Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Kathmann en Koekoek over het niet op tijd invoeren van de Uitvoeringswet digitaledienstenverordening (DSA)
Vragen van de leden Kathmann (GroenLinks-PvdA) en Koekkoek (Volt) aan de Minister van Economische Zaken en Klimaat, de Minister en Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Minister van Justitie en Veiligheid over het niet op tijd invoeren van de Uitvoeringswet digitaledienstenverordening (DSA) (ingezonden 19 februari 2024).
Antwoord van Minister Adriaansens (Economische Zaken en Klimaat), mede namens de Staatssecretaris
van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Minister van Justitie en Veiligheid
(ontvangen 14 maart 2024).
Vraag 1
Vindt u het acceptabel dat Nederland achterloopt met het implementeren van de Uitvoeringswet
digitaledienstenverordening, gezien de noodzaak voor het reguleren van verslavende
en polariserende online diensten?
Antwoord 1
Uiteraard is het spijtig dat het wetsvoorstel voor de Uitvoeringswet digitaledienstenverordening
op 17 februari jl. nog niet tot wet verheven en in werking getreden was. Er wordt
al sinds de totstandkoming van de digitaledienstenverordening (in het Engels: de Digital Services Act, hierna «DSA») aan het ontwerpwetsvoorstel voor de uitvoeringswet gewerkt. De DSA
heeft een complex karakter en een breed toepassingsbereik en heeft gevolgen voor bestaande
wetgeving, onder meer het Burgerlijk Wetboek, het Wetboek van Strafvordering en de
Algemene wet bestuursrecht. Het zorgvuldig opstellen van het wetsvoorstel en bijbehorende
memorie van toelichting in afstemming met alle betrokken partijen en het doorlopen
van alle stappen van het wetgevingsproces, waaronder verplichte raadplegingen en toetsen1, hebben ervoor gezorgd dat het niet mogelijk was om de uitvoeringswetgeving binnen
de termijn die de DSA voorschrijft (15 maanden) tot stand te doen komen.
In dit verband zij opgemerkt dat een uitvoeringstermijn van 15 maanden erg kort is
als de uitvoering op het niveau van een formele wet dient plaats te vinden, zoals
bij de DSA het geval is. Niet voor niets heeft de Nederlandse regering tijdens de
onderhandelingen gepleit voor een langere uitvoeringstermijn van ten minste 18, maar
liever 24 maanden. Ook in 10 andere lidstaten is tijdige uitvoering niet gelukt (zie
verder antwoord op vraag 12).
Dat neemt niet weg dat we uiteraard de urgentie voelen om de bevoegde autoriteiten
in Nederland aan te wijzen en van de benodigde bevoegdheden te voorzien. Om die reden
heeft de Minister van Economische Zaken en Klimaat op 11 februari jl., vooruitlopend
op de verdere totstandkoming en inwerkingtreding van de Uitvoeringswet digitaledienstenverordening
een ministerieel aanwijzingsbesluit genomen waarin de Autoriteit Consument & Markt
(«ACM») voorlopig wordt aangewezen als bevoegde autoriteit en digitaledienstencoördinator.2 Dit besluit stelt de ACM in staat om een aantal handelingen ter uitvoering van de
DSA alvast te verrichten. Inmiddels is het advies van de Afdeling advisering van de
Raad van State van 7 februari jl. verwerkt. Het ontwerpvoorstel voor de uitvoeringswet
is gereed en wordt op korte termijn voorgelegd aan de ministerraad. Naar verwachting
wordt het wetsvoorstel daardoor binnenkort bij uw Kamer ingediend.
We hechten er verder aan te benadrukken dat het niet zo is dat online (tussenhandel)diensten
op dit moment niet gereguleerd zijn. De DSA is sinds 17 februari jl. volledig van
toepassing. Tussenhandeldiensten moeten dus aan de daarin neergelegde regels voldoen
en gebruikers kunnen hun rechten onder de DSA inroepen. Bovendien moeten aangewezen
«zeer grote online platforms» en «zeer grote online zoekmachines» al sinds 25 augustus
2023 volledig aan de regels uit de DSA voldoen. Laatstgenoemde diensten vallen primair
onder het toezicht van de Europese Commissie, die deze taak serieus neemt en voortvarend
oppakt.3
Vraag 2
Ziet u met oog op de aankomende Europese verkiezingen de noodzaak voor het snel implementeren
van de Uitvoeringswet om desinformatie zo goed mogelijk te kunnen bestrijden en de
toegang tot betrouwbare informatie juist te versterken?
