kritisch is op de procedurele verlengingen?
Welke stappen onderneemt de Minister verder om deze motie uit te voeren?
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie
De leden van de SGP-fractie waarderen de voorstellen van de EC om regelgeving voor
boeren in het kader van het GLB te versoepelen. Deze leden constateren dat Nederlandse
boeren, maar ook boeren in andere Europese lidstaten, daarnaast echter te maken hebben
met onwerkbare en hoge regeldruk op basis van milieuwetgeving, zoals de Nitraatrichtlijn.
Gaat de Minister bij de komende landbouwraad ook pleiten voor herijking van milieuwetgeving?
De leden van de SGP-fractie roepen de Minister op de voorliggende voorstellen voor
vereenvoudiging van het GLB te steunen en ervoor te zorgen dat ze al dit jaar in Nederland
toegepast worden. Deze leden horen graag hoe de Minister hiermee om wil gaan.
Vragen en opmerkingen van de leden van de CU-fractie
De leden van de CU-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de
aankomende Landbouw- en Visserijraad. Deze leden hebben daarbij enkele vragen en opmerkingen.
De leden van de CU-fractie zien dat onder invloed van de boerenprotesten in verschillende
lidstaten het inzicht doorbreekt dat boeren te maken hebben met te hoge regeldruk
en administratieve lasten en dat de gevolgen van milieu- en klimaatwetgeving verstrekkend
kunnen zijn. Deze leden zijn blij dat de EC nu aan voorstellen werkt om administratieve
lasten voor boeren te verminderen. Op welke termijn kan de EC precies voorstellen
doen voor kwesties als GLMC’s, de frequentie van controles en de coördinatie en de
flexibilisering omtrent de NSP’s? Wat kan flexibilisering omtrent het NSP voor Nederland
betekenen, nu de veehouderij met een mestcrisis te kampen krijgt? Kunnen volgens de
Minister de lasten voor boeren worden verminderd en kunnen zij nog een goed inkomen
verdienen, terwijl tegelijk wordt tegemoet gekomen aan de noodzaak tot verduurzaming?
Zo ja, hoe? Is de inzet op doelsturing voldoende? Zo nee, waar denkt de Minister nog
meer aan?
De leden van de CU-fractie constateren dat de Minister terecht wijst op het belang
van de positie van de boeren en vissers in de EU, ook in het kader van het verwezenlijken
van de duurzaamheidsdoelstellingen en voedselzekerheid. Hiervoor is het noodzakelijk
dat er aandacht is voor het verdienvermogen van de boer en een gelijk speelveld binnen
de EU, zo schrijft de Minister ook. Is er hier volgens hem voldoende oog voor bij
de EC? Hoe zouden het verdienvermogen en het gelijke speelveld beter kunnen worden
gewaarborgd door de EC, volgens de Minister?
De leden van de CU-fractie zijn blij dat ook het inzicht in de mogelijke gevolgen
van handelsakkoorden met derde landen voor de inkomens van boeren groeit. Volgens
deze leden dient landbouw te worden uitgezonderd van handelsverdragen om problemen
op dit punt te voorkomen,ook vanuit het oogpunt van duurzaamheid is dit beter. Deelt
de Minister deze mening? Moet in elk geval bij handelsakkoorden niet als norm worden
gesteld dat alleen landbouwproducten die onder dezelfde productie-eisen worden geproduceerd
zoals aan Europese landbouwers worden gesteld?
De leden van de CU-fractie vragen de Minister met welke landen hij denkt op deze onderwerpen
samen op te kunnen trekken en hoe hij het krachtenveld hierop schetst.
De leden van de CU-fractie zijn het eens dat de autonome handelsmaatregelen voor Oekraïne
dienen te worden verlengd. Echter, de zorgen van verschillende lidstaten over mogelijke
resulterende marktverstoringen zijn inderdaad begrijpelijk. Wat wordt er aangepast
aan de vrijwaringsclausule waardoor aan deze zorgen wordt tegemoet gekomen?
Wat de leden van de CU-fractie hiervoor opmerkten over productie-eisen speelt ook
bij de invoer vanuit Oekraïne, met als bekend voorbeeld de productie van eieren. Hoe
wordt nu voorkomen dat eieren uit legbatterijen in Oekraïne hier op de markt op een
oneerlijke manier concurreren met onze eieren?
De leden van de CU-fractie zouden wat betreft de verordeningsvoorstellen die de EC
in december 2023 heeft gepubliceerd inzake transport van dieren, willen vragen wat
deze precies gaan verbeteren aan het lot van dieren.
De leden van de CU-fractie zien op het gebied van de visserij vergelijkbare problemen
als op het gebied van landbouw, zoals ook de Minister opmerkt. In dit verband zouden
deze leden graag willen weten welke alternatieven de Minister ziet ten aanzien van
de aanlandplicht.
II Antwoord / Reactie van de Minister
III Volledige agenda
Geannoteerde agenda Landbouw- en Visserijraad 26 februari 2024
Kamerstuk 21 501-32, nr. 1625, brief Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, P. Adema, d.d. 13 maart
2024
Verslag Landbouw- en Visserijraad 26 februari 2024 -
Kamerstuk 21 501-32, nr. 1621, brief Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, P. Adema, d.d. 6 maart
2024
Fiche: Mededeling «Fur free Europe»
Kamerstuk 22 112, nr. 3879, brief Minister van Buitenlandse Zaken, H.G.J. Bruins Slot d.d. 2 februari 2024
Antwoorden op vragen commissie over het Fiche: Verordening welzijn en traceerbaarheid
van honden en katten (Kamerstuk 22 112, nr. 3860)
Kamerstuk 22 112, nr. 3888, brief Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, P. Adema d.d. 13 februari
2024
Antwoorden op vragen commissie over het Fiche: Herziening verordening dierenwelzijn
tijdens transport (Kamerstuk 22 112, nr. 3861)
Kamerstuk 22 112, nr. 3889, brief Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, P. Adema d.d. 13 februari
2024
Amendering van de Verordening Meerjarenplan Noordzee, Oostzee en Westelijke wateren
Kamerstuk 26 737, nr. 11, brief Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, P. Adema d.d. 14 februari
2024
Ontwikkelingen rondom het Commissievoorstel Duurzaam Gebruik Gewasbeschermingsmiddelen
(SUR)
Kamerstuk 27 858, nr. 648, brief Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, P. Adema d.d. 16 februari
2024
Reactie op brief van Nordic Maize breeding over octrooieren van natuurlijke eigenschappen
van planten
Kamerstuk 21 501-32, nr. 1619, brief Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, P. Adema d.d. 16 februari
2024
Goedkeuring Europese Commissie compensatie ecoregeling
Kamerstuk 28 625, nr. 357, brief Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, P. Adema d.d. 19 februari
2024
SCoPAFF-vergadering gewasbescherming maart 2024
Kamerstuk 2024Z04432, brief Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, P. Adema d.d. 15 maart
2024
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
D.J.G. Graus, voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit -
Mede ondertekenaar
A. Holtjer, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.