Antwoord 2
We zien sowieso de noodzaak om zo snel mogelijk goed en volledig uitvoering te geven
aan de DSA. Het streven en de verwachting is dat het voorstel voor de uitvoeringswet
op korte termijn kan worden aangeboden aan uw Kamer.
Voor wat betreft de bestrijding van desinformatie in relatie tot het Europese verkiezingsproces
wordt opgemerkt dat de aanpak hiervan valt onder de DSA-regels gericht op het identificeren
en beperken van systeemrisico’s door zogenaamde «zeer grote online platforms» en «zeer
grote online zoekmachines», waarvan er thans 22 zijn aangewezen.4 Desinformatie kan zo’n systeemrisico vormen. Deze verplichtingen gelden uitsluitend
voor de aangewezen zeer grote online platforms- en zoekmachines. Op grond van artikel
56, tweede lid, van de DSA houdt de Europese Commissie exclusief toezicht op de naleving
van deze regels. Dat doet zij al sinds 25 augustus 2023. De lidstaten – en dus de
op nationaal niveau aangewezen/aan te wijzen bevoegde autoriteiten – hebben geen bevoegdheid
tot toezicht en handhaving ten aanzien van deze verplichtingen. Dat de nationale uitvoeringswet
nog niet in werking is getreden heeft daarop geen invloed.
Waar het gaat om maatregelen voor het tegengaan van desinformatie en de toegang tot
betrouwbare informatie zullen bij de Europese verkiezingen dezelfde maatregelen worden
genomen als bij de Tweede Kamerverkiezingen van afgelopen november. Zie hierover de
brief van de Minister van BZK over de weerbaarheid van het verkiezingsproces5.
Vraag 3
Heeft u zonder deze Uitvoeringswet voldoende gereedschap om online platforms te dwingen
tot actie als er willens en wetens desinformatie en nepnieuws wordt gedeeld op hun
kanalen? Welke bevoegdheden vanuit de digitaledienstenverordening zouden u hierbij
helpen?
Antwoord 3
Zoals toegelicht in het antwoord op vraag 2, valt de aanpak van desinformatie (zoals
nepnieuws) onder het bereik van de regels gericht op het voorkomen van systeemrisico’s
door zeer grote online platforms en zeer grote online zoekmachines (artikelen 34 en
35 van de DSA). De Europese Commissie is exclusief bevoegd voor het toezicht op en
de handhaving van de verplichtingen die uitsluitend gelden ten aanzien van aanbieders
van zeer grote online platforms en zeer grote online zoekmachines, waaronder de verplichtingen
ten aanzien van systeemrisico’s.
De eerste 19 aangewezen zeer grote online platforms – zoals Facebook, Instagram, TikTok,
X en YouTube – moeten sinds 25 augustus 2023 al aan de DSA voldoen. Sindsdien kan
het strijd met de verordening opleveren als zij niet-optreden tegen desinformatie
die een systeemrisico vormt. De Commissie kan daarop handhaven. Daar is de Nederlandse
uitvoeringswet niet voor nodig.
Vraag 4
Bent u het met de indieners eens dat het een zwaktebod is dat het Nederland niet is
gelukt om de digitaledienstenverordening op tijd als nationale wet in te voeren, ondanks
de regelmaat waarmee het kabinet verwijst naar deze verordening als voorbeeld van
effectieve en noodzakelijke regulering van online diensten?
Antwoord 4
Het is spijtig dat de uitvoeringswet op 17 februari jl. nog niet tot wet verheven
en in werking getreden was en de toezichthouders nog niet bevoegd zijn om toezicht
te houden en te handhaven. Zoals toegelicht in het antwoord op vraag 1, was de uitvoeringstermijn
echter te kort voor een zorgvuldig wetgevingsproces.
Dat de uitvoeringswet er nog niet is, betekent overigens niet dat online tussenhandeldiensten
nu niet gereguleerd zijn. Vanaf 17 februari jl. moeten online diensten die onder de
DSA vallen volledig aan de verplichtingen uit de verordening voldoen. De ACM en de
Autoriteit persoonsgegevens (AP) kunnen, zodra de Uitvoeringswet er is, zo nodig met
terugwerkende kracht optreden tegen aanbieders van tussenhandeldiensten die in Nederland
gevestigd zijn of hier hun wettelijke vertegenwoordiger hebben aangewezen.
Ook wordt er opgemerkt dat een goede uitvoering van een verordening zoals de DSA meer
behelst dan enkel het tot stand brengen van de uitvoeringswet. Zo wordt er sinds de
adoptie van de DSA met onder meer de ACM en AP als beoogd toezichthouders samengewerkt,
bijvoorbeeld om informatie over de DSA onder de aandacht te brengen van de bedrijven
die er straks aan moeten voldoen en van de gebruikers en belanghebbenden die door
de DSA nieuwe rechten krijgen. De ACM is bijvoorbeeld in contact gebracht met partijen
die geïnteresseerd zijn in het verwerven van de status van «trusted flagger» of «erkend
onderzoeker». Verder heeft de Minister van Economische Zaken en Klimaat in 2023 reeds
middelen voor beide toezichthouders beschikbaar gesteld zodat zij zich kunnen voorbereiden
op het moment dat de DSA volledig van toepassing wordt en zij toezicht kunnen gaan
houden. Ook voor 2024 en verder zijn er inmiddels (structurele) middelen beschikbaar
gesteld aan de toezichthouders. Verder heeft de Minister van Economische Zaken en
Klimaat, vooruitlopend op de uitvoeringswet, het Besluit voorlopige aanwijzing ACM
als bevoegde autoriteit en digitaledienstencoördinator digitaledienstenverordening
genomen (zie het antwoord op vraag 1).
Vraag 5
Deelt u de mening dat het herhaaldelijk missen van deadlines voor de invoering van
digitale wetgeving de rol van Nederland als koploper binnen Europa verzwakt?
Antwoord 5
Uiteraard streeft het kabinet ernaar om uitvoeringstermijnen te halen. In de praktijk
blijken de termijnen die hiervoor worden gegeven in Europese regelgeving echter vaak
te krap om nationaal de vereiste formele wet tot stand te brengen.
De uitvoering van wetgeving behelst, zoals in het antwoord op vraag 4 toegelicht,
meer dan enkel het zorgvuldig tot stand brengen van uitvoeringswetgeving. Daar is
veel op bereikt. Daarom denken we dat de beperkte vertraging die Nederland in dit
geval oploopt geen substantieel negatief effect heeft op het vertrouwen in Nederland
als onderdeel van de kopgroep in digitalisering.
Vraag 6
Kunt u toelichten wat de gevolgen zijn van het niet tijdig invoeren van de wet? Kunt
u ook uitleggen waarom het niet is gelukt om de Uitvoeringswet vóór de formele inwerkstelling
op 17 februari 2024 nationaal in te voeren?
Antwoord 6
Dat de Uitvoeringswet nog niet tot wet verheven is, betekent dat de ACM en de AP als
beoogd toezichthouders op dit moment nog geen toezichtsbevoegdheden kunnen inzetten
of handhavend kunnen optreden tegen overtredingen van de DSA door diensten die onder
hun bevoegdheid vallen. De redenen voor het niet tijdig invoeren van de wet zijn beschreven
in de antwoorden op vragen 1, 4, en 5. Zoals toegelicht bij het antwoord op vraag
9, kan de ACM op basis van het aanwijzingsbesluit bepaalde onderdelen van de verordening
wel al uitvoeren.
Vraag 7
Wanneer verwacht u dat de invoeringswet wél is geïmplementeerd? Welke deadlines volgen
er nog voor het invoeren van de digitaledienstenverordening en wat zijn de gevolgen
als we deze missen?
Antwoord 7
Op 7 februari jl. heeft de Raad van State advies uitgebracht over het ontwerpwetsvoorstel.
Dat advies is inmiddels verwerkt en het wetsvoorstel zal na akkoord van de ministerraad
bij uw Kamer worden ingediend. Naar verwachting wordt het wetsvoorstel medio/eind
maart 2024 aan uw Kamer aangeboden. De uiteindelijke datum van inwerkingtreding is
afhankelijk van de behandeling door uw Kamer en de Eerste Kamer.
Er volgen verder geen deadlines meer. De DSA is sinds 17 februari jl. volledig van
toepassing.
Vraag 8
Bent u gezien het verstrijken van de deadline in staat om het zeer recente advies
van de Raad van State (14 februari 2024) op fatsoenlijke manier te verwerken en tevens
genoeg tijd aan de Kamer te laten om de wet goed te controleren en zo nodig te amenderen?6
Antwoord 8
Ja. Het advies van de Raad van State is inmiddels verwerkt en het wetsvoorstel wordt
op korte termijn bij uw Kamer ingediend. Het is daarna vanzelfsprekend aan uw Kamer,
in haar rol als medewetgever, om te bepalen op welke wijze zij het wetsvoorstel wenst
te behandelen. In dit verband hechten we er aan om op te merken dat het wetsvoorstel
zich beperkt tot datgene wat noodzakelijk is voor de uitvoering van de DSA in Nederland.
Daarbij gaat het om de aanwijzing van bevoegde autoriteiten en de digitaledienstencoördinator,
het stellen van regels met betrekking tot hun bevoegdheden en samenwerking en de benodigde
wijzigingen van andere wetten. Het wetsvoorstel zelf bevat geen nadere regels waar
aanbieders van tussenhandeldiensten zich aan moeten houden. Dat zou ook niet mogelijk
zijn omdat de DSA een verordening is, die rechtstreeks werkt en voorziet in maximumharmonisatie.
Vraag 9
Welke bevoegdheid heeft de Autoriteit Consument en Markt (ACM) precies om toezicht
te houden op de digitaledienstenverordening, nu hun taak niet wettelijk is vastgelegd
en zij slechts «beoogd toezichthouder» is?
Antwoord 9
Bij het Besluit voorlopige aanwijzing ACM als bevoegde autoriteit en digitaledienstencoördinator
digitaledienstenverordening is de ACM, vooruitlopend op de verdere totstandkoming
van voornoemde uitvoeringswet, aangewezen als bevoegde autoriteit en als digitaledienstencoördinator.
De aanwijzing stelt de ACM in staat bepaalde onderdelen van de verordening die het
karakter hebben van uitvoeringshandelingen alvast uit te voeren. Een voorbeeld is
het ontvangen van contactgegevens van in Nederland gevestigde wettelijke vertegenwoordigers
van buiten de Unie gevestigde aanbieders van tussenhandeldiensten (artikel 13, vierde
lid, DSA). De ACM zal door de aanwijzing tevens fungeren als aanspreekpunt voor de
digitaledienstencoördinatoren van andere lidstaten en de Europese Commissie in het
kader van de wederzijdse bijstand (artikel 57 DSA) en in die hoedanigheid informatie
kunnen uitwisselen die nodig is voor een goede uitvoering van de verordening. Daarnaast
zal de ACM deel uitmaken van de digitaledienstenraad – de onafhankelijke adviesgroep
van digitaledienstencoördinatoren – en kunnen deelnemen aan de besluitvorming daarin.
De ACM kan op basis van het besluit nog geen uitvoeringstaken uitvoeren die de uitoefening
van openbaar gezag behelzen. Dit betekent dat de ACM nog geen toezichtsbevoegdheden
kan inzetten of handhavend op kan treden. Ook is zij nog niet bevoegd om besluiten
met rechtsgevolgen te nemen, zoals het certificeren van buitengerechtelijke geschilbeslechtingsorganen
of het toekennen van de status van «betrouwbare flagger» of «erkende onderzoeker».
Die taken kan de ACM pas uitvoeren op het moment dat de uitvoeringswet in werking
is getreden.
Zoals toegelicht in het antwoord op vraag 4, beschikt de ACM wel al over financiële
middelen waarmee zij al volop voorbereidingen treft om bovenstaande taken wel uit
te kunnen voeren als de uitvoeringswet eenmaal tot wet verheven is. Zo heeft de ACM
onder meer een meldingenloket ingericht en een leidraad opgesteld over de DSA.7
De reden dat tot dusver steeds is gesproken over «beoogd» toezichthouders, heeft te
maken met het feit dat het ontwerpwetsvoorstel nog niet is aangenomen door de Tweede
en Eerste Kamer. Pas als dat het geval is, is hun aanwijzing definitief.
Vraag 10
Is de ACM in staat om te handelen volgens haar conceptleidraad zonder implementatie
van de Uitvoeringswet?8 Zijn de verplichtingen in deze leidraad afdwingbaar als online platforms deze niet
naleven?
Antwoord 10
De verplichtingen vloeien rechtstreeks voort uit de verordening en tussenhandeldiensten
moeten daar sinds 17 februari jl. volledig aan voldoen. Gebruikers kunnen de rechten
die zij op grond van de DSA hebben jegens online diensten inroepen. De DSA is dus
wel degelijk afdwingbaar. Zoals toegelicht in het antwoord op vraag 9, kan de ACM
op dit moment echter nog niet handhavend optreden. De leidraad gaat in op de zorgvuldigheidsverplichtingen
voor tussenhandeldiensten die zijn neergelegd in de DSA en hoe de ACM die interpreteert.
Zij vormt een hulpbron voor tussenhandeldiensten die uitvoering moeten geven aan de
verplichtingen uit de DSA.
Vraag 11
Hoe vaak heeft u contact met de ACM om vast te leggen wat precies haar bevoegdheden
zijn? Is de Uitvoeringswet hiervoor noodzakelijk?
Antwoord 11
De ACM is intensief betrokken bij de totstandkoming van het ontwerpwetsvoorstel. Ook
heeft zij een Uitvoerbaarheids- en handhaafbaarheidstoets verricht op het ontwerpwetsvoorstel.
De uitvoeringswet is noodzakelijk om de ACM als beoogd toezichthouder te voorzien
van de bevoegdheden die zij op grond van (artikel 50 van) de DSA moet hebben.
Vraag 12
Zijn er andere landen die de wet niet tijdig hebben ingevoerd? Welke landen zijn dit?
Antwoord 12
Ja. De Europese Commissie houdt een website bij met daarop een overzicht van de aangewezen
digitaledienstencoördinatoren.9 Uit dit overzicht blijkt dat België, Estland, Frankrijk, Duitsland, Griekenland,
Letland, Litouwen, Malta, Polen, Slowakije, überhaupt nog geen digitaledienstencoördinator
hebben aangewezen. Een aantal landen heeft, net als Nederland, (voorlopig) een digitaledienstencoördinator
aangewezen, vooruitlopend op uitvoeringswetgeving die nog niet is aangenomen. Voor
hoeveel landen dit geldt is niet bekend.
Vraag 13
Kunt u een overzicht geven van de wetten die betrekking hebben op digitale zaken,
die momenteel niet zijn ingevoerd ondanks de verstreken deadline? Wat zijn de financiële
gevolgen geweest voor het missen van de deadlines?
Antwoord 13
Verordening
Deadline1
Stand van zaken
Gevolgen2
Platform to Business Verordening (P2B) – 2019/1150/EU
Geen, verordening is sinds juli 2020 van toepassing.
Wetsvoorstel om ACM als toezichthouder aan te wijzen is in december 2022 aangeboden
aan uw Kamer.3
De verordening verplicht lidstaten om te voorzien in een adequate en doeltreffende
handhaving van de verordening, maar schrijft niet voor hoe dat vormgegeven moet worden.
Sinds de inwerkingtreding vindt in Nederland privaatrechtelijke handhaving van de
P2B door de rechter plaats. Nadien is ervoor gekozen om ook de ACM te belasten met
de handhaving van de P2B-verordening. Hiertoe is een wetsvoorstel bij uw Kamer ingediend.
De ACM heeft zich al voorbereid op haar toekomstige taak, onder andere door het opstellen
van een leidraad waarmee zij de regels uit de verordening verder verduidelijkt. Zolang
het wetsvoorstel niet is aangenomen en in werking treedt, kan de ACM niet handhavend
optreden. De Europese Commissie is van oordeel dat Nederland had moeten voorzien in
specifieke nationale uitvoeringsbepalingen ter handhaving van de verordening en heeft
Nederland daarom in gebreke gesteld. Het wetsvoorstel neemt de bezwaren van de Commissie
weg.
Data Governance Verordening (DGA) – 2022/868/EU
24 september 2023
Het voorstel uitvoeringswet DGA is in oktober 2023 aangeboden aan uw Kamer.4 De nota n.a.v. het verslag wordt op korte termijn aan uw Kamer verstuurd.
Als onderdeel van de DGA geldt een registratieverplichting voor databemiddelingsdiensten,
data-altruïstische organisaties kunnen zich vrijwillig registreren. Daarnaast kunnen
zij een EU-label aanvragen om het vertrouwen in hun dienst te vergroten. Zo wordt
voor iedereen zichtbaar welke partijen betrouwbaar met data omgaan. Een registratie
of een EU-label aanvraag is pas mogelijk vanaf het moment dat de ACM met de inwerkingtreding
van de uitvoeringswet formeel wordt aangewezen als toezichthouder. Aanbieders kunnen
vanaf nu wel al een pre-notificatie van registratie en EU-label indienen bij de ACM.
Dit zorgt ervoor dat het registratieproces efficiënt doorlopen kan worden zodra de
ACM formeel is aangewezen als toezichthouder. Ook is er nog geen bevoegd orgaan aangewezen
om overheidsorganisaties bij te staan in het kader van het tweede hoofdstuk van de
verordening. Daarnaast kan de ACM nog niet formeel als toezichthouder deelnemen aan
het Europees Comité voor Gegevensinnovatie.
Digitale Markten Verordening (DMA) – 2022/1925/EU
Geen.
Het voorstel uitvoeringswet DMA is in januari 2024 aan uw Kamer aangeboden.5
De Commissie is als enige bevoegd tot handhaving van de DMA. Voor lidstaten is er
geen verplichting om nationale toezichthouders aanvullende onderzoeksbevoegdheden
te geven, maar de verordening biedt wel die mogelijkheid. In het wetsvoorstel wordt
voorgesteld om de ACM deze aanvullende onderzoeksbevoegdheden te geven.
Digitale Diensten Verordening (DSA) – 2022/2065/EU
17 februari 2024
Het voorstel uitvoeringswet wordt binnen enkele weken aangeboden aan uw Kamer.
Zie het antwoord op vraag 6.
X Noot
1
Die de verordening stelt voor de uitvoeringswetgeving.
X Noot
2
Er zijn vooralsnog geen financiele gevolgen voorzien.
X Noot
3
Kamerstuk 36285.
X Noot
4
Kamerstuk 36451.
X Noot
5
Kamerstuk 36495.
Vraag 14
Hoe gaat u ervoor zorgen dat digitale wetgeving voortaan tijdig en degelijk wordt
ingevoerd, zodat de Kamer deze ook grondig kan behandelen en tijd heeft om deze nog
te amenderen?
Antwoord 14
Vanzelfsprekend streeft het kabinet altijd naar tijdige implementatie of uitvoering
van Europese (digitale) wetgeving. Dat lukt echter alleen met een realistische implementatie-
of uitvoeringstermijn die ruimte laat voor de vereiste nationale afstemming en wetgevingsprocedures
van alle lidstaten. Daar maakt het kabinet zich hard voor tijdens het Europese wetgevingsproces
en dat zal zij ook in de toekomst blijven doen. Die pogingen zijn soms succesvol en
soms niet.
Dat één of meerdere implementatie/uitvoeringswetten op of na de betreffende termijn
bij de Kamer worden ingediend, doet overigens niet af aan de rol en bevoegdheden van
de Kamer als medewetgever.
Vraag 15
Bent u het met de indieners eens dat het niet op tijd voorleggen van wetgeving de
controlerende en medewetgevende taak van de Kamer verslechtert?
Antwoord 15
Het aan de Kamer voorleggen van wetsvoorstellen na het verstrijken van de uitvoerings-
of implementatietermijn neemt naar de mening van het kabinet niet weg dat de Kamer
haar controlerende en medewetgevende taak voldoende kan verrichten. Ten overvloede
zij opgemerkt dat de Kamer ook tijdens de onderhandelingen over de DSA is geïnformeerd.
Vraag 16
Deelt u de mening dat regulering van het digitale domein noodzakelijk is en we hier
in het verleden te veel steken hebben laten vallen?
Antwoord 16
Regulering van het digitale domein is inderdaad wenselijk en het kabinet heeft zich
daarom ook proactief opgesteld bij de totstandkoming van diverse wetgeving in het
digitale domein op Europees niveau.
Vraag 17
Kunt u deze vragen zo spoedig mogelijk en apart van elkaar beantwoorden?
Antwoord 17
Ja.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.A.M. Adriaansens, minister van Economische Zaken en Klimaat -
Mede ondertekenaar
A.C. van Huffelen, staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.